Tien
jaar
geleden
VAN GISTEREN
§BE9§2fülg§ggIj=
Beroepsmoraal leidt tot verzet
ALGEMEEN HANDELSBLAD VAN ZATERDAG 26 JANUARI 1963 2
(Vervolg van pagina 1
De ene belangrijke dtfkdichting volgde de
andere op de voet; het gebeurde wel, dat
er dagen achtereen binnenlandse „zee"-
slagen werden gewonnen, vooral in fe
bruari en maart. Tegenslagen onver
mijdelijk waren zeldzaam. Begin juni
was de westelijke havendam van Zie-
rikzee weer in orde zodat er geen gevaar
lijke stroomversnellingen meer voor
kwamen, op 24 juli hieven de scheeps-
fluiten een triomfconcert aan in de her
stelde veerhaven van Kruiningen.
Daarna stonden nog enige zeer lastige op
gaven op het program, met name het gat
van Schelphoek en dat bij Ouwerkerk
twee enorme karweien, die heel wat in
genieursvernuft, materiaal en mankracht
vereisten. De Schelphoek werd eind
augustus „genomen" en de dichting van
het gat bij Ouwerkerk laat in. de dra
matische avond van 6 november, een van
de ontroerendste momenten in de jong
ste geschiedenis van Nederland, bijge
woond door onze Koningin betekende
het besluit van een uitermate roemvolle
periode.
Begin december 1953 was heel het door de
watersnood getroffen gebied weer droog.
Nu kon het opruimwerk, de wederopbouw
van alles wat vernield of beschadigd was,
het wegbezemen van modder, worden vol
tooid. Overal waren kampen ingericht
voor jong en oud (uit Nederland en uit
vreemde landen), die de teruggekeerde
bewoners van het rampgebied kwamen
helpen...
rEN jaar zijn sindsdien voorbijgegaan.
Wat er in dit decennium vernieuwd en
veranderd is, lijkt genoeg om er een hele
eeuw mee te vullen. Duidelijk is gebleken,
dat de ramp een soort katalysator is ge
weest, niet alleen voor de uitvoering van
het Deltaplan, maar ook op maatschap
pelijk, economisch en technisch gebied.
Ze heeft een algemene stroomversnelling
van het leven in het zuidwesten van Ne
derland tot gevolg gehad. Door haar toe
doen zijn vele mensen van beroep veran
derd of ge(ë)migreerd. Er zijn nieuwe
wegen geschapen en nieuwe verbindingen
aangelegd, er zijn dorps- en buurthuizen
opgericht omdat de mensen hun indivi
duele isolement wilden opheffen. De land
bouw ging meer gebruik maken van me
chanische middelen. Het Drie-eilandenplan
werd werkelijkheid als ouverture tot de
afdamming van de Zeeuwse stromen. Men
organiseerde zich voor bewaldng en ver
dediging van dijken. Het waterschapswe
zen werd drastisch vereenvoudigd; prach
tige voorbeelden hiervan zijn Zuid-Beve-
land met z'n grote waterschap „De Brede
Watering", Noord-Beveland, Schouwen-
Duiveland en Tholen. Op verscheiden
eilanden werd een zeer ingrijpende her
verkaveling uitgevoerd. En de laatste tijd
is men begonnen met het samenvoegen
van gemeenten ten einde de algemene
administratie te vereenvoudigen.
„Wij hadden hier vroeger achttien gemeen
ten op het eiland," zegt de heer Romeyn,
die voorheen burgemeester van Ouwer
kerk was (deze gemeente is nu bij Nieu-
werkerk gevoegd), „en nu zijn 't er nog
maar zes."
In de moderne comfortabele bungalow
achtige villa, die het echtpaar Romeyn
zich heeft laten bouwen op een stuk grond
vlak naast dat waar eens hun door de
watersnood vernielde huis stond, hebben
wij dezer dagen een middag doorge
bracht. En werden herinneringen opge
haald aan tien jaar geleden: de tochten
met het motorvletje, het instorten van de
witte dorpsmolen, de korte tijd van in
woning in Zierikzee, het verblijf in de
dorpsschool en later in de woonwagen
dichtbij de torenloze kerk (de toren had
den de Duitsers opgeblazen), waar de
Koningin eens op visite is geweest en ook
de Koningin van Zweden. Mevrouw Ro
meyn liet foto's zien uit de ramptijd en
heel die sfeer van nood-en-deugd begon
weer te leven.
