DE PL A A TS VER VA NGER
Wacht u voor de Kerstman:
Hij is 'n geniepige schertsfiguur!
De taal verandert, maar het
Oude Boek bliïft altiid nieuw
en legde Hem in een kribbe
Sociale rol van
de
mens
INSLUIPSELS VAN OVERZEE
En probeer eens
vogellijm te
kopen
Tekening I. SPREEKMEESTER
HET VRIJE VOLK DONDERDAG 24 DECEMBER 1953
PAGINA 6
/hëh vandaar? een plaatsvervanger gehuurd," zei de
ongeman. ..Het kost wel een heleboel, maar het is
goed om het. zo nu en dan te doen. Het is de enige
manier om tot rust te komen,"
,,Heb je een blauwe genomen?" vroeg het meisje.
,,/Vee een bruine. Ik wilde ook een plaatsvervangende
vreugde hebben."
,,.Je doet maar," zei het meisje bitter. .„Je kunt het je
veroorloven. Ik zelf heb lang geen vreugde gehad."
,,Als je jdrig bent, krijg je er eens een van mij," zei de
jongeman.
,.Ik ben net jarig geweest." zei het meisje en haar lip
trilde even. ,,Maar ik zou er dolgraag eens een hebben."
,,Kom. kom," zei de jongeman. Drink je glas eens leeg,
dan breng ik je thuis."
Maar het meisje nleef zitten Het
zat aan het raam van een groot, res
taurant en het liet even haar mooie,
rimpelloze voorhoofd tegen de koele
ruit rusten. Grote neonlampen zetten
de boulevards in een blauw-wit licht
Het was rumoerig buiten Over Je
viaducten stoven de auto's in razen
de vaart voorbij. De lucht was vol
röde ei. groene lichten van helicop
ters. En langs de trottoirs trok een
ononderbroken stroom van mensen
naar de stations Ze liepen gehaast
en e vroeg zich af. waar ter wereld
ze allemaal woonden Een schok van
er saamheid ging door haar heen:
een kort. intens verlangen bij hen te
horen en mee te kunnen lopen, naar
een gezamenlijk doel.
Ze wendde haar blik van het raam
af
„Hoe laat komt hij?" vroeg ze.
..Wie?" vroeg de jongeman ver
baasd
„Je plaatsvervanger..."
Die is er al,' zei de jongeman.
„Maar je bent niet blij." stamelde
het meisje
„O zeker wel! Wat mankeert er
aan? Hij heeft, al mijn werk gedaan
vandaag en voordat hij daarmee be
gon. heeft hij me een vreugde-injec
tie gegeven Het is alweer bijna weg.
Ik heb zelden zo'n heerlijke dag ge
had."
„Wat heb je gedaan?"
„Gedaan? Ik heb juist niets ge
daan." zei de jongeman „Denk je
eei.s in! Niet naar het laboratorium.
Niet op mijn kruk zitten en turen
en wachten Ik heb me de hele dag
kunnen ontspannen."
„Wat heb je gedacht?" vroeg het
meisje
„Hè. wat een rare vragen stel je
soms Niets heb ik gedacht Helemaal
niets. Dat was juist het prettige..."
VT/EET JE dat het morgen Kerst
mis is?" vroeg het meisje.
„Natuurlijk weet ik dat." zei de
jongen korzelig „Ze lieten vanavond
op de televisie zien. wat voor versier
selen de mensen vroeger hadden. Ze
haalden groene bomen in huis en
die hingen ze vol glazen prullen."
„En er brandden kaarsen in die
bomen en bovenin staken de mensen
een grote, glinsterende ster." zei het
meisje. „En ze zongen van vrede op
aarde
„Tegenwoordig zijn er geen bomen
meer fce koop en dat. is maar goed
ook. Ze vlogen in brand Bovendien
passen ze niet bij onze huizen," zei
de jongen „En vrede op aarde? Ik
zou wel eens willen welen, waar je
alle mensen liet. als het altijd vrede
op aarde was."
„Paul." zei het meisje plotseling
dringend. „Paul, ben je nooit blij ge
weest zonder injectie?"
