Nu de dijken
dicht zijn
HET NATIONAAL RAMPENFONDS
HET PAROOL PS
ZATERDAG 1 FEBRUARI 1958 PAG. S
BIJNA precies een jaar, nadat in Lei
den het kruitschip was ontploft, werd
Zeeland weer eens bijzonder zwaar ge
teisterd. Dat was in de nacht van 14 op
15 januari 1808, maar in de schoolboek
jes komt dit*jaartal niet voor: zo'n over
stroming was immers maar een geweste
lijke kwestie, een zaak van ..ergens ach
teraf". de gevoelens lagen heel anders
dan bij de verwoesting van Leidens bin
nenstad, die het geld van alle kanten deed
binnenstromen. Nietwaar, dit was een
..Hollandse" zaak... In een brochure van
A. Boot lezen we: ..In 1820 rees het
water 2 cm hooger dan in 1808. Tot
herstelling der dijken op Z.-Beveland
bleek 315.711 noodig. waarvoor koning
Willem I uit eigen fondsen 2000 be
schikbaar stelde. In 1825 overstroomden
alleen in Zeeland 16057 gemeten in éënen
vloed. De Zeeuwen brachten toen voor de
noodlijdende streken aan bijzondere ga
ven 4779.50J,en" let wel!! ,,in de
algemeene collecte door geheel Nederland
315,78 ten offer" De nationale op
brengst was dus ongeveer slechts een
vijftiende van die van Zeeland zelf.
Boot schrijft, naar aanleiding van een
grote ramp nog aan het begin van deze
eeuw die van 1906 ,,Men ziet 'hans
wel iets van de ellende, die geleden
wordt, doch niet het voornaamste. Dat
komt later, als men weer In zjjn woning
is teruggekeerd. Eerst moet het huis ge
reinigd en vernieuwd worden, daarna
voor de bedorven meubelen andere aange
kocht. Vervolgens nieuw vee aangeschaft.
Gaarne willen smid en wagenmaker
enz. aan den arbeid. Doch er komt niets
Hoe kan de boer late verdienen, als hij
zelf niets beurt! Indien dat meer beseft
werd. dan zou er in Nederland op veel
ruimer schaal gecollecteerd en gegeven
worden, waarom toch houden hoogge-
plaatsten zich zoolang verre om het ini
tiatief te nemen tot het houden van eene
a t i o n a 1 e collecte". Nu, dat zou pas
komen in 1916, toen niet Zeeland, maar
Noord-Holland het zwaarst getroffen werd.
Op 14 januari brak de Zuiderzeed\jk door
bij Eemnes. Nijkerk, Elburg en Volen-
dam en verder op verschillende plaatsen
langs de Kop van Noord-Holland. Op
Marken, dat geheel werd overstroomd,
kwamen zestien personen om het leven.
Weinig scheelde het. of de Purmer en de
Beemster zouden zgn ingelopen. En nu
Nederland zo direct in het hart was ge
troffen, leefde heel de natie mee; van
noord en zuid en oost en west kwamen in
groten getale de bedragen binnen. Overi
gens werd het geld alleen ter beschikking
gesteld aan die personen, groepen of in
stellingen, die door de watersnood finan
cieel noodlijdend waren geworden; men
beperkte zich er toe de uiterlijke toe
stand" te herstellen. Pas in 1925. toen
o.m. Borculo zo zwaar werd geteisterd
door een geweldige orkaan, kwam men
met het idee van ..nieuw voor oud".
