Oudedags-
zorg
schieten
vér te kort
NIET ALLE
BOM
(Slot)
Egels
en mollen
Werken na 65
Wachten op hulp..
Achterlijkvoorlijk
Bedden, bedden, bedden
Bang voor straks
Zij hielpen, nu wij...
DE ONWILLIGE KACHEL
BUITEN DE DEUR
Geheel Ineengerold, de ste
kels opgezet, liggen de
egels in een holletje onder een
dikke laag ruigte en dorre bla
deren. Hun ademhaling is heel
langzaam en onregelmatig ge
worden, hun lichaamstempe
ratuur sterk gedaald. Ze zijn
vrijwel verstijfd, maar niet
van de kou. De egels doen wat
menig mens In deze tijd ook
wel zou willen: ze brengen de
winter in diepe slaap door.
Terwijl al onze egels slie
pen, heeft minister Marljnen
gezegd dat egelvlees geen deli
catesse is. Hij gelooft niet dat
we egels voor de pot zullen
gaan vangen als straks de mol
len-, egels- en kikvorsenwet
van 15 december 1917 is inge
trokken. Voor zover hij weet,
lijn er wel gedurende de Eer
ste Wereldoorlog wegens de
vleesschaarste egels gegeten,
maar daarna niet meer.
En de zigeuners dan? Bij
de zigeuners geldt egelvlees
wel degeiyk als een lekkernfj.
Ze bakken het dier in een laag
klei, dat schijnt de manier te
rijn om de stekelhuid gemak
kelijk te kunnen verwijderen
sis de bout gaar is. Maar goed,
de zigeuners hebben zich ver
moedelijk nooit iets aange
trokken van de mollen-, egels-
en kikvorsenwet, waarvan ar
tikel 1 luidt:
'Het is verboden op gronden
bij anderen in gebruik mollen
of egels te doden, tenzij met
schriftelijke toestemming van
de commissaris der Koningin
en met schriftelijke toestem
ming van de gebruiker dier
gronden. Het is niet van toe
passing op personen behoren
de tot het gezin van de ge
bruiker dier gronden.'
Wat de intrekking van deze
wet betreft, kunnen de egels
rustig blijven slapen. Een veel
groter gevaar zal onze 'stiekel-
varkens' (stiekelbaerchen,
legelzwienen) weer bedreigen
als ze In maart wakker wor
den en aan de wandel gaan.
Onder geen enkele andere
zoogdiersoort maakt het snel
verkeer zoveel slachtoffers.
Egels haasten zich niet by het
oversteken van een weg en ze
trekken gjch van naderende
auto's niets aan. Uitsterven
zullen re voorlopig niet, maar
geleidelijk minder talrijk wor
den ze naar alle waarschijn
lijkheid wel. Jammer, want ze
zijn aardige dieren. Ook als
men ze alleen naar nut en
schade wil beoordelen, komen
ze er nog betrekkelijk goed af.
Ze eten veel insekten, irsekte-
larven en slakken. Daar staat
tegenover d3t ze wel eens een
iong haasje pakken of een pa-
trljzenest plunderen.
Minister Marijnen heeft zich
ook over de mollen uitgelaten.
De mollen zijn een plaag voor
de landbouw geworden, zegt
hij. Mollen kunnen plaatselijk
Inderdaad erg schadelijk zijn,
zelfs in stadstuintjes, maar ze
gelden als nuttig op weinig
bewerkte gïond. waarvan ze de
structuur door hun wroeten en
woelen kunnen verbeteren.
Bovendien eten ze behalve
wormen (wormen zijn nuttig)
toch ook veel veenmollen, en
gerlingen, rïtnaalden, aard-
rupsen en emelten, allemaal
schadelijk gedierte.
Mollen houden geen winter
slaap. Ze beschermen zich
tegen de vorst door onder een
grote molshoop een winternest
te maken van bladeren, mos,
grassprieten en plantewortels.
Die "burcht' is het middelpunt
van een uitgebreid gangenstel
sel. Ze houden er vaak een
wintervoorraad op na van wor
men die gedeeltelijk verlamd
zijn door beten en niet meer
wegkruipen, maar tot knoedels
verstrengeld blijven liggen.