„Wat doe je toch vreemd van
avond," zei de jongeman. „Ik ben
niet verdrietig Niemand is meer ver
drietig, want er is geen reden meer
vooi Is dat niet genoeg?"
„Hoe laat gaat je plaatsvervanger
weg?" vroeg het meisje
„Een plaatsvervanger in bruine
uniform werkt tot- middernacht."
„Het is bijna twaalf uur," zei het
meisje.
„Zullen we dan naar huis gaan?'
vroeg de jongeman „Dan slaap ik
net, "als mijn vreugde op is."
'TE BLEVEN buitén éven staan en
'J de wijzers van de groie klokken,
langs de boulevards, gleden met
harde groene vingers Kerstmis bin
nen. Het was nu bijna leeg op straat
en het had opgehouden met sneeu
wen. Het meisje keek naar de lucht.
Hoog tussen de lichten van de heli
copters en de vele schijnwerpers
straalde een grote ster aan de hemel.
Daar heeft hij zijn kaars aange
stoken," zei het. meisje en ze wees om-
hor;;. De jongen keek haar weifelend
aan „Je gelooft toch niet. dat. hij er
nu nog is?" vroeg hij
•Het meisje fronste de wenkbrau
wen „Dat moet haast wel." zei ze
nadenkend, „want hoe zouden wij
hem herkend hebben, als hij er niet
alt:jd was geweest?"
Ze keek onderzoekend naar het
gezicht van de jongen en toen lachte
ze plotseling helder door de nacht.
„Je ziet eruit of je echt blij bent.
zei ze en ze wees op de grote klok,
vla bij hen. Het was t.ien over
tw alf
De jongen sloeg zijn arm om
haar heen. ,,Als hij het werke
lijk is." zei hij aarzelend, „dan
weet ik wie je bedoelt." Hij
zweeg, alsof hij alweer te veel
had gezegd.
Maar het meisje knikte be
grijpend.
„Hij was het Kerstkind,"
fluisterde ze, „én eens de
plaatsvervanger van alle men
sen op aarde."
Ze liepen hand in hand naar
de auto. die snel en geruisloos
om de hoek verdween. Onder
het wit-blauwe neonlicht lagen
- -vart's koud en leeg in
de nacht, onveranderd...
HET MEISJE antwoordde niet
meer, Het keek uit het, venster
en het zag. hoe een paar late
sneeuwvlokken uit de hemel daalden
en lichtblauw kleurden in het neon
licht De boulevard had de verwar
ming aan en Je kon niet zien. waai
de vlokken neervielen Ze smolten bij
een eerste aanraking met de hete
grond Was het waar, dat de mensen
eens sneeuwpoppen maakten?
„Vroeger werd de stad wit, als het
sneeuwde," zei het meisje. „En toen
waren de mensen blij, zonder dat ze
een injectie kregen. Ze hadden alle
maal een eigen vreugde En ze hoef
den geen geld te betalen voor een
el tsvervanger Ze mochten om
eurten ophouden met werken en
iemand anders deed hun werk en
dat kostte hun niets."
„Vroeger," zei de Jongeman. „Wat
weet jij daarvan? Vroeger waren de
mensen ongelukkig en hadden ze
l„st van hun zenuwen en van hun
geweten En bijna niemand had tele
visie en maar enkelen hadden een
auto en die reed niet harder dan
honderdtwintig. Er stonden nog geen
helicopters klaar op de daken en dé
straten waren onverwarmd."
Er liep een man over de stoep en
het meisje ving zijn blik op. Hij bleef
even staan en keek haar een ogen
blik aan, alsof hij over haar nadacht.
Ze hield haar adem in, alsof er iéts
zou gaan gebeuren en haar hart
bonsde in haar van ongerustheid.
Maar hij liep verder en ze zag hem
na
„Heel vroeger." zei het meisje,
„toen hadden de mensen geen neon
licht maar kaarslicht. En daardoor
hadden ze veel vriendelijker gezich
ten. Ze zagen er niet hard en koud
uit, maar hun gezichten glansden."
En ze dacht aan het gezicht van
de vreemdeling, voor het raam. Wie
zóu hij zijn geweest?
