AA
Indische Nederlanders niet
zo maar naar
rtalria
Vijf argumenten
Motie-Lemaire met een grote
meerderheid verworpen
WELKE ORGANISATIES
ZIJN REPRESENTATIEF?
Geen rapporten aan V.N. over
Suriname en Ned. Antillen
DE MAASBODE
WOENSDAG 18 NOVEMBER 1953
PAGINA 3
PROF. Romme geeft vijf argumenten
ten gunste van de brede-basispoli-
tiek; als argument contra noemt hij er
slechts één (het practisch verdwijnen van
een oppositie). Wij hebben ons afgevraagd,
of het niet beter ware geweest, als ten
minste de nadelen van die brede-basis-
theorie meer tot hun recht waren geko
men. Heeft het betoog van de heer Romme
dientengevolge niet iets erg eenzijdigs?
Dit klemt temeer, omdat sommige argu
menten er min of meer met de haren bijge
sleept lijken. Zo 't argument, dat de Ne
derlandse socialisten anders misschien fei
telijk de Sovjet-macht in de kaart zouden
spelen; zo 't argument, dat de drastische
scheiding tussen socialisten en communis
ten zou worden opgeheven, als de socialis
ten oppositiepartij zouden worden; zo 'I
argument, dat de socialisten als oppositie
partij misschien zouden gaan stemmen te
gen verdragen, die van de grondwet afwij
ken. Voor Nederland zijn die argumenten
feitelijk onjuist; en ook in 't buitenland
(vide Frankrijk en Engeland) doen die ar
gumenten in hun algemeenheid onwerke
lijk aan.
Het argument, dat de buiten-kerkelijken,
in wier leven de politiek naar prof.
Romme zegt èen grotere plaats inneemt
dan in dat der christenen, door de brede
basis dichter bij allerlei christelijke op
vattingen komen, lijkt ons maar van heel
relatieve waarde. Vooreerst: een werke
lijk christelijk beleid zonder socialisten
zou naar alle waarschijnlijkheid hetzelfde
of misschien zelfs een beter effect hebben.
Vervolgens: 't is tamelijk irrelevant van
christelijk standpunt, of de ontkerstende
maatschappij-visie in hare maatstaven ook
enkele christelijke opvattingen op bepaal
de punten overneemt en verwerkt (dus ont
kerstent); in de zin welke de heer Romme
hier bedoelt stond Proudhon dichter bij
een katholieke politiek dan Marx: en
diezelfde zin is dit natuurlijk ook volko
men waar. Maar men mag de betekenis
hiervan toch niet overschatten.
Als men sommige moderne werken leest
over staat en politiek, krijgt men de in
druk, dat die richtingen het gevaarlijkst
zijn, welke radicaal uit 's mensen souve-
reiniteit redenerende plaats inruimen voor
bepaalde punten, welke ook door de ka
tholieke doctrine geleerd worden. Men zou
zich o.i. mateloos in het probleem ener ka
tholieke politiek vergissen, als men het
communisme het grootste gevaar noemt;
de opstand tegen God welke zich hult in
de kleden der christelijke moraal is einde
loos gevaarlijker dan de opstand tegen God
welke zich kleedt in misdaad en tastbare
leugens. Toen Eva in het aardse paradij:
verleid werd kwam dat niet omdat haar
't kwaad in al zijn uitwendige consequen
ties werd voor ogen gesteld- 'n Man als
Voltaire was veel erger dan een man als
Robespierre; 'n net bolsjewisme is veel er
ger dan een bloederig bolsjewisme.
Deze opmerkingen raken natuurlijk niet
de P.v.d.A. in al hare geledingen, al ge
loven wij, dat zij wel degelijk bepaalde ge
ledingen in de P.v.d.A. raken. Zij zijn be
doeld om de uiterst relatieve betekenis
van de argumentatie van de heer Romme
op dit stuk aan te duiden. Bovendien: juist
in zoverre men steeds streeft naar hetgeen
christenen en niet-christenen verbindt op
politiek terrein, verstevigt men onherroe
pelijk ook de niet-christelijke politieke
tendenties, men geeft hun in handen het
wapen van de ervaring, het wapen van
politieke macht in de gezagsuitoefening,
het wapen van de benoemingspolitïek, het
wapen van de feitelijke kansen en moge
lijkheden. Kortom, men draagt onherroe
pelijk bij tot de groei en de bloei van de
niet-christelijke, van de onchristelijke po
litieke concepties en sentimenten.
ER blijven naar ons gevoelen twee ar
gumenten over:
a) de buitengewone omstandigheden;
b) het argument, dat de katholieke poli
tiek juist is gericht op samenwerking op
maatschappelijk niveau in het bijzonder
in het bedrijfsleven, waar men ten slotte
ook op medewerking van het N.V.V. is
aangewezen.