De vorige week is een nog
levende mol in de sneeuw op
een Rotterdams plein gevon
den. Dat dier was vermoedelijk
door zijn wintervoorraad heen.
Dierenbeschermers hebben ge
probeerd hem stukjes rauw
vlees te voeren, maar dat lukte
niet meer. Van mollen wordt
beweerd dat ze maar heel kort
zonder voedsel in leven kun
nen blijven, soms niet langer
dan twaalf uur. B. B.
HIER EN DAAR is de vraag al eens aarzelend opge
worpen: Kunnen wij de pensioengerechtigde leeftijd
blijven handhaven op 65 jaar? (De vraag of er dan
sprake is van pensioen en of dat pensioen iets voor
stelt, terzijde gelaten).
DAT DE VRAAG gesteld wordt, is niet onbegrijpe
lijk. Ome samenleving vergrijst zeer snel. Nu zijn er
13 bejaarden op elke honderd mensen in wat we ''hate
lijk woord) de produktieve leeftijd noemen; in 1980
tullen er 24 bejaarden zijn op elke honderd 'produk-
Ueven:
DAT DEZE vergrijzing grote economische problemen
meebrengt, is zonder meer duidelijk. Moeten we dan
maar de leeftijdsgrens verhogen? Zij, die daarvoor
pleiten, zijn mensen die zelf werk hebben waaraan ze
gehecht zijn en dat ze met tegenzin opgeven.
IN ARBEIDERSKRINGEN is men veelal niet to
geestdriftig voor de gedachte, later met pensioen (vaak
AOW) te gaan. Begrijpelijk, want daar liggen de banen
waar zo iets als roeping aan te pas komt, niet voor het
opscheppen en ze werken al vijftig jaar of langer. Lo
gisch, dat je het dan welletjes vindt.
DE MOGELIJKHEID om langer door te werken op
basis van vrijwilligheid openstellenOok daar zitten
bezwaren aan. Mensen die na hun 65ste weinig hébben
om van te leven, zullen die mogelijkheid nemen, ook
als ze er lichamelijk en geestelijk niet fit genoeg meer
voor zijn. En werkgevers zouden ertoe kunnen komen
ja te zeggen tegen de nog capabele 65-jarigen en nee
tegen de minder fitten. Wat door de laatsten uiteraard
als grove onrechtvaardigheid gevoeld zal worden.
Jedereen die ooit voor de bittere taak heeft
gestaan iemand die hem of haar dierbaar
was, te moeten wegbrengen naar een verpleeg
huis, waarvan men wel beseft dat het 't eind
station zal worden, weet het. Bij al je verdriet
ben je dankbaar. Dankbaar, dat vader of
moeder die van je eigen ondeskundige han
den geen goede verzorging meer kon krijgen,
veilig is, dat bekwame dokters doen wat moge
lijk is, dat goed opgeleide zusters hen verplegen
met toewijding en zorgzaamheid. Die zusters
zouden ook kunnen werken in een kraam
kliniek; dat is heel wat vrolijker.
Er zijn meer mensen die vrolijker werk zouden kun
nen kiezen maar die hun werkkracht geven aan de
bejaarde medemens. Gezinsverzorgsters die voor een
lager bedrag dan een gewone huishoudelijke hulp krijgt,
gaan helpen in de gezinnen van oude mensen. Dat is
niet altijd een eenvoudig karwei, want dat het verstand
met de Jaren komt, is geen wet. Het is evenmin een
wet dat alle oude mensen schatjes zijn.
Er zijn huisvrouwen die vele middagen, mannen die
's avonds op stap gaan om oude mensen, wie de gang
naar het postkantoor te zwaar is geworden, hun uit
kering aan huis te bezorgen. Er Eljn vrouwen die er
voor zorgen, dat er boeken komen in de tehuizen, die
helpen bij het werk van de bejaardenclubs en ln enkele
steden kent men de dienst 'Tafeltje dek Je' die oude
mensen vaak aleenstaande mannen voorziet van
warme maaltijden.