Aan de wand hangt een aangrijpende
plaat van Doeve: Ouwerkerks silhouet en
het motorvletje vol mensen op een dood
se binnenzee drijvend bij het vallen van
de avond.
Ouwerkerk is sterk veranderd. Met de heer
Romeyn zijn we het dorp ingegaan, langs
de besneeuwde Laan der Wereldvetera
nen (naam die herinnert aan buitenlands
bezoek ten tijde van het opruimwerk)
over de Ring, langs de nieuwe achtkantige
kerk en de slanke spitse campanile waar
in de grote bronzen klok van heel vroe
ger weer hangt; voorbij een bordje (op
ooghoogte) dat vermeldt hoe hoog hier
het water in de rampnacht heeft gestaan,
een straatje dat vernoemd is naar de
schipper van het motorvletje, langs rian
te woningen voor ouden-van-dagen en
langs een hele buurt met Noorse namen
(allemaal houten huizen, door Noorwegen
geschonken); naar het kerkhof met zijn
graven, waarop zo dikwijls de datum 1
februari 1953 staat gebeiteld en het tra
gische woordje „vermist", rondom de
twee granieten rechterhanden die elkan
der vasthouden: het monument van Mari
Andriessen; en dan naar het nieuwe
dorpshuis in een voortreffelijk gerestau
reerd 17de eeuws gebouw.
WE zijn een beetje trots op Ouwer
kerk," zegt de heer Romeyn.
„En hoe staat het eigenlijk met de veilig
heid?" willen we weten.
„Nu ja... absolute veiligheid is natuurlijk
nog niet gegarandeerd, zolang de Ooster-
schelde niet is afgesloten, maar er is de
afgelopen jaren hard aan de verstevi
ging van de dijken gewerkt. Er zijn mis
schien nog wel wat zwakke plekken, bij
voorbeeld bij het kleine haventje van
Viane. Daartegenover staat dat de be
waking heel actief is. Nu het hele eiland
één waterschap is geworden zijn ook de
verdedigingsmiddelen efficiënter."
„Heeft die eenwording nog veel weerstand
gewekt op het eiland?"
„Niet veel. Vroeger hadden de bezitters
van grond midden op het eiland minder
aan dijklasten te betalen dan zij die aan
de gevaarlijke buitenkant zaten. Maar
de ramp heeft geleerd, dat bij een grote
overstroming iedereen evenveel te lijden
heeft. De lasten zijn nu over het gehele
land gelijkelijk verdeeld en ik geloof wel,
dat iedereen daarvan de redelijkheid vol
doende inziet."
„Is ook de herverkaveling gemakkelijk ver
lopen?"
„Zeker. Ook eigenlijk dank zij de ramp,
want toen de boel droogviel bleken oude
afscheidingen en begrenzingen zo onge
veer verdwenen te zijn, sloten dichtge
slibd, heggen verdwenen enz. Een heel
nieuwe indeling was noodzakelijk gewor
den. Alles is nu, meen ik, naar ieders
tevredenheid opgelost. Daar komt nog
bij, dat de landbouw grote wijzigingen
heeft ondergaan door de mechanisatie.
De landbouw op ons eiland is op moderne
leest geschoeid; hij maakt van de nieuw
ste methoden gebruik. Het is allang niet
meer zo, dat men op landbouwgebied
vooral belangstellend naar Groningen
kijkt. Zeeland staat nu ook z'n mannetje,
het is erg vooruitstrevend geworden. Een
effectieve verdeling van de grond is daar
bij een belangrijke voorwaarde."
De langdurige vc-stperiode, zoals die ons
deze maand januari heeft bezorgd, heeft
weer laten zien dat Schouwen-Duiveland,
hoe modem het ook geworden is, nog
altijd afhankelijk is van tamelijk on
zekere verbindingen met de buiten
wereld. Door de aanleg van de veer
havens van Kats en De Val is Zierikzee
wel dichter bij Goes komen te liggen,
maar als er veel ijs op de Oosterschelde
ligt heeft men daar weinig aan.