Ook deze argumenten hebben echter hun
keerzijde. De buitengewone omstandighe
den zullen voor de eerste tijden wel even
buitengewoon blijven en zo langzamerhand
gerekend moeten worden tot de gewone
omstandigheden waarin onze generatie
leeft. Zou men dan die buitengewone om
standigheden altijd maar zien in haar bui
tengewoonheid, dan maakt men iets dat
beantwoordt aan zekere noodsituatie tot
een zaak, welke heel de toekomstige struc
tuur van onze maatschappij (buitengewoon
of gewoon) zal bepalen. O.i- moet men in
het door de heer Romme bedoelde ver
band buitengewone omstandigheden als
thans bestaan „noodgedwongen" zoveel
mogelijk als gewoon gaan zien.
Ook het onder b) genoemde argument
heeft zijn keerzijde. Engeland leert, dat
het feit dat de Labour-partij in de opposi
tie is, eerder ertoe kan leiden, dat de vak
verenigingen minder radicaal worden dan
omgekeerd; ook in Duitsland ziet men een
ontwikkeling, welke in omgekeerde rich
ting wijst. Vakverenigingen zijn in haar
beleid grotendeels uiterst nuchtere zaken
lieden; het NVV zal, mits het regerings
beleid inderdaad radicaal-christelijk is in
de zin van de heer Romme, waarschijnlijk
spoedig gaan inzien, dat er langs deze weg
minstens even goed „zaken" zijn te doen
als langs de weg, welke hen via de P.v.d-
A. aan het regeringsbeleid van tot dusver
vastkoppelt.
Kortom, ook de hier genoemde twee ar
gumenten, welke o.i. inderdaad onder om
standigheden als argumenten pro zullen
gelden, hebben zoveel andere kanten, dat
zij ons voor de situatie sedert circa 1948
niet doorslaggevend en voor de situatie
van circa 1952 tamelijk irreëel voorkomen.
MAAR het o.i. beslissende argument
contra wordt op zich zelf (niet dus
als beslissend) door prof. Romme dui
delijk genoemd in zijn laatste hoofdstuk.
De tweeslachtigheid, welke hij aan het
doel van de katholieken binnen de P.v.d-A
verwijt, wordt door de brede-basispoli-
tiek in het overheidsbeleid zelf binnenge
haald; dit is o.i. per slot van rekening véél
ernstiger dan een tweeslachtigheid louter
op het niveau van een partij. De compro
missen waartoe de katholieke leden van de
P.v.d.A. gedwongen worden, zijn precies
dezelfde compromissen, waartoe heel de
katholieke politiek in ons land gedwongen
wordt.
Het volgens prof. Romme door de Paus
veroordeelde Nederlandse socialisme van
vandaag begrenst aldus de mogelijkheden
van een katholieke politiek en dringt
steeds dieper door in de publieke mentali
teit, zulks temeer nu in de huidige wereld
de taak en de macht der overheid toch al
zo enorm zijn toegenomen.
Daar waar een doel uit principieel-chris-
telijk standpunt in zijn wezen bepaald is,
lijkt het ons onjuist zonder ware noodzaak
naar de verwezenlijking van dat doel te
streven met mensen, die een volkomen an
der doel voor ogen hebben. Zodoende ste
riliseert men o.i. eigen streven voor een
héél belangrijk deel; zodoende verstevigt
men de macht dier geheel andere doelstel
ling; zodoende vervaagt en vertroebelt
men de zedelijke kracht welke van de re-.
Motie-De Graaf met even grote
meerderheid aanvaard
's-GRAVENHAGE, 17 November 1953.
De motie-Lemaire, waarin de regering werd
gezegd de mening van de Indische Neder
landers omtrent een eventueel vertrek uit Indonesië
naar Nederland als doorslaggevend te doen gelden
is tenslotte door de Kamer met 48 tegen 26 stemmen
verworpen. Ondanks deze aanzienlijke meerderheid
tegen deze motie, is het toch voor minister Van
Thiel een zwaar en moeilijk debat geworden. Dit
lag vooral aan de kwestie zelf, waarin bet aan
vaarden van verantwoordelijkheid werd geëist naar
twee zijden. Enerzijds voor het standpunt, dat de
Indische Nederlanders in hun eigen belang in
Indonesië dienen te blijven en anderzijds voor het
oordeel, dat de regering hen in staat zou moeten stellen naar Nederland
te komen, indien zij dit zelf zouden wensen. Het ging eigenlijk om het
afwegen van deze twee verantwoordelijkheden. De regering stond bij
monde van Minister Van Thiel op het standpunt, dat zij de verantwoor
delijkheid voor een massale uittocht naar Nederland niet kon aanvaarden.
Anderen meenden echter, dat het gedwongen verblijf in Indonesië een
grotere verantwoordelijkheid was en daarnaast stonden dan nog de
principiële standpunten.
