AA Indische Nederlanders niet zo maar naar rtalria Vijf argumenten Motie-Lemaire met een grote meerderheid verworpen WELKE ORGANISATIES ZIJN REPRESENTATIEF? Geen rapporten aan V.N. over Suriname en Ned. Antillen DE MAASBODE WOENSDAG 18 NOVEMBER 1953 PAGINA 3 PROF. Romme geeft vijf argumenten ten gunste van de brede-basispoli- tiek; als argument contra noemt hij er slechts één (het practisch verdwijnen van een oppositie). Wij hebben ons afgevraagd, of het niet beter ware geweest, als ten minste de nadelen van die brede-basis- theorie meer tot hun recht waren geko men. Heeft het betoog van de heer Romme dientengevolge niet iets erg eenzijdigs? Dit klemt temeer, omdat sommige argu menten er min of meer met de haren bijge sleept lijken. Zo 't argument, dat de Ne derlandse socialisten anders misschien fei telijk de Sovjet-macht in de kaart zouden spelen; zo 't argument, dat de drastische scheiding tussen socialisten en communis ten zou worden opgeheven, als de socialis ten oppositiepartij zouden worden; zo 'I argument, dat de socialisten als oppositie partij misschien zouden gaan stemmen te gen verdragen, die van de grondwet afwij ken. Voor Nederland zijn die argumenten feitelijk onjuist; en ook in 't buitenland (vide Frankrijk en Engeland) doen die ar gumenten in hun algemeenheid onwerke lijk aan. Het argument, dat de buiten-kerkelijken, in wier leven de politiek naar prof. Romme zegt èen grotere plaats inneemt dan in dat der christenen, door de brede basis dichter bij allerlei christelijke op vattingen komen, lijkt ons maar van heel relatieve waarde. Vooreerst: een werke lijk christelijk beleid zonder socialisten zou naar alle waarschijnlijkheid hetzelfde of misschien zelfs een beter effect hebben. Vervolgens: 't is tamelijk irrelevant van christelijk standpunt, of de ontkerstende maatschappij-visie in hare maatstaven ook enkele christelijke opvattingen op bepaal de punten overneemt en verwerkt (dus ont kerstent); in de zin welke de heer Romme hier bedoelt stond Proudhon dichter bij een katholieke politiek dan Marx: en diezelfde zin is dit natuurlijk ook volko men waar. Maar men mag de betekenis hiervan toch niet overschatten. Als men sommige moderne werken leest over staat en politiek, krijgt men de in druk, dat die richtingen het gevaarlijkst zijn, welke radicaal uit 's mensen souve- reiniteit redenerende plaats inruimen voor bepaalde punten, welke ook door de ka tholieke doctrine geleerd worden. Men zou zich o.i. mateloos in het probleem ener ka tholieke politiek vergissen, als men het communisme het grootste gevaar noemt; de opstand tegen God welke zich hult in de kleden der christelijke moraal is einde loos gevaarlijker dan de opstand tegen God welke zich kleedt in misdaad en tastbare leugens. Toen Eva in het aardse paradij: verleid werd kwam dat niet omdat haar 't kwaad in al zijn uitwendige consequen ties werd voor ogen gesteld- 'n Man als Voltaire was veel erger dan een man als Robespierre; 'n net bolsjewisme is veel er ger dan een bloederig bolsjewisme. Deze opmerkingen raken natuurlijk niet de P.v.d.A. in al hare geledingen, al ge loven wij, dat zij wel degelijk bepaalde ge ledingen in de P.v.d.A. raken. Zij zijn be doeld om de uiterst relatieve betekenis van de argumentatie van de heer Romme op dit stuk aan te duiden. Bovendien: juist in zoverre men steeds streeft naar hetgeen christenen en niet-christenen verbindt op politiek terrein, verstevigt men onherroe pelijk ook de niet-christelijke politieke tendenties, men geeft hun in handen het wapen van de ervaring, het wapen van politieke macht in de gezagsuitoefening, het wapen van de benoemingspolitïek, het wapen van de feitelijke kansen en moge lijkheden. Kortom, men draagt onherroe pelijk bij tot de groei en de bloei van de niet-christelijke, van de onchristelijke po litieke concepties en sentimenten. ER blijven naar ons gevoelen twee ar gumenten over: a) de buitengewone omstandigheden; b) het argument, dat de katholieke poli tiek juist is gericht op samenwerking op maatschappelijk niveau in het bijzonder in het bedrijfsleven, waar men ten slotte ook op medewerking van het N.V.V. is aangewezen. Ook deze argumenten hebben echter hun keerzijde. De buitengewone omstandighe den