Sedert de haven De Val in gebruik is geno
men, is de aankomst per boot in Zierik
zee lang niet meer zo romantisch als
vroeger de betoverend-mooie vaart door
het Zierikzeese havenkanaal naar de
schilderachtige kade en de lokkende
torens. Maar de Zierikzeeënaren zijn
toch maar wat tevreden met het feit, dat
zij voortaan geen vloedplanken en em
mers klei of zandzakken hoeven te ge
bruiken als er weer eens een hevige
storm opsteekt, nu het kanaal (evenals
dat bij Brouwershaven het geval is) een
veilige keersluis als grendel heeft gekre
gen. „Een solide slot", zei de minister
van verkeer en waterstaat, dr. H. A.
Korthals, in 1959. Ook dit is een gunstig
gevolg van de watersnood.
HTE Middelburg, waar wij ons licht voor
dit herdenkingsartikel over de ramp van
tien jaar geleden opstaken bij het Econo
misch Technologisch Instituut, vernamen
we dat deze tien jaren ook hiérom zo
belangrijk zijn geweest, dat zij een ver
schuiving te zien hebben gegeven op 't
gebied van de sociale structuur. De me
chanisatie van de landbouw en er wordt
in heel Zeeland intensief geboerd heeft
veel landarbeiders tot fabrieksarbeiders
gemaakt. Ieder jaar worden ongeveer 500
mensen wit de landbouw gestoten.
Tien jaar geleden moesten landbouw en
industrie in Zeeland niets van elkaar heb
ben, maar juist de mechanisatie heeft de
twee dichter tot elkander gebracht; men
moet dan vooral denken aan industrieën,
die voor de landbouw werken, zoals bij
voorbeeld de nieuwe dteselmotorenfabnek
te Zierikzee, die haar arbeiders vooral op
Schouwen-Duiveland recruteert.
In Goes trekt voornamelijk een apparaten-
en ketelfabriek de belangstelling van jon
ge Zeeuwen, die geen emplooi meer bij
de boeren kunnen vinden. Agrarische ge
meenten gaan in inwonertal achteruit,
maar de grotere woonkernen handhaven
zich of worden groter (zoals bijvoorbeeld
St. Maartensdijk op Tholen). Ter neuzen
begint zich bijzonder voordelig te ontwik
kelen. En voorts mag men grote verwacht
tingen koesteren ten aanzien van de indus
trievestiging aan het Sloe. De grote uit
breidingsplannen van Middelburg in zuid
oostelijke richting wijzen daar al op.'
Het is hoog nodig, dat het Sloegebied zich
tot een groot industriegebied ontplooit,
want wat in Zeeland zeker zorg baart is
de enorme pendel van arbeidskrachten
naar Dordrecht en Rotterdami naar
West-Brabant en zelfs naar het conglome
raat Antwerpen (vooral uit oostelijk
Zceuws-Vlaanderen). In de jaren, die op
de ramp van 1953 volgden, is deze pendel
voortdurend groter geworden en op die
manier zou Zeeland kunnen leeglopen.
Men zegt, dat de Deltadammen en -bruggen
nieuw leven in deze provincie kunnen
brengen. Misschien is dit optimisme ge
rechtvaardigd, maar men mag niet ver
geten dat dammen en bruggen niet alleen
de buitenwereld met Zeeland zullen ver
binden doch ook Zeeland met de buiten
wereld. Per slot van rekening is het aan
Zeeland om de eigen mensen aan zich
te binden; en dat kan alleen wanneer het
zelf voldoende werkgelegenheid biedt.
Dan pas kan men zeggen, dat de waters
nood van 1953 zijn eigen monument ge
schapen heeft, niet op een stil kerkhof
maar aan een drukke verkeersweg tus
sen Noord en Zuid.
HERMAN BESSELAAR
43.
