Oudedags- zorg schieten vér te kort NIET ALLE BOM (Slot) Egels en mollen Werken na 65 Wachten op hulp.. Achterlijkvoorlijk Bedden, bedden, bedden Bang voor straks Zij hielpen, nu wij... DE ONWILLIGE KACHEL BUITEN DE DEUR Geheel Ineengerold, de ste kels opgezet, liggen de egels in een holletje onder een dikke laag ruigte en dorre bla deren. Hun ademhaling is heel langzaam en onregelmatig ge worden, hun lichaamstempe ratuur sterk gedaald. Ze zijn vrijwel verstijfd, maar niet van de kou. De egels doen wat menig mens In deze tijd ook wel zou willen: ze brengen de winter in diepe slaap door. Terwijl al onze egels slie pen, heeft minister Marljnen gezegd dat egelvlees geen deli catesse is. Hij gelooft niet dat we egels voor de pot zullen gaan vangen als straks de mol len-, egels- en kikvorsenwet van 15 december 1917 is inge trokken. Voor zover hij weet, lijn er wel gedurende de Eer ste Wereldoorlog wegens de vleesschaarste egels gegeten, maar daarna niet meer. En de zigeuners dan? Bij de zigeuners geldt egelvlees wel degeiyk als een lekkernfj. Ze bakken het dier in een laag klei, dat schijnt de manier te rijn om de stekelhuid gemak kelijk te kunnen verwijderen sis de bout gaar is. Maar goed, de zigeuners hebben zich ver moedelijk nooit iets aange trokken van de mollen-, egels- en kikvorsenwet, waarvan ar tikel 1 luidt: 'Het is verboden op gronden bij anderen in gebruik mollen of egels te doden, tenzij met schriftelijke toestemming van de commissaris der Koningin en met schriftelijke toestem ming van de gebruiker dier gronden. Het is niet van toe passing op personen behoren de tot het gezin van de ge bruiker dier gronden.' Wat de intrekking van deze wet betreft, kunnen de egels rustig blijven slapen. Een veel groter gevaar zal onze 'stiekel- varkens' (stiekelbaerchen, legelzwienen) weer bedreigen als ze In maart wakker wor den en aan de wandel gaan. Onder geen enkele andere zoogdiersoort maakt het snel verkeer zoveel slachtoffers. Egels haasten zich niet by het oversteken van een weg en ze trekken gjch van naderende auto's niets aan. Uitsterven zullen re voorlopig niet, maar geleidelijk minder talrijk wor den ze naar alle waarschijn lijkheid wel. Jammer, want ze zijn aardige dieren. Ook als men ze alleen naar nut en schade wil beoordelen, komen ze er nog betrekkelijk goed af. Ze eten veel insekten, irsekte- larven en slakken. Daar staat tegenover d3t ze wel eens een iong haasje pakken of een pa- trljzenest plunderen. Minister Marijnen heeft zich ook over de mollen uitgelaten. De mollen zijn een plaag voor de landbouw geworden, zegt hij. Mollen kunnen plaatselijk Inderdaad erg schadelijk zijn, zelfs in stadstuintjes, maar ze gelden als nuttig op weinig bewerkte gïond. waarvan ze de structuur door hun wroeten en woelen kunnen verbeteren. Bovendien eten ze behalve wormen (wormen zijn nuttig) toch ook veel veenmollen, en gerlingen, rïtnaalden, aard- rupsen en emelten, allemaal schadelijk gedierte. Mollen houden geen winter slaap. Ze beschermen zich tegen de vorst door onder een grote molshoop een winternest te maken van bladeren, mos, grassprieten en plantewortels. Die "burcht' is het middelpunt van een uitgebreid gangenstel sel. Ze houden er vaak een wintervoorraad op na van wor men die gedeeltelijk verlamd zijn door beten en niet meer wegkruipen, maar tot knoedels verstrengeld blijven liggen. De vorige week is een nog levende mol in de sneeuw op een Rotterdams plein gevon den. Dat dier was vermoedelijk door zijn wintervoorraad