zullen voor de eerste tijden wel even buitengewoon blijven en zo langzamerhand gerekend moeten worden tot de gewone omstandigheden waarin onze generatie leeft. Zou men dan die buitengewone om standigheden altijd maar zien in haar bui tengewoonheid, dan maakt men iets dat beantwoordt aan zekere noodsituatie tot een zaak, welke heel de toekomstige struc tuur van onze maatschappij (buitengewoon of gewoon) zal bepalen. O.i- moet men in het door de heer Romme bedoelde ver band buitengewone omstandigheden als thans bestaan „noodgedwongen" zoveel mogelijk als gewoon gaan zien. Ook het onder b) genoemde argument heeft zijn keerzijde. Engeland leert, dat het feit dat de Labour-partij in de opposi tie is, eerder ertoe kan leiden, dat de vak verenigingen minder radicaal worden dan omgekeerd; ook in Duitsland ziet men een ontwikkeling, welke in omgekeerde rich ting wijst. Vakverenigingen zijn in haar beleid grotendeels uiterst nuchtere zaken lieden; het NVV zal, mits het regerings beleid inderdaad radicaal-christelijk is in de zin van de heer Romme, waarschijnlijk spoedig gaan inzien, dat er langs deze weg minstens even goed „zaken" zijn te doen als langs de weg, welke hen via de P.v.d- A. aan het regeringsbeleid van tot dusver vastkoppelt. Kortom, ook de hier genoemde twee ar gumenten, welke o.i. inderdaad onder om standigheden als argumenten pro zullen gelden, hebben zoveel andere kanten, dat zij ons voor de situatie sedert circa 1948 niet doorslaggevend en voor de situatie van circa 1952 tamelijk irreëel voorkomen. MAAR het o.i. beslissende argument contra wordt op zich zelf (niet dus als beslissend) door prof. Romme dui delijk genoemd in zijn laatste hoofdstuk. De tweeslachtigheid, welke hij aan het doel van de katholieken binnen de P.v.d-A verwijt, wordt door de brede-basispoli- tiek in het overheidsbeleid zelf binnenge haald; dit is o.i. per slot van rekening véél ernstiger dan een tweeslachtigheid louter op het niveau van een partij. De compro missen waartoe de katholieke leden van de P.v.d.A. gedwongen worden, zijn precies dezelfde compromissen, waartoe heel de katholieke politiek in ons land gedwongen wordt. Het volgens prof. Romme door de Paus veroordeelde Nederlandse socialisme van vandaag begrenst aldus de mogelijkheden van een katholieke politiek en dringt steeds dieper door in de publieke mentali teit, zulks temeer nu in de huidige wereld de taak en de macht der overheid toch al zo enorm zijn toegenomen. Daar waar een doel uit principieel-chris- telijk standpunt in zijn wezen bepaald is, lijkt het ons onjuist zonder ware noodzaak naar de verwezenlijking van dat doel te streven met mensen, die een volkomen an der doel voor ogen hebben. Zodoende ste riliseert men o.i. eigen streven voor een héél belangrijk deel; zodoende verstevigt men de macht dier geheel andere doelstel ling; zodoende vervaagt en vertroebelt men de zedelijke kracht welke van de re-. Motie-De Graaf met even grote meerderheid aanvaard 's-GRAVENHAGE, 17 November 1953. De motie-Lemaire, waarin de regering werd gezegd de mening van de Indische Neder landers omtrent een eventueel vertrek uit Indonesië naar Nederland als doorslaggevend te doen gelden is tenslotte door de Kamer met 48 tegen 26 stemmen verworpen. Ondanks deze aanzienlijke meerderheid tegen deze motie, is het toch voor minister Van Thiel een zwaar en moeilijk debat geworden. Dit lag vooral aan de kwestie zelf, waarin bet aan vaarden van verantwoordelijkheid werd geëist naar twee zijden. Enerzijds voor het standpunt, dat de Indische Nederlanders in hun eigen belang in Indonesië dienen te blijven en anderzijds voor het oordeel, dat de regering hen in staat zou moeten stellen naar Nederland te komen, indien zij dit zelf zouden wensen. Het ging eigenlijk om het afwegen van deze twee verantwoordelijkheden. De regering stond bij monde van Minister Van Thiel op het standpunt, dat zij de verantwoor delijkheid voor een massale uittocht naar Nederland niet kon aanvaarden. Anderen meenden echter, dat het gedwongen verblijf in Indonesië een grotere verantwoordelijkheid was en daarnaast stonden dan nog de principiële standpunten. MINISTER VAN THIEL Keuze volgens gewetens overtuiging Minister Van Thiel bestreed de opvat