WIE oorlog zegt, zegt ellende, ziekte,
dood. Niet alleen aan de fronten maar
ook onder de thuisblijvers, de miljoenen, die
in zulke tijden op één hoop worden gegooid
onder de verzamelnaam „burgerbevol
king", onder de kinderen. In zulke tijden
komen ook de artsen in 't geweer, in hun
wapenrusting! Wie het een beetje getroffen
had (en er was grote kans het goed te tref
fen want verreweg de meesten waren goed)
vond in zjjn huisdokter een soort collectieve
vader, een vraagbaak, een helper.
Precies wat hij behoorde te zijn, zult u
wellicht zeggen, en wjj antwoorden daarop:
Precies. Maar dat was geen kleinigheid en
het kan waarlijk niet van iedereen gezegd
worden, dat hij in de bezettingstijd degene
was, die hij moest zijn, die hij, afgezien
nog van zjjn Nederlanderschap en politieke
overtuiging, uit hoofde van zijn ambt of
functie of beroep behoorde te zijn.
Daar hebben vele burgemeesters moeite
mee gehad, en ambtenaren en politieman
nen en juristen en onderwijzers en indus
triële^ ja zelfs predikanten en officieren.
Onze artsen eigenlijk het minst. Het artsen-
verzet is één van de monumenten uit de
bezettingstijd en ik vind het eigenlijk een
vreemde zaak, dat wij als volk nog geen
vorm hebben gevonden om aan onze dank
baarheid jegens onze
dokters tastbaar en
blijvend uiting te ge
ven. Daartoe zou, nu
twintig jaren later,
alsnog het initiatief
genomen kunnen wor
den. Want in het voor
jaar van 1943 bereik
te het verzet van de
artsen een hoogte
punt.
Van hen trouwens niet alleen. In januari
1943 had Hitier de algemene Arbeitseinsatz
en de totale oorlog afgekondigd. Het bete
kende dat de laatste remmen van recht en
menselijkheid waren doorgebrand en dat de
Duitsers alle, letterlijk alle middelen ge
oorloofd achtten, die konden meehelpen de
oorlog te winnen. Voor ons land betekende
dat een toenemende druk op de bevolking,
toenemende terreur, meer roof, een nieuwe
aanslag op de arbeiders, een jacht op de
studenten, men probeerde onze gedemobili
seerde soldaten uit 1940 opnieuw als buit
weg te voeren. De Duitse poging ook de
artsen in hun netten, te vangen behoort daar
toe. Het is niet gelukt.
HET is niet gelukt om verschillende rede
nen. De artsen hadden tijdig een onder
grondse contact-organisatie opgebouwd. Zo
behoefde de strijdende enkeling zich niet
alleen te voelen. Hij kreeg buiten de officiële
kanalen om, zijn parolen en hij kon op die
manier een weg vinden om raad te vragen
als dit nodig was. Hij wist ook niet alleen
te staan. Dit artsen-verzet was, net als
trouwens bijna alle verzetshaarden in bezet
gebied, van onderop ontstaan. Op
nieuw het merkwaardige verschijnsel dat
velen van de topfiguren uit de vredestijd
het eigenlijk lieten afweten of moesten wor
den meegetrokken door de onbekenden van
toen, die plotseling, toen de nood aan de
man kwam, verantwoordelijkheid en leider
schap ontwikkelden. Is er dan toch wat loos
met onze maatschappelijke selectie in vre
destijd? De artsen hadden bovendien het
voordeel niet sterk hiërarchisch te zijn geor
ganiseerd. Ze behoefden niet, zoals bijvoor
beeld bij de rechterlijke macht, naar
„boven" te zien, naar een „hoogste college"
en dan maar afwachten wat de heren daar
deden Of zoals bij de officieren, of de ker
ken die als kerk alleen maar in het
geweer konden komen als synode of
„Utrecht" hadden gesproken.
Uit het artsenverzet blijkt ook wat een
doelbewuste leiding waard is. Onze dokters
waren net zo min helden als de andere
Nederlanders. Ze waren, als de Duitse druk
groot werd, telkens weer tot toegeven be
reid. Maar dan was er die illegale leiding,
het zogenaamde Medisch Contact, die het
been stijf hield en dan volgden de anderen
weer.