MINISTER VAN THIEL
Keuze volgens gewetens
overtuiging
Minister Van Thiel bestreed de opvat
ting, dat een dwang tot blijven in Indo
nesië een grotere verantwoordelijkheid
met zich zou meebrengen met het argu
ment. dat de regering de situatie in
Indonesië op de voet volgt en bovendien
iedere aanvrage van geval tot geval zou
worden onderzocht. Het persoonlijke be
lang gaf daarbij, de doorslag.
De heer Schouten (A.R.) had echter
een principieel bezwaar tegen dit rege
ringsbeleid, dat volgens hem als uit
gangspunt had, zoals de minister in de
M.v.A. had gesteld, het aanpassen van de
Indische Nederlanders aan de huidige
omstandigheden. Maar als men de M.v.A.
leest en de heer De Graaf wees daarop
dan kan men daaruit toch moeilijk
opmaken, dat dit het uitgangspunt zou
zijn van het regeringsbeleid.
Als deze mensen in Indonesië blij
ven, aanvaardt dan de regering de ver
antwoordelijkheid voor hun lot bij be
paalde gebeurtenissen, die ik wel niet
nader behoef aan te duiden, zo vroeg de
heer Lemaire. Natuurlijk kon de minister
daarop niet met ja antwoorden, omdat
er zich. zoals hij zeide, omstandigheden
kunnen voordoen, waarop de regering
geen invloed meer heeft. Maar hij ant
woordde ook niet ontkennend, omdat in
normale omstandigheden die verantwoor
delijkheid wèl bestond. Daarmee was men
dan tevens aangeland bij de kwestie van
de situatie in Indonesië. Men verweet de
minister, dat hij in dit opzicht geen klaar
heid had verschaft. Dat kon hij ook
moeilijk en dat was ook de reden, dat hij
herhaaldelijk had verklaard, dat de rege
ring de situatie in Indonesië zoals deze
zich tegenover deze mensen zou voor
doen, op de voet zou volgen.
Principiële bezwaren
De heer Van Rijckevorsel (K.V.P.) had
eveneens principiële bezwaren en wel dat
met het houden van deze mensen in Indo
nesië de rege-
ring de verant
woordelijkheid
op zich nam
van het lot van
deze mensen.
Maar dat doet
zij ook, als zij
hun steun ver
leent om naar
Nederland te
te kunnen ko
men.
Spr. noemde
drie principiële
bezwaren en
wel 1. het zou mr van rijckevorsel
in strüd zijn Tegen voogdij
met de rechts
gelijkheid; 2. het was in strijd met het jus
emigrandi het persoonlijke zelfbe
schikkingsrecht en 3. niet de realiteit,
omdat de regering de ontwikkeling van
de situatie niet kon beoordelen en haar
verantwoordelijkheid dus niet zou kunnen
waar maken. Hy kon dit „voogdystand-
punt" van de regering in geweten niet
aanvaarden.
De heer Oud (V.V.D.) maakte een ver
gelijking met de vroegere schoolstrijd.
Toen werd er óók gezegd: je kunt je
kinderen gerust naar een bijzondere
school sturen, daar ben je geheel vrij in,
maar van mij krijg je geen subsidie. Zo
zag hij de positieve daad, waarover de
minister het had. namelijk, dat hij niet
de verantwoordelijkheid op zich kon
nemen om door een positieve daad aan
het ongeluk van deze mensen mee te
werken, door hun te zeggen: indien
deze motie zou worden aangenomen en
uitgevoerd Kom maar hierheen, het
geld ligt klaar!
Geivijzigd standpunt
Er vielen allemaal zware zinnen. Men
had het er over, dat de regering poogde
deze mensen van de boot te houden en
dat men hen tegen zichzelf moest be
schermen. Het eerste bestreed minister
Van Thiel nadrukkelijk. Hij kwam met
een citaat van de heer Lemaire uit de
Handelingen namelijk uit diens redevoe
ring by dezelfde begrotingshandeling een
goed halfjaar geleden.
Toen had de heer Lemaire gezegd, dat
hij met deze zienswijze alleen accoord
kon gaan. als zij van geval tot geval zou
worden toegepast. En dat was, zo be
toogde minister Van Thiel, nu juist het
standpunt van de regering.
Waarop de heer Lemaire alleen maar
kon antwoorden,, dat door de ontwikke-
geringsmaatstaven kan uitgaan en de ge
zonde oriëntatie, welke een radicaal-chris
telijk beleid in de zin als de heer Romme
beoogt, in het dagelijkse leven der mensen
kan bevorderen.
VERBETERING
In ons artikel Dinsdagavond over
Brede-basisoolitiek en Apostolaat bleef
een storende fout staan. In de voor
laatste alinea viel daar te lezen „onze
politieke plicht zelf wordt formeel
bepaald door een apostolaatsplicht". Wij
schreven echter: wordt formeel niet be
paald enz.
F. D.
ling van de situatie- welke de minister
aan de hand van recente inlichtingen van
de Hoge Commissaris had bestreden
zjjn zienswijze was veranderd en hierin
thans principieel moest worden beslist.