heen. Dierenbeschermers hebben ge probeerd hem stukjes rauw vlees te voeren, maar dat lukte niet meer. Van mollen wordt beweerd dat ze maar heel kort zonder voedsel in leven kun nen blijven, soms niet langer dan twaalf uur. B. B. HIER EN DAAR is de vraag al eens aarzelend opge worpen: Kunnen wij de pensioengerechtigde leeftijd blijven handhaven op 65 jaar? (De vraag of er dan sprake is van pensioen en of dat pensioen iets voor stelt, terzijde gelaten). DAT DE VRAAG gesteld wordt, is niet onbegrijpe lijk. Ome samenleving vergrijst zeer snel. Nu zijn er 13 bejaarden op elke honderd mensen in wat we ''hate lijk woord) de produktieve leeftijd noemen; in 1980 tullen er 24 bejaarden zijn op elke honderd 'produk- Ueven: DAT DEZE vergrijzing grote economische problemen meebrengt, is zonder meer duidelijk. Moeten we dan maar de leeftijdsgrens verhogen? Zij, die daarvoor pleiten, zijn mensen die zelf werk hebben waaraan ze gehecht zijn en dat ze met tegenzin opgeven. IN ARBEIDERSKRINGEN is men veelal niet to geestdriftig voor de gedachte, later met pensioen (vaak AOW) te gaan. Begrijpelijk, want daar liggen de banen waar zo iets als roeping aan te pas komt, niet voor het opscheppen en ze werken al vijftig jaar of langer. Lo gisch, dat je het dan welletjes vindt. DE MOGELIJKHEID om langer door te werken op basis van vrijwilligheid openstellenOok daar zitten bezwaren aan. Mensen die na hun 65ste weinig hébben om van te leven, zullen die mogelijkheid nemen, ook als ze er lichamelijk en geestelijk niet fit genoeg meer voor zijn. En werkgevers zouden ertoe kunnen komen ja te zeggen tegen de nog capabele 65-jarigen en nee tegen de minder fitten. Wat door de laatsten uiteraard als grove onrechtvaardigheid gevoeld zal worden. Jedereen die ooit voor de bittere taak heeft gestaan iemand die hem of haar dierbaar was, te moeten wegbrengen naar een verpleeg huis, waarvan men wel beseft dat het 't eind station zal worden, weet het. Bij al je verdriet ben je dankbaar. Dankbaar, dat vader of moeder die van je eigen ondeskundige han den geen goede verzorging meer kon krijgen, veilig is, dat bekwame dokters doen wat moge lijk is, dat goed opgeleide zusters hen verplegen met toewijding en zorgzaamheid. Die zusters zouden ook kunnen werken in een kraam kliniek; dat is heel wat vrolijker. Er zijn meer mensen die vrolijker werk zouden kun nen kiezen maar die hun werkkracht geven aan de bejaarde medemens. Gezinsverzorgsters die voor een lager bedrag dan een gewone huishoudelijke hulp krijgt, gaan helpen in de gezinnen van oude mensen. Dat is niet altijd een eenvoudig karwei, want dat het verstand met de Jaren komt, is geen wet. Het is evenmin een wet dat alle oude mensen schatjes zijn. Er zijn huisvrouwen die vele middagen, mannen die 's avonds op stap gaan om oude mensen, wie de gang naar het postkantoor te zwaar is geworden, hun uit kering aan huis te bezorgen. Er Eljn vrouwen die er voor zorgen, dat er boeken komen in de tehuizen, die helpen bij het werk van de bejaardenclubs en ln enkele steden kent men de dienst 'Tafeltje dek Je' die oude mensen vaak aleenstaande mannen voorziet van warme maaltijden. Kerkelijke en maatschappelijke Instanties die zich bezighouden met een of andere vorm van werk voor bejaarden, hebben wij bij grote aantallen ln ons dier bare verzuilde vaderland en al die Instanties zijn het werk van mensen, vaak vrijwilligers. Als al die mensen er niet waren, de dokters, verpleegsters, bejaarden- helpsters, gezinsverzorgsters, maatschappelijke werk