DE DIJK IS DICHT - NU KOMT HET PAS! Aan wie de schuld als Uw hond iemand bijt? Zaterdag 14 November 1953 ELSEVIERS WEEKBLAD 15 Het was niet alleen de vreugde over de zege, die de boten uitschreeuwden. Hun sfenmen hadden een verschillend timbre. Daar was de overmoedige met een hoog, jongensachtig geluid. Dat zei „loop je nou maar te barsten, stomme zee!" Die stem kreeg bijval van kleine bootjes, die de zeei treiterden met een baldadig, afgehakt stac- j n&to. Dal zijn de keffertjes die zich nooit buiten de gaten wagen en bard wegrennen, als 't eens spookt. Maar daar lag ook de jZwarte Zee", die de caisson naar Ouwer- iderk gesleept had. De „Zwarte Zee" weet vrat water is. Een eerlijker schuit dan de „Zwarte Zee" bestaat er niet, tenzij het haar zii6ter, de „Thames" is, die even sterk en sober werd gebouwd. Zulke schepen weten, dat in een orkaan hun honderden paarde- krachten een zuchtjezijn. Een harde erva ring maakte hen wijs en bescheiden. De roep van de „Zwarte Zee" schalde breed en gedragen door de nacht. Zij waarschuwde, dat geen bouwsel van mensenhand tegen het geweld van hét water bestand is. De tobber Het leek, of de bijna tweeduizend doden van de Februari-ramp hun vertolker ge kozen hadden in een schamel en geschonden vaartuigje, dat moegebeukt door een lang leven van hard werken zijn laatste krachten gaf in deze eindstrijd. Zon onaanzienlijke underdog van het water, die spoedig zal ontbinden op een werfje aan de Lek, en dan als schroot verdwijnt in het verterende vuur van de hoogoven. Met klaaglijk geween mengde die afge jakkerde tobber zich in het daverende koor. Tweeduizend geesten van verdron kenen schenen schuchter een Kyrie-eleison te bidden „Erbarm u, vergeet ons niet../' Het beverige gesteun ging te loor in het orkest der sterken. De zoeklichten waren uit hun verstarring gesprongen. Zij zwaaiden majesteitelijk langs de zware lucht van zeilende wolken, uitbundige gebaren van vreugde, juichkre ten van licht. En plotseling gooide een vlieg tuig een magnesiumfakkel uit, die het schijn sel van al die vijf volle kunstmanen deed verbleken, en de hele wijdheid in laaiend licht deed stralen. Opnieuw verhieven de reeds verklinkende stemmen zich. Het joelde weer langs de Oosïerschelde. Telkens als de boten buiten adem raakten, dan waren het weer de keffertjes, die met hun grappig gekuch de volwassenen prikkelden lot nieuwe explosies van metalig geluid. En zo duurde vele minuten lang deze uitbarsting van trotse voldoening over het voldongen feit„De dijk is dicht!" Zo de boten, zo de mensen. Er stonden er saamgegroept op de wal, Zeeuwen, die dc rampspoed God weet, hoe letterlijk vaak tot de keel was ge worgd. Zeeuwen, die allen wel een dode te betreuren hebben, hun huis en hoeve zagen wegvreten door de zee, koeien en paarden zagen verzuipen, alles verloren, alleen hun sombere, taaie moed niet. Straks trekken zij de drooggevallen polder weer in om het verstoorde mierennest te herstellen. De klok van het dorp-eilandje Ouwerkcrk luidde over het water. Zij hebben er stil naar ge luisterd. Hadden zij die klok ook al niet in Vrijdagavond 6 November drie minuten voor twaalf de dijk is dicht! die fatale Februari-nacht gehoord? Alle uitbundigheid was hun vreemd. „De dijk is dicht1 wij moeten aan "t werkGod helpe ons Daar stonden de rijswerkers, de sjouwers, de polderjongens. Honderdtachtigduizend kwadraatmeter vlechtwerk hebben zij voor deze laatste afsluiting gewrocht en gezon ken. Straks gaan ze terug naar Werkendam, 't karwei zit êr weer op. En in de keet zullen ze hun hard verdiende borrel drinken. „De dijk is dicht volgende klussie Elun baas, Kees van Noort, is er een van de uitgebreide familie, die in zinkstuk- ken denkt en er van leeft. „In 1732 is hier op dezelfde plaats het zinkstok voor het eerst in Zeeland gebruikt, ik ben blij, dat het dezer dagen weer in ere is gekomen." Kees van Noort is een jonge wijsgeer met een vroom gemoed. „Eén