Kerkelijke en maatschappelijke Instanties die zich
bezighouden met een of andere vorm van werk voor
bejaarden, hebben wij bij grote aantallen ln ons dier
bare verzuilde vaderland en al die Instanties zijn het
werk van mensen, vaak vrijwilligers. Als al die mensen
er niet waren, de dokters, verpleegsters, bejaarden-
helpsters, gezinsverzorgsters, maatschappelijke werk
sters, vrijwilligers dan zaten we nog dieper ln de
misère. Maar hun aantal ls niet groot genoeg en op
vrijwel alle terreinen kampt men met geldgebrek.
HIER ZIJN een paar 'gevallen' van de
wachtlijst van één Instantie ln één stad, die
gezinshulpen uitstuurt. Talrijke andere In
stanties ln vele gemeenten van Nederland
kunnen soortgelijke ellende opnoemen.
MAN EN VROUW van achter in de zeventig. Vrouw
is suikerziek en vrijwel blind. Man heeft hartkwaal.
Kunnen huishouden niet meer verzorgen.
MAN ln laatste stadium van kanker. Vrouw door te
zware verzorging van haar man ingestort. Zij moet
bedrust houden.
VROUW ls verlamd en ligt vaak hele dagen alleen:
man werkt nog en moet 's avonds voor haar en het
huishouden zorgen. Buurvrouw komt haar nu en dan
op de po zetten.
ALLEENWONENDE WEDUWE van 84 met hartkwaal;
kan huishouden en zich zelf niet meer verzorgen.
VROUW is hartpatiënt, man 84 Jaar, kan niet veel
meer doen.
Zo zouden we kunnen doorgaan. Er staan 60 gezin
nen op de wachtlijst van deze kleine vereniging. Als
zij er 25 helpsters bij kon krijgen, zou zij deze wacht
lijst kunnen opheffen, maar dan kwam er weer een
nieuwe. Want bij de andere verenigingen in de stad
en bij de GGD zijn de wachtlijsten nog groter.
Feitelijk zijn veel van die mensen met gezinshulp
niet eens geholpen. Ze zouden om te beginnen opge
nomen en grondig onderzocht moeten worden, om ze
de kans te geven van datgene te genezen wat te ge
nezen ls en ze verder, zoveel als mogelijk, te reacti
veren.
In Engeland zou dat waarschijnlijk gebeuren; Enge
land heeft 99 geriatrische observatieklinieken bij al
gemene ziekenhuizen. (Geriatrie is kennis der ziekten
van bejaarden.) In de Scandinavische landen heeft
men ook pen vrij groot aantal van zulke geriatrische
observatieklinieken bij een algemeen ziekenhuis Veel
Europese landen hebben er een of meer Nederland
heeft er g:en
Wij hebben hier en daar een kleine observatiekliniek,
hier en daar een reactiveringscentrum, maar nooit bij
een algemeen ziekenhuis, dat zijn hele staf en outil
lage ter beschikking kan stellen. Geriatrie is hier trou
wens nog geen erkend specialisme.
Rotterdam is het verst: daar heeft men sinds zes
Jaar een geriatrische afdeling bij de GGD. Amsterdam
heeft dit sinds twee jaar. Den Haag heeft een geria
trische afdeling, ondergebracht bij Maatschappelijk
Werk. Arnhem heeft een apart gebouw voor reacti
vering in de nabijheid van het gemeenteziekenhuis.
Doetinchem heeft een combinatie van reactivering
met een verpleeghuis. Het is allemaal maar een heel
pril begin.
Ondanks dat prille begin weten we in Nederland,
dat reactivering van vele sterk gehandicapte bejaarden
toch mogelijk is. De Amsterdamse geriater dokter A. N.
J. Reinders Folmer heeft onlangs openhartig op een
persconferentie gezegd: Wij hebben geen enkele geria
trische observatiekliniek bij een algemeen ziekenhuis;
daarin zijn we het achterlijkste land van Europa. Maar
op het gebied van de reactivering staan we vooraan.'
Waarom willen de geriaters die observatieklinieken
bij een ziekenhuis? Dan zouden ze bejaarde zieken
goed kunnen onderzoeken en precies kunnen vaststellen
wat er aan de hand is. Oude mensen hebben meestal
niet één kwaal, ze hebben vijf, zes, zeven kwalen.
Sociale aspecten spreken mee, slechte woongelegenheid,
slechte voeding door gebrek aan geld veelal.
