Deltawerken: het antwoord op een overstromingsramp „De ramp" voor velen nog harde werkelijkheid Twintig jaar na de stormvloed van 1 februari 1953 NEDERLANDS DAGBLAD DONDERDAG 1 FEBRUARI 1973 De nacht van 31 januari op 1 februari 1953 zal een ieder, die destijds de leeftijd had, krachten in de natuur te onderschei den, niet gauw vergeten. Zelden ging het zo te keer. In menig huis begonnen 's nachts lampen te branden en diverse ouders haalden hun kinderen uit bed. En dan spreken we nog niet eens over Zeeland. Want al die mensen die door de storm wakker geworden waren, onrustig in hun bed lagen, danwel met hun gezin in de huiskamer zaten, wisten niet dat tezelfdertijd de storm de dijken van Zeeland stuk ranselde, terwijl het water alles vernietigend doorbrak. We hoeven hierover niet veel te schrijven. Het verhaal van Wul faart. Sabbinge mag een illustratie uit de praktijk zijn. Wij willen hier slechts de balans opmaken van de ramp, waardoor we tot het eigenlijke onderwerp komen, de Deltawerken, het project, dat nu voor een belangrijk deel voltooid is. Eerst die droeve balans: 1835 mensen vonden de dood, 150.000 hectare land werd overspoeld. Al leen in Zeeland werd 48 kilometer dijk weggeslagen. Zestigduizend mensen werden geëvacueerd, 20.000 koeien en 1750 paarden kwa men om in het water. Met man en macht ging men aan het werk om de schade aan de dijken zo snel mogelijk te herstel len. Hierbij werd intensief gebruik gemaakt van caissons. Het laatste nodig o mprovisorisch te herstel len wat in enkele uren werd weg geslagen. Die negen maanden gat werd gedicht op 6 november, 23.56 uur in aanwezigheid van de Koningin. Ruim negen maanden waren in feite een pover vegin vergeleken bij de werkzaamheden n.a.v. de Deltawet, een wet, opge steld en verdedigd in 1958 door de toenmalige minister van Verkeer en Waterstaat mr. J. Algera. Deze wet vond zijn oorsprong in de watersnoodramp. Dit enorme pro ject dat Zeeland moet beschermen is een heel eind opgeschoten. Niet temin zal het zo zijn, dat er zeker nog vijf jaar nodig is om het af te ronden. Dat betekent totaal 20 jaar werken om te voorkomen dat nog eens in een paar uur een dergelijke ramp zal plaats vin- len. 9e wet De wet van 1958 stelt het volgen de: Ter beveiliging van het land te gen hoge stormvloeden worden werken uitgevoerd: lal tot afsluiting van de zeear men tussen de Westerschelde en de Rotterdamse Waterweg door Waterkeringen, lopende van Wal cheren naar Noord-Beveland, van Noord-Beveland naar Schouwen, van Schouwen naar Goeree-Over- Consequenties Wanneer men niet op de hoogte is met alle consequenties, die een rol spelen bij het indammen van een gebied als Zeeland, zal men geneigd zijn te zeggen dat een paar fors beniïien dijken, die de eilanden, verbinden wel afdoende zijn. Men dient zich echter te realiseren dat de zaken wel iets gecompliceerder liggen. Immers, het Zeeuwse water kwam niet al leen uit zee, maar ook uit de Hollands Diep. Het verdeelde zich Ondergelopen dorp Krabbendijke met spoorlijn Roosendaal-Vlissin- gen op Zuid-Beveland Foto Koninklijke Luchtmacht. tussen de eilanden en kon op drie plaatsen in zee terecht komen, na melijk het Haringvliet, het Brou- wershavense Gat en de Ooster- schelde. Er moesten derhalve de nodige maatregelen getroffen wor den om dat water te kunnen spui en, anders zou de waterstand bin nen het dammengebied aanzienlijk stijgen. Zodoende moest men in eerste instantie aandacht schenken aan de inlaatwateren, gevoed door het Hollands Diep. Daarom moesten er ©ok dammen komen in het „achterland" van Zeeland, voorzien van sluizen, om indien nodig de waterhuishouding te kunnen beïn vloeden, zogenaamde slaapdam- men, vanwege hun secundaire functie. Daar kwam nog een factor bij en wel het opdringende zoute wa ter in de Nieuwe Waterweg. De vervolg zie pag. 7 flakkee, van