twijgje in de zee betekent niets, 'n millioen twijgjes óók niet. Alleen als ze woeden saarr.gebonden, weer staan zij alles." We drinken een dubbele borrel. „De dijk is dicht 'k ben blij dat ik er wat aan heb mogen doen Vreemd, niemand van al die werkers, verraadt enige joligheid. Zij zijn wat moe. door Piet Bakker toen om 23.57 bekend gegeven kon wor- I den „Phoenix zit en zit geheid!" Maar die i voelden zich? dan ook zo tri.ts >p dat 'hoge j bastion, waar ai die autoriteiten naar koeke loerden tot de Koningin en Dreès toe. En hoe daar twaalf meter lager die acht sleep boten met hun snoet tegen de caisson ston den. net als kinderen, die voor straf tegen de muur waren gezet. Was dat een ge zichtAcht bonken kracht, die Phoenix tegen een abnormaal lang doorstaande eb- slroom op haar plaats hielden. Want stil water werd het bijna niet. Een halve meter per seconde en een ver val van 6 cm is een hele kracht, wanneer die tegen 10.000 ton beton drukken. £n dus gierde het schroef water achter de sleepboten, toen die met uiterst vermogen, alle acht schouder aan schouder tegen de deur persten. Tot op de streep precies was die .deur tergend langzaam dicht geschar nierd. Nu en dan ging de vaart eruit, om dat de kentering langer uitbleef dan zelfs een werelddeskundige op dit gebied, prof. Thijssen, had vermoed. Zanikerig verzette de zee zich tegen een voldongen feit. Maar eindelijk gaf de ebstroom het op cn hielp zelfs de vloed een handje mee druk ken. De kleppen van de caisson gingen open, het water stroomde de, kelders in, één meter per drie minuten zakte het bakbeest, en rustte ten laatste op een kussen van zinkstukken en keien. En de schippers van de sleepboten zullen gezegd hebben„De dijk is dicht trek aan de fluit!" Het werk heeft aan hun hart geknaagd. Zenuwvretend was keer op keer de spanning. Hemelsschoon Startsein (Advertentie) Brandend maagzunr binst U in een mum Een of twee Rennies, laten smelten op de tong. En eer U het weet, ds 't leed geleden.. Zo hoeft U dus noodt bang te izijn dat iets, wat U graag lust, eens verkered valt. Dat zuur is vlugger genezen dan het opkwam. Daarom, een prettig, veilig gevoel, altijd Rennies 'bij de hand te hebben. Waarom is Ouwerkerk drie maanden ge leden mislukt? Dat kon door een paar duim hoger vloed, een decimeter sterker stroom, een toevallig weggeschuurd brokje basalt zijn veroorzaakt. Hoe komt het, dat het nu slaagt? Vooral door een omstandigheid, die nieman\J in zijn macht heeft. Vandaag de dag een jaar geleden woedde er een storm, die vooral in de Hoek even zijn kracht toonde. Nu is het hemelsschoon weer. Tien weken van ongeëvenaarde rast hebben we achter ons, en deze uitzonder lijkheid hebben ze maar ingecalculeerd. Onverantwoordelijk? Ach, de hele opcraiie-Ouwerkcrk was immers niet verstandelijk verantwoord? Maar het moest gebeuren. Gokken was niet de hoogste wijsheid, doch de enige. En het is gelukt. Tien windstille herfstweken, niet één uur vertraging door het weer. Wie zich dan op de borst slaat, ontbeert iedere zelfkennis. O, ze weten, wat ze waard zijn. 't Was knap om na de débacle van deze zomer onmiddellijk een fundamen teel nieuw plan te ontwerpen. Maar ze weten ook dat wiskunde alléén de zee niet meester kan worden. De factor „ge luk" spreekt duchtig en afdoende mee. Terwijl ik twaalf uur na de sluiting deze regelen schrijf, staat mijn vlag als een plank zo stijf in de harde zuidwester bries. Wie kan zeggen, hoe de operatie- j Ouw erkerk zou zijn verlopen, als die j zuidwester een etmaal eerder was losge- broken? „De dijk is dicht wij mogen van geluk spreken Hij zit geheid Ja, uitbundig .waren toch die kleine figuurtjes, die boven op de caisson als vuurvliegjes samenklitten, zwaaiend met hun zaklantarens, springend van plezier, „Die fluiten zijn voor mij het start-sein. zei de landbouw-ingenieur Hielkema. Die begint nu pas. Met herverkaveling, drai nage, knokken tegen het nitraat, knok ken ook tegen