Wie was Schubert? ZATERDAG 19 DECEMBER 1953 PAG. Moritz von Schtcind maakte deze jientekening van Schuberts werkkamer in 1821. Men kan de teke ning vinden in het Schu- bertmuseum te Wenen. V eigen herinnering beschreef, zegt: „Das Gesicht, in welchem Stirn und Kinn vorherrschend ent- wickelt waren,..." Had Schubert nu een laag of een bijzonder ont wikkeld voorhoofd? Anselm Hüttenbrenner, een van Schuberts naaste vrienden, schreef: „Sehr schön gewölbt war seine Stirn" en ook volgens diens broer, Joseph Hüttenbrenner, nad Schubert „eïne besonders hohe Stirn". Eèn ding staat wèl vast, dat Schubert nier gioter was dan 1.57 meter, want dat werd in 1S18 brj de sinds 1805 ingestelde registrering van alle Weners m verband met de militaire mobili satie ambtelijk vastgelegd; achter Schuberts naam staat Franz, geb. 1797, Musikmeister, messet vier Schuh elf Zk>ll 2 Strïch und ET jaar 1953 bracht de herdenking mee van Schuberts schwach". Schubert werd afge- sterfdag, 125 jaar geleden H9 November 1828). In onze k€"J"d tiid~enoten muziekwereld, waar de werken der grote meesters vnj ^akte hg Lhf&e vlrïïïen regelmatig worden uitgevoerd, zijn juist de herdenkingen werkelgk een schuwe vereg van genieën meestal met zeer nodig, omdat zij voortdurend indruk En had hij mderaaaa worden herdacht. En toch olijft er altijd die behoefte om juist mets aantrekkeluks Schulbert de groten te herdenken, omdat door hen het duidelijkst de macht en schrijft 10 April 1823laan de uit- het wonder van het scheppend vermogen der mensheid-als-geheel gevers Cappi en Diabelli de hier voorbeeldig zich hebben geuit. volgende brief: Een aanzienlijk deel van de gcestelgke en ook van de materiele tiGe hebt me met uw brie} wereld, waarin wi] leven, is door de genieën gevormd. De grote waarlijk verrast, omdat ik vol- kunstwerken zrjn het vooral, die ons soms met een schok doen ne- aeng de eigen uitspraak van de seffen. dat zij er niet altijd zijn geweest composities bijvoorbeeld. )ieer i:. Cappi de rekening voor die in haar volmaaktheid zózeer een permanentie vertegenwoordigen, geheel vereffend hield. Waar 'k dat men zich toch met moeite nog werkelij'k kan voorstellen, dat ue evenwel reeds door de vroegere schepper er van ééns op een blank vel papier met alleen lege noten- handelwijze bij de uitgave der balken de eerste noot zette. Walsen niet het meest elemen- We wéten wel. dat Bach zijn Matthaus-Passïon schreef; maar taire fatsoen in de bedoeling i art ergens in onze gedachten heeft zo een meesterwerk altijd bestaan. mjjn uitgevers opmerktekon 'k Dat is zelfs bij het bekijken van het oorspronkelijk handschrift nog „,y nop deze tweede gedraging zó sterk, dat de kring op één der bladzijden, nagelaten door een verklaren, waardoor Gij, mijne kopje koffie, ons toch nog abrupt waarlijk verplaatst in een her- Heren, zich wederom heel natuur- leefde realiteit. Telkens opnieuw moeten wij de historie tot „heden" ujh zult kunnen indenken waor- transformeren, terugtreden in een herbeleefd verleden om te ervaren om jy met een andere kunst- dat ééns, in een reëel-aanwezig heden, daadwerkelijk werd „gemaakt" handelaar een contract heb aan- wat voor ons al eeuwig is geworden. gegaan. Niet goed begrijpelijk >s Dit zich-voorstellen van een verleden heden moet telkens opnieuw overigens de opgave ener schuld herhaald worden; telkens moeten wij geheel opnieuw-denken, va„ 2.50 jiW.W., waar het co- her-denken. om het ontroerende verband van het boventijdelijke met pieren der opera volgens uw zeg- het tijdelijke te blijven ondergaan. gen slechts 100 fl. bedroeg. Hoe dit ook zij, ik meen dat de zo x. -uiterst geringe verkoopsprys der IS dit her-denken van lang met hetzelfde uiterlgkvoor ogen vroey st„;cfcen zowel als die verleden tijden en overleden geschreven kunnen zijn. ...een der tasie a 50 fl. deze mij ten genieën bouwen wij een beeld, kleine, verlegen man, verstrooid onrechte opgelegde schuld allang op. waarvan wij de gelijkenis en bijziende, met een ernstig, hebbcn gedelgd. Daar ik echter met een toenmalige werkelijkheid