Dat dit zo kón is, lijkt mij, voor een aan
zienlijk deel te danken aan het feit, dat de
dokters een bezinning op hun beroepseer en
beroepsplicht aandurfden, dat er in hun
beroep nog van iets dergelijks sprake was,
in tegenstelling bijvoorbeeld tot de werk
gevers, die zoiets helemaal niet kenden of
de ambtenaren en de officieren, voor wie
het in veel gevallen alleen maar in de
vorm van dorre formulieren aanwezig was.
Velen van de. artsen hebben hun actie
bovendien zeer bewust ervaren en gezien
theorieën over zuiverheid van het ras en
wat dies meer zij. Een poging de Maat
schappij in dit nazistische systeem in te
schakelen mislukte, omdat de meeste art
sen als lid bedankten (Op 14 september
1941 waren 3400 van de 5864 leden uitgetre
den) en op 27 september '41 trad het hele
hoofdbestuur van de Maatschappij af.
Niet de gelijkschakeling, de Duitse opvat
tingen over wat „medische verzorging"
eigenlijk was, vormden de hoofdaanleiding
tot het artsenverzet: De rassenleer, de
massamoorden op geesteszieken, de steri
lisatie, de aantasting van het beroepsge
heim en de degradatie van de arts tot een
handlanger van de staat en een helper in
de oorlogvoering.
Toen het via de Maatschappij niet lukte,
poogden de Duitsers een -zogenaamde Art
senkamer in te stellen (zoals er een cul
tuurkamer voor kunstenaars en journalisten
enz. was). De artsen hielden voet bij stuk
en overhandigden in december 1941 een
protestbrief aan Seyss Inquart (voorzien
van 4261 handtekeningen). Een prachtig
document, dat bekend behoort te blijven
onder ons volk en daarom citeer ik ook
énkele passages:
Hoeveel ook in de loop der tijden ver
anderde in de opvatting en maatschappijen
der volkeren, de arts bleef onaangevochten
als een onderdeel van het verzet,
of, om het te formuleren met woorden van
het Medisch Contact zelf: „als één der ver
zetsbewegingen deel hebbend aan de strijd
voor de vrjjheid van ons vaderland". Met
deze solidariteit heeft men niet alleen zich
zelf geholpen maai- ook het algemene verzet
en opnieuw valt het pijnlijk op hoe hier de
officieren als groep en de rechterlijke macht
als instituut (de individuele goeden niet te
na gesproken) een historische kans niet heb
ben gebruikt. Het illegale Medisch Contact
is één van die zeldzame gevallen, waarin
de Duitsers een verzetsorganisatie eigenljjk
hebben erkend en waarmee zjj, wanneer de
omstandigheden zulks eisten, zelfs overleg
pleegden.
Toegegeven, dat de artsen zich in een
gunstige positie bevonden. De Duitsers had
den hun artsen dringend nodig aan de fron
ten en in de gebombardeerde gebieden. Ze
waren, en terecht, doodsbenauwd voor
epidemieën, en een ongestoorde medische
verzorging van de onderworpen volken was
in zekere zin „kriegswichtig." Het verzet
van onze artsen wordt er niet minder eer
vol door.
ANVANKELIJK was de strijd van de
artsen er één die viel onder het ver
zet tegen de gelijkschakeling en inlijving
in nazistische organisaties. De meeste art
sen waren lid van de Nederlandse Maat
schappij tot Bevordering der Geneeskunst.
NSB-medici hadden hun Medisch Front op
gericht en verkondigden daar hun sinistere
de behoeder van een heilig kleinood: de
eerbied voor het leven, de barmhartigheid
jegens de zieke mens. In de erkenning van
deze taak is van oudsher tot heden het be
roep van de geneesheer steeds geioeest een
ambt van vertrouwen, ene priesterlijk
ambt...
Indien gij thans ons, doktoren, gaat stel
len onder de tucht van een met autoritaire
macht bekleed staatslichaam, bestaat voor
ons maar al te gegronde reden voor de
vrees, dat ambtenaren, aan wie onze ge
dachten en gevoelsoverwegingen vreemd
zijn, zich gaan mengen in d6 behandeling
onzer zieken en. van ons directe of indi
recte medewerking geëist zal worden aan
maatregelen, die met ons geweten en weten
schappelijk inzicht in strijd zijn...