Er werd gesproken over het elemen
taire recht der menselijke vrijheid en de
„nasleep van het Indonesië-beleid'
(Schouten).
De heer Oud (V.V.D.) sleep weer
scherpe kanten aan dit debat, zoals hy
altijd doet, als hü een politieke wind op
merkt. Een lichte interruptie maakte'
hem daarop opmerkzaam en toen
maakte hij het beslist onparlementair
door zó persoonlijk te worden, dat hij
daarop antwoordde. Als ik op poli
tieke jacht ga. jaag ik liever op groter
wild dan op deze minister.
Motie-De Graaf
Intussen was er ook een motie-De
Graaf (K.V.P.), die de minister wilde
steunen in zijn toezegging een objectieve
organisatievorm van het maatschappelijk
Overzicht
Tweede Kamer
werk voor Nederlanders in Indonesiëtot
stand te zullen brengen.
Minister Van Thiel 'vond deze motie
wel aanVaardbaar, maar eigenlijk over
bodig voor zover het zijn beleid betrof.
Hij aanvaardde haar dankbaar als steun
voor de Indische Nederlanders zelf,
die nu goed zouden weten wat de rege
ring voor hen zou willen doen. Met
degenen, die zich vóór de motie-Lemaire
hadden verklaard, wees ook de heer Van
Rijckevorsel mede namens enkele leden
zijner fractie (het bleken er tenslotte
twee te zijn) deze motie af, omdat de
minister haar inhoud reeds eerder had
aanvaard en zij dus overbodig was, ter
wijl zij anderszins eigenlijk een verholen
wantrouwen in het beleid van de minis
ter zou betekenen.
Het was alles bij elkaar een moeilijke
zaak. omdat het belang van deze men
sen hier in het geding was, een belang,
dat sterk afhankelijk is van de situatie,
welke men immers niet kon overzien.
De regering oordeelt, dat dit belang
nu vereist, dat de mensen daar nog
blijven, omdat de practijk reeds heeft
aangetoond, dat zij hier hun ongeluk
tegemoet gaan. maar voegde daar dan
aan toe, dat zij de situatie scherp zou
volgen en alle aanvragen van geval tot
geval zou bezien, zodat er alleen naar
het belang van deze mensen zou worden
geoordeeld. Deze moeilijk te beoordelen
situatie maakte deze hele zaak vaag en
onzeker. Aan beide zijden lagen zware
verantwoordelijkheden, waaruit ten
slotte een minister naar eigen gewetens
overtuiging een keuze moet doen. En dat
heeft minister Van Thiel gedaan.
De motie-Lemaire werd tenslotte ver
worpen met genoemde stemverhouding.
Tegen stemden de K.V.P. behalve de
heren Van Rijckevorsel en Vis, de P. v.
d. A. en de heren Beernïnk. Van der Feltz
en Kikkert van de C.H.U. De motie-De
Graaf werd met dezelfde maar om
gekeerde stemverhouding aanvaard.
F. S.
M.W.O. voor „Eric"
Kapitein Ulrici blies
spoorlijnen op
Bij K.B- is benoemd tot Ridder der 4e
klasse in de Militaire Willemsorde kapi
tein J. H. C. Ulrici van het wapen der in
fanterie.
In de bezettingsjaren was hij lid van een
KP in het district Amersfoort, waar hij
spoorlijnen in het Gooi en bij Amersfoort
opblies. Voorts heeft hij zich in het tijdvak
van 13 Maart tot en met 9 Augustus 1949
bij vele acties tegen terroristische benden
in W.-Java onderscheiden. Op grond van
de door hem in het illegaal verzet in Ne
derland en bij de luchtlandingsacties in
Djokja en op Sumatra in December 1948
betoonde aanvoerderseigenschappen, werd
luitenant Ulrici in begin 1949 door de toen
malige territoriale tevens troepencomman
dant van West-Java tot commandant aan
gesteld van de naar zijn illegale schuil
naam genoemde gevechtsgroep „Eric".
LITURGISCHE GIDS
Ter Drukkerij in het St Jacobs-Gods-
huis te Haarlem is thans voor de 4e maal
de Liturgische Gids voor het bisdom Haar
lem verschenen en wel in aanmerkelijk
gestegen oplaag.
Voor elke dag van het jaar 1954 bevat
het boekje de gegevens ter zake de wis
selende gebeden der H. Mis, zeer ten
gerieve uiteraard van degenen die de
goede gewoonte hebben, het H. Sacrificie
aan de hand van een missaaltje te vol
gen. De uitgave wordt aanbevolen door
de Lit, Vereniging van het bisdom.