sters, vrijwilligers dan zaten we nog dieper ln de misère. Maar hun aantal ls niet groot genoeg en op vrijwel alle terreinen kampt men met geldgebrek. HIER ZIJN een paar 'gevallen' van de wachtlijst van één Instantie ln één stad, die gezinshulpen uitstuurt. Talrijke andere In stanties ln vele gemeenten van Nederland kunnen soortgelijke ellende opnoemen. MAN EN VROUW van achter in de zeventig. Vrouw is suikerziek en vrijwel blind. Man heeft hartkwaal. Kunnen huishouden niet meer verzorgen. MAN ln laatste stadium van kanker. Vrouw door te zware verzorging van haar man ingestort. Zij moet bedrust houden. VROUW ls verlamd en ligt vaak hele dagen alleen: man werkt nog en moet 's avonds voor haar en het huishouden zorgen. Buurvrouw komt haar nu en dan op de po zetten. ALLEENWONENDE WEDUWE van 84 met hartkwaal; kan huishouden en zich zelf niet meer verzorgen. VROUW is hartpatiënt, man 84 Jaar, kan niet veel meer doen. Zo zouden we kunnen doorgaan. Er staan 60 gezin nen op de wachtlijst van deze kleine vereniging. Als zij er 25 helpsters bij kon krijgen, zou zij deze wacht lijst kunnen opheffen, maar dan kwam er weer een nieuwe. Want bij de andere verenigingen in de stad en bij de GGD zijn de wachtlijsten nog groter. Feitelijk zijn veel van die mensen met gezinshulp niet eens geholpen. Ze zouden om te beginnen opge nomen en grondig onderzocht moeten worden, om ze de kans te geven van datgene te genezen wat te ge nezen ls en ze verder, zoveel als mogelijk, te reacti veren. In Engeland zou dat waarschijnlijk gebeuren; Enge land heeft 99 geriatrische observatieklinieken bij al gemene ziekenhuizen. (Geriatrie is kennis der ziekten van bejaarden.) In de Scandinavische landen heeft men ook pen vrij groot aantal van zulke geriatrische observatieklinieken bij een algemeen ziekenhuis Veel Europese landen hebben er een of meer Nederland heeft er g:en Wij hebben hier en daar een kleine observatiekliniek, hier en daar een reactiveringscentrum, maar nooit bij een algemeen ziekenhuis, dat zijn hele staf en outil lage ter beschikking kan stellen. Geriatrie is hier trou wens nog geen erkend specialisme. Rotterdam is het verst: daar heeft men sinds zes Jaar een geriatrische afdeling bij de GGD. Amsterdam heeft dit sinds twee jaar. Den Haag heeft een geria trische afdeling, ondergebracht bij Maatschappelijk Werk. Arnhem heeft een apart gebouw voor reacti vering in de nabijheid van het gemeenteziekenhuis. Doetinchem heeft een combinatie van reactivering met een verpleeghuis. Het is allemaal maar een heel pril begin. Ondanks dat prille begin weten we in Nederland, dat reactivering van vele sterk gehandicapte bejaarden toch mogelijk is. De Amsterdamse geriater dokter A. N. J. Reinders Folmer heeft onlangs openhartig op een persconferentie gezegd: Wij hebben geen enkele geria trische observatiekliniek bij een algemeen ziekenhuis; daarin zijn we het achterlijkste land van Europa. Maar op het gebied van de reactivering staan we vooraan.' Waarom willen de geriaters die observatieklinieken bij een ziekenhuis? Dan zouden ze bejaarde zieken goed kunnen onderzoeken en precies kunnen vaststellen wat er aan de hand is. Oude mensen hebben meestal niet één kwaal, ze hebben vijf, zes, zeven kwalen. Sociale aspecten spreken mee, slechte woongelegenheid, slechte voeding door gebrek aan geld veelal. (Het wordt trouwens zoetjes aan de vraag of het leren aanvaarden van de ouderdom, waarover tegen woordig zo druk gesproken wordt, soms niet wat te ver doorwerkt. Veel bejaarden