ting, dat een dwang tot blijven in Indo nesië een grotere verantwoordelijkheid met zich zou meebrengen met het argu ment. dat de regering de situatie in Indonesië op de voet volgt en bovendien iedere aanvrage van geval tot geval zou worden onderzocht. Het persoonlijke be lang gaf daarbij, de doorslag. De heer Schouten (A.R.) had echter een principieel bezwaar tegen dit rege ringsbeleid, dat volgens hem als uit gangspunt had, zoals de minister in de M.v.A. had gesteld, het aanpassen van de Indische Nederlanders aan de huidige omstandigheden. Maar als men de M.v.A. leest en de heer De Graaf wees daarop dan kan men daaruit toch moeilijk opmaken, dat dit het uitgangspunt zou zijn van het regeringsbeleid. Als deze mensen in Indonesië blij ven, aanvaardt dan de regering de ver antwoordelijkheid voor hun lot bij be paalde gebeurtenissen, die ik wel niet nader behoef aan te duiden, zo vroeg de heer Lemaire. Natuurlijk kon de minister daarop niet met ja antwoorden, omdat er zich. zoals hij zeide, omstandigheden kunnen voordoen, waarop de regering geen invloed meer heeft. Maar hij ant woordde ook niet ontkennend, omdat in normale omstandigheden die verantwoor delijkheid wèl bestond. Daarmee was men dan tevens aangeland bij de kwestie van de situatie in Indonesië. Men verweet de minister, dat hij in dit opzicht geen klaar heid had verschaft. Dat kon hij ook moeilijk en dat was ook de reden, dat hij herhaaldelijk had verklaard, dat de rege ring de situatie in Indonesië zoals deze zich tegenover deze mensen zou voor doen, op de voet zou volgen. Principiële bezwaren De heer Van Rijckevorsel (K.V.P.) had eveneens principiële bezwaren en wel dat met het houden van deze mensen in Indo nesië de rege- ring de verant woordelijkheid op zich nam van het lot van deze mensen. Maar dat doet zij ook, als zij hun steun ver leent om naar Nederland te te kunnen ko men. Spr. noemde drie principiële bezwaren en wel 1. het zou mr van rijckevorsel in strüd zijn Tegen voogdij met de rechts gelijkheid; 2. het was in strijd met het jus emigrandi het persoonlijke zelfbe schikkingsrecht en 3. niet de realiteit, omdat de regering de ontwikkeling van de situatie niet kon beoordelen en haar verantwoordelijkheid dus niet zou kunnen waar maken. Hy kon dit „voogdystand- punt" van de regering in geweten niet aanvaarden. De heer Oud (V.V.D.) maakte een ver gelijking met de vroegere schoolstrijd. Toen werd er óók gezegd: je kunt je kinderen gerust naar een bijzondere school sturen, daar ben je geheel vrij in, maar van mij krijg je geen subsidie. Zo zag hij de positieve daad, waarover de minister het had. namelijk, dat hij niet de verantwoordelijkheid op zich kon nemen om door een positieve daad aan het ongeluk van deze mensen mee te werken, door hun te zeggen: indien deze motie zou worden aangenomen en uitgevoerd Kom maar hierheen, het geld ligt klaar! Geivijzigd standpunt Er vielen allemaal zware zinnen. Men had het er over, dat de regering poogde deze mensen van de boot te houden en dat men hen tegen zichzelf moest be schermen. Het eerste bestreed minister Van Thiel nadrukkelijk. Hij kwam met een citaat van de heer Lemaire uit de Handelingen namelijk uit diens redevoe ring by dezelfde begrotingshandeling een goed halfjaar geleden. Toen had de heer Lemaire gezegd, dat hij met deze zienswijze alleen accoord kon gaan. als zij van geval tot geval zou worden toegepast. En dat was, zo be toogde minister Van Thiel, nu juist het standpunt van de regering. Waarop de heer Lemaire alleen maar kon antwoorden,, dat door de ontwikke- geringsmaatstaven kan uitgaan en de ge zonde oriëntatie, welke een radicaal-chris telijk beleid in de zin als de heer Romme beoogt, in het dagelijkse leven der mensen kan bevorderen. VERBETERING In ons artikel Dinsdagavond over Brede-basisoolitiek en Apostolaat bleef een storende fout staan. In de voor laatste alinea viel daar te lezen „onze politieke plicht zelf wordt formeel bepaald door een apostolaatsplicht". Wij schreven echter: wordt formeel niet be paald enz. F. D. ling van de situatie- welke de minister aan de hand van recente inlichtingen van de Hoge Commissaris had bestreden zjjn zienswijze was veranderd en hierin thans principieel moest worden beslist. Er