Maatschappelijk bureau
voor blinden
Handelsmerk beschermt hun
handwerk
Ten einde paal en perk te stellen aan
zwendel en het misbruik maken van de
goedhartigheid der mensen door lieden,
die onder het mom van steun aan blinden
artikelen verkopen, die door blinden zou
den zijn vervaardigd, is, zoals wij gisteren
reeds in een deel van onze editie meld
den, een wettig gedeponeerd handelsmerk
ontworpen voor door blinden gemaakt
handwerk. Het initiatief hiertoe is uitge
gaan van de stichting „Het Nederlandse
Blindenwezen" samengesteld uit de drie
grote landelijke organisaties, de Ned.
Kath. Blindenbond St Odilia, de Ned. Chr.
Blindenbond en de Ned Blindenbond en
waarbij ook alle katholieke blindeninstel-
lingen van ons land zijn aangesloten.
Het waarmerk stelt voor een paar han
den, die naar het licht grijpen.
Op initiatief van de stichting zal binnen
kort men hoopt reeds in Januari a.s.
Amsterdam worden gevestigd een „bureau
maatschappelijk werk voor blinden". Tot
directeur van
het nieuwe bu
reau is benoemd
de heer H.
Roose, thans als
psycholoog ver
bonden aan de
stichting. Voorts
zal het bureau
de beschikking
krijgen over
drie maatschap
pelijke werksters.
Het bureau zal o.m- tot taak hebben per
sonen, die op volwassen leeftijd het ge
zichtsvermogen verliezen, op deskundige
wijze bij te staan bij hun aanpassing aan
de veranderde levensomstandigheden en
in het algemeen de leemten aan te vullen,
die nog bestaan ten opzichte van het maat
schappelijk werk voor volwassen blinden.
Een van de eerste werkzaamheden zal
zijn het zich op de hoogte stellen var
levensomstandigheden van alle blinden in
ons land. In Nederland wonen ongeveer
5000 blinden, waarvan ongeveer 1700 ouder
dan 65 jaar zijn.
De stichting hoopt voor de oprichting
van het bureau een subsidie van de rege
ring te krijgen, maar zal zich tevens door
middel van een prijsvraagactie tot het ge
hele Nederlandse volk om financiële steun
richten. De komende week zal in het ge
hele land een krant worden verspreid in
een oplaag van 2.500.000 exemplaren.
Universitair nieuws. By K.B. is aan dr
mr K. Kuypers, buitengewoon hoogleraar
aan de rijksuniversiteit te Utrecht, op
dracht verleend tot het geven var, onder
wijs in de inleiding tot. de wijsbegeerte
aan deze universiteit. Voorts is aan dr P.
J. Waardenburg. oogarts, te Arnhem,
opdracht verleend om in de faculteit der
geneeskunde van de rijksuniversiteit te
Leiden onderwijs te geven in de anthro-
pogenetica.
Eerste Kamer
onderzoekt belasting-
ontwerpen
De Eerste Kamer heeft gisteren een
korte vergadering gehouden. Het wetsont
werp bijdrage in de exploitatieverliezen
van de stadsverwarming te Rotterdam
werd van de agenda afgevoerd en zal de
volgende week worden behandeld, aange
zien de minister van Wederopbouw en
Volkshuisvesting thans verhinderd was.
Het wetsontwerp aankoop en bouw van
panden ten behoeve van de huisvesting van
rijksdiensten werd zonder beraadslaging of
stemming goedgekeurd. Vervolgens werd
begonnen met het af delingson der zo ek van
de huur- en de belastingwetten, welke on
langs door de Tweede Kamer zijn afge
daan.
S.E.R. zal ontworpen richtlijnen bespreken
De Sociaal Economische Raad zal Vr(j-
dag 30 November een openbare vergade
ring houden, waarin o.m. ter sprake komt
't vraagstuk van de representativiteit van
organisaties in verband met de uitvoering
van de Wet op de Bedrijfsorganisatie en
de Wet op de Ondernemingsraden. Dit is
een onderwerp, dat reeds herhaaldelijk
en in verschillende organen van de raad in
discussie in geweest. In het bijzonder zijn
de Organisatie-Commissie en de Commis
sie Ondernemingsraden. Dit is een onder
werp, dat reeds herhaaldelijk en in ver
schillende organen van de raad in dis
cussie is geweest. In het bijzonder zijn
de Organisatie-Commissie en de Commis-
se Ondernemingsraden voor een oordeel
in deze aangelegenheid gesteld.
Bij voortduring was het voorlopige re
sultaat van de besprekingen over het on
derwerp, dat geen exact toepasbare alge
mene regelen kunnen worden gegeven,
maar steeds van geval tot geval een
beslissing moet worden genomen. Tot dus
verre is dit ook geschied. Toch bleef deze
methode onbevredigend en wel voorna
melijk omdat zeer verschillende maat
staven bij de beoordeling werden aan
gelegd. Afgezien van de moeilijkheden,
welke hieruit reeds voor het nemen van
een beslissing voortvloeien, kwam vooral
het gevaar naar voren, dat de commissies
onderling afwijkende oordelen zouden
gaan geven.