Een oude inwoner van die stad zei zacht
jes: ..Het zou een ramp voor Borculo
zijn geweest als er geen ramp was ge
weest." Kortom, de herbouw heeft van
Borculo een geheel andere, veel moder
nere woonplaats gemaakt, waar men
eensklaps ging bouwen in een eigentijdse
stijl, die aansloot bij de veranderde eisen
voor de volksgezondheid. Voor het eerst
althans op grote schaal deed men
In Nederland méér dan alleen de schade
herstellen en de oude toestand terugroe
pen: daarentegen trachtte men een nieu
we perspectief naar de toekomst te ope
nen. Reeds zeven dagen na de ramp
van 1925 schreef men: ..Er zal een nieuw
Borculo verrijzen, niet zo schilderachtig,
niet zo antiek als het oude. maar gezon
der en doelmatiger, zonder de krotten,
die men in de uithoeken nog vond en
die nu zijn weggevaagd."
„Het zou een rump zijn geweest als we
hier geen ramp hadden geluid", zei een
paar jaar na febr. '53 'een voorzichtig
man op een der Zeeuwse eilanden. Hij
zei het fluisterend, want de wind. die daar
altijd waait, strijkt over vele kerkhoven,
en in die fatale Jebruari-maand werden er
1800 graven gedolven.
NOOIT tevoren fn de geschiedenis ble
ken verre, wellicht nimmer bezochte
provincies voor miljoenen mensen in
eens zo duidelijk en direct te liggen bin
nen de begrippen ..ons" en „thuis" als
in '53. Voor niemand binnen onze gren
zen had die ramp eer hoe dan oolP
plaatselijk Karakter, zoals nog bij Borcu
lo toevallig door een woedende wind ge
troffen. In 1953 was het water onder
ieders deur door tot aan de lippen
van de natie gekomen. De verbazing
wekkend spontane hulp in alle vormen
sprong vanaf het eerste ogenblik ver heen
over de woorden „redding", „leniging"
en „gaten dichten". De oude toestand
van een dag daarvoor was op slag waar
lijk oud geworden en zou enkel kunnen
worden opgevolgd (niet vervangen!) door
iels dat geheel nieuw zou zijn. Misschien
werd het zo in de eerste ogenblikken va
ger gevoeld dan er hier staat, maar gaan
deweg werd dit sentiment het voornaam
ste en het meest en helderst besproke
ne.' En bet was deze nationale gevoels-
en later denkwijze, die er voor het eerst
in onze lange geschiedenis van ramp en
bijstand de oorzaak van was. dat de na
tionale vrijwillige sl*Un een zo giganti
sche omvang aannam. Die steun reikte
hiet gemakzuchtig, om maar iets te
doen naar lapmiddelen, maar zocht
met volle daadkracht en onversaagd een
nieuwe toekomst te verwezenlijken voor
de „zij" die „wij" geworden waren. Het
totale bedrag der gaven steeg snel. Tien
dagen na de ramp was er reeds 31 mil
joen binnen, negen dagen nadien al 50
miljoen, vier wéken na de ramp was ei
66 miljoen, en nog bleef de stroom zich
voortzetten; begin april boekte men een
getal over de 93 miljoen, en op 9 apr"
was de 100 miljoen vol.
Op 23 mei was er al weer 13 miljoen
méér. en ruim een maand later, op 30
juni, was het totaalbedrag 123 miljoen.
Uit deze bedragen en data kan men op
maken, dat de curve weliswaar een zeer
hoge piek vertoonde, maar dat de lijn
van de ingekomen bedragen daarna
slechts zeer langzaam gemeten over
zo'n grote tijd afliep. In totaal werd
ontvangen 137.875.000. waarvan ruim
96.000.000 uit Nederland zelf en niet
minder dan ruim 41.000.000 uit het bui
tenland. En al dal geld kwam in de kas
van wat toen nog nieuwe woorden voor
ons waren: „Het Nationaal Rampen
fonds".
AL in 1927 schreven jhr. J. H. Röell
en N. M. Josephus Jitta: „Al mag
gehoopt worden dat ons land lang
gespaard moge blijven voor rampen als
die in 1925 en 1927" bij een tweede
cycloon „zijn voorgekomen, zoo scmjnr
het toch gewenscht te zijn nu reeds de
kern te vormen voor een Nationaal Steun
comité dat bij voorkomende rampen on
middellijk te werk gesteld kan worden.