aanvaarden hun ge breken te gemakkelijk als onvermijdelijke ouderdoms kwalen. Zij zouden naar de dokter moeten gaan, want vaak is er van alles aan te doen.) De behandeling is gericht op drie doelen, waarvan het derde zelden gehaald wordt: 1. de zorg voor het eigen lichaam weer aankunnen; 2. het eigen huis houden weer kunnen doen; 3. weer arbeidsgeschikt worden. Voor veel bejaarden met ernstige gebreken ls het al mooi als het eerste punt bereikt wordt, als ze. ook na een beroerte die hen gedeeltelijk heeft verlamd bij ge wrichtsreuma, na amputaties, gebroken heupen, tóch weer kunnen leren, zich zelf aan- en uit te kleden, zich te wassen en scheren, naar de w.c. te gaan zonder hulp. Dat alleen al is een geweldige steun. Als het ook nog lukt, de eigen huishouding te gaan doen, betekent dit tevens dat zij zich weer zover kunnen bewegen, dat ze contacten kunnen hebben met andere mensen, dat het spook van het geïsoleerd raken, buiten de deur wordt gehouden. Maar dat is al een veel moeilijker opgave, die voor velen, ook al omdat ze te laat onder behandeling komen, niet meer te halen ls. Dan zouden ze, als de familie het niet kan (of will) opvangen, naar een verpleeghuis moeten. En hiermee zitten we midden in die ellendige vicieuze cirkel. Er zijn ternauwernood goede verpleeg huizen. Die mensen komen dan weer op de lijsten voor gezins hulp, lange wachtlijsten met zulke afschuwelijke zin netjes, als: vrouw ligt verlamd te bed, man ls 84 en kan niet veel meer doen. Waarbij je dan moet denken: Als er plaats was geweest ln een observatiekliniek, als die vrouw op tijd opgenomen had kunnen worden, als ze doorgestuurd had kunnen worden naar een reacti veringscentrum Misschien lag ze dan nu niet geheel verlamd te bed. Omdat dit alles niet kan, zoals het hoort, schieten we te kort in zorg jegens zieke bejaarde medemensen, maar ook in het bereiken van wat tegenwoordig alge meen als doel erkend wordt: Ook als oud mens je zelfstandigheid behouden. Liefst tot het einde aan toe, maar in ieder geval zo lang mogelijk. Iemand die tijdig de medische behandeling krijgt die hij nodig heeft, Iemand die behoorlijk gereactiveerd kan worden na een ziekte of een ongeluk, heeft kans zijn zelfstandigheid te hcrwinnenjemand die tijdig een woning kan krijgen die beter is aangepast bij zijn verminderde lichamelijke krachten, iemand voor wie tijdig gezinshulp gevonden kan worden dat zijn allemaal heel belangrijke facto ren bij dat ideaal van zelfstandig blijven. Maar zelfstan dig ziek liggen zonder hulp op een etage waar je niet meer af kunt, is bepaald geen ideale zelfstandigheid. HET IS vooralsnog een probleem, dat we alleen kun nen stéllen, maar niet oplossen. Zolang de hoogcon junctuur duurt, is er natuurlijk de uitweg die nu al vrij wat jongere bejaarden kiezen: part time work. Een paar uur per dag, of enkele dagen per week werken, meestal bij een ander bedrijf dan dat waar men 'ge pensioneerd' is. UITSPRAAK van een bejaarde: 'Zo maak je je lege tijd nuttig. Een oud mens heeft geen vrije tijd: hij heeft lege tijd. Op die manier voel je je niet uitge schakeld, je verdient nog wat en je hoeft nergens je hand op te houden.' IIIJ VOELDE zich er gelukkig bij. Maar het is uiteraard alleen mogelijk voor de sterken en gezonden. En het heft de maatschappelijke plicht om te zorgen voor een redelijk financieel bestaan voor de bejaarden geenszins op. HiernaastEen be jaardenwoning van vroeger, een hofje. Te genwoordig bouwen we ze heel anders, maar we bouwen er te wei nig. Nog