ATAAR HET MEISJE antwoord
de niet. Het keek uit het raam
naar de vreemdeling, die lang
zaam terugkeerde langs de brede
boulevard. Hij droeg lets in zijn
hand. een kleine, witte staf was het,
met een vlam bovenin. Het meisje
begreep plotseling dat het een kaars
nioest zijn.
Zijn gezicht glansde ln het licht
érvan. Hét was lang niet zo oud als
ze had gedacht, maar het was vol
strekt anders dan de gladgestreken
gezichten om haar heen De man keek
ditmaal niet op Hij keek in de verte
en droeg langzaam het licht, voort.
Het flakkerde klein en helder heen
en weer. als een ster in het duister.
„Paul," fluisterde het meisje, „zie
je die man daar?"
De jongen knikte.
„Niemand ziet hem," zei het- meis
je. „Hoe komt het dat niemand hem
ziet?"
„Zullen we opstaan?' vroeg de jon
gen, „Het is vijf voor twaalf Zal ik
mijn wagen halen?"
„Ik ken zijn gezicht,." zei het meis
je. „Het is een gezicht, van heel vroe
ger. Kun jij het je niet herinneren.
Paul?"
De jongeman aarzelde even. Hij
zag er ineens uit of hij in de war
was. Toen zei hij zacht: „Mijn groot
vader had een gekleurde plaat met
vier gezichten erop. Er stonden vier
namen onder: Mattheus, Marcus.
Ljcas en Johannes Dit is net zo'n
gezicht en tóch niet heler val
„Misschien is het alle vier te
zamen," zei het meisje
„Je bent een eigenwijs ding," zei
de jongen, maar hij zag er plotseling
opgelucht en verheugd uit.
j J
„En het geschiedde in die dagen, dat er een hevel uitging ren. was eind Januari 1952 uitver-
kocht, nog geen twee maanden na
vanwege keizer Augustus, dat het gehele ryk moest worden de verschijning Andere oplagen zijn
waren afgeleid en wemelden van fou
ten. De Statenvertaling, die in 1637
verscheen, zal waarde behouden als
een taalmonument uit de zeventiende
eeuw. De Statenvertalers hebben een
groots werk verricht, maar vele woor
den en uitdrukkingen uit hun tijd
behoren niet meer tot de levende
taal, of hebben een geheel andere be
tekenis gekregen Woorden als bagge
(ring), rondas en beukelaar (schild
en pantser), sioeer (schoonvader)
zijn in onbruik geraakt. Slecht be
tekende vroeger eenvoudig, onnozel
was onschuldig. Uitschot heeft nu
een ongunstige betekenis; het werd
in de zeventiende eeuw voor lichting
gebruikt.
ingeschreven Deze inschrijving had voor hel eerst plaats, gevoigd De jaarlijkse Bijbeiomzet in
Nederland is verdubbeld, nu men „het
toen Quirinius het bewind over Syrië voerde. En zij gingen oude Boek dat altijd nieuw blijft" in
allen op reis om zich te laten inschrijven, ieder naar zijn de taal van onzs liid kan lezen.
„Het enige -echte motief voor alle
Bijbelvertalen is de eerbied voor Gods
Zo begint in het Evangelie naar Woord," zeggen J. J. Kijne en F Vis-
Lucas het verhaal van de geboorte ser in hun boekje over de achter
van Jezus. In vele protestantse ker- grond en de geschiedenis van de
ken en gezinnen wordt het met Nieuwe Vertaling.
Kerstmis voorgelezen uit de Nieuwe
eigèn 'stad."
6 <2nöffictgtfcfiitööcnljïfiibarrUJ.v
mi/ d,u öc b.i0fn tirrbult Uiiriöfiibat fji
baren fnubc.
OiörfnH'acrbcljarrn °cerfl gcbo<
mi foon i cnö'r luanbt hrm m borrhrn
rnbf Icliöf ficmntbtr mbc rribbconi bat
boo; Ijnrr lirbrtigtrltplaftfc cu toaa inbc
ftrriirrgr.
s enbrbarrüiarrnticrbrrs mbicfcl'
brlnnbflrmlic liarr licnibrnbcin het toclor
nibf üirlbtn br natljt lunctjt otorr ijarc
rubbc.
o <£nbc firt rrn «Jngd brn prrrrn
(lontb)i linrv. eubc bc nrrrlitkbrjit bni
Krcrcn omftljcrnfc/ cnbc Ipbjcrfbrn run
grootrbjrffc.