werd gesproken over het elemen taire recht der menselijke vrijheid en de „nasleep van het Indonesië-beleid' (Schouten). De heer Oud (V.V.D.) sleep weer scherpe kanten aan dit debat, zoals hy altijd doet, als hü een politieke wind op merkt. Een lichte interruptie maakte' hem daarop opmerkzaam en toen maakte hij het beslist onparlementair door zó persoonlijk te worden, dat hij daarop antwoordde. Als ik op poli tieke jacht ga. jaag ik liever op groter wild dan op deze minister. Motie-De Graaf Intussen was er ook een motie-De Graaf (K.V.P.), die de minister wilde steunen in zijn toezegging een objectieve organisatievorm van het maatschappelijk Overzicht Tweede Kamer werk voor Nederlanders in Indonesiëtot stand te zullen brengen. Minister Van Thiel 'vond deze motie wel aanVaardbaar, maar eigenlijk over bodig voor zover het zijn beleid betrof. Hij aanvaardde haar dankbaar als steun voor de Indische Nederlanders zelf, die nu goed zouden weten wat de rege ring voor hen zou willen doen. Met degenen, die zich vóór de motie-Lemaire hadden verklaard, wees ook de heer Van Rijckevorsel mede namens enkele leden zijner fractie (het bleken er tenslotte twee te zijn) deze motie af, omdat de minister haar inhoud reeds eerder had aanvaard en zij dus overbodig was, ter wijl zij anderszins eigenlijk een verholen wantrouwen in het beleid van de minis ter zou betekenen. Het was alles bij elkaar een moeilijke zaak. omdat het belang van deze men sen hier in het geding was, een belang, dat sterk afhankelijk is van de situatie, welke men immers niet kon overzien. De regering oordeelt, dat dit belang nu vereist, dat de mensen daar nog blijven, omdat de practijk reeds heeft aangetoond, dat zij hier hun ongeluk tegemoet gaan. maar voegde daar dan aan toe, dat zij de situatie scherp zou volgen en alle aanvragen van geval tot geval zou bezien, zodat er alleen naar het belang van deze mensen zou worden geoordeeld. Deze moeilijk te beoordelen situatie maakte deze hele zaak vaag en onzeker. Aan beide zijden lagen zware verantwoordelijkheden, waaruit ten slotte een minister naar eigen gewetens overtuiging een keuze moet doen. En dat heeft minister Van Thiel gedaan. De motie-Lemaire werd tenslotte ver worpen met genoemde stemverhouding. Tegen stemden de K.V.P. behalve de heren Van Rijckevorsel en Vis, de P. v. d. A. en de heren Beernïnk. Van der Feltz en Kikkert van de C.H.U. De motie-De Graaf werd met dezelfde maar om gekeerde stemverhouding aanvaard. F. S. M.W.O. voor „Eric" Kapitein Ulrici blies spoorlijnen op Bij K.B- is benoemd tot Ridder der 4e klasse in de Militaire Willemsorde kapi tein J. H. C. Ulrici van het wapen der in fanterie. In de bezettingsjaren was hij lid van een KP in het district Amersfoort, waar hij spoorlijnen in het Gooi en bij Amersfoort opblies. Voorts heeft hij zich in het tijdvak van 13 Maart tot en met 9 Augustus 1949 bij vele acties tegen terroristische benden in W.-Java onderscheiden. Op grond van de door hem in het illegaal verzet in Ne derland en bij de luchtlandingsacties in Djokja en op Sumatra in December 1948 betoonde aanvoerderseigenschappen, werd luitenant Ulrici in begin 1949 door de toen malige territoriale tevens troepencomman dant van West-Java tot commandant aan gesteld van de naar zijn illegale schuil naam genoemde gevechtsgroep „Eric". LITURGISCHE GIDS Ter Drukkerij in het St Jacobs-Gods- huis te Haarlem is thans voor de 4e maal de Liturgische Gids voor het bisdom Haar lem verschenen en wel in aanmerkelijk gestegen oplaag. Voor elke dag van het jaar 1954 bevat het boekje de gegevens ter zake de wis selende gebeden der H. Mis, zeer ten gerieve uiteraard van degenen die de goede gewoonte hebben, het H. Sacrificie aan de hand van een missaaltje te vol gen. De uitgave wordt aanbevolen door de Lit, Vereniging van het bisdom. Maatschappelijk bureau voor blinden Handelsmerk beschermt hun handwerk Ten einde paal en perk te stellen aan zwendel en het misbruik maken van de goedhartigheid der mensen door lieden, die onder het mom van steun aan blinden artikelen verkopen, die door blinden zou den zijn vervaardigd, is, zoals wij gisteren reeds in een deel van onze editie meld den, een wettig gedeponeerd handelsmerk ontworpen voor