Overflakkee naar Voorne; b) tot afsluiting van met bedoel de zeearmen in open verbinding staande wateren, voor zover nood zakelijk of wenselijk in verband met de werken, bedoeld onder a), a) de zee tussen de Belgische grens bij het Zwin en de Wester schelde. b) de Westerschelde van de zee tot de Belgische grens; c) de kust tussen de Wester schelde en de Rotterdamse Water weg, zeewaarts van de werken, bedoeld onder Ia); d) de Rotterdamse Waterweg en daarmee in open verbinding staan de wateren: e) het overige deel van de kust met inbegrip van de Waddeneilan den. Later werd ook de indijking van de Lauwerszee aan de wet toege voegd. Bedoelde de Delta niet meer te zijn dan een aanduiding voor de Zeeuwsche wateren, de wet werd ruimer dan de naamge ving, zoals blijkt. Een teer punt, dat het eerste werd aangepakt was de storm vloedkering in de Hollandse IJssel. Hier lagen dijken, die nog maar net bestand waren gebleken tegen het watergeweld. Zouden deze bij een volgende stormvloed het bege ven, dan lag voor de hand dat ook een belangrijk deel van Zuid-Hol land onder water zou lopen. Deze eerste aanzet was echter maar een betrekkelijk klein begin vergele ken met het afsluiten van de zee armen, wat de nodige consequen ties zou hebben zowel voor het karakter van deze zo moois pro vincie, maar tevens voor een deel van de beroepsbevolking, niet na me de scheepswerven en s'operij- en. Hoewel de Deltawet in 1958 van kracht werd, had men voor die tijd niet stilgezeten. In 1953 was reeds een delta-commissie ge vormd. Vanzelfsprekend konden noodzakelijke verbeteringen niet wachten op een totaal reconstruc tieplan van de Delta. Dat wil niet zeggen dat het werk dat aangevat werd strijdig zou zijn met het plan. Het ging uitsluitend om be staande situaties die gevaar zou den kunnen opleveren. Zo kwam de beweegbare stormvloedkering bij Krimpen aan de IJssel al ge reed in het jaar van de Deltawet, 1958. In 1954 was men er reeds mee begonnen. Vanuit diezelfde noodzaak werden de genoemde dij ken van de Hollandse IJssel onder handen genomen. Daarnaast werd continu gewerkt aan het helen van de bressen. De afsluitingen In 1958 werden dus in feite de grote werken onder handen geno men. Deze betroffen de afsluiting van de diverse zee-armen. Zeeland werd langzaamaan „monddood" gemaakt. Het zou niet langer meer fungeren als getijdegebied, uitge zonderd de Westerschelde, die van essentieel belang was voor Vlissin- gen en met name Antwerpen. Dat is niet een vrijblijvende aangele genheid. Met het leggen van dam men alleen komt men er niet. Er zitten vele aspecten aan vast, waaraan ook diverse ministeries te pas komen. Milieu en recreatie, alsmede sectoren in het bedrijfsle ven scheepswerven, mosselkwe kers, vissers) kwamen in een ver anderende situatie terecht. Het DE UITVOERING VAN HET DELTAPLAN zoute water werd o.a. zoet. Een aardige bijkomstigheid van het „monddood" maken was, dat de archeologen in het stilgeworden water van de Oosterschelde de grootste ontdekking van de eeuw in Nederland deden. Dit betrof de ontdekking van de uitgebreide Ne- halennia-cultus. Beelden en votief- altaren kwamen bij tientallen uit het water. Maar van de bijkom stigheden naar het grote werk. ningen krijgen een sinistere klank. Enorme tragedies spelen zich af. Mensen zien familiele den voor hun ogen verdrin ken. Iemand die nog gauw iets van de zolder gaat halen wordt gered, zijn vluchtende familieleden buiten worden door het water verrast. BEZITTINGEN waarvoor men in voorafgaande magere jaren heeft gezwoegd en ge slaafd worden in één klap weggevaagd. Groteske en tra- gisch-komische dingen gebeu ren. Mensen rijden met mo torfietsen en auto's een race door de polder voor het ach tervolgende water. Bijna allen verliezen. Een boer die zijn koeien nog tracht te ïedden wordt plotseling door een vloedgolf