Het ruime bedrag, dat door saamhoorjg-
heid en het gevóel van naastenliefde van
het Nederlandsche Volk is bijeengebracht,
kan reeds als grondslag voor toekomstige
hulpverleening bestemd worden en in han
den gesteld worden van een Nationaal
Comité waarvan de leden door de Re
geering benoemd worden."
Het moest nog tot 1935 duren voor een
dergelijk .comité" in het leven werd ge
roepen, niet onder de vleugels van de re
gering, maar op particulier initiatief, -1
als een soort overkapping van grote hulp
verleningsorganisaties. te weten „Het Ne
derlandsche Roode Kruis", „Het Oranje
Kruis". „Het R.K. Huisvesting Comité'
en het „Watersnoodcomité". Vóór de op
richting van het N.R.F. werkten deze
vier organisaties geheel onafhankelijk van
elkaar, en deden ze in nooduren los van
elkaar en soms gelijktijdig een beroep
op de offervaardigheid van het publiek,
hetgeen uiteraard verwarring stichtte en.
niet bevorderlijk werkte ten aanzien van"
het eindresultaat. In het jaar 1935 zag
men de „innende taak" dus als de voor
naamste voor Het Nationaal Rampen
fonds: op het terrein van de daadwer
kelijke hulpverlening bleven de vier con
stituerende organisaties, ieder naar eigen
aard, volledig zelfstandig werkzaam.
Maar de statuten van het N.R.F. bepaal
den hiernaast evenwel, dat. wanneer de
omvang van een eventuele ramp daar
toe aanleiding zou geven, het N.R.F. zou
kunnen besluiten zélf het terrein der fei
telijke hulpverlening te betreden; daarbij
zou het tevens gerechtigd zijn zich van
andere dan de reeds genoemde organisa
ties te bedienen Eindelijk was het zover.
Wat de vele vloeden niet hadden kunnen
tezamenbrengen. werd verenigd in d„e stil
te na de voor Nederland zo ongfèwone
cyclonenniet van de waterkant, maar
van de landzijde van het hoog en droog-
gelegen Borculo begon de eendrach'..
Niet alleen steunde het N.R.F. op het
(kleine) saldo van „Borculo", maar ook
op de geest van de opbouw daar: dat
men nieuw voor oud moest geven. De
nevenstaande financiële verantwoording
van het N.R.F. laat u zien. dat er voor
de z.g. „huïsraadschade" het grootste be
drag is uitgetrokken. Reeds enige dagen
na de ramp stond vast. dat het N.R.F.
de huïsraadschaderegeling op zich zou ne
men, en dat deze taak de voornaamste,
liever gezegd, de meest kostbare zou
worden. En het was toen ook al duide
lijk, dat de huisraadvergoeding niet zou
moeten worden verleend in natura, maar
in geld. De verlening in natura zou uiter
aard verschillende voordelen hebben ge
had, maar de nadelen ervan wogen veel
zwaarder. Het zou immers nooit verant
woord zijn geweest hei rampgebied als
het ware te uniformeren door alle getrof
fenen te voorzien van gelijkvormige ar
tikelen, vooral niet, omdat het N.R.F.
juist hulp wilde bieden in de „persoon
lijke sector". Het ging er bij voorbaat van
uit, dat de rampslachtoffers niet moes
ten worden behandeld als onmondige kin
deren, die niet in staat waren hun geld
verstandig te besteden. Men moest hen
die vaak alles hadden verloren ook
nog niet het recht laten verliezen om hun.
persoonlijke smaak en voorkeur uit te le
ven.