10 enbrbc«?ngcirr)'bcroibarr/ C-n
bjrrft nirr üiant Oct irk "bcrlionbigc u
gioorc blgbtfcljniii bic alle ben bolclu
ttefcnfal.
i Namdnk 1 bftl U bCbClI QCÜOirn IB
bc^ahfljniahcr/tuelchc 10" tfljjiflug bt
pecrr/ in bc ftnbt ©nbtbB.
11 i£nbe bit fal u het tccchtn 51)11
33tin lult hcthinbchrn binben 111 boerheu
geVboubcu' rnbc liggenbciu bc hribbc.
Cube ban(lonbcnarn \üa$ 1 d«r 1
niet brn 4?ngrlcru intmtlue bcg tjcmcl-
frlirn (ic)i;lrgcrp/ p;gfcnbc «Bobt cnbc
(cggrnbr/
'4 Ccrc *y I «Bobt tnbc fjooghflr
1 hemden 1mbc bjebcop acrbcn/inbcn
mrnftfjrn ecu toclbrljagcu.
„En het enige doel van alle Bijbel-
Vertaling van hat Nederlands Bijbel- „erU,en ie scwone ,aer J(e
JV f'mniMen
renlang hebben gewerkt. De com- te lesen20 dicht mogelijk te bren-
missie voor het vertalen van het. O^n bij wat er in de grondtekst
Nieuwe Testament- is in twaalf jaar staat."
met haar taak gereedgekomen, die Toen de Dordtse Synode in 1618 be-
sloot de Bijbel rechtstreeks uit de
Hebreeuwse, Aramese en Griekse
grondteksten te laten vertalen, be
stonden er alleen nog Nederlandse
Bijbels die van andere vertalingen
voor het Oude Testament had acht
tien jaar nodig.
De eerste oplage van deze nieuwe
Nederlandse Bijbel, 115.000 exémpla-
6, 7 En terwijl zij daar waren, brak rle dag waarop zij baren zou aanzij baarde
haar eerstgeboren zoon. wikkelde hem in doeken en legde hem in eeD
krib; omdat in de herberg voor hen geen plaats was.
8 ln die landstreek nu hielden eemge herders dién nacht m het open
9 veld wacht over hun kudde. En bij hen stond een engel des Heeren. en de
1 heerlijkheid des Heeren omscheen hen, zoodat grooie vrees hen beving
10 Maar de engel zéide tot henVreest nietwant. ik kondig u een groote blijd-
11 schap aan, bestemd*voor bet gansche volk; want. u is lieden, in de stad
12 van David, een verlosser geboren, namelijk Christus, de Heer. En
hieraan zult gij hem herkennen: gij zult een kind vinden in doeken gewik-
13 keld en ligge.nde in een krib. E11 plotseling was bij den engel een schare
14 van het liemelsdie heirleger, die God prees en zeide: Eere zij God in deii
hooge en vréde op aarde onder de menschen waarin Hij welbehagen heeft!
De Leidse Vertaling van het Oude
Testament (1899—1901) en het Nieu
we Testament (1912) is in veel mo
derner Nederlands ge: :hreven. Som
mige protestantse groeperingen heb
ben de Leidse- Vertaling dankbaar
aanvaard, maar andere wezen deze
Bijbel-afv omdat zij de theologische
inzichten van de vertalers niet kon
den delen.
Als motief voor de Nieuwe Verta
ling heeft ook gegolden, dat de stu
die van het Hebreeu en het Grieks
en van de bijbelse cultuurwereld in
En het geschiedde, toen zij daar wa- 6
ren. dat de dagen vervuld werden, dat
zij baren zou. en zij baarde haar eerst- 7
geboren zoon en wikkelde Hem in doe
ken en legde Hem in een kribbe, omdat
voor hen geen plaats was in de herberg.
