HET IS GEEN HOLLAND
Goudkust
honderd
herbergt ruim
Nederlanders
WANDELING DOOR DE
KERKELIJKE PERS
Hoe leeft de emigrant in Australië?
maar
het
hier
bevalt
wel"
me
Kansen liggen niet
in de steden
OUDE HERINNERINGEN AAN
HET OF] .F, EN ZWARTE GOUD
ZATERDAG 7 NOVEMBER 1953
TROUW
Ti
(Van onze speciale verslaggever).
yiJN eerste kennismaking met de stad, met
Adelaide, had hem bijna de pas afgesneden.
Nergens ter wereld had hij zich zo eenzaam ge
voeld als daar, in die kaarsrecht op elkander
staande straten, tussen de grote parken en nim
mer, zelfs niet op de avonden in de oceaan,
wanneer hij over de reling van het emigranten-
schip hing, waren zijn vrouw en twee kinderen
zover van hem weg geweest.
Overdag was het allemaal wel meegevallen. Hij
had met verbazing naar de duizenden gepar
keerde auto's gekeken. Het verkeer, dat links
hield, amuseerde hem, evenals het ontbreken van
richtingaanwijzers aan de auto's. Hoewel hij
zuinig op zijn geld moest zijn, had hij expres een
ritje in een taxi gemaakt en de gemoedelijke
chauffeur gevraagd, wat al die signalen met
armen en handen precies betekenden. Zij waren
door de buitenwijken gereden, uitgestrekte
dorpen van bungalows en huizen
in alle lelijke stijlen van de
wereld.
Maar na de derde dag in deze stad
(had hij geweten, dat hij het hier nooit
uit zou houden. Hij had onmiddellijk
■werk gekregen op de fabriek, het loon
viel hem mee en zijn kosthuis was niet
zo duur als hij verwacht had. Die
eerste avond had hij niet gemerkt hoe
klein en armoedig het took was, dat
nu zijn kamer heette. Er was een lange,
optimistische brief naar huis gegaan
en daarna had hij nog lang zitten
rekenen wat hij allemaal zou kunnen
overhouden.
Omdat zijn Australische collega's het
hem gevraagd hadden, ging hij de vol
gende dag mee naar de pub. Niets had
hij begrepen van de razende haast,
waarmee iedereen de fabriek uitstoof
zodra de sirene ging en voor het me
rendeel de nare, lege zaal zonder
stoelen en tafels en met alleen maar
een bar binnenschoot. Zijn eerste glas
bier was nog maar half leeg toen
iemand hem al een tweede aanbood.
„Easy, boy," zei hij joviaal, „we heb
ben de tijd."
„De tijd? Kwart voor zes, man. Nog
een kwartier."
Pas nadat om zes uur de tapkraan
onherroepelijk was dichtgegaan, be
sefte hij, dat er zo iets als een tap-
verbod was. Misselijk ging hij naar
zijn logement. Misselijk, omdat er niets
stuitenders te zien valt dan een Austra
liër, die zich binnen drie kwartier tijds
zo vol mogelijk wil gieten met bier.
„Het eten is verschrikkelijk. Het
lijkt wel of je in Engeland bent. Eén
glazige aardappel, een groot stuk vlees,
maar waar de pezen nog in zitten, en
een lepeltje groente, die niet eens gaar
is. Zo uit het water." Dat schreef hij
die avond aan zijn vrouw. MaaT een
kort briefje.
Doelloos zwierf hij die avond door
de straten. Het leven scheen uitge
storven. Nergens een gezellig restau
rant, nergens op straat ook maar een
zweem van sfeer. Ten einde raad ging
hij een verveloze, verlaten tearoom in
en bestelde koffie.
„Koffie is op," zei de dienster on
verschillig.
„Een glas melk?"
„Zal kijken wat er over is." Even
later werd het glas met een smak voor
hem op de morsige tafel gezet, achte
loos smeet de vrouw er een lepel naast.
„Ik ga naar de country," schreef hij
die avond. „Als het daar ook zo is,
spaar ik voor de terugreis en hou er
mee op". Hij haatte het land, zoals
alleen een emigrant in het begin die
vreemde, nieuwe wereld haten kan.
Tegen Vrijdag nam hij zijn ontslag en
liftte naar Mount Burr. Wat of hoe het
was wist hij niet, maar er zat een
vriend uit dienst en die had goed zijn
brood in de houtzagerijen.
Vriendelijk en behulpzaam waren de
mensen onderweg geweest. Niemand
had hem laten staan en iedere auto
mobilist had hem willen helpen. Alleen
toen hij vertelde boe verschrikkelijk
Adelaide hem was bekomen, viel de
man aan het stuur ruw uit: „Listen
Dutchie, jij komt hier .net kijken, is
het niet? Dan zou ik maar gauw terug
gaan als het je niet bevalt."