bewoners, die niet zullen begrijpen, dat zij hun vernielde hofstee niet gewoon herbouwd krijgen, nu de dijk toch dicht is, en alles weer bij 't oude kan komen. Er zijn echter duizend problemen van technische aard op te lossen, nu de zieke polders wetenschappelijk gecureerd moeten worden. ..De dijk is dicht, het werk kan beginnen En daar is de goede burgemeester Romijn van Ouwerkerk. Hij is in ruim acht maanden tien dagen uit zijn dorp wegge weest. en neemt zich dat een beetje kwalijk. Denk ik echter aan deze laatste der ware boeren-burgemeesters, en aan zijn kranige vrouw, dan heb ik twee mensen voor me, die de beste karaktertrekken van ons volk in zich verenigen. Trouw cn gebondenheid aan hun plicht. Die Romijns hebben het heel hard gehad, maar zij hieven. Tn een dorpje, dat slechts per bootje te bereiken was. „'t Is weer anders dan vier maanden ge leden, eindelijk eens niet zo somber", zei ik. „Als je maar niet denkt, dat ik vrolijk ben", antwoorde hij. „Vrolijk, neeer zijn er te veel verdronken, cn er komen te grote moeilijkheden. Ja. dankbaar ben ik, dat het werk vannacht is geslaagd. Vro lijk. Misschien blij. dat nu gauw aan de opbouw kan worden begonnen. De dijk is dicht, nu komt het pas. Eén man heeft bij het dijkherstel van Schouwen-Duivcland het leven gelaten. Hij verdronk bij het loden. Honderden mannen hebben een stuk van hun leven gegeven. Aan dit leger van onbekenden, een eresaluut. Dc dijk is dicht Scliouwen-Duive- land kan nu weer aan Nederland worden toegevoegd. door mr W. Hugenholts De aansprakelijkheid voor onrecht matige daden van dieren is geregeld in het Burgerlijk Wetboek, waarvan art. 104 als volgt luidt„De eigenaar van een dier, of degene die zich van hetzelve bedient, is, zo lang hetzelve tot zijn ge bruik verstrekt, aansprakelijk wegens de schade, welke het dier heeft veroorzaakt, hetzij hetzelve onder zijn toezicht en be waring dan wel verdwaald of ontsnapt zij".. Als men deze bepaling zo leest, zou men licht kunnen denken, dat de eigenaar of ge bruiker nu ook altijd voor het dier aanspra kelijk is zonder meer. Dit is onjuist. De Hoge Raad heeft in 1915 te recht beslist, dat deze wetsbepaling berust op een vermoeden van schuld bij de eigenaar, c. q. gebruiker, welk vermoeden echter door deze ontzenuwd mag worden door bewijs van het tegendeel. De schuld van eigenaar, c. q. gebruiker behoeft dus door de gelaedeer- de niet bewezen te worden die wordt verondersteld, doch de aangesprokene moet zijn onschuld bewijzen. De benadeelde zal dus enkel hebben te' bewij zen, dat hij door het dier schade heeft ge leden en hoe groot die schade is. Algemeen wordt ver- 1 der nog aangenomen, dat de eigenaar (of gebruiker) zijn onschuld niet zo gemakkelijk kan aantonen. Indien iemands hond schade heelt toegebracht, zal de aangesprokene dan ook niet kunnen vol staan met te bewijzen, dat hij die hond flink had vastgelegd. Hij zal ook nog dienen te bewijzen, dat een ander het touw of de ketting heeft losgemaakt. Indien een koe uit een omheind weiland plotseling op de rijweg loopt en een motorrijder ni'et tijdig meer uit kan wijken, op de koe rijdt en grote schade oploopt, terwijl verder blijkt, dat het hek van het weiland open heeft gestaan, zal de boer niet kunnen volstaan mei te wijzen op zijn omheining cn op het feit. dat hi; het hek altijd dicht heeft. Hij zal eerst vrijuit gaan als hij kan aantonen, dat een ander dan hij het hek heeft opengezet, b.v. een ondeugende schooljongen. Een tweede opmerking is deze, dat in dc redactie van het artikel een fout is geslopen, doordat deze bepaling indertijd verkeerd uit het Frans is vertaald. Zoals wij weten, da teert ons Burgerlijk Wetboek uit 1838 en werd het indertijd grotendeels aan het Franse Burgerlijk Wetboek (de Code Civil) ontleend. De meeste bepalingen werden in 1838 klakkeloos uit de Code overgenomen. Dit was op zichzelf geen ernstig bezwaar, I daar dit wetboek buitengewoon goed was. 