Parlementaire
onmacht
Een kind kan de was doen
door prof. mr P. J. Oud
door A. l
ngiversen
Zaterdag 14 November 1953
ELSEVÏERS WEEKBLAD
17
Hoog, lang en recht
Nu het derde. Je zet je'doosje rechtop en
dat noemen we hoogbouw. Meer dan drie
of vier verdiepingen. Dat ook maar eens
toegepast in die lange rechte straten, want
dat geeft weer een ander aspect. Hiervoor
is alleen maar nodig de smalle kant van
het doosje te omlijnen. Deze drie vormen
geven volkomen aan wat er aan verschil
lende huizenblokken te tekenen valt, ten
minste en onthoud dat toch goed in
onze moderne stadsuitbreiding.
zijn". Indertijd (1945) hebben jonge en zeer
bekwame architecten plannen gemaakt voor
Amsterdams uitbreiding waar de vorm van
de oude stad weer in te vinden was, maar
die heeft men niet aanvaard want ze waren
los van een lucifersdoosje getekend en dat
gaat toch niet. Er spraken geest en fantasie
uit en die bezitten de tegenwoordige ont
werpers niet en neem ze dat nu eens kwa
lijk, want zoiets heb je of heb je niet.
En nu weer aan 't werk, jongelui! De
hoofdstraten maak je driemaal zo breed
als de zijstraten en dan maar recht uit,
je schuift je doosje maar eindeloos voor
uit. Zo'n straat noem je dan Burgemees
ter de Vlugtstraat of Burgemeester Röell-
straat, want die hebben we nu in het
nieuwe Amsterdam ook, of Erasmusweg,
zoals in Den Haag. Deze mensen zouden
zelf wel gruwen van zo'n dood element
waaraan men hun namen gegeven heeft,
maar dat hebben ze in de „revolutiebou-
werstijd" in Amsterdam ook gedaan,
want daar heten de luguberste straten
naar onze grootste schilders als Ruysdael
en Gerard Dou.
Druk maar ondersteboven!
Mocht er, bij het vooruitschuiven van je
doosje, iets moois in de weg staan, bijvoor
beeld een oude molen of zo, druk die dan
rustig ondersteboven. Dat doen de grote he
ren in Amsterdam aan de Haarlemmerweg
ook. Maar ze krijgen daardoor reuze wegen
tot Haarlem toe en dat alsmaar rechtdoor.
Daar maken jullie er maar heus een paar
van bij want niets is er wat ook maar te
vergelijken valt met de vorm van een
lucifersdoosje.
Schrijf nu, in al de blokken die je ge
tekend hebt, een lettertje als A, B, C en
D. Meer komen er niet voor en dan
onder aan je blad" maak je een staatje
waar ook die letters op voorkomen met
de verklaring wat het betekent. Gesloten
bouw, strokenbouw, hoogbouw en win
kels. Dat noemen ze. met een geleerde
naam, een bordereau. En je moet eens
zien hoe geleerd zo'n plannetje van je er
dan uitziet. Net echt.
.oude stedenbouw.
Wij hebben een bewind „dat eigenlijk
minder een Kabinet is dan wel
een verzameling van ministers,
waarvan men de een met meer, de ander
met minder vertrouwen aan het werk
heeft kunnen zien". Aldus luidt het oor
deel van de anti-revolutionnaire staats
man Heemskerk, wanneer hij aan de
vooravond der verkiezingen van 1929 de
balans opmaakt van het kabinet-De Geer.
Het wordt hem van de zijde der regering
•betwist. Het Kabinet, zo antwoordt de
minister-president, heeft zich een beperkte
taak gesteld en bij de uitvoering van die
taak is het homogeen.
Aan deze gedachtenwisseling werd ik
herinnerd bij het aanschouwen van het
beeld, dat zich met betrekking tot het Kabi-
net-Drees bij het grote politieke debat der
achter ons liggende maand in de Tweede
Kamer aan het oog ontrolde. Hoe heeft men
het vereiste der homogeniteit te zien? On
getwijfeld in de zin, die De Geer eraan gaf.
Er kan niet meer verlangd worden dan ho
mogeniteit in de taak, die een Kabinet zich
gesteld heeft. Daarmede is echter nog niet
alles gezegd. De taak zelf, die een Kabinet
zich stelt, is allerminst een willekeurige zaak.