(Het wordt trouwens zoetjes aan de vraag of het
leren aanvaarden van de ouderdom, waarover tegen
woordig zo druk gesproken wordt, soms niet wat te
ver doorwerkt. Veel bejaarden aanvaarden hun ge
breken te gemakkelijk als onvermijdelijke ouderdoms
kwalen. Zij zouden naar de dokter moeten gaan, want
vaak is er van alles aan te doen.)
De behandeling is gericht op drie doelen, waarvan
het derde zelden gehaald wordt: 1. de zorg voor het
eigen lichaam weer aankunnen; 2. het eigen huis
houden weer kunnen doen; 3. weer arbeidsgeschikt
worden.
Voor veel bejaarden met ernstige gebreken ls het al
mooi als het eerste punt bereikt wordt, als ze. ook na
een beroerte die hen gedeeltelijk heeft verlamd bij ge
wrichtsreuma, na amputaties, gebroken heupen, tóch
weer kunnen leren, zich zelf aan- en uit te kleden, zich
te wassen en scheren, naar de w.c. te gaan zonder
hulp. Dat alleen al is een geweldige steun. Als het ook
nog lukt, de eigen huishouding te gaan doen, betekent
dit tevens dat zij zich weer zover kunnen bewegen,
dat ze contacten kunnen hebben met andere mensen,
dat het spook van het geïsoleerd raken, buiten de deur
wordt gehouden.
Maar dat is al een veel moeilijker opgave, die voor
velen, ook al omdat ze te laat onder behandeling komen,
niet meer te halen ls. Dan zouden ze, als de familie
het niet kan (of will) opvangen, naar een verpleeghuis
moeten. En hiermee zitten we midden in die ellendige
vicieuze cirkel. Er zijn ternauwernood goede verpleeg
huizen.
Die mensen komen dan weer op de lijsten voor gezins
hulp, lange wachtlijsten met zulke afschuwelijke zin
netjes, als: vrouw ligt verlamd te bed, man ls 84 en
kan niet veel meer doen. Waarbij je dan moet denken:
Als er plaats was geweest ln een observatiekliniek, als
die vrouw op tijd opgenomen had kunnen worden, als
ze doorgestuurd had kunnen worden naar een reacti
veringscentrum Misschien lag ze dan nu niet geheel
verlamd te bed.
Omdat dit alles niet kan, zoals het hoort, schieten
we te kort in zorg jegens zieke bejaarde medemensen,
maar ook in het bereiken van wat tegenwoordig alge
meen als doel erkend wordt: Ook als oud mens je
zelfstandigheid behouden. Liefst tot het einde aan toe,
maar in ieder geval zo lang mogelijk. Iemand die tijdig
de medische behandeling krijgt die hij nodig heeft,
Iemand die behoorlijk gereactiveerd kan worden na een
ziekte of een ongeluk, heeft kans zijn zelfstandigheid
te hcrwinnenjemand die tijdig een woning kan krijgen
die beter is aangepast bij zijn verminderde lichamelijke
krachten, iemand voor wie tijdig gezinshulp gevonden
kan worden dat zijn allemaal heel belangrijke facto
ren bij dat ideaal van zelfstandig blijven. Maar zelfstan
dig ziek liggen zonder hulp op een etage waar je niet
meer af kunt, is bepaald geen ideale zelfstandigheid.
HET IS vooralsnog een probleem, dat we alleen kun
nen stéllen, maar niet oplossen. Zolang de hoogcon
junctuur duurt, is er natuurlijk de uitweg die nu al
vrij wat jongere bejaarden kiezen: part time work. Een
paar uur per dag, of enkele dagen per week werken,
meestal bij een ander bedrijf dan dat waar men 'ge
pensioneerd' is.
UITSPRAAK van een bejaarde: 'Zo maak je je lege
tijd nuttig. Een oud mens heeft geen vrije tijd: hij
heeft lege tijd. Op die manier voel je je niet uitge
schakeld, je verdient nog wat en je hoeft nergens je
hand op te houden.'
IIIJ VOELDE zich er gelukkig bij. Maar het is
uiteraard alleen mogelijk voor de sterken en gezonden.
En het heft de maatschappelijke plicht om te zorgen
voor een redelijk financieel bestaan voor de bejaarden
geenszins op.