2:8-20 De herders
En ér waren herders in diezelfde land- 8
streek, die zich ophielden in het veld en
des nachts de wacht hielden ovêr hun
kudde. En opeens slond een engel des 9
Heren bij hen en de heerlijkheid des
Heren omstraalde ben, en zij vreesden
met grote vreze En dc engel zeidê tot 10
hen. Weest niet bevreesd, want zie. ik
verkondig u grote blijdschap, die heel
het volk zal ten deel vallenU is heden 11
de Heiland geboren, namelijk Christus,
dc Here, inde stad van David En dit zij 12
u bet tekenGij zult een kind vinden in
doeken gewikkeld en liggende in een
kribbe. En plotseling waS èr bij den 13
engel een grote hemelse legermacht, die
God loofde, zeggende.
Ere zij God in den hoge. en vréde 14
op aarde bijmensen des welbehagcns.
de drie eeuwen na het verschijnen
van de Statenvertaling uiteraard
grote vorderingen heeft gemaakt. De
Hebreeuwse tekst, die ter beschikking
van de vertalingscommissie voor het
Oude Testament stond, is ongeveer
driehonderd jaar ouder dan die welke
de Statenvertalers hebben gebruikt,
en staat dus veel dichter bij de oor
spronkelijke geschriften.
Bij het opgraven van resten van
bijbelse steden zijn vondsten gedaan,
die de inhoud van menige tekst ver
duidelijkten. In het Evangelie naar
Mattheus spreekt de Statenvertaling
van een kaars en een kandelaar. De
opgravingen hebben echter aange
toond, dat er in de dagen van Jezus
nog geen kaarsen bestonden, maar
wel kleine aarden olielampjes, die op
een standaard werden geplaatst.
Statenvertaling:
„Noch steekt men eene kaars
aan, en zet die onder eene koorn-
mdat, maar op eencx kandelaar, en
zij schijnt allen, die in het huis
zijn."
Nieuwe Vertaling:
„Ook steekt men geen lamp aan
en zet haar onder de korenmaat,
maar op den standaard, en j
schijnt voor allen, die in het huis
zijn."
Uit dergelijke voorbeelden blijkt,
dat de Nieuwe Vertaling niet alleen
moderner, maar ook juister is dan de
Statenvertaling
Ten einde de lezers een indruk te
geven van de veranderingen in woord
keus, spelling en lettervorm, plaatsen
wij hierbij een reproductie van een
gedeelte van het Lucas Evangelie
(II, 6—li), géwijd aai Christus' ge
boorte. zoals het gedrukt is in de
eerste Statenvertaling, de Leidse
Vertaling en de Nieuwe Vertaling.
JE BENT sentimenteel," zei dè jon
geman. „Wat. zeur je toch? Ieder
hoort bij de tijd, waarin hij leeft.
Vroeger duurde een oorlog jarenlang:
nu is hij in twee dagen afgelopen
En /roeger hadden ue mensen hon
derden zorgen: voor hun eten en
voor hun kleren en voor hun huizen
en v or hun gezondheid Nu hebben
we allemaal dezelfde tabletten en
uniformen. Niemand noeft meer ja
loers te zijn op de ander En iedereen
woont in hetzelfde huis."
„Maar een plaatsvervanger kost
vijftig gulden En een vreugde-injectie
vijf en twintig
"Mekte duurt niet langer meer dan
enkele uren.' ging de jongeman ijve
rig verder „Op ons laboratorium heb
b:n w? het. nieuwe preparaat klaar,
dat de bloedvaten long er elastisch
maakt.. De bloedvaten var Iemand die
zestig is ziin niet ouder dan twintig
J-' r..."
„En niemand is izelukkig." zei het
me'sle
Hooi eens goed zei de Jongeman
„Ik houd van je. luist omdat Je zo
"icenaardig bent. Maar eigenlijk
weef 'k nier of hei niet gevaarlijk
is wat je allemaal zegt. Je moet
maar wat zachtjes praten."