overspoeld. Hij tast in het wilde weg rond en grijpt de staart van een rund. Hij overleeft het omdat het dier na een wanhopige zwem partij een binnendijk bereikt. Zo zijn er honderden verhalen te vertellen. Alle geven een beeld van de verrassing, de plotselinge verlatenheid, het alleen staan tegenover de woe dende elementen. VOOR Vuui mensen leek die morgen, waarop zij in sommige gevallen werden ge wekt door het over de zolder klotsende water of het einde van de wereld was aangebro ken. Moeizaam komt het red dingswerk op gang op die sombere zondagmorgen van de eerste februari. Men weet niet wat te doen. Verwarring alom. Mensen zitten overal op da ken en zolders, terwijl som mige van de huizen op het punt staan het te begeven Dan beginnen vissers uit omringende plaatsen die niet zijn getroffen, uit te varen. Het leger en het Rode Kruis komen in aktie. HOEVELEN DANKEN niet hun leven aan die eerste vis- serskotter die door het stroomgat in de zeedijk de polder binnenvoer of aan de bezitter van een simpele roei boot. Onbekende heldendaden en werken van barmhartigheid vinden plaats. De stroom van hulp neemt toe en groeit uit tot een ge weldige hulpaktie. Lit binnen- en buitenland komen gelden en goederen. Nog zal een ieder die de watersnood aan den lijve heeft ondervonden hier over lof te spreken. Het werk aan de dijken wordt korte tijd daarna ter hand genomen en in het na jaar van 1953 wordt de laatste dijkdoorbraak, het beruchte gat van Ouwerkerk, gedicht. De herbouw kan beginnen, er kan worden schoongemaakt, opnieuw worden geploegd en geplant. HET LIJKT na al die jaren wat vervaagd, maar het was in die tijd voor allen' die het meemaakten een enorm ge beuren. Als schrijver dezes nu door zijn geboortedorp loopt lijkt het onwezenlijk dat daar in februari en maart 1953 mo torboten en duck's voeren. Nu staan er weer frisgeschilderde huizen en bloeien er in het voorjaar de heesters. Het lijkt een droom dat over de spoordijk langs het dorp toen een kleine, met grote moeite uit Goes gehaalde, lokomotief reed met. open wagens waar op vrouwen en kinderen on der dekens zaten. Dat naast de rails over een smal pad geredde varkens en koeien werden voortgedreven. Rond Duïzenden kadavers moesten mor den opgeruimd (Van onze correspondent) VANDAAG zullen op ver schillende plaatsen in Zeeland, Zuid-Holland en West-Brabant kerkdiensten en herdenkings bijeenkomsten worden gehou den. Die dag is het twintig jaar geleden dat een watersnood ramp zuid-west Nederland trof. Voor de jonge generatie is dit na de 2e wereldoorlog voor ons land wel meest in grijpende gebeuren al weer geschiedenis geworden. Voor vele ouderen is het een ver bleekte herinnering van het geven van kleren en geld of het in sommige gevallen in huis opnemen van uit de on dergelopen gebieden geëvacu eerde mensen. HET IS DAAROM wellicht goed om nog eens kort aan die periode te herinneren, zo wel voor hen die het mee maakten als voor hen die het van lezen of horen zeggen we ten. HET IS NATUURLIJK geschie denis en elk stukje geschiede nis, ook al gaat 't zoals ook in "dit geval niet om een staat kundig gebeuren, is eigenlijk belangrijk. Wie niet van de geschiedenis wil kennisnemen, van wat is en opnieuw kan gebeuren, loopt gevaar. Ge vaar om ingekapseld te wor den in het leven van elke dag. In het werk, het huisgezin en de beelden van veraf op de televisie. Deze geschiedenis geeft, evenals die van vele andere natuurrampen, een beeld van wat er gebeurt als de natuur 'een paar graden gaat afwij ken van haar door ons men sen verstandelijk beredeneer de koers. Geeft weer, wat de mens overkomt wanneer de Beheerser van alle dingen op Zijn manier laat zien wat voor nietig stofje we in zijn hand zijn. Bij hen staat die rampnacht nog scherp in hun geneugen gegrift. In die nacht verzwolg de zee namelijk hun familiele den en