groot hoofd op brede schouders. ,ger betyw^ef of G{j deze aX te willen herkennen. Zelden, of mis- ietwat^ gezet, met een gulle uienselyke gezindheid koestert, schien wel nooit, kunnen wij lacn... enz., enz. maak ik U beleefd opmerkzaam daarbij geheel-en-al steunen op Schrijvers van zulk soort „over- 0p het feit dat ik de rechtmatige wetenschappelijk of historisch zichteiijk saamgevattc" gedach- vordering van 20 exemplaren der controleerbare en onomstotelijke ten bewijzen feitelijk alleen hoe laatste en van 15 der vroegere feiten. Want ook de biografen gemakkelijk de waarheid met bandjes te stellen heb en de nog kunnen niet anders doen dan 'ïit woorden op elke denkbare wijze rechtmatigere van 50 fl.. die Gij zoveel mogelijk historische feiten kan worden vervormd, en hoe m,j op een waarlijk fijne manier zich een beeld vormen. En met zulke journalistieke effectschrij- ,cist afhandig te maken. slechts vormen zij zich een verij, waarin de finesse wegge- Telt TJ dat even op en Ge zult beeld, maar zrj vormen dat ook laten en het onduidelijke dan ontdekken dat mijn vordering niet voor de anderen die biografieën wordt opgevuld met eigen fan- alleen groter is, maar ook mi lozen. tasie, vijandig is aan ieder wer- lijker; ik zou haar nochtans met Dat beeld is vaak toch wel zo kelijk verantwoord onderzoek. En hebben genoemd, wanneer Gij mij waarschijnlijk, dat de argeloze min of meer kunnen al deze te- lezer er niet gauw toekomt zich schrijvers zich ook nog beroepen af te vragen, voor hoever het ge- op uitlatingen van tijdgenoten, vormde beeld mogelijk véryormd Maar ook die spreken eikaar is, of misvormd. Het moeilijkst tegen. is dit wanneer de biograaf tevens Nemen we bijvoorbeeld zo'n min of meer het pad betreedt van uiterlijk detail: Karl Kobald zegt de romanschrijver. Hoe vaak niet dat volgens de beschrijving van volgt hij dan de zo menselijke he- tijdgenoten ,,die Stirne nïedrig" hoefte tot idealiseren of drama- was, maar dr G. F. Eckel, die er niet op zo onaangename wijze aan soudt hebben herinnerd. Aan gezien de schuld, zoals Gij ge voeglijk zult beseffen, op deze wijze reeds lang vereffend was, kan dus ook allerminst sprake zijn van uitgave van liederen, die Gij alweer niet laag genoeg taxeren kondt, immers, ik ont vang tegenwoordig voor een tiseren op punten waar daarom- Schuberts verschijning volgens bandje 200 fl. en H. v. Steiner trent geen zekerheid is of kan zijn. Een veelvuldig vóórkomende vm'nrmin" dm het weelaten Een tekening van Moritz von Schwitid uit 1S6S, welke zich thans vervorming is dan net wegiaien ,e WeM„ brri„dt, Ce d, piano trnrdden van een kring luisterende bewonderaars ten huize --•» J-wf D ven Spam, vervorming van onaangename bijzonderheden, welke voor een beeld dat aan be paalde aangename idealen tege moet wil komen hinderlijk zouden zijn. Vaak ook worden eenmaal ge publiceerde visies, die bij nader onderzoek ten minste hypothetisch moeten heten, weer door andere schrijvers overgenomen en nog aangedikt. Menige historisch ge worden persoonlijkheid zou, denk ik, als hij nog eens kon komen kijken op deze wereld, met ver bazing kennis nemen van het portret dat door het vererende nageslacht van hem is opge hangen. VIJF EN TWINTIG jaar ge leden, bij de 100ste herden king van Schuberts sterf dag heeft de Revue Musieale een gehele aflevering gewijd aan studies over Schubert. Daarin schreef André Suarès o.a.: „...een klein mannetje zonder prestige, lomp (lourd) en bijziende, oud voor zijn tijd, een dik hoofd op brede schouders, een buikje, een dikke lach (un rire épais), schuw met ruwe uitbarstingen; niets aantrekkelijks, behalve dan rïc demon der muziek soms (erstaat werkelijk „parfois"), die dar door de harde korst van dat on bekoorlijk masker heen dringt...." Wie zoiets leest, zal misschien vragen: wat heeft deze uiterlijke beschrijving voor nut, en wat zegt het ons over Schuberts genie? Of toch? Vormen wij ons daarmee ook een beeld over aard en karakter? Maar evengoed zou, heeft me reeds herhaaldelijk een aanbod doen toekomen tot uit gave