Zij moet afgesteld zijn op de problemen,
die in de tijd, waarin het Kabinet het bewind
aanvaardt, om een oplossing vragen. Deze
problemen laten zich niet terugdringen. Het
Kabinet wordt er zijns ondanks mede ge
confronteerd. Blijken zijn leden dan niet tot
een gemeenschappelijk inzicht omtrent hun
oplossing te kunnen komen, dan baat het
de Regering bitter weinig, dat zij homogeen
is op het stuk van de beperkte taak, die bui
ten deze problemen omgaat.
Bijzondere constructie
pen. Wie dit uispreekt geeft allerminst te
kennen, dat samenwerking van socialisten
met anderen nooit mogelijk zou zijn. Er zijn
zeker situaties denkbaar, waarbij de scheids
lijn een heel andere zou moeten zijn. Maar
bij de tegenwoordige toestand zal ieder be
wind dat weigert de thans zo beslissende
keuze te doen, halfslachtig blijven. Deze uit
spraak houdt tegenover de socialisten niets
onvriendelijks in. Het is louter een kwestie
van verschil in beginsel. En bij het verdoe
zelen van verschil in beginsel kan het leven
van een volk nooit welvaren.
In oude steden was dat heel anders wam
daar kwamen ontzaglijk veel variaties
voor in het lopen der straten en in de
architectuur, waar een lucifersdoosje het
niet bij halen kan. Maar onze geleerde
.moderne stedenbouw.
Het Kabinet-De Geer, opgetreden in
Maart 1926, had evenals het Kabinet-Drees
een zeer moeilijke geboorte gehad. De aan
vaarding door de Tweede Kamer in Novem
ber 1925 van een amendement tot opheffing
van het gezantsohap bij de Paus had een
einde gemaakt aan de samenwerking der
rechtse partijen. Onderscheidene formateurs
hadden vruchteloos hun krachten op de vor
ming van een Kabinet beproefd. Eindelijk
had De Geer het gewaagd met een zeer bij
zondere constructie. Hij zou proberen een
„intermezzo" te overbruggen. Gedurende
dat intermezzo zou de Regering de politieke
vraagstukken, die verband hielden met de
partijgroepering, laten rusten. Homogeniteit
Mr Th. Heemskerck.
ten aanzien van deze vraagstukken was
derhalve niet vereist.
In de jaren, die verliepen tussen 1926 en
1929, kon dit experiment slagen. Het was
een betrekkelijk rustige tijd. Het was de
periode der hoogconjunctuur, die aan de ge
weldige crisis der jaren dertig onmiddellijk
voorafging. Dringende vraagstukken vroe
gen niét om een oplossing. Zeker, er was
algemeen volstrekt niet alleen bij Heems
kerk onvoldaanheid over de politieke toe
stand, maar dat de belangen van het land
er ernstig nadeel van hebben ondervonden,
kan men niet volhouden.
In 1952 ligt het geheel anders. Dan
dringen de financiële en de economische
vragen zich op. Dan is 'het nodig zich
rekenschap te geven van de weg, die men
daarbij gaan wil. Dan moet er gekozen
worden. En het ongeluk is, dat er niet
gekozen wordt.
Staat en Maatschappij
Welke is de keuze, waarvoor men in 1952
stond en waarvoor men in het wezen der
zaak thans nog staat? Het is de keuze tussen
Staat en Maatschappij. Moet het de weg
gaan, waarop bij alles de prioriteit van de
overheid wordt beklemtoond? Moet, om op
economisch gebied een beeld te gebruiken
jaren geleden op het terrein van de school
gebezigd, alles met de staatsverf worden
bestreken, zodat de poriën ervan verstopt
raken? Hier scheiden zich de wegen van de
socialistische en de niet-socialistische groe-
H:t is tegenwoordig de tijd dat leve
ranciers van technische hulpmidde
len in de huishouding hun artikelen
aanprijzen met de. mededeling dat een
kind het kan doen. Een kind kan stof
zuigen, een kind kan de was doen. Maar
dat"geval strekt zich veel verder uit dan
men wel denkt, en op allerlei gebied. Bij
uitbreidingsplannen zeggen verschillende
autoriteiten „Wij maken ze zó eenvou
dig dat een kind het kan nadoen."