Een vreemdeling van onbe
kende nationaliteit begint
zich op een hinderlijke manier
met het Nederlandse Kerst
feest te bemoeien. Het is een
kleine, dikke man met pret
oogjes en vuurrode konen. Hij
draagt een potsierlijke kabou-
terjas, een rood-en-witte feest-
muts en een bijzonder slordige
baard. Zijn haar moet nodig
geknipt en hij ruikt naar
irank.
Deze oude snoeper beweert, dat hij
per rendierslee uit. het Hoge Noor
den is gekomen om hiér 's nachts
geschenken rond te brengen. Wie
heeft in ons land buiten de dieren
tuinen ooit rendieren gezien? En
waar ligt dat Hoge Noorden ergens?
De man spreekt geen Spaans en een
Scandinavisch of Russisch paspoort
heeft hij ook niet. Hfj noemt zich
Kerstman, hoewel hij met onzê
Kerst niets te maken heeft.
Onze voorouders hielden hem bui
ten de deur. Zelfs in het nabije ver
leden was hij hier nog onbekend.
In de zesde druk van Van Dales
Groot Woordenboek der Nederlandse
Taal (1924) komt hij niet voor. Van
Dale lustte hem toen nog niet. Hij
staat echter wel in de zevende druk
(1950): „Kerstmannetje, sprookjes
figuur, kleine oude man met lange
baard in besneeuwde mantel die de
Kerstgeschenken brengt." Jammer,
Van Dale, dat had u niet moetén
doen.
In Engeland en Amerika heeft de
Kerstman vaste voet gekregen. De
Angelsaksen zijn dol op hem. Goed,
dat moeten zij weten. Het Angel
saksische Kerstfeest begon al in de
Middeleeuwen te verwateren. Ver
scheidene carols (Kerstliederen) wer
den in de Middeleeuwen drinkliedjes,
zegt Winkler Prins. Dat de Kerst
man dit op zijn geweten heeft, staat
voor mij vast.
Als u het mjj vraagt, is de Kerst
man geen Hoge-Noorderling, maar
een vermomde Engelsman. Nu heb
ik in het algemeen niets tegen onze
Engelse vrienden. Ik vind het vol
strekt niet nodig, dat de Engelsen
elkaar in het Nederlands een Vrolyk
Kerstfeest en een gelukkig Nieuwjaar
wensen. Doen zjj dat dan? zult u
vragen. Wel nee, mevrouw, zfj ge
bruiken hun moedertaal, dat spreekt
van zelf. Maar is het dan niet dwaas
en treurig, dat steeds meer Neder
landers elkaar Kerstkaarten met
Engelse opschriften sturen? Wie zit
daar achter? Juist! De Kerstman!
En (om het op zijn Engels te zeg
gen) „snobisme."
Nemen wij nu eens de maretak
of v 0 g e 11 ij m, de altijd groene
struik, die op boomstammen en -tak
ken woekert, In Zuid-Limburg is hij
in het geheel niet zeldzaam. In En
geland heet hij mistletoe. Het is
daar traditie, dat men in de Kerst
dagen een bosje vogellijm aan het
plafond hangt. Als twee Engelsen
van beiderlei kunne elkaar onder de
maretak ontmoeten, mogen zij een
kusje wisselen. Een volk, dat er prat
op gaat onder alle omstandigheden
zijn gevoelens te beheersen, moet
natuurlijk toch wel eens heel even
uit de band springen. Maar hebben
wij vogellijm nodig als wij elkaar een
flinke pakkerd willen geven? Moeten
wij dit tragi-komische Engelse Kerst
gebruik overnemen? Ja! zegt de
Kerstman. Hij probeert zelfs de goed-
Nederlandse namen van deze in
heemse struik door het Engelse
mistletoe te vervangen en dat lukt
hem al heel aardig. Vraag bij uw
bloemist eens naar vogellijm. Tien
tegen één, dat hij u verbaasd aan
kijkt en u naar een winkel ln Die
renbenodigdheden en Voeders (Di-
bevo) wil sturen.
„Geef me dan maar maretakken."
zegt u, wi,jzende op de twijgen met
groene, leerachtige blaadjes en witte
bessen, die hij in de etalage heeft
staan.
„O, u bedoelt mistletoe!" zegt
hij opgelucht.