Mount Burr
Mount Burr was hem bevallen. Het
lag daar heel primitief, maar ook heel
helder en vriendelijk tegen de heuvel
rug tussen de grote bossen. In het be
gin had de eenzaamheid, de stilte,
hem pijn gedaan, langzaam maar zeker
was .hij eohter van dit leven op het
platteland gaan houden. Het was de
zelfde vreemde wereld als in Adelaide,
doch al dat nieuwe drong zich minder
onweerstaanbaar op, scheen minder
vijandig en wanneer hij 's avonds door
de ongeplaveide straten liep, tussen
al die houten, lichtgekleurde bunga
lows door, dan verlangde hij naar het
ogenblik, dat zijn vrouw en kinderen
uit de hotsende bus zouden stappen
,.Een Nederlander moet niet in de
stad blijven hangen, daar liggen zijn
kansen niet. Die vind je in de country",
Dat had men hem in Nederland al
verteld en hij wist nu, dat het waar
was. Wie in Nederland de grote stad
niet is gewend, moet haar in Australië
zeker mijden. Om verscheidene redenen
zal het ook voor de emigranten van
het platteland beter zijn om niet
meteen de allergrootste eenzaamheid
op te zoeken van bush of uitgestrekte
farm, doch de kleine stadjes en dor
pen; frisse, gemoedelijke nederzet-
tingen als Mount Burr zijn voor de
meesten de aangewezen plaatsen om
langzaam, heel langzaam te wennen
aan dit volkomen nieuwe land.
Die ov^-gang van Nederland naar
Australië kan niet ernstig genoeg wor
den opgevat. Velen merken in bet be
gin slechts weinig van die verande
ring van leven, omdat zij het te druk
hebben met op z'n minst het terug
winnen van wat thuis werd prijsge
geven. Staat echter eenmaal dat huis,
is het lapje grond ontgonnen, zijn de
meubels gekocht, dan verdwijnt de
roes van ponden verdienen en moet
de emigrant er over gaan denken om
Australiër te wonden. Erg gemakkelijk
is dat allesbehalve.
Laten wij u meenemen naar Mel
bourne, wereldstad aan de Oostkust
van Australië. Het is Zaterdagavond,
de lente kondigt zich aan met druile
rig, kil weer. Bijna de helft van de
10.000 Nederlanders, die hier in de
staat Victoria werken, moet ergens
wonen en leven in deze uitgebreide
Hoe komt het dat zoveel
Nederlandse emigranten in
Australië ondanks alles zeggen:
„Ja, ik ben hier gelukkig?"
Zelf weten zij er geen woor
den voor te vinden, maar het
feit ligt er, dat de meerderheid
der Nederlanders haar kostbaar
ste, haar geestelijke bagage weet
te behouden.
verzameling van bungalowdonpen, die
schots en scheef tegen de oorspronke
lijke city zijn aangedrukt.
Er is geen ondankbaarder ogenblik
denkbaar om indrukken op te doen om
trent d'it.land. De straten i-n het cen
trum, waar de grote bankgebouwen
staan en de oude trams gierend door
de regen denderen, zijn hol en leeg.
Ergens uit een hotel klinkt rommelige
muziek. Mannen in slecht zittende
pakken staan in een helverlichte zaal
te grijnzen met enorme pullen bier in
de hand. Langs de kant zitten hun
vrouwen, allemaal met dezelfde lege
gezichten, allemaal met datzelfde
nietszeggende glimlachje, allemaal met
even dure avondtoiletten aan, die
meer van rijkdom dan van smaak ge
tuigen en allemaal met dezelfde over
vloedige make-up, die van haar ge
zichten griezelige maskers maakt.
Is dat Australië?
Is dat nu zonnig Australië, land van
mogelijkheden? Geheel de uitgestrekt
heid, de schreeuwende leegte van dit
grotendeels onbewoonde reuzen-eiland
op het Zuidelijk halfrond schijnt zich
op zo'n avond saam te krampen in de
dorre straten van de stad, waar iedere
vreemdeling zich eenzaam voelen
moet, Ja, is dat Australië? Natuurlijk
is ook dit Australië. Evengoed als die
tintelend frisse dorpjes, evengoed als
de vale, monotone bush en de kudden
sohapen, die bij duizenden over de
golvende paddocks dwalen.