Want aan fantasie, oorspronkelijkheid en
genialiteit hebben onze nieuwerwetse ont
werpers de oorlog verklaard. Zij zeggen
„Simplex sigillum veri het eenvoudige
is het zegel van het ware", waardoor ze
ontslagen zijn van de moeite om iets
schoons of belangwekkends te scheppen.
Vele ontwerpen van moderne huizen dra
gen dan ook dit karakter, doch het meest
is het zichtbaar aan uitbreidingsplannen, zo
als b.v. van Den Haag en Amsterdam.
Maar voor de ontwerper is het doel be
reikt, want een kind kan het hun nadoen.
En daar het zo is dat kinderen ik bedoel
van 10 tot 14 jaar graag tekenen, daar
heb ik voor hen een middel bedacht waar
door ze het makkelijk na kunnen doen. Zo
doende wordt het een Hoge School voor de
jeugd.
De echte ontwerpers gaan pas tekenen na
lang peinzen over de vraagstukken die zich
bij het tekenen van zo'n ontwerp voordoen.
Is dat eenmaal gebeurd, en hebben ze ge
tekend, dan blijkt dat het hele geval dood-
simpel is, zo simpel dat een jongen of meis
je, zonder al dat denken en peinzen, het
zelfde resultaat kan bereiken.
Een ezelsbruggetje
Het komt er maar op aan dat men deze
kleine mensen een ezelsbruggetje geeft,
waardoor ze de diepzinnige vraagstukken
spelenderwijs kunnen oplossen. En dat
middel wil ik hun aan de hand doen. Ze
moeten namelijk gebruik maken van een
lucifersdoosje. Een heel gewoon lucifers
doosje. U kunt dat wel niet zo direct begrij
pen, nvaar het is waar. Daar zit het hele ge
heim in. Gebruikt een jongen dit en weet hij
er aardig mee te manoeuvreren dan komt de
zaak voor elkaar en is er geen professor die
het hem verbetert. Ja het kan soms nog
beter worden, daar een kind, uit de aard
van zijn wezen, speels is en er daardoor ook
in het maken van zijn plan altijd iets speels
te constateren valt, een clement van grote
waarde.
Wat moeten we het kind nu leren?
Ga aan de tafel zitten, neem een vel
papier voor je en een potlood in je hand.
Neem nu een leeg lucifersdoosje. Hiermee
kun je alles bereiken als je het volgende in
het^oog houdt. Je legt het doosje plat voor
je, Dit is de vorm van een gesloten bouw
blok, dat wil zeggen van een stuk grond dat
aan vier zijden bebouwd is. De lengte van
het doosje is de lengte van een blok, de
breedte er van de breedte van een blok. We
noemen dat„Op schaal tekenen van één
op duizend". Zet je het doosje op zijn kant
dan is dat een open blok, ook wel strook-
bouw genoemd, omdat er dan maar één rij
huizen staat die aan twee straten ligt en
waardoor je ook op de achtergevels kunt
kijken waar de was hangt te drogen. Dit is
een alleraardigst gezicht want zo'n was
vertoont al de kleuren van de regenboog,
blauwe blousjes, gele truitjes, witte boeze
laars. Het lijkt dan precies op een groot
schip dat bij een feestelijke gelegenheid
prachtig gepavoiseerd is. Maar goed, nu
zijn twee of meer plat liggende doosjes een
•lange straatwand. Je schuift nu je doosje
gedurig op en Iaat hier en daar een ruimte
ertussen open. Dat is dan een dwarsstraat.
Maar denk er om geen bocht of zo maken
want dan ben je niet modern meer. Trek
gedurig met je potlood langs de rechte kan
ten van je doosje want andere lijnen ken
nen we niet meer in deze tijd. Nu breng
je enige afwisseling door ook het doosje
eens op zijn kant te omlijnen (stroken-
bouw). Dan zet je het doosje zo'n keer
of twaalf achter elkaar neer, natuurlijk
met enige ruimte ertussen en dat vormt
alweer een groot complex.
lucifersdoosjes
ja hooggeleerde mannen houden zich
maar liever aan het ideale, ja alles omvat
tende, lucifersdoosje, want zouden ze het
niet doen dan raakten ze volkomen van hun
stukken. Hoeveel geest en fantasie zouden
ze niet moeten bezitten om het te durven
loslaten en we mogen van hen, en daarom
ook van jullie, niet te veel vragen.