niet één per cent van de bejaarden heeft een bejaarden woning en daarbij zijn de hofjes meegeteld. lemana die veel met dit vraagstuk te maken heeft, gebruikte dit scherpe, maar wel erg duidelijke beeld: Je kunt geen w.c. bouwen als Je niet kunt doorspoelen. De mensen die nu in de paar klinieken die we hebben worden opgenomen, blijven veel te lang omdat er te weinig verpleeghuizen zijn, waar zij verder verzorgd zouden moeten worden en waar hun reactivering voort gang zou kunnen vinden. Bedden! Het is het woord, dat altijd weer valt in gesprekken met mensen die de zorg voor de be jaarden tot de hunne gemaakt hebben. Bedden in verpleeghuizen voor die mensen die, hetzij lichamelijk, hetzij geestelijk ziek zijn en die met goede hulp toch nog een behoorlijke oude dag kunnen hebben, of die, als het niet anders meer kan, geholpen moeten worden, behoorlijk en waardig hun eind te halen. Bedden in verzorgingshuizen voor mensen die alleen maar te oud en te moe geworden zijn om nog voor zich zelf en hun eventuele partner te zorgen. Bedden in observatieklinieken om mensen met kwalen 'vele kwalen) te behandelen. Klinieken van waaruit tijdens de behandeling contact kan worden gelegd met bij voorbeeld de woningdienst voor een bejaardenwoning, met de sociale dienst voor gezinshulp, met kruisver enigingen voor verpleeghulp, met de familie om te leren: Hoe moet vader, hoe moet moeder straks worden geholpen? Omdat dit niet kan zoals het hoort, blijven de ern stigste noodgevallen die wel ln ziekenhuis of kliniek terechtkomen, te lang die paar bedden bezetten. Er is geen doorstroming. Daardoor blijven mensen die ge holpen zouden kunnen worden, te lang thuis liggen. Omdat alles niet kan, zoals het hoort, geven een aantal bejaarden hun zelfstandigheid vrijwillig op. ZIJ zijn bang voor ziekte en in validiteit, voor verval van krachten die mis schien kunnen komen. En uit angst dan on verzorgd te zullen zijn, gaan zij in een bejaar denhuis als de kans zich voordoet, hoewel zij nog voor zich zelf zouden kunnen zorgen. Dit zijn de woorden van een nog niet zo oude be jaarde, die na de dood van zijn vrouvr voor de keus stond (hy behoort tot de gelukkigen die zich finan cieel wel wat kunnen veroorloven)Ik hel» oude vrien den en familieleden opgezocht, die in zulke tehuizen wonen en ik heb me goed ingeleefd in de manier waar op zij leven. Het waren uitstekende, moderne huizen met mooie kamers en een prima verzorging. Maar het ls toch al te gek, dat ik alleen omdat lk ouder ge worden ben, niet meer de verantwoordelijkheid voor me zelf zou dragen? Ik heb het niet gedaan; ik zorg voor me zelf en voor mijn eigen huishouden.' Hij weet dat hij daarmee een risico neemt Hij weet net zomin als wie ook, of hy de krachtige, gezonde be jaarde blijft, die hij nu is. En hij weet wél, dat hij als hij ziek of invalide wordt, een geringe kans heeft nog ergens plaats te vinden. Hy neemt dat risico, maar niet ledereen durft dat Zij zouden wel durven, als ze zeker wisten dat er ergens een plaatsje voor hen zou zijn als hun eigen krachten het gaan begeven Een miljoen Nederlanders zijn bejaard. Voor de mees ten gaat hun bejaard zijn samen met financiële zorgen en dat is op zich zelf al een heel kwalijk feit in een land dat zich prijst om zijn welvaart. Maar zij kunnen ten minste nog leven als zelfstandige burgers, zij het vaak veel te sober. Een deel van dat miljoen kan dat ln feite niet meer. ZIJ hebben hulp nodig, volledige verzorging of hulp om hun zelfstandigheid zo goed mogelijk