BU het verzamelen van cijfers, feiten
etc. voor het boek „Het Water Tot de
Lippen", waaraan ik de gegevens in
dit artikel ontleen, heb ik nooit eén klacht
over Het Nationaal Rampenfonds ge
hoord, integendeel. Het door het N.R.F.
ontworpen systeem voor de huisraadscha
deregeling heeft speciaal zeer goed ge
werkt voor de grote massa van de ge
troffenen: landarbeiders en kleine mid
denstanders. Ze hebben zich weer volle
dig kunnen inrichten, en velen hebben
bij die regelingen gewonnen in zoverre,
dat ze dus nieuw voor oud kregen. Was
voor wie zoveel hadden verloren en ge
leden een dergelijke winst misplaatst"
Ieder weldenkend mens zal op die vraag
ontkennend antwoorden, en stellig als hi:
weet, dat die winst niet enkel positieve
materiële, maar ook positieve (wo
ning) culturele kanten had, er,
heeft.
Over tien, twintig jaar. wanneer de her
innering aan de ramp van '53 ook in de
eens geteisterde gebieden zal zijn ver
vaagd, zal ook het Nationaal Rampen
fonds weinig meer zijn dan een verre
klank. Velen zullen er nog slechts zeider.
aan denken, dat hun meubels uit dat
Fonds bekostigd werden dat hun bril of
hoorapparaat kon worden aangeschaft
door de hulp van het N.R.F., dat Uien
als kind eens een zorgeloze vakantie heeft
genoten met steun van dat Fonds. Maar
voor een betrekkelijk klein aantal men
sen zal na zo'n lange tijd wél de naam
van het Fonds periodiek in het geheugen
terugkeren: voor de dan nog levende we
duwen en wezen, wier verzorging door
het N R.F. immers een blijvende laak is.
Een betrekkelijk klein aantal mensen
ten minste als men bedenkt, dat bij de
ramp van '53 ongeveer 1800 het leven
lieten. Onder hen waren vele vaders, die
nooit meer voor hun gezin zouden kun
nen zorgen. Maar het aantal achtergeble
ven weduwen en wezen is naderhand ge
ringer gebleken dan het N.R.F. aanvanke
lijk op grond van het totale aantal slacht
offers had verwacht. Dit kwam voort uit
de droevige omstandigheid, dat zich on
der de 1800 doden gezinnen bevonden,
die volledig zijn omgekomen. In al
die gevallen dus, waarin met de kost
winner ook zij omkwamen voor wie hij tij
dens zijn leven zorgde, behoefde het
N.R.F. helaas geen uitkering te
doen.
Zo loerden er in totaal „slechts" tu,0
pensioenen toegekend, waarvan 51/ aan
weduwen, 10 h aan hal/wezen en 8H aan
volwezen. Ook werden blijvende periodie
ke uitkeringen toegekend aan hen, die
ten gevolge van de ramp geheel of ge
deeltelijk invalide waren geworden.
TEN SLOTTE nog één van de vele
aspecten van het Nationaal Rampen
fonds, die speciaal voor u, én voor de
toekomst van belang zgn. Het vergoeden
van de schade, die vele vrijwilligers bij
hun reddingswerk of bij hulp op andere
wijze hebben geleden, werd dadelijk door
het N.R.F. als een belangrijke taak ge
zien. niet enkel uit het oogpunt van
rechtvaardigheid, maar ook om het wezen
van dit Fonds sterk te accentueren: mocht
zich ooit weer een ramp voordoen en
in 1953 was dat gevaar verre van denk
beeldig dan moesten de spontane hel
pers bij hun werk het Nationaal Rampen
fonds als betrouwbare steun in de rug
weten. Kortom: iedere particuliere helper
werd het recht gegeven zich als het ware
vertegenwoordiger van het N.R.F. te voe
len. Dat dit van groot belang is, ligt
voor de hand. Bij vrijwel geen enkele
ramp immers zijn de aangewezen organi
saties onmiddellijk daar waar ze het
hoogst nodig zijn. Hun systeem moet
eerst worden gealarmeerd en de mensen
moeten van elders, soms zelfs van zeer
ver komen. Dat kost allemaal tijd. Meest
worden dus de eerste stoten opgevangen
door mensen, die builen organisato
risch verband toevallig ter plaatse zijn
of die van nabij komen. Bij de ramp van
"53 werd in de eerste nooduren de hulp
voor een zeer groot deel verslrekt door
ongeorganiseerde particulieren, en op ve
le wijzen als zij er al niet het leven
brj inschoten leden zij materieel ver
lies. Soms was dat enkel een pak kleren,
maar in vele gevallen ook waagden zij
hun bestaansbodem door het inzetten van
bedrijfsmateriaal, zoals auto's, schepen
enzovoorts. Heel wat auto's en schepen
zijn op die manier ernstig beschadigd
of zelfs geheel verloren gegaan Anderen
hebben, door het opnemen van druip
natte drenkelingen of door het onderdak
verlenen aan grote groepen, hun huis
raad .rampzalig" zien beschadigen.
