Tien jaar geleden
ALGEMEEN HANDELSBLAD
WEEKEND BIJLAGE VAN
26 JANUARI 1963
IN de nacht van 31 januari op 1 februari
1953 vloog op de hoek van onze straat
een grote winkelruit uit zijn sponningen.
Hetzelfde gebeurde op talloze plaatsen in
de stad en ovei^l elders in de Neder
landse kustprovincies. Er woedde een or
kaan met windkracht 11 en 12.
Het werd een sinistere zondagmorgen. On
heilspellend gingen de bomen te keer, on
stuimig deinde het gezwollen water tegen
scheepswanden en beschoeiingen. Al
vroeg bracht de radio schokkende berich
ten over-overstromingen in Dordrecht en
op de Zuidhollandse eilanden, een 'ver-
broken spoorwegverbinding, alarm,in ver-
schillende plaatsen.
De mededelingen waren even verward als
bij een pas uitgebroken oorlog, maar hoe
verder de dag vorderde, des te duide
lijker werd dat men hier met een onvoor
stelbare ramp te maken had. Onder meer
bleek, dat er al met man en macht ge
vochten was voor het behoud van geheel
het lage midden, van Zuid-Holland; er
was een. begin van een doorbraak in
Sehielands hoge zeedijk langs de IJssel
geweest.
Velé plaatsen in de Zuidhollandse en Zeeuw-
se archipel waren moeilijk of zelfs hele
maal niet meer bereikbaar. Men vernam
de verschrikkelijkste berichten uit de
westhoek van Brabant, uit 's-Gravendeel
en Oude Tonge, uit Stavenisse en St.
Rhilipsland, uit Kruiningen en Kortgene.
Alleen van Schouwen-Duiveldnd werd
niets gehoord. Dit eiland was weer even
zeer „vergeten" als toen oorlog en bezet
ting over Zeeland tierden; door zijn isole
ment bleef het 't langst „uit het nieuws".
En toch werd juist dit eiland zo bijzonder
hevig door de ramp getroffen...
Diezelfde avond reden wë langs een grote
omweg, om Antwerpen heen, naar het
geteisterde Zeeland. In de vissershaven
van Vlissingen lukte het, aan boord van
een loodsboot te komen, die, vol ver
pleegsters, stapels dekens, kleren en me
dicamenten, op het punt stond de avon
tuurlijke reis naar Zierikzee te beginnen.
Op het vrijwel onbeschadigde Walcheren
wist men toen al, dat de toestand op
Schouwen-Duiveland zeer ernstig was.
Wild slingerde en stampte het schip door
een kokende zee langs de Walcherse
duinenkust, het was ijskoud aan boord
en er heerste een gespannen sfeer. De
aankomst voor het havenkanaal van £ie-
rikzee was nogal sensationeel. Met moeite
baande de kapitein zich een vaarweg door
de stroomversnellingen, die als gevolg
van dijkbreuken tussen de strekdammen
ontstaan waren.
Een aangrijpend schouwspelboerderij-
daken die, vaak half ingestort, boven de
eindeloze witgekopte watervlakte van het
overstroomde eiland uitstaken; mensen
- stonden, wuivend met doeken, op een stuk
dijk te wachten om per helikopter naar
een veiliger plaats vervoerd te worden.
De kade van Zierikzee was met houten
schotten afgeschei-md, maar de zondvloed
had zich niettemin toegang tot de stad
verschaft. Een hotel zag eruit alsof het
door een vliegtuigbom getroffen was. De
smalle straten naar de lager liggende
delen van de stad waren rimpelende
beken geworden. Op het droog gebleven
kerkplein, aan de voet van de stenen
reus van St. Lieven*, en voor de zuilen
van het klassicistische voorportaal ston
den honderden koeien te loeien.
In de kerk zelf zaten verslagen mensen,
die have en goed hadden verloren; kleren
en levensmiddelen werden er uitgedeeld.
In het stadhuis hielden autoriteiten kleine,
bliksemsnelle ve ^aderingen, men sprak
geagiteerd over het voor en tegen van
een algehele evacuatie. De telefoon
verbindingen met de buitenwereld waren
verbroken, maar Zierikzee wist nu ten
minste dat de buitenwereld op dë hoogte
was van de doodsnood, waarin het eiland
verkeerde.