Vroeger verwachtte het volk van de kun
stenaars dat ze genoeg fantasie zouden be
zitten om iets moois te schenken nu eisen
deze kunstenaars van het volk dat het ge
noeg fantasie zal bezitten om hun ontwer
pen mooi te vinden. Zo kan het verkeren.
Carthago en Amsterdam
Nu wil ik jullie ook wel iets van cultuur
historie vertellen. Wat deze mensen maken
is helemaal niet modern, het is zo oud als
de weg naar Rome. Want je moet weten
dat die oude volken het ook al zó deden.
Als je het plan van Carthago ziet dan is
dat ook lucifersdoosjeswerk. Rechttoe,
rechtaan. Maar er zijn wel oude steden die
je wat anders laten zien. Neem Amsterdam.
Daar zijn het juist de bochten in de grach
ten die de stad dat schone aanzien geven
waardoor zelfs Napoleon uitriep „Amster
dam moest de hoofdstad van de wereld
Het Nederlandse kabinet Staand v.l.n.r. de ministers Witte, Suurhoff, v. d. Kieft, Staf, Donker. Mansholt. Algera, Kernkamp,
De Bruyn en Zijlstra. Zittend v.l.n.r. de ministers Luns, Beijen, Beel, Drees, van Thiel en Cals.
van het peil der overheidsuitgaven is aller
minst synoniem met een politiek, die geen
enkele nieuwe uitgave aanvaardt. Het onbe
vredigende van de tegenwoordige toestand
is, dat de overheid zich met alles en nog wat
bemoeit en dat zij tegelijkertijd de zaken,
waarmee zij zich bemoeit, dikwijls onvol
doende behartigt. Zo heeft, om één voor
beeld te noemen, de gestage uitbreiding der
overheidstaak een doorlopende toeneming
van het aantal ambtenaren ten gevolge,
maar worden vele van die ambtenaren, in
het bijzonder degenen, die maatschappelijk
gesproken tot de „middengroepen" behoren,
onvoldoende gesalarieerd, om van hun pen
sioenen in het geheel niet te spreken. Wie
hier op verbetering aandringt en tevens
vraagt om verlaging van het algemeen uit-
gavenpeil, behoeft zich allerminst aan incon
sequentie schuldig te maken.
Het probleem, dat hier ligt, is een jaar
of dertig geleden door een man van anti-
revolutionnairen huize, prof.Fabius, in het
volgende beeld tot uitdrukking gebracht.
Wij hebben, zo zeide hij, een onbekrompen
huishouding, maar wij hebben die op be
krompen voet ingericht. Wij moeten naar
een bekrompen huishouding, maar dan in
gericht op onbekrompen voet. Die nood
zakelijkheid is thans nog veel meer aan
wezig dan destijds. Maar evenals destijds
geldt thans nog, dat de enige, die bij het
inkrimpen van onze overheidshuishouding
de leiding kan geven en moet geven de
regering is. En het meest teleurstellende
van het Kamerdebat is, dat er duidelijk uit
gebleken is, dat deze leiding van dit Kabinet
niet is te verwachten.
De inkrimping der overheidshuishouding
is niet alleen nodig met het oog op de ge
varen van een omslaan der conjunctuur, zij
is het ook, omdat, wil men het particuliere
bedrijfsleven de nodige armslag geven, een
verdere belastingverlaging dringend nood
zakelijk is. Ook hier behoeft men zich aan
gaande de geneigdheid der Regering daartoe
mede te werken geen illusies te maken.
Reeds de thans voorgestelde belastingver
laging is de Regering min of meer ontwron
gen. Hier heeft de Kamer veel meer de
leiding gehad dan de minister van Financiën,
al heeft de minister op het laatste ogenblik,
door over een aantal amendementen het
onaanvaardbaar uit te spreken, getracht het
hem ontglippende stuur weer in banden te
krijgen.
