HET VADERLAND
WEEKJOURNAAL
Tien jaar geleden: de ramp
ZATERDAG 26 JANUARI 1963
T^ISNENDERTIG januari-één fe-
bruari 1953. Het is nacht over
Nederland, miljoenen mensen sla
pen. Maar in het zuidwesten zijn er
duizenden die dat niet meer kunnen,
die wakker worden in een gierende
noordwester storm en opgezwiept
water van overal. Voor tientallen,
honderden is dit voor het laatst
zij verdrinkeu. Zij zijn de eerste
slachtoffers van een ramp, maar nie
mand weet dat nog.
Het wordt dag, zondag 1 februari.
De radio staat aan, ongekende be
richten dringen kil tot nietsvermoe
dend Nederland door, verspreiden
zich tot ver over de grenzen. Ver
warring. In de loop van de dag en de
etmalen die er op volgen, wordt het
duidelijk: Nederland is getroffen
door een van de zwaarste natuur
rampen uit zijn geschiedenis. Ver
bijstering. Het aantal doden stijgt,
ongeveer 72.000 mensen moeten
evacueren, tienduizenden stuks vee
verdrinken, bijna 200.000 ha. land
raakt geïnundeerd, 47.000 hui
zen, boerderijen, scholen en ker
ken worden beschadigd, waarvan
9000 onherstelbaai\ over een lengte
van bijna 500 km worden dijken be
schadigd en doorbroken, de totale
schade bedraagt ruim anderhalf mil
jard gulden. Zeeland wordt het
zwaarst ^getroffen met 873 doden (op
Schouwen-Duiveland alleen al 525);
in Zuid-Holland komen 686 mensen
om (van wie 481 op Goeree-Over-
fïakkee), in Noordbrabant 254 en in
de rest van het land 22.
Het zijn cijfers die rouw over Neder
land brengen. Zondag 8 februari 1953
is het nationale gedenkdag. De Vlag
gen hangen halfstok, de Koningin
spreekt voor de radio. De Koningin
ziet men veel in deze dagen in het
rampgebied, evenals wijlen koningin
Wilhelmina en prins Bernhard. Zij' zijn
er temidden van de naamloze legers
mensen die hélpen mensen uit Ne
derland en ver daarbuiten. Een storm
vloed trof Nederland, ten zuiden ervan
ook België, ten westen Engeland.
Maar in Nederland is de schade het
grootst, de omvang het klemmendst,
het 'leed het indringendst. Een klein
land „below sealevel" het land dat
„God niet schiep maar de Hollanders
zelf' zoals de Fransen zeggen
wordt dagenlang frontpagina nieuws
in een wereld, die bijna zeven jaar
daarvoor aan het herstel van de vrede
begon. Onvoorstelbaar groot is de
schade, onvoorstelbaar is ook ineens
de hulp, die massale hulp van allerlei
kanten, in allerlei vormen.
THEN JAAR GELEDEN is dit nu,
tien jaar van herstel, wederop
bouw, nieuw leven. De sporen van de
ramp zijn nagenoeg uitgewist, land
dat reddeloos verloren scheen, is weer
vruchtbaar geworden. Maar er zijn
stukken land bij die onherstelbaar
werden verwoest en veel dat er vóór
de rampnacht was, is nooit meer te
ruggekomen. Het heeft een ander ge
zicht gekregen, aangepast aan een
nieuwe tijd. En de mensen die er
weer wonen: zij zijn tien jaar ouder
geworden, maar weten nog dagelijks,
dat die en die er niet meer is. Die
kwamen om in een stormvloed, die
ineens g e b eu r d e.
Hoe kon dat en waarom, wat ging
er aan vooraf en wat volgde er op?
Waarom mag Nederland op dit ogen
blik, terugblikkend over tien jaar, be
halve gedachten aan onherstelbaar
leed ook gevoelens hebben van dank
baarheid en trots?