Oip het eenste gezicht is die nieuwe
wereld een Engelse wereld en dat
waarlijk niet alleen om de taal, die de
Australiërs spreken met een zwaar,
foeilelijk, plat accent. En ook niet om
dat men in het verkeer links houdt.
Neen, practisch het gehele openbare
leven is in zijn oppervlakkige uitings
vormen door en door Engels. Na een
confrontatie met dit verschijnsel, is
het moeilijk om geen respect te hebben
voor die oude Britse imperium-bou
wers, die dwars door de eeuwen heen,
in een land, dat ontstond uit een straf
kolonie met mensen, die niets liever
deden dan de „good old country" aan
de Noordzee haten, in staat bleken
blijvend hun stempel op dit land en
volk te drukken.
Neem het eten. Wellioht naar ver
houding nergens goedkoper en over
vloediger dan hier. Maar ook nergens
slechter, smakelozer en slordiger be
reid danhier en in Engeland. Men
staat op met het royale Engelse ont
bijt, zwaar, maar goed. Men houdt
even krampachtig vast aan de „tea",
een compositie van sterke thee met
veel melk en een schaal cakes, sanci-
wiches en koekjes. Australië kan tot
op de dag van heden nog geen groente
koken of vlees klaar maken,
groente wordt even in kokend water
gestopt en er half gaar, zonder enige
smaak, weer uitgevist en opgediend.
Vleeseters zijn de mensen hier, maar
d'e biefstuk, die niet taai is, die niet
vol zit met pezen en die goed gebak
ken is, kan men rustig een utopie noe
men. Na de wanne lunch volgt
's avonds een diner van dezelfde strek
king. Weer met dat visje, weer met
die ene, glazige aandappel (de aard
appelen zijn hier in het algemeen van
slechte kwaliteit en vele emigranten
wachten slechts op de dag, dat zij
•bloemige Nederlandse poters kunnen
importeren). Zijn wij bevooroordeeld.,
zelf te conservatief? Laten wij dan
citeren wat de Australische journalist
Clive Turnibull schreef na een recent
bezoek aan Nederland: je kunt
eten wat je wilt, alles voortreffelijk
bereid en opgediend, veel beter dan.
je het ergens in Australië kunt krijgen.
In Europa wordt men zich pas goed
bewust van de armzalige kwaliteit van
de Australische groentehet wordt
tijd, dat wij op dit punt eens wat meer
aandacht aan ons voedsel gaan be
steden. De salade, aardappelen, wor
telen, doperwten en boontjes, die jc
in Europa krijgt, zijn verrukkelijk om
te eten."
Geen Holland
En is dat nu werkelijk zo belangrijk?
Hebben wij daarom in de afgelopen
weken zo'n diepe bewondering gekre
gen voor al die emigranten, die zeg
gen: tja't is geen Holland
maar toch bevalt het me wel.
Neen, daarom niet. Maar wel omdat
in die Engels lijkende wereld een volk
leeft, zo zorgeloos, op vele gebieden zo
oppervlakkig en achteloos, dat men
vaak de indruk krijgt met Europese
Aziaten van doen te hebben. Neem de
Engelse Zondag zonder sport, met;
gesloten bioscopen en dergelijke die
overal zeer streng gehandhaafd wordt.
Is dat eerbied voor de Zondag? Bij
sommigen ja, bij het merendeel een
eigenlijk onbegrijpelijk ophouden van
een valse fa?ade. Want het kerkbezoek
ontstellend slecht (de rooms-katholie-
ken slaan met een percentage van 62
procent het beste figuur, de anglicanen
met 6 procent hebben de leegste ker
ken), de stranden zijn overvol, men
heeft op de Zaterdag daarvoor gewed
en gegokt met een hartstocht, die in
feite onbestaanbaar moest zijn in dit
land, waar men elke felheid als onbe
hoorlijk beschouwt. Natuurlijk zijn er
uitzonderingen, men mag nu eenmaal
niet generaliseren, doch die excepties
vormen een minderheid.
Ondanks alle verschillen van staat
tot staat en van streek tot streek mist
men toch wel overal de hoekigheid, de
controverse van het leven in Europa.
De Australiër is vriendelijk en behulp
zaam, hij is joviaal en zal zich niet
gauw openlijk met andermans zaken
bemoeien. Maar zoek niet een diepe
vriendschap, begin geen gesprek over
godsdienst of politiek, dat verder wil
gaan dan de buitenkant. In negen van
de tien gevallen zegt hij: „Sorry, ouwe
jongen, that's not my talk". Het is
beslist niet waar, dat de gemiddelde
Australiër lui is. In de fabriek en op
het land werkt hij hard. Maar zoek geen
lied van de arbeid, vraag niet om
liefde voor de vruchtbare zwarte aarde,
werken doe je om ponden te verdienen.