VAN de top van de hoge toren zagen we
wat er van het eiland was overgeble
ven een afschuwelijk panorama, niets
dan water, een beangstigend-breekbare
dijk met, bij Ouwerkerk en de Schelp-
hoek, gapende gaten waardoor de zee met
geweld binnendi'ong; aan de horizon de
droeve silhouetjes van dorpen en gehuch
ten, hier en daar een dukw of eenmotör-
vletje niet dichtopeengedrongen mensen.
Alleen de hoge duinenkant van het eiland
stond saevis tranquillus in undis, rustig
boven de baaierd uit; een gering over
schot van wat eens het rijke Schouwen
was.
De volgende dagen hebben we dit alles
nader bezien. Met een motorvlet ging hel
naar Nieuwerkerk en Ouwerkerk. in ge
zelschap van Ouwerkerks bui-gemeester
en mevrouw J. Romeyn, voorzichtig la
verend langs hekjes en heggen, nu en dan
uitstappend om hei vaartuigje over een
gevaarlijke ondiepte (het plaveisel van
de provinciale weg) heen te trekken, met
hoge ï'Ubberlaarzen (soms niet hoog ge
noeg) wadend door de lage straten van
het ringdorp naar het verdronken kerk
hof, kenbaar aan de toppen van staande
grafstenen, of naar de witte korenmolen
die op instorten stond.
En een andermaal ging het naar de weste
lijke kant van het eiland door een grauwe
zee van ellende waarin dood vee rond
dreef en kindei'speelgoed, een brok piano
of een wandelstok, naar het kasteel Moei--
mond met zijn gesehonden kunstschatten.
De kasteelheer leidde ons rond door de
benedenkamers, waarin het water alweer
gezakt was; wanhopig smeet hg een
stenen vaas aan stukken...
yo was dat tien jaar geleden. De ramp,
die Nederland in rouw dompelde (op
de eerstvolgende zondag hingen overal de
vlaggen halfstok) en die de hele wereld
met Nederland deed meeleven. Er waren
1835 mensenlevens verloren gegaan. De
totdie, in geld waardeerbare, schade werd
geraamd op anderhalf miljard gulden. On
geveer 20.000 koeien, 12.000 varkens en
1750 paarden waren verdronken. Er wer
den Ifl.SOO gebouwen verhield of ernstig
beschadigd. Ruim 160 km dijklengte van
de hoofdwaterkeringen was er slecht aan
toe, waarvan rond J/2 km zeer slecht. Er
ontstonden in het rampgebied niet minder
dan 89 stroomgaten. Ongeveer 153.000 hec
tare werd geïnundeerd.
En dit alles als gevolg van een rampzalige
samenloop van allerslechtste weersom
standigheden, zoals die maar heel zelden
pleegt op te treden. Heel zelden mis
schien ééns in de duizend jaar, maar
toch, zoiets kè-n zich herhalen. Met deze
dreigende mogelijkheid voor ogen heeft
Nederland toen vaart gezet achter de uit
voering van een reeds vroeger geopperd
plan, dat in de allereerste plaats grotere
veiligheid beoogdehet Deltaplan,
dienend ter verkorting van onze kustlijn
(er zijn natuurlijk nog veel meer voor
delen aan verbonden, maar daarover zul
len we het nu niet hebben).
In elk geval heeft de ramp de stoot tot
deze geweldige nationale onderneming,
die nog in volle gang is, gegeven. Het
begon met de bouw van de (inmiddels
gereed gekomen) gigantische stormstuw
in de Hollandsche IJssel bij Krimpen, niet
ver van de plaats waar in de rampnacht
van 1953 zulk een kritieke situatie voor
de randstad Holland ontstond.
Dank zij de krachtdadige hulp van mari
ne, land- en luchtmacht, ook van militai
re bijstand uit het buitenland, en van
vele burgerlijke instanties, werd het red
dingswerk in het rampgebied bijzonder
snel en effectief uitgevoerd. Het duurde
niet veel langer dan een week.
Ongeveer tegelijkertijd werd het herstel ter
hand genomen. Door de grote medewer
king van de Marineluchtvaartdienst be
schikte de Rijkswaterstaat ook al bin
nen het bestek van een week over hon
derden overzichtsfoto's van de dijkgaten.
^an de KLM werd opgedragen op schaal
zogenaamde verticaal genomen fotostrips
van alle dijken in het zuidwesten te
maken. Mede aan de hand daarvan werd
hèt herstelwerk voorbereid. De mannen
van Waterstaat hebben toen in de maan
den, die volgden, titanenarbeid verricht
met hun reuzencaissons en hun nieuwe
vindingen (asfalt en nylon!).
{Zie verder pag. 2)