Voor de
ramp
r\IT GEBEURDE er in de week
die aan de ramp voorafging:
boven de Atlantische Oceaan bewegen
zich verscheidene depressies in snel
tempo in oostelijke richting. Langs
een warmtefront ten westen van Ier
land ontwikkelt zich een storing die
geleidelijk in betekenis toeneemt, zich
in noordelijke richting beweegt en zich
verenigt met een ten zuiden van IJs
land gelegen oud lagedrukgebied. De
depressie diept zich vrij snel uit, langs
de westzijde ervan stroomt koude
lucht van polaire oorsprong naar het
zuiden. Zaterdag 31 januari 1.00 uur:
zowel de zich steeds verder uitdiepen
de depressie als hét hogedrukgebied
hebben zich in oostelijke richting ver
plaatst. De depressie bevindt zich ten
noorden van Schotland, de nabijheid
van het hogedrukgebied doet de lucht
drukgradiënt toenemen.Het stormveld
de westkant van de depressie
neemt hierdoor in betekenis en om
vang toe en ontwikkelt zich tot een
orkaan met gemiddelde windsnel
heden van rond 110 km per uur. Het
koufront nadert ons land en veroor
zaakt guur en buiig weer, de storing
buigt zich af in zuidoostelijke richting
het stormveld kan zich over de ge
hele Noordzee uitbreiden. Zaterdag
31 januari 13.00 uur: de situatie heeft
zich verder toegespitst. Boven Schot
land woedt een orkaan met windsnel
heden van gemiddeld 125 km per uur;
er komen windstoten van 180 km per
uur in voor. Boven Schotland is de
windrichting noordelijk, bij onze kust
noordwestelijk. Tegen zaterdagavond
bereikt de orkaan de Nederlandse
kust. Op zondag 1 februari 1.00 uur
is de storm voor ons land op zijn
hevigst. Voor het zuidelijk gedeelte
van het stormveld op de Noordzee is
de windsnelheid gemiddeld 110 km per
uur. Grote watermassa's worden de
Noordzee ingejaagd en daar' opge
stuwd; het Nauw van Calais is te
(Foto Bd. van Wijk en TucJvtfoto ANP)
nauw om voor een voldoend snelle af
stroming te zorgen.
en ti
TjIT GEBEURDE er tijdens
ramp: de stormvloed bespringt
de Nederlandse kust. Alle bekende
records van stormvloedhoogten wor
den gebroken. De stormvloed bereikt
standen die 50 a 70 cm hoger zijn dan
sinds 1825 geregistreerd, het jaar tot
waar het waarnemingsmateriaal
ruggaat. Uitzonderlijk zwaar is
storm niet; alleen in deze eeuw 1
men al zestien stormen voor die even
zwaar of zwaarder waren, maar die,
behalve in 1916, toch geen ramp
oorzaakten.
De rampzalige gevolgen van deze
storm zijn te wijten aan de onge
woon lange duur ervan en de lang
zame verplaatsing van het storm
veld: sinds 1898 zijn er in Den Hel
der geen stormen meer voorgeko
men, waarbij de uurgemiddelden
van de windsnelheden langer dan
twaalf uur boven de 20 meter per
seconde bleven. Bij deze storm wor
den de uurgemiddelden van de wind
snelheden van 20 meter per secon
den gedurende 23 uur overschreden.
Het grootste stormeffect ontstaat
voor het zuid-westen, omdat de storm
daar enkele uren voor hoog water op-
treëdt. In het noorden geschiedt dit
omstreeks laag water; daar zijn de
gevolgen dan ook minder ernstig.
De storm valt samen met springtij,
maar het is geen bijzonder hoog
springtij en daarom niet van doorslag
gevende betekenis voor de omvang
van de ramp. Was de storm twee
weken eerder gekomen, dan zou
waterstand nog aanzienlijk hoger zijn
geweest. De storm valt ook in een
periode van lage Rijnafvoer. Een gun
stige factor, want wa? deze hoger ge
weest, dan had dit voor de Zuidhol
landse wateren hogere standen tenge
volge gehad. Was de maximale
waaiing van het water enkele
later opgetreden, dus op het tijdstip
van hoog water, dan had dit even
eens tot ongunstiger standen geleid.
Ook het. feit, dat de maan in het apo-
geum (het verst van de aarde ver
wijderd) staat, is een gunstige om
standigheid.
Aan de zuidkant, van de Zeeuwse
en Zuidhollandse eilanden ontstaan de
meeste dijkdoorbraken. De dijken
langs de noordzijde zijn. hoger met
het oog op de golfoploóp bij noord-
westerstorm; deze houden het over
het algeméén wel, zij het dat zé zwaar
worden beschadigd.