mijner werken. Ten slotte moet ik U nog verzoeken my mijn gezamenlijke manuscripten, zo wel de reeds gestoken als de on- gestoken werken, te willen zen den, met achting FRANZ SCHUBERT." EEN verlegen man? Uit een brief als deze zou men veel eer* een duidelijk gevoel van eigenwaarde kunnen lezen, het geen bij geniale mensen herhaal delijk samengaat met een beschei denheid die even vaak voor schuw heid als voor hooghartigheid wordt gehouden. In werkelijkheid zal men de onge twijfeld niet on gecompliceerde psychische struc tuur van een Schubert niet met een paar rubri cerende adjecti- va kunnen af doen. Wanneer reeds alledaagse mensen in hun uitingen de meest grillige contras ten vertonen, mo gen wij ons niet verbazen over de meest uiteenlo pende, meestal weinig objectieve waarnemingen omtrent boven normaal begaafde naturen. De hier geciteerde brief van Schu bert verdraagt zich bijvoorbeeld bijzonder goed met de regels die Bauernfeld (Rusticocampius) over zrjn vriend Franz dichtte: Real das war der Schubert aurh, Kein künstlicher Textverdreher Doch freilich des Gedichtes Hauch Erfaszt' er als Sanger und Seher" en behoeft geenszins in tegen spraak te zgn met anderer in drukken van onhandigheid, of timiditeit. WIJ mogen dankbaar zijn dat met twee standaardwerken Alfred Einsteins ..Die Ro mantik in der Musik" (1950) en Walther Vetters „Der Klassiker Schubert" (1953) belangrijke stappen zijn gedaan op de weg van een modern, wetenschappelijk ge fundeerd Schubert-onderzoek; ook al is dit slechts een begin. Vet ters studie richt zich met succes tegen een overlevering die in Schubert de liederencompomst ziet die „nebenbei" onvoltooide of hemels lange symphonieën schiep, tegen een Vertekening die Schubert voorstelt als Bieder meier en geboren Wener, die dan weliswaar lijdt onder het systeem van Metternich, maar zich ge- makkelgk troost met „Wein, Weib und Gesang", de ietwat lichtzin nige arme slokker, die toevallig een genie was en zo tragisch- vroeg stierf... Maar een Schubert, die midden in zijn tijd staat, met een bijna profetisch besef van de ^p<;fr>ln)rr> pn oen hefti" meebeleven en meelijden van alle culturele en sociale' noden, komt in Vetters knappe boek te voor schijn. De muziekliefhebber die Schuberts werken leerde kennen en niet alleen „Deise flehen meine .Lieder vermoedde en wist dit eigenlijk wel, of had dat uit sommige passages van 's mees ters brieven al wel eens begrepen. Neem alleen dit fragmentje uit Jenger, Hüttenbrenner en Schu bert. zoals Josef Teltscher hen (van links naar rechts) tekende. een reisbeschrijving tDiiet aan zijn broer, 21 September 1825): „In deze schrikbarende natuur (de Lueg-pas) heeft ook de mens zijn nog schrikbarender bestiali teit te vereeuwigen gezocht. Want hier was het. dat op de ene zijde de Beieren en de Tyrolerx aan de andere kant van de Sal- zach, die diep, diep daar beneden zich een weg baant, die ontzet tende moordpartij volbrachten, doordat de Tyrolers, op de rots- hoogten verborgen, op de Beie ren, die de pas wilden bezetten, met hels vreugdegehuil neervuur- den, die getroffen in de diepte stortten zonder zelfs te kunnen zien vanwaar de schoten kwamen. Dit hoogst schandelijke onder nemen dat vele dagen en weken lang werd voortgezet, trachtte men door een kapel aan de Beier se kant en door een rood kruis in de rots aan de Tyroolse zijde deels te gedenken en deels met zulke heilige tekenen te verzoe nen. Gij, grote Christus, aan hoe- vele schanddaden moet Gij Uta beeltenis lenen.' Gyzelf het schnk- kelijkst gedenkteken der mense lijke ontreddering en daar stel len ze U w Beeld op als wilden zy zeggen: ziet! de volmaaktste schepping Gods hebben wy met brute laarzen i^erirapt, zou het ons soms nog moeite kosten het overige ongedierte, genaamd men sen, luchthartig te vernietigen Schubert, de „nür-Musiker" heeft niet bestaan. Wie Schubert was, horen we voorlopig alléén uit het geheel van zijn werken. De boeken zullen er nog lang over doen. VAN LIER

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 1953 | | pagina 3