vrienden of beleefden zij dingen die een mens niet meer vergeet, maar die hem tot zijn dood bijblijven. Achttienhonderdvijfen dertig mensen kwamen om. Honderddertigduizend hecta re land werd overspoeld. Zes tienhonderd stuks vee ver dronken. Niemand verwachtte eigen lijk zoiets in die nacht van 31 januari op 1 februari 1953. Het waaide wel hard met zeer hevige windstoten uit het zuid-westen en het was springtij, maar het waaide wel meer hard en het was al zo dikwijls springtij ge weest. Op schcfol hadden we na tuurlijk geleerd over de St. Elisabethsvloed en de St.. Fe- lixvloed, maar dat was al zo lang geleden gebeurd Zoiets kwam nu toch niet meer voor. Nu hadden we toen veel bete re zeeweringen. Waren wij Hollanders niet bekend als de beste dijkenbouwers van de wereld? DE ZEEDIJK, de dijk langs de Schelde, de Grevclingen of het Haringvliet, vormde een gegeven grootheid. Wie kwam er nu op de gedachte c;at die dijk overspoeld kon worden. Toen begonnen opeens aarze lend waarschuwingen binnen te komen. Van dijkgraven en burgemeester, van polderjon gens en lichtwachters. Het moest eb zijn en het water stond al net zo hoog als anders bij een flinke vloed en het begon al weer te wassen. TOEN^OPEENS in de vroe ge morgenuren gebeurde het. Het water begon over de dijk te lopen. Niet in enorme hoe veelheden, maar genoeg om de dijk aan de binnenkant on voorstelbaar vlug uit te schu ren. Onherroepelijk bezweek het dijklichaam daarna onder de druk van de miljoenen ton nen water aan de Duitenkant. Een muur van water stroom de de polders binnen. Soms ineens door de dijk rmdden in een dorp. Een muur van wa ter met een razende snel heid. De gevolgen zijn meesohrij: felijk. Namen als Ouwer- en Nieu- werkerk, Stavenisse en Krui- HET IS SLECHTS een kor te impressie, misschien te dramatisch of te symplistisch, maar daar is het dan rok een schets voor. Mag „de ramp", zoals in Zeeland nog altijd wordt ge zegd, voor velen verleden tijd zijn geworden, voor een groot aantal mensen is zij nog steeds harde werkelijkheid. Met bootjes werden de bewoners gered om de spoordijk een onafzien bare waterzee met hier en daar een dak of 'n boomkruin. NU STAAN ER langs die spoorbaan, waarover in de zo mer een toeristentreintje tuft, weer volwassen boomgaarden. De graven van de slachtoffers worden door grote bomen ge flankeerd en zijn op de be graafplaatsen kuriositeiten voor vreemde bezoekers ge worden. Kijk, zegt men, slacht offers van de watersnood. De dijken zijn hersteld en verhoogd, het deltaplan is vol op in uitvoering. Dat nooit meer zegt men. Soms wel eens op een toon of men wil zeggen: „Dat ge beurt ons geen tweede keer, nu hebben we de zaak onder kontrole". Maar soms komt het toch nog terug. Ik geloof niet op een herdenkingsbij eenkomst, hoe goed en zinvol die ook mag zijn. HET KOMT TERUG als het hard waait vanuit het zuid westen. Als je 's morgens wakker wordt doordat de storm aan de ramen rukt. Dan lijkt het soms of je in dat eerste moment tussen wa ken en dromen een klok hoort luiden en er het onheilspellen de geluid is van water dat door de straat ruist. Misschien is het wel goed dat die herinnering er blijft voor mensen die het. hebben meegemaakt. Het is een herin nering die een waarschuwing is tegen hoogmoed, maar tege lijk een bemoediging mag zijn. De bemoediging en troost dat Hij die het al re geert. alle ding in Zijn hand houdt. Hoe passend vermeldt in dit verband het programma voor de herdenkingsbijeen komst te Kruiningen als slot lied het twaalfde vers van het Wilhelmus. Zo het de wil des Heren op dien tijd had geweest had ik geern willen keren van u dit zwaar tempeest Maar de Heer van hierbo- ven die alle dingen regeert dien men altijd moet lo ven en heeft het niet begeerd Yerseke, 1 februari 1973

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 1973 | | pagina 1