door blinden gemaakt handwerk. Het initiatief hiertoe is uitge gaan van de stichting „Het Nederlandse Blindenwezen" samengesteld uit de drie grote landelijke organisaties, de Ned. Kath. Blindenbond St Odilia, de Ned. Chr. Blindenbond en de Ned Blindenbond en waarbij ook alle katholieke blindeninstel- lingen van ons land zijn aangesloten. Het waarmerk stelt voor een paar han den, die naar het licht grijpen. Op initiatief van de stichting zal binnen kort men hoopt reeds in Januari a.s. Amsterdam worden gevestigd een „bureau maatschappelijk werk voor blinden". Tot directeur van het nieuwe bu reau is benoemd de heer H. Roose, thans als psycholoog ver bonden aan de stichting. Voorts zal het bureau de beschikking krijgen over drie maatschap pelijke werksters. Het bureau zal o.m- tot taak hebben per sonen, die op volwassen leeftijd het ge zichtsvermogen verliezen, op deskundige wijze bij te staan bij hun aanpassing aan de veranderde levensomstandigheden en in het algemeen de leemten aan te vullen, die nog bestaan ten opzichte van het maat schappelijk werk voor volwassen blinden. Een van de eerste werkzaamheden zal zijn het zich op de hoogte stellen var levensomstandigheden van alle blinden in ons land. In Nederland wonen ongeveer 5000 blinden, waarvan ongeveer 1700 ouder dan 65 jaar zijn. De stichting hoopt voor de oprichting van het bureau een subsidie van de rege ring te krijgen, maar zal zich tevens door middel van een prijsvraagactie tot het ge hele Nederlandse volk om financiële steun richten. De komende week zal in het ge hele land een krant worden verspreid in een oplaag van 2.500.000 exemplaren. Universitair nieuws. By K.B. is aan dr mr K. Kuypers, buitengewoon hoogleraar aan de rijksuniversiteit te Utrecht, op dracht verleend tot het geven var, onder wijs in de inleiding tot. de wijsbegeerte aan deze universiteit. Voorts is aan dr P. J. Waardenburg. oogarts, te Arnhem, opdracht verleend om in de faculteit der geneeskunde van de rijksuniversiteit te Leiden onderwijs te geven in de anthro- pogenetica. Eerste Kamer onderzoekt belasting- ontwerpen De Eerste Kamer heeft gisteren een korte vergadering gehouden. Het wetsont werp bijdrage in de exploitatieverliezen van de stadsverwarming te Rotterdam werd van de agenda afgevoerd en zal de volgende week worden behandeld, aange zien de minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting thans verhinderd was. Het wetsontwerp aankoop en bouw van panden ten behoeve van de huisvesting van rijksdiensten werd zonder beraadslaging of stemming goedgekeurd. Vervolgens werd begonnen met het af delingson der zo ek van de huur- en de belastingwetten, welke on langs door de Tweede Kamer zijn afge daan. S.E.R. zal ontworpen richtlijnen bespreken De Sociaal Economische Raad zal Vr(j- dag 30 November een openbare vergade ring houden, waarin o.m. ter sprake komt 't vraagstuk van de representativiteit van organisaties in verband met de uitvoering van de Wet op de Bedrijfsorganisatie en de Wet op de Ondernemingsraden. Dit is een onderwerp, dat reeds herhaaldelijk en in verschillende organen van de raad in discussie in geweest. In het bijzonder zijn de Organisatie-Commissie en de Commis sie Ondernemingsraden. Dit is een onder werp, dat reeds herhaaldelijk en in ver schillende organen van de raad in dis cussie is geweest. In het bijzonder zijn de Organisatie-Commissie en de Commis- se Ondernemingsraden voor een oordeel in deze aangelegenheid gesteld. Bij voortduring was het voorlopige re sultaat van de besprekingen over het on derwerp, dat geen exact toepasbare alge mene regelen kunnen worden gegeven, maar steeds van geval tot geval een beslissing moet worden genomen. Tot dus verre is dit ook geschied. Toch bleef deze methode onbevredigend en wel voorna melijk omdat zeer verschillende maat staven bij de beoordeling werden aan gelegd. Afgezien van de moeilijkheden, welke hieruit reeds voor het nemen van een beslissing voortvloeien, kwam vooral het gevaar naar voren, dat de commissies onderling afwijkende oordelen zouden gaan geven. Een en ander is voor het dagelijks bestuur van de S.E.R. aanleiding geweest om een poging te doen tot het opstellen van richtlijnen, welke door de Raad zou den kunnen worden