De maretak stond bovendien reeds
in voor-christelijke tijden zeer slecht
aangeschreven. Balder. de schone,
stralende god van het licht, is door
toedoen van de boosaardige Loki ge
dood met een maretakkcnpijl. Alle
levende wezens op aarde hadden ge
zworen. dat zij Balder geen kwaad
zouden berokkenen, behalve de ma
retak! Ik wijs er ten slotte op, dat
de witte bessen een gevaarlijke kleef
stof bevatten, die gebruikt kan wor
den voor het vangen van bescherm
de zangvogels. Stemt het niet tot
nadenken, dat, juist deze struik de
gunst van de Kerstman geniet?
De Kerstman hoopt op den duur
Sinterklaas te verdringen, dat lijdt
geen twijfel. Werp mfj nu niet tegen,
dat ook Sinterklaas een vreemdeling
is. Er zijn vreemdelingen en vreem
delingen. Sinterklaas is een goed,
heilig man met een nobel voorkomen
geldige papieren en een schitterende
staat van dienst. Hij komt niet in
het holst van de nacht illegaal over
de grens, maar arriveert op klaar
lichte dag, welkom geheten door
burgemeesters en andere hoogge
plaatste personen.
Wij hebben deze edele kinder
vriend en grote paedagoog broodno
dig, nu het wegens het gebrek aan
scholen en onderwijzers moeilijker
dan 0011 is, onze kinderen een be
hoorlijke opvoeding te géven De
Kerstman, die heidense schertsfiguur,
dat Angelsaksische insluipsel, kunnen
wij missen als kiespijn!
Proj. dr. A. Oldendorff: De
psychologie van het sjciale
leven Bijleveld Utrecht IÖ53
Do „bespiegelingen ovêr de proble
matiek der sociale werkelijkheid",
zoals prof Oldendorlf, hoogleraar aan
de RK universiteit te Nijmegen, zijn
inleiding in de sociale psychologie
heeft genoemd, zijn uitermate boeien
de lectuur.
Deze inleiding gaat rechtstreeks tot
de kern van de vraagstukken waar
mee de sociale psychologie zich bezig
houdt. En dat op een zo enthousias
te en meeslepende wijze dat. de lezer
tegelijk onder de indruk komt van
de rijkdom en van de practische be
tekenis van de wetenschap der sociale
psychologie.
Reeds een droge opsomming van
de titel der hoofdstukken doet ver
moeden op welk ee directe manier
de koe bij de horens wordt gepakt.
1. Dè persoon. 2 Ik-zelf en Ik-ander,
3. De sociale rol, 4. De sociale ruimte.
5 De sociale levensorde. 6 Wij-ziJ-
men, 7 De groep, 8 Dè configuratie
van de groep. 9 De leiding, 10 Hét
moreel.
De schrijver geeft telkens aan hoe
de sociale psychologie aanhaakt bij
de ethiek, bij de wijsbegeerte en de
religie Maar hij laat 1 vens zien, dat
de sociale psychologie de wetenschap
is, die om zichzelfs wil en als zodanig
beoefend kan en moet worden Want
het gaat om het begrijpen van de in
vloed van de maatschappij op de
mens in die maatschappij op de
mens in verhouding tót andere men
sen
Wij gevoelen gre-• bewondering
voor de levendige mattier waarop
prof Oldendorff de me ln zijn con
tacten tot zijn medemensen, tot de
groepen waartoe hij behoort, zijn
familie, zijn bedrijf zijn schoolklas
beschrijft De wijze waarop bijvoor
beeld duidelijk wordt gemaakt van
hoe grote betekenis voor de mens
de sociale rol is, die hij in de maati
schappij heeft, te spelen en de sociale
ruimte waarin hij optreedt, is zeer
instructief.
Wellicht zijn de Amerikaanse er
varingen niet vreemd aan de direct
heid en eenvoud, waarmèe dit boek
is geschreven Deze bespiegelingen
zijn daardoor een inleiding geworden,
die ver buiten de kring der studenten
warme belangstelling voor de vraag
stukken der sociale psychologie wak
ker zal roepen. Dit boek voorziet in
een behoefte.