te handhaven of te herwin nen. In die hulp schieten we schromelijk te kort. Nog schromelijker dan in de zorg voor een redelijk financieel peil. In veel opzichten ls Nederland de laatste halve eeuw maatschappelijk snel vooruitgegaan. Het haveloze pro letariaat van het begin van deze eeuw bestaat niet meer. De strijd tegen de Blopende tuberculose is gewon nen. De baby- en kleuterzorg hier te lande is een voor beeld voor de wereld. En al hebben we een groot tekort aan woningen, het peil van de volkswoningbouw was hier mede dank zij het baanbrekende werk van de woningbouwverenigingen dertig jaar geleden al aan zienlijk betfer dan in veel andere landen. Het ls de generatie die nu oud is, die dat tot stand heeft gebracht. Het zijn de mensen van die generatie die hun werkkracht gaven en van hun vaak krappe lonen geld afstonden voor vakbonden, t.b.c.-fondsen, woning bouwverenigingen, speeltuinen, sportorganisaties, vakaiv tiekolonies. Het ls die generatie die het gezicht van de Nederlandse samenleving grondig veranderd heeft. Het ls de generatie, die wij nu ln de steek laten. Zijn we dan zo'n beroerd volk? Ik dacht van niet. Een volk dat ln één etmaal dertien miljoen bijeen brengt om ernstig gehandicapten aan een beetje geluk te helpen, is niet koud en alleen maar materialistisch. Zo'n volk wil best zijn medemensen in nood helpen, als het maar weet, dat die nood bestaat De nood van zovele bejaarden lossen we niet op met dertien miljoen. Dat kost vele, zeer vele miljarden. De regering zou toch maar een groots plan moeten maken, een inventarisatie van de tekorten en van wat er dient te gebeuren. Hoeveel mensen hebben extra zorg nodig? Zeven, tien, vyftien, twintig percent van die één miljoen bejaarden van nu? We weten het niet eens. Maar het zijn zeventig-, honderd-.honderdvjjftig-,twee honderdduizend MENSEN. Nog afgezien van hen die 'alleen maar* tobben met een te klein komen maar die verder niemands zorg en aandacht nodig hebben. Aan een groots plan zonder geld hebben we niets. Daarin heeft de minister met haar 'ervaring aan de andere kant van de rege ringstafel', die terugschrikt voor de financiële consequenties, groot gelijk. Daarom zullen wij, de 'produktieven' van nu van wie er binnen de twintig jaar bijna twee miljoen oud zullen zijn dat geld moeten opbren gen. Als belasting, door middel van acties, desnoods op 411e denkbaar manieren. Maar komen moet het er. Kijk eens, hoe heerlijk ze daar slaapt, mijn kleine Bom. Eén voorpootje hangt over de rand van haar bed en omdat die rand haar zeker te hard is, heeft ze het an dere pootje onder haar wang geschoven. Daar ligt haar kop. Ze is al zeven Jaar, maar soms denk ik dat ze nóg steeds groeit en dat ik een grotere mand voor haar kopen moet, zodat ze niet meer met haar kop op de rand hoeft. Haar oogjes zyn styf dicht, je zou denken dat ze nu heel fyn droomt. Maar 't is een echt poeseslaapje hour. Want haar oortjes staan recht overeind en ze hoeft maar één klein geluidje te horen, buiten op de gang, en je kunt er'van op aan, dat ze Ineens klaarwakker is en met haar grote groene ogen wijd open by de deur gaat zitten. Nu lk al zolang thuis moet biyven, komt er nogal eens bezoek en dat vindt ze niet fijn. Ze wil liever lekker rustig met mij alleen zijn. Weet je hoe Ik dat heb ge merkt? Ze aait het bezoek terug als het haar aait. Maar zij aait met haar nagels, zodat ledereen bij mij aan zijn krabben zit te likken en bij zich zelf denkt: ls dit nou die lieve Bommel uit de verhaaltjes, lk