Weer anderen, winkeliers, caféhouders,
er- dergelijken hebben hun gehele voor
raad uitgedeeld Lang niet ieder heeft
zijn schade opgegeven: velen hebben de
geleden schade beschouwd als hun bij
drage in de algemene offervaardigheid ten
bate van de rampslachtoffers. Maar de
wel ingediende schade is uitgekeerd, uiter
aard na onderzoek omtrent de aard en
omvang daarvan. De feestneuzenfabri-
kant. die schade leed, omdat overal in
het land de carnavalsviering werd afge
zegd. heeft geen uitkering gekregen. Zijn
brief is als een curiosum opgeborgen in
het archief van het N.R.F.. dat nu weer
is wat het ook voor '53 was: een slaper
dijk. thans met een onbezoldigde direc
teur een boekhouder en een secretares
se voor halve dagen, en met als kan
toor een kleine kamer, welwillend afge
staan door „Het Oranje Kruis' Behalve
een groter saldo en de reusachtige winst
aan ervaringen heeft men dus weinig
meer dan or 31 januari 1953: de slaper
dijk rust weer. minder zachi sluimerende
overigens dan in 1935. want tussen toen
en nu is er die grote ramp geweest, die
zo ontzaggelijk veel heeft veranderd in
ons gevoel van zekerheid
MAX DENDERMONDE
FINANCIËLE VERANTWOORDING
^evensonderhoua evacués, enz3.899.000
Maatschappelijke werksters, gezinsverzorgsters enz800.000
Eerste Hulp door het Nationaal Rampenfonds zelf 2.311.000
Eerste Hulp door de provinciale opbouworganen 2.452.000
Eerste hulp door andere Instanties (gemeenten, enz.) 578.000
Toiletartikelen, zakgeld, enzn 725.000
Brillen en hoorapparaten 13.000
Schade door particuliere hulpverlening 495.000
Aanvulling verbruikte rampendepots 275.000
Voltooiing rampendepotplan en overeenkomstige voorzieningen 1.200.000
Huïsraadschade 92.545.000
Bijzondere noden 51.000
Suppletie agrarisch plan 388.000
Immateriële schade zelfstandigen 7.000.000
Immateriële schade kerken, enz. 3.000.000
Immateriële schade verenigingen, enz1.000.000
Opname kinderen In herstellingsoorden 157.000
Vakantie-uitzending kinderen 342.000
Opname hulsvrouwen In rustoorden 71.000
Periodieke uitkeringen weduwen, wezen, enz. 3.365.000
Klelpian Schouwen-Dulveland 950.000
Kerkplan 4.000.000
Rampen na februari 1953 *2.402.000
Sociaal-cultureel reconstructieplan 3.000.000
Diversen (w.o. leningen en reserveringen) 3.359.000
S 134.378.000
Ontvangen middelen 137.875.000
Algemene reserve 3.497.000