Gebonden als wij ons weten aan de eed,
of do plechtige belofte, waarmede wij ons
ambt hebben aanvaard, gevoelen xvij ons
verplicht, u te verklaren, dat wij trouw
zullen blijven aan de hoge normen, waar
op sinds mensenheugenis ons beroep heeft
gerust...
Dat is taal, die niet alleen de arts maar
vele tienduizenden van ons volk moest aan
spreken en tot bezinning brengen. Het stuk
was dan ook bewust niet als geheim be
doeld, het werd doorgegeven aan de ille
gale pers en de artsen bewezen daarmee
nadrukkelijk dat de geestelijke gezondheid
van ons ganse volk hun ter harte ging. En
geestelijke gezondheid betekende verzet. Het
was een missionair stuk en als ik my
niet vergis behoorde ook eën zendingsarts
tot de medeopstellex-s ervan.
"VpETTEMIN gingen de nazi's door met
hun artsenkamer. Op 15 september
1942 werd de aanmeldingsplicht afgekon
digd. Wie zich niet opgaf kon een boete
krijgen van 1000.
Ongeveer 1600 gaven zich op, onder wie
een 250 NSB'ers en 600 Joodse artsen, die
zulks deden op advies van hun collegae
om, vanwege de extra gevaren die zij lie
pen, niet deel te nemen aan het verzet.
Van de overigen, ongeveer 6200 artsen,
hebben dus slechts een 800 getekend.
In februari 1943, twintig jaar geleden dus,
probeerden de nazi's ze nogmaals in de
val te laten lopen. De artsen liepen er
niet in. Enkele tientallen artsen werden
daarop veroordeeld tot betaling van een
dwangsom van 100 om de veertien dagen.
En toen volgde in maart 1943 de grote
actie. De artsen gaven hun beroep op, ze
haalden de naambordjes van de deur. Ze
waren dus, om zo te zeggen, geen arts meer
en konden dus ook niet gedwongen worden
lid te worden van de artsenkamer. Onnodig
te zeggen dat niettemin de zorg voor de
zieken ongestoord bleef doorgaan.
En zovelen deden mee aan deze actie, dat
de achterblijvers, om niet in de gaten te
lopen, hun bordje ook wel moesten weg
halen. De Duitsers waren een ogenblik
in de war. Rauter voelde voor doortastend
optreden en men weet
wat dit by Herr Rau
ter betekende. Maar
onder de andere klei
ne Flihrertjes waren
ook mildere menin
gen. Men had de dok
ters nodig en de Duit
sers schortten de boe
ten op en kondigden
een herziening van de
artsenkamer aan.
Toen gingen de bordjes weer op of naast
de deur.
DIT is slechts een deel van het artsen
verzet. Het is een hoofdmoment, maar
lang niet alles. Wij komen daar in deze
kronieken nog wel op terug. Een deel van
dit verzet vond niet in groepsverband
plaats maar was het werk van de gewone
„huispillen" in het dagelijks contact met hun
mensen. Dat begon al met het voorschrij
ven van extra voedsel en dus de mogelijk
heid van extra bonkaarten. Dat betekende
hulp aan zieke onderduikers. En ook het
te voorschijn roepen van ziekteverschijn
selen als huiduitslag, eczeem, temperatuurs-
verhoging, hartgebreken enz. enz. om daar
mee te verhinderen dat arbeiders na.\r
Duitsland werden gezonden.
Het schrijven van attesten, het verstrek
ken van kaarten die quasie een besmette
lijke ziekte aangaven, tot de directe hulp
aan het verzet door het zich beschikbaar
stellen met hun auto (ze behoorden tot de
zeer weinigen die hier en daar nog een
autootje rijden mochten). En dat alles bij
een overmatig drukke praktijk, veroorzaakt
door toenemende ziektegevallen, de stroom
van geëvacueex'den enz. enz.
Hoe zei ik het in het begin? Een soort
collectieve vader, een vraagbaak en waar
lijk een helper. En de grote meerderheid
van hen solidair met het ver-zet of meer
dan dat.
Het is prettig om twintig jaar later over
zulke mannen te mogen schrijven.
SJOERD VAN VLIET