vind het een krab bekat. En ik denk dan weer: het kan me niet schelen wat jullie den ken, mij krabt ze nooit. En Bom denkt geloof ik: van krabben aan een vreemd mens krijg je akelig vuile nagels. Ze gaat na zo'n aal tenminste altijd vreselijk lang haar teentjes zitten likken en met haar tanden aan haar nagels plukken. Er is nóg iets waardoor ik haar nu onmiddellijk wakker kan maken. Ik hoef maar naar de keuken te gaan. Daar, op een plank achter de potten met zout en mee' en suiker, ligt een zakje. Een doodge woon zakje van precies hetzelfde papier als waarin een heleboel boodschappen zitten. Het verschil ls alleen, dat Bom nooit haar ogen open doet, als ik die precies een dere boodschappenzakken met broodjes of rijst of wat dan ook open maak. Maar lk neem maar één pot van die plank en grijp naar dat éne zakje en ze marcheert in looppas haar bed uit, naar het aan recht, springt er bovenop en duwt me het papier met haar kop bijna uit de vingers. Het is haar zakje. Met hóar snoep jes! Ik zou ze niet graag opeten hoor. Ze zien er uit als asperien- tjes, die van opgedroogde modder zijn gemaakt en ze ruiken niet, ze stinken! Maar Bom vindt ze za lig. 'Geef me er nou eens drie!' vraagt ze elke dag, als ze er al twee luid smekkend naar binnen heeft gewerkt. Dat doe lk alleen maar hMl soms. Want de buurvrouw, die al tijd op haar past als ik op reis ben, zegt dat één al genoeg ls. Ze snoept dus toch al dubbel. Al zién ze er lelijk uit en al komt er een vies luchtje uit die zak. het zijn béste snoepjes. Je krijgt er een prachtig glanzende bontjas van. als je een poes bent tenminste. De buurvrouw heeft ze voor 't eerst voor Bom gekocht, toen Jk weer eens weg was. Om dat haar poes die ze al tijden at lang niet zo erg verhaarde als mijn Bom. Het ls te merken hoor, dat ze nu elke dag niet zuinig snoept. Haar vacht lijkt wel twee keer zo dik als eerst en hy glimt of ik hem geregeld met zwarte schoen smeer borstel. Het ls een wonder. Maar het allei^rootste wonder vind ik, dat ze uit al mijn ritsel- zakjes steeds weer dat van haar weet te herkennen. Ook als ze niet in de keuken is. Ook als ze zo als nu met hasr oogjes dicht ln haar mandje ligt. Dat lekker liggen zal trouwens niet lang meer duren. Let maar op' Ik ga nu naar de keukenplank en gryp achter de zoutpot. Wat zei lk: ze staat al naast me. Vooruit dan maar, DRIE deze keer. Vandaag Is het weer een Héél-Soms-Dag! MARIKB Twee woorden Als je de juiste vier letters op de plaats van de stippeltjes zet., kun je twee nieuwe woorden vor men: eerst met het woord vóór de stippeltjes en vervolgens met het woord achter de stippeltjes. Om je te helpen: Deurpost en postbode, dat is de oplossing van rijtje nummer 1. 1. deur bode 2. dag zijde 3. gauw sul 4. deur gracht 5. schaak breker •jads g *jois 'J3iP'S 'PStq Z '3SOd i :8inssoido Verborgen dieren In elk van de drie volgende zinnen zit de naam van een dier verborgen 1. Kan Arle wel schaatsenrijden? 2. Heeft Rika meel voor panne koeken? 3. 'Wat een grote verrassing,' zei moeder blij. Er was eens een kachel die niet branden wou, Toen zaten alle mensen in de kon. Een kachel die niet branden wil De koning kwam binnen en zei: "t Is hier kil' De mensen zeiden: T)e kachel wil niet branden. We hebben koude handen.' De koning zei: "t Zal toch moeten, want ik hSb koude voeten.' De kachel zag al die voeten en handen En ging gauw weer branden. INA VAN DER HOEK (9 Jaar), Roerstraat 67, IJmulden.

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 1963 | | pagina 3