aanvaard en gehan-, iteerd voor alle gevallen waarin een be oordeling van de representativiteit moet plaats vinden. Deze door het dagelijks be stuur ontworpen richtlijnen worden in voornoemde vergadering behandeld ter vaststelling. Het uitgangspunt dat de be oordeling en beslissing over representati viteit van geval tot geval moet plaats vin den is niet gewijzigd. Met het geven van deze richtlijnen beoogt het dagelijks be stuur echter enige leiding te geven bij het verkrijgen van een oordeel. Verschillende benaderings wijzen De richtlijnen vangen aan met de vast stelling dat de kwestie van de represen tativiteit op verschillende wijzen moet worden benaderd. Voor het horen van organisaties moet de Raad zo ruim mo gelijk open staan teneinde elke bonafide georganiseerde mening de gelegenheid te geven om tot uiting te komen. Er is verschil tussen de organisaties aan werknemers- en aan ondernemerszijde en dit verschil moet in het oog worden ge houden bij de hantering van de verdere richtlijnen- Een der riehtijnen heeft betrekking op de samenstelling van de Raad. In deze richtlijn wordt een aantal criteria ont wikkeld welke het belangrijkste hulpmid del vormen voor de beoordeling van het representatieve karakter van een organi satie. Dezelfde criteria komen terug in andere richtlijnen welke betrekking heb ben op de deelneming aan de opbouw en de bestuursformatie van schappen en be- drijfscommissies. Bestuursformatie van schappen en bedrijfscommissies Vakorganisaties welke deel uitmaken van een algemeen erkende centrale organisatie van werknemers of een voor de samen stelling van de Raad representatief ge achte ondernemersorganisatie zijn als re gel als representatieve vakorganisatie te beschouwen bij opbouw en bestuursfor matie van schappen en bedrijfscommis- sies. Uitzonderingen op deze regel zijn echter mogelijk hetgeen echter van geval tot geval zal moeten worden beoordeeld. Ook kunnen organisaties welke geen deel uitmaken van een erkende centrale van %verknemers of ondernemers repre sentatief worden geacht. De beoordeling hiervan zal wederom van geval tot geval dienen te geschieden. Voor werknemersorganisaties zal ech ter slechts bij uitzondering representativi teit kunnen worden aangenomen. Voor ondernemersorganisaties zal de erkenning van representativiteit op ruimer schaal moeten geschieden. Een bijzondere plaats onder de organi saties van werknemers nemen tenslotte de noch by een algemeen erkende noch by een niet-erkende centrale aangesloten or- gansaties in. Zij vallen uiteen in organi saties welker werkzaamheid zich slechts uitstrekt tot 'n bepaald beroep en/of tot een beperkt onderdeel van het bedrijfs leven en organisaties, welke werknemers omvatten, die sociologisch gezien een eigen plaats innemen en over het gehele bedrijfsleven verspreid kunnen zijn. Voor deze organisaties kan bjj uitzon dering representativiteit in verband met opbomv en bestuursformatie van schap pen en bedryfscommissies worden erkend. Erkenning betekent echter niet noodzake lijk recht op representatie in het betref fende orgaan, zo besluit het Ontwerp Richtlijnen voor de beoordeling van de representativiteit, dat in de openbare S.E.R.-vergadering van Vrijdag a.s. zal worden behandeld. Weer teveel gerookt „Natuurlijk weer teveel gerookt, gisteravond", denkt U als U aan het begin van een drukke dag last van Uw maag begint te krijgen. Druk het kwaad meteen de kop in. Zorg dat U altijd Agré-Antacide bij U hebt. Dank zij de handige en hygiënische stripverpakking kuntU zegemakkelijk in Uw zak dragen. Agré-Antacide maagtabletten hebben een onmiddellijke en langaanboudende werking en zijn gemakkelijk zonder water in te ne men. Ze hebben een verfrissende pepermuntsmaak. ntacide MAAGTABLETTEN HELPEN PROMPT tegenmaagbranden oprispingen gevoel van 60 tabletten f 1.65 N.V.Philips-Roxane Pharmaeeucisch-Chemische Industrie„Duphar" Amsterdam -Olst-Weeiti Overzeese Rijksdelen in Tweede Kamer afgehandeld 's-Gravenhage, 17 Nov. 1953. In de avondvergadering van heden is de begroting van Overzeese Rijksdelen zonder al te veel gerucht en zonder hoofdelijke stemming aanvaard, waarbij alleen de heer Gortzak, die tegenwoordig zo onge veer alle redevoeringen voor de commu nistische