HiernaastEen be
jaardenwoning van
vroeger, een hofje. Te
genwoordig bouwen we
ze heel anders, maar
we bouwen er te wei
nig. Nog niet één per
cent van de bejaarden
heeft een bejaarden
woning en daarbij zijn
de hofjes meegeteld.
lemana die veel met dit vraagstuk te maken heeft,
gebruikte dit scherpe, maar wel erg duidelijke beeld:
Je kunt geen w.c. bouwen als Je niet kunt doorspoelen.
De mensen die nu in de paar klinieken die we hebben
worden opgenomen, blijven veel te lang omdat er te
weinig verpleeghuizen zijn, waar zij verder verzorgd
zouden moeten worden en waar hun reactivering voort
gang zou kunnen vinden.
Bedden! Het is het woord, dat altijd weer valt
in gesprekken met mensen die de zorg voor de be
jaarden tot de hunne gemaakt hebben.
Bedden in verpleeghuizen voor die mensen die, hetzij
lichamelijk, hetzij geestelijk ziek zijn en die met goede
hulp toch nog een behoorlijke oude dag kunnen hebben,
of die, als het niet anders meer kan, geholpen moeten
worden, behoorlijk en waardig hun eind te halen.
Bedden in verzorgingshuizen voor mensen die alleen
maar te oud en te moe geworden zijn om nog voor
zich zelf en hun eventuele partner te zorgen. Bedden
in observatieklinieken om mensen met kwalen 'vele
kwalen) te behandelen. Klinieken van waaruit tijdens
de behandeling contact kan worden gelegd met bij
voorbeeld de woningdienst voor een bejaardenwoning,
met de sociale dienst voor gezinshulp, met kruisver
enigingen voor verpleeghulp, met de familie om te
leren: Hoe moet vader, hoe moet moeder straks worden
geholpen?
Omdat dit niet kan zoals het hoort, blijven de ern
stigste noodgevallen die wel ln ziekenhuis of kliniek
terechtkomen, te lang die paar bedden bezetten. Er is
geen doorstroming. Daardoor blijven mensen die ge
holpen zouden kunnen worden, te lang thuis liggen.
Omdat alles niet kan, zoals het hoort, geven
een aantal bejaarden hun zelfstandigheid
vrijwillig op. ZIJ zijn bang voor ziekte en in
validiteit, voor verval van krachten die mis
schien kunnen komen. En uit angst dan on
verzorgd te zullen zijn, gaan zij in een bejaar
denhuis als de kans zich voordoet, hoewel zij
nog voor zich zelf zouden kunnen zorgen.
Dit zijn de woorden van een nog niet zo oude be
jaarde, die na de dood van zijn vrouvr voor de keus
stond (hy behoort tot de gelukkigen die zich finan
cieel wel wat kunnen veroorloven)Ik hel» oude vrien
den en familieleden opgezocht, die in zulke tehuizen
wonen en ik heb me goed ingeleefd in de manier waar
op zij leven. Het waren uitstekende, moderne huizen
met mooie kamers en een prima verzorging. Maar het
ls toch al te gek, dat ik alleen omdat lk ouder ge
worden ben, niet meer de verantwoordelijkheid voor
me zelf zou dragen? Ik heb het niet gedaan; ik zorg
voor me zelf en voor mijn eigen huishouden.'
Hij weet dat hij daarmee een risico neemt Hij weet
net zomin als wie ook, of hy de krachtige, gezonde be
jaarde blijft, die hij nu is. En hij weet wél, dat hij
als hij ziek of invalide wordt, een geringe kans heeft
nog ergens plaats te vinden. Hy neemt dat risico, maar
niet ledereen durft dat Zij zouden wel durven, als ze
zeker wisten dat er ergens een plaatsje voor hen zou
zijn als hun eigen krachten het gaan begeven
Een miljoen Nederlanders zijn bejaard. Voor de mees
ten gaat hun bejaard zijn samen met financiële zorgen
en dat is op zich zelf al een heel kwalijk feit in een land
dat zich prijst om zijn welvaart. Maar zij kunnen ten
minste nog leven als zelfstandige burgers, zij het vaak
veel te sober.