Een en ander is voor het dagelijks
bestuur van de S.E.R. aanleiding geweest
om een poging te doen tot het opstellen
van richtlijnen, welke door de Raad zou
den kunnen worden aanvaard en gehan-,
iteerd voor alle gevallen waarin een be
oordeling van de representativiteit moet
plaats vinden. Deze door het dagelijks be
stuur ontworpen richtlijnen worden in
voornoemde vergadering behandeld ter
vaststelling. Het uitgangspunt dat de be
oordeling en beslissing over representati
viteit van geval tot geval moet plaats vin
den is niet gewijzigd. Met het geven van
deze richtlijnen beoogt het dagelijks be
stuur echter enige leiding te geven bij het
verkrijgen van een oordeel.
Verschillende benaderings
wijzen
De richtlijnen vangen aan met de vast
stelling dat de kwestie van de represen
tativiteit op verschillende wijzen moet
worden benaderd. Voor het horen van
organisaties moet de Raad zo ruim mo
gelijk open staan teneinde elke bonafide
georganiseerde mening de gelegenheid te
geven om tot uiting te komen.
Er is verschil tussen de organisaties aan
werknemers- en aan ondernemerszijde en
dit verschil moet in het oog worden ge
houden bij de hantering van de verdere
richtlijnen-
Een der riehtijnen heeft betrekking op
de samenstelling van de Raad. In deze
richtlijn wordt een aantal criteria ont
wikkeld welke het belangrijkste hulpmid
del vormen voor de beoordeling van het
representatieve karakter van een organi
satie. Dezelfde criteria komen terug in
andere richtlijnen welke betrekking heb
ben op de deelneming aan de opbouw en
de bestuursformatie van schappen en be-
drijfscommissies.
Bestuursformatie van schappen
en bedrijfscommissies
Vakorganisaties welke deel uitmaken van
een algemeen erkende centrale organisatie
van werknemers of een voor de samen
stelling van de Raad representatief ge
achte ondernemersorganisatie zijn als re
gel als representatieve vakorganisatie te
beschouwen bij opbouw en bestuursfor
matie van schappen en bedrijfscommis-
sies. Uitzonderingen op deze regel zijn
echter mogelijk hetgeen echter van geval
tot geval zal moeten worden beoordeeld.
Ook kunnen organisaties welke geen
deel uitmaken van een erkende centrale
van %verknemers of ondernemers repre
sentatief worden geacht. De beoordeling
hiervan zal wederom van geval tot geval
dienen te geschieden.
Voor werknemersorganisaties zal ech
ter slechts bij uitzondering representativi
teit kunnen worden aangenomen. Voor
ondernemersorganisaties zal de erkenning
van representativiteit op ruimer schaal
moeten geschieden.
Een bijzondere plaats onder de organi
saties van werknemers nemen tenslotte
de noch by een algemeen erkende noch by
een niet-erkende centrale aangesloten or-
gansaties in. Zij vallen uiteen in organi
saties welker werkzaamheid zich slechts
uitstrekt tot 'n bepaald beroep en/of tot
een beperkt onderdeel van het bedrijfs
leven en organisaties, welke werknemers
omvatten, die sociologisch gezien een
eigen plaats innemen en over het gehele
bedrijfsleven verspreid kunnen zijn.
Voor deze organisaties kan bjj uitzon
dering representativiteit in verband met
opbomv en bestuursformatie van schap
pen en bedryfscommissies worden erkend.
Erkenning betekent echter niet noodzake
lijk recht op representatie in het betref
fende orgaan, zo besluit het Ontwerp
Richtlijnen voor de beoordeling van de
representativiteit, dat in de openbare
S.E.R.-vergadering van Vrijdag a.s. zal
worden behandeld.
Weer teveel gerookt
„Natuurlijk weer teveel gerookt, gisteravond",
denkt U als U aan het begin van een drukke
dag last van Uw maag begint te krijgen. Druk
het kwaad meteen de kop in. Zorg dat U altijd
Agré-Antacide bij U hebt. Dank zij de handige en
hygiënische stripverpakking kuntU zegemakkelijk
in Uw zak dragen. Agré-Antacide maagtabletten
hebben een onmiddellijke en langaanboudende
werking en zijn gemakkelijk zonder water in te ne
men. Ze hebben een verfrissende pepermuntsmaak.
ntacide MAAGTABLETTEN HELPEN PROMPT
tegenmaagbranden
oprispingen gevoel van
60 tabletten f 1.65
N.V.Philips-Roxane Pharmaeeucisch-Chemische Industrie„Duphar" Amsterdam -Olst-Weeiti
Overzeese Rijksdelen in Tweede Kamer
afgehandeld
's-Gravenhage, 17 Nov. 1953.
In de avondvergadering van heden is de
begroting van Overzeese Rijksdelen zonder
al te veel gerucht en zonder hoofdelijke
stemming aanvaard, waarbij alleen de
heer Gortzak, die tegenwoordig zo onge
veer alle redevoeringen voor de commu
nistische partij voor zijn rekening neemt
en nu ook weer eenzaam aanwezig was,
aantekening van tegenstemmen vroeg.