partij voor zijn rekening neemt en nu ook weer eenzaam aanwezig was, aantekening van tegenstemmen vroeg. Door de afwezigheid van de beide grote problemen: de verhouding met de West, waarover straks op de R.T.C. zal worden gesproken en de kwestie Nieuw-Guinea, welke moet wachten op het rapport der parlementaire missie, was er voor deze be grotingsbehandeling niet veel meer over gebleven. De minister, prof. Kernkamp, waardeer de het, dat de goede sfeer voor het over leg met de West, dat in Januari zal her beginnen, bij deze debatten niet was ver stoord. Ook hij beklemtoonde, zoals mevr Fortanier—de Wit (V.V.D.) had gezegd, dat de Koninklijke rede van 1942 loyaal en royaal moest worden uitgevoerd en dat de regeling dynamisch moest zijn, maar dan van een dynamiek, die de toekomstige in vesteerders niet zal afschrikken en daartoe was noodzakelijk een zekere staatkundige stabiliteit. Prof. Kernkamp toonde zich al even dankbaar voor de steun, welke de Kamer de regering had geboden bij haar weige ring aan de V.N. te rapporteren over deze Rijksdelen. Hy zeide daarby nog eens nadrukkelijk, dat de regering geen wijziging van dat standpunt kan overwegen, daar de com petentie van de V.N. fundamenteel onjuist is. Hy betwijfelde eveneens, dat er na de instelling van de nieuwe rechtsorde meer begrip voor het Nederlandse standpunt zai komen. Door de gebeurtenissen in Brits Gyana zou z.ï. geen gevaar voor rechts onzekerheid in Suriname ontstaan, daar de Rijksdelen zelf doordrongen waren van de noodzaak voor het handhaven van hun territoir en zelfstandigheid. De vergissingen, welke de Sticusa had gemaakt, zouden niet worden herhaald, daar nu het ministerie meer toezicht zou houden op een uitgebalanceerd program in overleg met zusterinstellingen overzee. De liquidatieplannen van het Welvaarts fonds Suriname zou de minister ter visie van de Kamer leggen; het liquidatiesche ma zou hij met de vaste commissie uit de Kamer bespreken. De gedachte aan een Nederlandse ten toonstelling in Suriname, welke mevr. For tanierde Wit had geopperd, leefde, zo zeide de minister, maar de realisatie er van was nog in het stadium van overleg. De besprekingen met Australië In antwoord op vragen betreffende hun reis naar Australië en aldaar gevoerde be sprekingen over Nieuw-Guinea, deelde minister Kernkamp mede namens minis ter Luns nog mee, dat de verdediging van Nieuw-Guinea ln Australië niet ter sprake was gekomen. Wat de verdediging zelf be treft was men nog in het stadium van stu die, waarbij de gedachten meer uitgingen naar de marine dan naar de landmacht. De samenwerking met Australië bestond hoofdzakelijk uit de bestrijding van plan tenziekten en dat niet alleen in het grens gebied, aldus minister Kernkamp. Ondertvijs in Nieuw-Guinea De belangrijkste kwestie, welke zich bij dit Nieuw-Guinea-debat voordeed, was die van het onderwijs. Uit de memorie van Antwoord was niet geheel duidelijk ge worden, welk onderwijs door de regering primair werd gesteld. De minister zette nu op aandrang van de heer De Graaf (K.V.P.) uiteen, dat de taak van missie en zending dienaangaande primair was en dat de regering slechts een aanvullende taak had. Maar daar was de heer De Graaf niet mee tevreden. Hij wilde weten, hoe de re gering stond tegenover het onderwijs aan de autochthonen, indien missie of zending dit ergens niet zouden kunnen aanpakken. Nu had de minister reeds verklaard, dat de regering het openbaar onderwijs ter hand zou nemen, waar missie en zending dit niet zouden kunnen doen. Z.Exc. ver wees dan ook naar artikel 69 van de be windsregeling, waar staat, dat het onder wijs bijzondere zorg van de regering uit maakt, indien er geen missie of zending is, die dat kan doen. Ik hou mij dus slechts aan de wet, zei hij, indien ik in zulk een geval voor openbaar onderwijs zorg draag. De heer De Graaf kon zich echter blijk baar het geschiedde bij interruptie niet met dit standpunt verenigen, tenmin ste niet ten opgighte van de autochthonen, waarop de minister zëide daar nota van te nemen. Hierna werd de begroting van Overzeese Rijksdelen aanvaard. Vanmiddag voerden over de begroting van Wederopbouw en Volkshuisvesting de laatste vier sprekers het woord, t.w. de heren Lemaire (K.N.P.). Van