'indien men artikel 1404 leest, zou men menen dat de woorden „zoolang hetzelve tot zijn gebruik verstrekt" zowel op de eige naar als op de gebruiker betrekking zou hebben. Dit is echter niet het geval. Men moet het artikel lezen alsof er stond, dat aansprakelijk is de eigenaar, dan wel de ge bruiker, doch laatstgenoemde alleen „zoo lang het tot zijn gebruik verstrekt". Voorts zij opgemerkt, dat de schade nooit omgeslagen kan worden over eigenaar en gebruiker. Men moet öf de eigenaar óf» de gebruiker aanspreken. De Hoge Raad be sliste in 1919, dat de aansprakelijkheid op de eigenaar rust óf en zulks pas "in de 'ie maakte de ketting los?.. tweede plaats op hem, die zich van het dier bedient, zolang het lot zijn gebruik strekt en dat de „schadeplichtigheid des ge bruikers eerst begint, indien de zorg voor het dier, waartoe in het algemeen de eige naar verplicht is, op hem is overgegaan". In principe heeft degene, die schade ge- j leden heeft door toedoen van eer, dier recht op de gehele schade. De Hoge Raad heeft echter bij arrest van 2 Januari 1931 beslist, j dat de schade door de rechter gematigd kan worden, indien door een dier de dood of de j vervvondins van een mens veroorzaakt is. i omdat voor die gevallen de artikelen 1406- cn 1407 B. W. mede toepasselijk zijn. De I schade kan dan worden gewaardeerd „naar I gelang van dc wederzijdse stand en de tor- j tuin jler personen, en naar omstandig- I heden". Het maakt dus een groot verschil of iemand wordt gedood of verwond door een dier van een vermogende dan wel van een arme man. Ten slotte zij nog opgemerkt, dat men nooit aansprakelijk is voor het wild, dat zich toevallig op zijn terrein bevindt, omdat men eerst volgens de. wet eigenaar is van het wild, indien men dit in zijn macht heeft. Zoals men ziethet gebied van artikel 1404 ligt. als ieder ander rechtsgebied, vol „voet angels en klemmen". De boten hebben het olies verkon- Er moest iets gebeuren, toen cjp Vffffclag 6 November drie minuten vbor mfdcternacht zekerheid bestond, dat de laatste Phoenix het laatste gat In'de dijk van Schouwen-Duiveland gedicht had. Dit voelden wij diep in om merg. Maar zowel het feit als de middelen waren yan zulk een af meting, dat de menselijke stem niet bij machte kon zijn tot een getui genis. In het gigantische geheel van ©er-sterke sleepboten, betonblokken yan tienduizend ton, lichtschijnsel van vijf volle manen sterk over grelle golven, kuise onbeweeglijkheid van twee hoge zoeklichtkolommen, de snelle vaart van kordate vletten, brede, logge bakschuiten, hoog met basalt opgestapeld, flitsende signalen, brommende vliegtuigen, en wolken, die zo jachtig bleken, wanneer zij zich even in de paarse kolom der zoeklichten waagden, aan dit ge vechtsfront van waterstaatkundige techniek, is de mens, uit wiens brein al <Jft geweldige geboren werd, niet meer dan een wriemelend miertje, een nietig zwart insectje. Hoe zouden die iele stemmetjes, al werden zij tot één koor verbonden, de triomf kunnen verklanken van deze eeuwigheidsseconde, toen de caisson eindelijk zwaar op zijn stenen bed rustte, afsluitend de bres van zestig meter, waar de zee zovele maanden zegevierde? De boten hebben het verkondigd. Zij gilden de overwinning uit met hun scheu rende sirene's, het loeien van hun stoom fluiten. ln het harde natriumlioht flak kerde de hete adem van de strijders. Vol rumoer was de lucht. In het geweld van al die stemmen ontlaadde zich de span ning der laatste minuten, voor wat de toe schouwers aangaat, der laatste weken, voor zover het dc werkers betreft. Het gat bij Ouwerkerk was afgegrendeld, niet meer zouden de millioenen en millioenen centenaars zeewater de Vierbannenpolder verwoestend in- en uitstromen, de reeds opkomende vloed stootte de kop tegen een onneembare verschansing. De mens, het miertje, had de strijd tegen de grote zee weer eens gewonnen.

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 1953 | | pagina 1