Door de afwezigheid van de beide grote
problemen: de verhouding met de West,
waarover straks op de R.T.C. zal worden
gesproken en de kwestie Nieuw-Guinea,
welke moet wachten op het rapport der
parlementaire missie, was er voor deze be
grotingsbehandeling niet veel meer over
gebleven.
De minister, prof. Kernkamp, waardeer
de het, dat de goede sfeer voor het over
leg met de West, dat in Januari zal her
beginnen, bij deze debatten niet was ver
stoord. Ook hij beklemtoonde, zoals mevr
Fortanier—de Wit (V.V.D.) had gezegd,
dat de Koninklijke rede van 1942 loyaal en
royaal moest worden uitgevoerd en dat de
regeling dynamisch moest zijn, maar dan
van een dynamiek, die de toekomstige in
vesteerders niet zal afschrikken en daartoe
was noodzakelijk een zekere staatkundige
stabiliteit.
Prof. Kernkamp toonde zich al even
dankbaar voor de steun, welke de Kamer
de regering had geboden bij haar weige
ring aan de V.N. te rapporteren over deze
Rijksdelen.
Hy zeide daarby nog eens nadrukkelijk,
dat de regering geen wijziging van dat
standpunt kan overwegen, daar de com
petentie van de V.N. fundamenteel onjuist
is. Hy betwijfelde eveneens, dat er na de
instelling van de nieuwe rechtsorde meer
begrip voor het Nederlandse standpunt zai
komen. Door de gebeurtenissen in Brits
Gyana zou z.ï. geen gevaar voor rechts
onzekerheid in Suriname ontstaan, daar de
Rijksdelen zelf doordrongen waren van de
noodzaak voor het handhaven van hun
territoir en zelfstandigheid.
De vergissingen, welke de Sticusa had
gemaakt, zouden niet worden herhaald,
daar nu het ministerie meer toezicht zou
houden op een uitgebalanceerd program
in overleg met zusterinstellingen overzee.
De liquidatieplannen van het Welvaarts
fonds Suriname zou de minister ter visie
van de Kamer leggen; het liquidatiesche
ma zou hij met de vaste commissie uit de
Kamer bespreken.
De gedachte aan een Nederlandse ten
toonstelling in Suriname, welke mevr. For
tanierde Wit had geopperd, leefde, zo
zeide de minister, maar de realisatie er
van was nog in het stadium van overleg.
De besprekingen met
Australië
In antwoord op vragen betreffende hun
reis naar Australië en aldaar gevoerde be
sprekingen over Nieuw-Guinea, deelde
minister Kernkamp mede namens minis
ter Luns nog mee, dat de verdediging van
Nieuw-Guinea ln Australië niet ter sprake
was gekomen. Wat de verdediging zelf be
treft was men nog in het stadium van stu
die, waarbij de gedachten meer uitgingen
naar de marine dan naar de landmacht.
De samenwerking met Australië bestond
hoofdzakelijk uit de bestrijding van plan
tenziekten en dat niet alleen in het grens
gebied, aldus minister Kernkamp.
Ondertvijs in Nieuw-Guinea
De belangrijkste kwestie, welke zich bij
dit Nieuw-Guinea-debat voordeed, was die
van het onderwijs. Uit de memorie van
Antwoord was niet geheel duidelijk ge
worden, welk onderwijs door de regering
primair werd gesteld. De minister zette nu
op aandrang van de heer De Graaf
(K.V.P.) uiteen, dat de taak van missie en
zending dienaangaande primair was en dat
de regering slechts een aanvullende taak
had. Maar daar was de heer De Graaf niet
mee tevreden. Hij wilde weten, hoe de re
gering stond tegenover het onderwijs aan
de autochthonen, indien missie of zending
dit ergens niet zouden kunnen aanpakken.
Nu had de minister reeds verklaard, dat
de regering het openbaar onderwijs ter
hand zou nemen, waar missie en zending
dit niet zouden kunnen doen. Z.Exc. ver
wees dan ook naar artikel 69 van de be
windsregeling, waar staat, dat het onder
wijs bijzondere zorg van de regering uit
maakt, indien er geen missie of zending is,
die dat kan doen. Ik hou mij dus slechts
aan de wet, zei hij, indien ik in zulk een
geval voor openbaar onderwijs zorg draag.
De heer De Graaf kon zich echter blijk
baar het geschiedde bij interruptie
niet met dit standpunt verenigen, tenmin
ste niet ten opgighte van de autochthonen,
waarop de minister zëide daar nota van
te nemen.
Hierna werd de begroting van Overzeese
Rijksdelen aanvaard.