Dis (S.G.P.), Ritmeester (V.V.D.) en Gortzak (C.P.N.), welke laatste in het begin van de avond vergadering alweer moest spreken over de begroting van Overzeese Rijksdelen, we gens ontstentenis van al zijn collega's. De algemene beschouwingen over deze be groting zijn hiermee afgehandeld. Morgen middag zal minister Witte antwoorden. F. S. LEVENSGEVAARLIJK De fatale vergissing bij een pharma- ceutische fabriek te Amsterdam, die aan vier mensen het leven heeft gekost, heeft wederom de aandacht gevestigd op de wet van 1 Juni 1865, welke de uitoefening van de artsenijbereidkunst regelt. Volgens deze wet zijn de apothekers aansprakelijk voor de door hen ver strekte geneesmiddelen. Dit was in die tijd heel normaal, want de apothekers maakten toen het grootste deel dei- geneesmiddelen zelf. De maatschappe lijke ontwikkeling heeft echter ook op dit gebied de situatie aanzienlijk ver anderd. Het zwaartepunt van de genees- middelenfabricage is al sinds lang. ver schoven van de apotheek naar de phar- maceutische fabriek. Het is thans voor de apothekers on doenlijk al die door de fabrieken gepro duceerde geneesmiddelen te controleren. En het is, zo lang de wet van 1865 ge handhaafd wordt, ook onmogelijk con trole uit te oefenen in de pharmaceuti- sche fabrieken. Dat dit juridisch gezien een scheve situatie is, zal ieder beamen. Maar zij is niet alleen juridisch scheef, zij is, naar nu op wel heel tragische wijze gebleken is, bovendien levens gevaarlijk. Een vergissing bij een phar- maceutische fabriek, waar geneesmid delen aan de lopende band worden ge maakt, brengt vele mensenlevens in gevaar. Nu zijn er in het verleden reeds po gingen in het werk gesteld om die wet van 1865 te vervangen door een nieuwe, welke met de veranderde omstandig heden in overeenstemming is. Maar tot nu toe zijn zij op niets uitgelopen, daar hierbij vele tegenstrijdige belangen met elkaar in botsing komen. Dit mag even wel geen reden zijn om een wet in het leven te houden, welke mensenlevens in gevaar kan brengen. Wetgeven is haast altijd het verzoenen van tegenstrijdige belangen. Daar er hier mensenlevens in zekere zin op het spel staan, mag de wetgever, ook al zullen hierdoor bepaal de belangen niet ontzien kunnen wor den. niet langer aarzelen een nieuwe wet tot stand te brengen, welke een afdoende controle bij de bron, dus bij de pharma- ceutische fabrieken, mogelijk maakt. RODE FAKKELDRAGERS Het socialisme, zoals het in de P. v. d. A. na de oorlog opnieuw gestalte heeft gekregen, is van een „burgerlijke" al lure. In dit opzicht verschilt de P. v. d. A. heel duidelijk van de oude S.D.A.P. Iets van het oude vuur heeft men ech ter te midden van alle burgerlijkheid willen behouden- Zo althans moet, dunkt ons, het instituut van de „fakkeldragers clubs" van de P. v. d. A. opgevat worden. Deze clubs hebben dezer dagen in Utrecht een fakkeldragersdag gehouden. „Wij hebben onze strijdvaardigheid niet verloren, voor het geval wij in de oppositie zouden worden gedrongen", vuurde dr Drees tijdens een gemeen schappelijke maaltijd op zijn fakkeldra- gersgehoor af. En hij besloot zijn tafel rede met de oproep, een fakkeldragers dag waardig: „Weest paraat!" De fractievoorzitter der P. v. d. A., de heer Burger, liet ook een geluid horen, dat op een fakkeldragersdag beslist ge slaagd mag heten. Herinnerend aan de motie-Romme riep de socialistische fractie-voorzitter, mei een variatie op een bekend socialistisch thema, uit: „Arbeiders aller bedrijfstak ken, blijft nauw aaneengesloten". Deze strijdvaardigheid moet die fak keldragers goed gedaan hebben. Even lekker vurig doen, dat houdt de socia listische moed bij alle burgerlijkheid en alle gemis aan een lichtend toekomst beeld er een beetje in. Waarom „de arbeiders aller bedrijfs takken" nauw aaneengesloten moeten blijven? Omdat men met een vrijere loonpolitiek de arbeiders zou verdelen om hen te kunnen overheersen, aldus de heer Burger. Een verklaring, welke geheel in de lijn ligt van de klassenstrijd-mentaliteit. Maar ja. op een fakkeldragersdag moet je toch even doen, of je geen „burger" bent, maar een socialist met het vuur van de klassenstrijd in het hart!

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 1953 | | pagina 2