Een deel van dat miljoen kan dat ln feite
niet meer. ZIJ hebben hulp nodig, volledige
verzorging of hulp om hun zelfstandigheid
zo goed mogelijk te handhaven of te herwin
nen. In die hulp schieten we schromelijk te
kort. Nog schromelijker dan in de zorg voor
een redelijk financieel peil.
In veel opzichten ls Nederland de laatste halve eeuw
maatschappelijk snel vooruitgegaan. Het haveloze pro
letariaat van het begin van deze eeuw bestaat niet
meer. De strijd tegen de Blopende tuberculose is gewon
nen. De baby- en kleuterzorg hier te lande is een voor
beeld voor de wereld. En al hebben we een groot tekort
aan woningen, het peil van de volkswoningbouw was
hier mede dank zij het baanbrekende werk van de
woningbouwverenigingen dertig jaar geleden al aan
zienlijk betfer dan in veel andere landen.
Het ls de generatie die nu oud is, die dat tot stand
heeft gebracht. Het zijn de mensen van die generatie
die hun werkkracht gaven en van hun vaak krappe lonen
geld afstonden voor vakbonden, t.b.c.-fondsen, woning
bouwverenigingen, speeltuinen, sportorganisaties, vakaiv
tiekolonies. Het ls die generatie die het gezicht van de
Nederlandse samenleving grondig veranderd heeft. Het
ls de generatie, die wij nu ln de steek laten.
Zijn we dan zo'n beroerd volk? Ik dacht van niet.
Een volk dat ln één etmaal dertien miljoen bijeen
brengt om ernstig gehandicapten aan een beetje geluk
te helpen, is niet koud en alleen maar materialistisch.
Zo'n volk wil best zijn medemensen in nood helpen, als
het maar weet, dat die nood bestaat
De nood van zovele bejaarden lossen we niet op met
dertien miljoen. Dat kost vele, zeer vele miljarden. De
regering zou toch maar een groots plan moeten maken,
een inventarisatie van de tekorten en van wat er dient
te gebeuren. Hoeveel mensen hebben extra zorg nodig?
Zeven, tien, vyftien, twintig percent van die één
miljoen bejaarden van nu? We weten het niet eens.
Maar het zijn zeventig-, honderd-.honderdvjjftig-,twee
honderdduizend MENSEN. Nog afgezien van hen die
'alleen maar* tobben met een te klein komen maar die
verder niemands zorg en aandacht nodig hebben.
Aan een groots plan zonder geld hebben
we niets. Daarin heeft de minister met haar
'ervaring aan de andere kant van de rege
ringstafel', die terugschrikt voor de financiële
consequenties, groot gelijk. Daarom zullen
wij, de 'produktieven' van nu van wie er
binnen de twintig jaar bijna twee miljoen
oud zullen zijn dat geld moeten opbren
gen. Als belasting, door middel van acties,
desnoods op 411e denkbaar manieren. Maar
komen moet het er.
Kijk eens, hoe heerlijk ze
daar slaapt, mijn kleine
Bom. Eén voorpootje hangt
over de rand van haar bed
en omdat die rand haar zeker
te hard is, heeft ze het an
dere pootje onder haar wang
geschoven.
Daar ligt haar kop. Ze is al
zeven Jaar, maar soms denk ik dat
ze nóg steeds groeit en dat ik een
grotere mand voor haar kopen
moet, zodat ze niet meer met haar
kop op de rand hoeft.
Haar oogjes zyn styf dicht, je zou
denken dat ze nu heel fyn droomt.
Maar 't is een echt poeseslaapje
hour. Want haar oortjes staan recht
overeind en ze hoeft maar één
klein geluidje te horen, buiten op
de gang, en je kunt er'van op aan,
dat ze Ineens klaarwakker is en
met haar grote groene ogen wijd
open by de deur gaat zitten.
Nu lk al zolang thuis moet
biyven, komt er nogal eens bezoek
en dat vindt ze niet fijn. Ze wil
liever lekker rustig met mij alleen
zijn. Weet je hoe Ik dat heb ge
merkt? Ze aait het bezoek terug
als het haar aait. Maar zij aait
met haar nagels, zodat ledereen
bij mij aan zijn krabben zit te
likken en bij zich zelf denkt: ls
dit nou die lieve Bommel uit de
verhaaltjes, lk vind het een krab
bekat.