Vanmiddag voerden over de begroting
van Wederopbouw en Volkshuisvesting de
laatste vier sprekers het woord, t.w. de
heren Lemaire (K.N.P.). Van Dis (S.G.P.),
Ritmeester (V.V.D.) en Gortzak (C.P.N.),
welke laatste in het begin van de avond
vergadering alweer moest spreken over de
begroting van Overzeese Rijksdelen, we
gens ontstentenis van al zijn collega's. De
algemene beschouwingen over deze be
groting zijn hiermee afgehandeld. Morgen
middag zal minister Witte antwoorden.
F. S.
LEVENSGEVAARLIJK
De fatale vergissing bij een pharma-
ceutische fabriek te Amsterdam, die aan
vier mensen het leven heeft gekost, heeft
wederom de aandacht gevestigd op de
wet van 1 Juni 1865, welke de uitoefening
van de artsenijbereidkunst regelt.
Volgens deze wet zijn de apothekers
aansprakelijk voor de door hen ver
strekte geneesmiddelen. Dit was in die
tijd heel normaal, want de apothekers
maakten toen het grootste deel dei-
geneesmiddelen zelf. De maatschappe
lijke ontwikkeling heeft echter ook op
dit gebied de situatie aanzienlijk ver
anderd. Het zwaartepunt van de genees-
middelenfabricage is al sinds lang. ver
schoven van de apotheek naar de phar-
maceutische fabriek.
Het is thans voor de apothekers on
doenlijk al die door de fabrieken gepro
duceerde geneesmiddelen te controleren.
En het is, zo lang de wet van 1865 ge
handhaafd wordt, ook onmogelijk con
trole uit te oefenen in de pharmaceuti-
sche fabrieken. Dat dit juridisch gezien
een scheve situatie is, zal ieder beamen.
Maar zij is niet alleen juridisch scheef,
zij is, naar nu op wel heel tragische
wijze gebleken is, bovendien levens
gevaarlijk. Een vergissing bij een phar-
maceutische fabriek, waar geneesmid
delen aan de lopende band worden ge
maakt, brengt vele mensenlevens in
gevaar.
Nu zijn er in het verleden reeds po
gingen in het werk gesteld om die wet
van 1865 te vervangen door een nieuwe,
welke met de veranderde omstandig
heden in overeenstemming is. Maar tot
nu toe zijn zij op niets uitgelopen, daar
hierbij vele tegenstrijdige belangen met
elkaar in botsing komen. Dit mag even
wel geen reden zijn om een wet in het
leven te houden, welke mensenlevens in
gevaar kan brengen. Wetgeven is haast
altijd het verzoenen van tegenstrijdige
belangen. Daar er hier mensenlevens in
zekere zin op het spel staan, mag de
wetgever, ook al zullen hierdoor bepaal
de belangen niet ontzien kunnen wor
den. niet langer aarzelen een nieuwe wet
tot stand te brengen, welke een afdoende
controle bij de bron, dus bij de pharma-
ceutische fabrieken, mogelijk maakt.
RODE FAKKELDRAGERS
Het socialisme, zoals het in de P. v. d.
A. na de oorlog opnieuw gestalte heeft
gekregen, is van een „burgerlijke" al
lure. In dit opzicht verschilt de P. v. d.
A. heel duidelijk van de oude S.D.A.P.
Iets van het oude vuur heeft men ech
ter te midden van alle burgerlijkheid
willen behouden- Zo althans moet, dunkt
ons, het instituut van de „fakkeldragers
clubs" van de P. v. d. A. opgevat worden.
Deze clubs hebben dezer dagen in
Utrecht een fakkeldragersdag gehouden.
„Wij hebben onze strijdvaardigheid
niet verloren, voor het geval wij in de
oppositie zouden worden gedrongen",
vuurde dr Drees tijdens een gemeen
schappelijke maaltijd op zijn fakkeldra-
gersgehoor af. En hij besloot zijn tafel
rede met de oproep, een fakkeldragers
dag waardig: „Weest paraat!"
De fractievoorzitter der P. v. d. A., de
heer Burger, liet ook een geluid horen,
dat op een fakkeldragersdag beslist ge
slaagd mag heten.
Herinnerend aan de motie-Romme riep
de socialistische fractie-voorzitter, mei
een variatie op een bekend socialistisch
thema, uit: „Arbeiders aller bedrijfstak
ken, blijft nauw aaneengesloten".
Deze strijdvaardigheid moet die fak
keldragers goed gedaan hebben. Even
lekker vurig doen, dat houdt de socia
listische moed bij alle burgerlijkheid en
alle gemis aan een lichtend toekomst
beeld er een beetje in.
Waarom „de arbeiders aller bedrijfs
takken" nauw aaneengesloten moeten
blijven? Omdat men met een vrijere
loonpolitiek de arbeiders zou verdelen
om hen te kunnen overheersen, aldus de
heer Burger.
Een verklaring, welke geheel in de
lijn ligt van de klassenstrijd-mentaliteit.
Maar ja. op een fakkeldragersdag moet
je toch even doen, of je geen „burger"
bent, maar een socialist met het vuur
van de klassenstrijd in het hart!