In twee achtereenvolgende vloe
den, zaterdagnacht en zondagmid
dag loopt de waterstand echter zo
hoog op, dat de lagere dijken aan
de zuidkant overlopen. De onver
dedigde binnenbelopen begeven liet-
de dijken slaan van binnenuit weg
Over honderden kilometers raken
de dijken licht tot zeer z;waar bescha
digd, op 67 plaatsen ontstaan stroom-
gaten waar eb en vloed vrij spel heb
ben, in de rampnacht, gedurende de
zondag die er op volgt en dan nog in
de eerste, chaotische week. Sommige
gebieden lijken reddeloos verloren,
voor altijd
Ara de
amp
pN DIT GEBEURDE na de ramp:
de chaos maakt plaats voor
organisatie, de verbijstering voor ver
beten werken aan'het herstel. En ter
wijl legers en vloten van mensen en
materiaal zuidwest Nederland zo snel
mogelijk uit het verwoestende water
trachten op te heffen, vindt op hoog
niveau bezinning plaats: de dijken
waren over het algemeen in goed on
derhouden staat maar te la a g om
een stormvloed als deze te keren. Er
moet iets gebeuren, meteen. Niemand
denkt meer aan geld. want het is er.
overal.
Er was al wat gebeurd in de jaren
vóór de rampnacht van 1953. Studies
waren gemaakt of aan de gang over
de mogelijke afsluiting van de zuide
lijke zeegaten, verschillende plannen
ontstonden, tekeningen lagen klaar.
Maar in de jaren tijdens en na de
tweede wereldoorlog kon van uitvoe
ring van grote objecten geen sprake
Dacht men. -De Zuiderzeewerken
had men immers al onder handen
men achtte het niet mogelijk twéé
van dergelijke werken tegelijk uit te
voeren. Een ldein land als Nederland,
de oorlog net te boven, zou dat niet
kunnen dragen.
Men achtte nog meer niet voor mo
gelijk, althans niet „zo spoedig". Om
streeks 1939 maakte men een prog
nose: men berekende, dat het moge
lijk moest woi'den geacht, dat gemid
deld eenmaal in de drie eeuwen voor
de kust bij Hoek van Holland een wa
terstand zou kunnen optreden van
4,00 meter plus N.A.P., dat is 70 cm
hoger dan de hoogste stand, die daar
toen bekend was.
Dertien jaar later was deze super
vloed met de theoretische kans
van eenmaal in de driehonderd jaar
al bijna bereikt, want in de ramp
nacht van 1953 steeg het water bij
Hoek van Holland tot 3,85 meter
plus N.A.P. (En daarbij moet men
dan nog bedenken dat het geen bij
zonder hoog springtij was).
Deltacommissie
Nu' is „alles mogelijk"' geworden
De minister van verkeer en water
staat, mr. J. Algera, installeert op
21 februari 1953 in de Statenzaal van
het Binnenhof een „commissie van
advies inzake de beantwoording van
de vraag welke waterstaatstechnische
voorzieningen dienen te worden ge
troffen met betrekking tot de door de
stormvloed van 1 februari 1953 ge
teisterde gebieden, waarbij in het on
derzoek -ware te betrekkende vraag of
'n afsluiting var- de zeearmen zulk een
voorziening behoort te vormen". Deze
commissie heet Deltacommissie en
staat onder voorzitterschap van ir.
A. G. Maris, directeur-generaal van
de Rijkswaterstaat. Binnen een jaar
lopige rapporten uit; zij zulk
tot de uitvoering van het
plan. In dit jaar
gedicht, de dijken zo goed als moge
lijk hersteld. In de nacht van 6 op 7
november 1953, negen maanden na de
ramp, slaagt men erin het laatste
dijkgat dat bij Ouwerkenk
Schouwen-Duiveland met caissons
te beteugelen. Het land kan droogval-
kust te beveiligen tegen een denk
beeldige waterstand van 5,00 meter
plus N.A.P. te Hoek van Holland.
De frequentie dat dit zal voor
komen, is gemiddeld eenmaal in
de 10.000 jaar. Met uitzondering van
de Nieuwe Waterweg en de Wester-
schelde zullen de zeearmen in het
(Zie verder volgende pagina,
zevende kolom)