Natuurlijk hebben wij in dit alles Kabi-
netspolitiek te zien. De andere ministers
zijn er evenzeer verantwoordelijk voor als
hun ambtgenoot van Financiën. Men heeft
dit nog eens extra laten uitkomen door aan
de onaanvaardbaarverklaring een bijzonder
reliëf te geven door de tegenwoordigheid
van de minister-president. Op zichzelf valt
dit toe te juichen. In de dagen van minister
Lieftinck had men nogal eens de indruk,
dat deze wat erg gemakkelijk op zijn eentje
posities bepaalde, die krachtens besluit van
het Kabinet behoren te worden ingenomen.
Maar dat alle ministers in deze politiek be
rusten roept toch wel vragen op.
Het Kabinet telt naast vijf socialistische
ministers er tien, behorende tot de partijen
der rechterzijde. Uit alle drie de partijen
der rechterzijde is van ernstige bezwaren
tegen de financiële politiek der Regering ge
bleken. Het is moeilijk aan te nemen, dat
deze bezwaren bij haar geestverwanten ach
ter de regeringstafel in het geheel geen
weerklank zouden hebben gevonden. Niet
temin aanvaarden die geestverwanten voor
de regeringspolitiek de volle verantwoorde
lijkheid. Geen wonder, dat minister Drees
bij het algemeen politiek debat met zoveel
voldoening sprak van de uitstekende samen
werking in het Kabinet. Over de meegaand
heid zijner niet-socialistische collega's heeft
hij zich zeker niet te beklagen.
Onder deze omstandigheden Is de alge
mene parlementaire positie echter al heel
weinig bevredigend. Er is in de Kamer een
meerderheid voor een andere politiek. Zjj
wordt niet alleen gevormd door de rechter
zijde. Ook de liberale oppositie behoort
ertoe. De rechterzijde staat veel dichter bij
die oppositie dan bij haar socialistische
regeringspartners. Men kan gerust zeggen,
dat deze meerderheid behalve de socialis
ten en de communisten alle groepen der
Kamer omvat. Maar de samenstelling van
het Kabinet belet, dat deze meerderheid
haar stempel op het regeringsbeleid zal
drukken. Hoelang zal deze kruik nog te
water gaan eer zij breekt?
Dat het verschil in de eerste jaren na het
einde van de oorlog minder duidelijk aan de
dag trad, is alleszins verklaarbaar. Ons volk
bevond zich toen in een noodtoestand. Als
noodmaatregelen konden zowel de buiten
alle proportie opgedreven belastingen als de
diep ingrijpende bemoeiing der overheid met
het economisch leven ook door hen, die de
socialistische zienswijze niet deelden, wor
den aanvaard. Dat de socialisten de ge
voerde politiek als een principiële koerswij
ziging zagen, de anderen als een tijdelijke
noodzakelijkheid, deed er voor de practijk
van het regeerbeleid toen weinig toe. Maar
het verschil begon een steeds groter rol te
spelen, naar mate de noodtoestand overwon
nen raakte. Thans is het al heel duidelijk aan
de dag getreden.
Leven op een vulkaan
Bezien wij eerst het vraagstuk der over
heidsfinanciën. Buiten het socialistische
kamp is in de Kamer het gevoelen wel al
gemeen, dat de overheid voor haar uitga
ven een te groot deel van het nationaal in
komen opeist. Dit is niet alleen in beginsel
verkeerd, maar het doet ons bovendien le
ven op een vulkaan. Waar toch moet het
heen, als de conjunctuuromslag komt. Het
gaat totnogtoe met onze belastingopbreng
sten goed, maar als de omslag komt, en dat
kan op het alleronverwachts zijn, kun
nen wij in dezelfde moeilijkheden komen als
in de jaren dertig. Dan zal de klap waar
schijnlijk nog veel harder aankomen dan in
die jaren, omdat, ook na de door de Re
gering aanvaarde belastingverlaging, de be
lastingdruk nog heel wat zwaarder is dan
destijds. Beperking der overheidsuitgaven is
dus eerste eis.
Dat de Regering tegenover dat verlangen
weinig bereidwillig staat, is duidelijk geble
ken. Zij verontschuldigde zich er mede, dat
van de leden der Kamer zelf bij herhaling
aandrang kwam om uitgaven te verhogen.
Het feit zelf is juist, maar als verweer is het
weinig afdoende. Een politiek van verlaging
di