En ik denk dan weer: het kan
me niet schelen wat jullie den
ken, mij krabt ze nooit. En Bom
denkt geloof ik: van krabben aan
een vreemd mens krijg je akelig
vuile nagels.
Ze gaat na zo'n aal tenminste
altijd vreselijk lang haar teentjes
zitten likken en met haar tanden
aan haar nagels plukken.
Er is nóg iets waardoor ik haar
nu onmiddellijk wakker kan
maken.
Ik hoef maar naar de keuken te
gaan. Daar, op een plank achter
de potten met zout en mee' en
suiker, ligt een zakje. Een doodge
woon zakje van precies hetzelfde
papier als waarin een heleboel
boodschappen zitten. Het verschil
ls alleen, dat Bom nooit haar ogen
open doet, als ik die precies een
dere boodschappenzakken met
broodjes of rijst of wat dan ook
open maak. Maar lk neem maar één
pot van die plank en grijp naar
dat éne zakje en ze marcheert in
looppas haar bed uit, naar het aan
recht, springt er bovenop en duwt
me het papier met haar kop bijna
uit de vingers.
Het is haar zakje. Met hóar snoep
jes! Ik zou ze niet graag opeten
hoor. Ze zien er uit als asperien-
tjes, die van opgedroogde modder
zijn gemaakt en ze ruiken niet,
ze stinken! Maar Bom vindt ze za
lig. 'Geef me er nou eens drie!'
vraagt ze elke dag, als ze er al
twee luid smekkend naar binnen
heeft gewerkt.
Dat doe lk alleen maar hMl
soms. Want de buurvrouw, die al
tijd op haar past als ik op reis
ben, zegt dat één al genoeg ls.
Ze snoept dus toch al dubbel.
Al zién ze er lelijk uit en al
komt er een vies luchtje uit die
zak. het zijn béste snoepjes. Je
krijgt er een prachtig glanzende
bontjas van. als je een poes bent
tenminste. De buurvrouw heeft ze
voor 't eerst voor Bom gekocht,
toen Jk weer eens weg was. Om
dat haar poes die ze al tijden
at lang niet zo erg verhaarde
als mijn Bom.
Het ls te merken hoor, dat ze
nu elke dag niet zuinig snoept.
Haar vacht lijkt wel twee keer zo
dik als eerst en hy glimt of ik
hem geregeld met zwarte schoen
smeer borstel. Het ls een wonder.
Maar het allei^rootste wonder
vind ik, dat ze uit al mijn ritsel-
zakjes steeds weer dat van haar
weet te herkennen. Ook als ze niet
in de keuken is. Ook als ze zo
als nu met hasr oogjes dicht
ln haar mandje ligt.
Dat lekker liggen zal trouwens
niet lang meer duren. Let maar
op' Ik ga nu naar de keukenplank
en gryp achter de zoutpot. Wat
zei lk: ze staat al naast me.
Vooruit dan maar, DRIE deze
keer. Vandaag Is het weer een
Héél-Soms-Dag!
MARIKB
Twee woorden
Als je de juiste vier letters op
de plaats van de stippeltjes zet.,
kun je twee nieuwe woorden vor
men: eerst met het woord vóór
de stippeltjes en vervolgens met
het woord achter de stippeltjes.
Om je te helpen: Deurpost en
postbode, dat is de oplossing
van rijtje nummer 1.
1. deur bode
2. dag zijde
3. gauw sul
4. deur gracht
5. schaak breker
•jads g *jois
'J3iP'S 'PStq Z '3SOd i :8inssoido
Verborgen dieren
In elk van de drie volgende
zinnen zit de naam van een dier
verborgen
1. Kan Arle wel schaatsenrijden?
2. Heeft Rika meel voor panne
koeken?
3. 'Wat een grote verrassing,' zei
moeder blij.
Er was eens een kachel die niet branden wou,
Toen zaten alle mensen in de kon.
Een kachel die niet branden wil
De koning kwam binnen en zei: "t Is hier kil'
De mensen zeiden: T)e kachel wil niet branden.
We hebben koude handen.'
De koning zei: "t Zal toch moeten,
want ik hSb koude voeten.'
De kachel zag al die voeten en handen
En ging gauw weer branden.
INA VAN DER HOEK (9 Jaar),
Roerstraat 67, IJmulden.