En ponden \8erdien je om weer gemak-
Als een glinsterende waterdruppel ligt
het houtzagersplaatsje Mount, Burr met
zijn lage houten bungalows tegen de
heuvels. De waarschuwingsborden te
gen brandgevaar ziet men overal in dit
land. waa.r de zomerzon bos en bush,
kurkdroog schroeit en gebieden ter
grootte van enkele Nederlandse pro
vincies in as kunnen opgaan.
Nog altijd is wol de voornaamste eco
nomische kurk, waar Australië op
drijft. Overal waar weidegrond is kom.t
men de vaak enorme kudden merino-
schapen tegen. Kaal en doods steken
de dode bomen, die niemand de moeite
waard vindt om te rooien, boven het
landschap uit.
kelijk uit te geven. Onbekommerd en
onbezorgd, bijna spelenderwijs vloeit
het leven hier zonder stroomversnellin
gen over dit eiland, dat in vele op
zichten één grote speelweide is.
Geestelijke
Voor de Nederlander, die een zo
geheel andere levenshouding gewend
is, moet dit leven wel pover zijn in
het begin. Opzettelijk zeggen wij in
het begin. Want hij wordt met een
enorme schok overgeplant uit de ene
cultuursfeer in de andere en wanneer
men van die laatste de starre vormen
en tradities wegsnijdt dan blijft er
zowel van de sfeer als van de cultuur
(en dan bedoelen wij waarlijk niet
concerten etc.) erg weinig over. Toch
geloven wij de emigrant, die zegt: ja,
ik ben hier gelukkig. Eerlijk gezegd
weten wij niet waarom hij zich na en-
Hervormd-Katholiek
DE Hervormde Kerk", het week
blad voor Hervormd Nederland,
van 31 October jl. opende met een
hoofdartikel van de hand van ds. F. H.
Landsman over „Katholiek en daar
om Hervormd". Ds. Landsman be
toogt in dit artikel, dat er de laatste
jaren hervormden zijn, die de woor
den „hervormd" en „katholiek" op een
bepaalde manier met elkander willen
verbinden en zich „hervormd-katho
liek" noemen. De schrijver is echter
van mening, dat dit de zaak van het
„katholiek-zijn" er voor het besef van
de meeste hervormden niet beter op
maakt.
„We hebben nl. iets tegen dat zich-
katholiek-noemen", zegt ds. Landsman,
„omdat, vooral na '45, de Rooms-ka-
tholieken zich in het openbare leven
hét katholiek-zijn als monopolie schij
nen te hebben toegeëigend. Ze gaan
er van uit, dat er maar één kerkge
meenschap is, d'ie zich katholiek mag
noemen, nl. die welke wij gewend zijn
de Rooms -katholieke te noemen".
Volgens de Rooms-katholieken, zo
gaat ds. Landsman verder, is de R.K.
Kerk gelijk te stellen met de éne en
oorspronkelijke kerk. Zij alleen bezit
de zuivere en volledige overlevering en
wordt op die juiste wijze geregeerd, nl,
door bisschoppen, die hun wijding kun
nen terugvoeren op die, welke de eer
ste bisschoppen van de apostelen zou
den hebben ontvangen. En die bis
schoppen moeten dan ook het opper
gezag erkesznen van de bisschop van
Rome, de paus, die diit gezag van de
apostel Paulus zou hebben ontvangen.
Ds. Landsman vertelt verder, dat de
hervormd-katholieken eveneens rae-
kele jaren thuisvoelt. O neen, hij is
nog lang geen Australiër geworden en
wij weten als buitenstaander niet waar
het dan wel aan ligt. Misschien omdat
de emigrant, onbewust, de balans gaat
vinden tussen assimilatie en zichzelf
blijven. Ja, daarom bewonderen wij al
die hard werkende en tevreden men
sen zo. Zelf weten zij er ook geen
woorden voor te vinden, het feit ligt
echter, dat de meerderheid der Ne
derlanders zijn kostbaarste, zijn geeste
lijke bagage weet -te behouden. Instinc
tief voelt hij, dat hij die moet bewaren,
wil hij niet het beste verliezen, dat hij
Australië bieden kan. Het spreekt van
zelf, dat de kerken in Nederland in
deze overgangstijd van „gebonden as
similatie" een uiterst belangrijke taak
hebben te vervullen en die hier in de
persoon van de aanwezige Nederland
se predikanten en priesters gedeeltelijk
reeds uitoefenen.
nen, dat tot een goede kenk-orde de
regering door bisschoppen behoort,
die hun wijding op de inzetting van
het bisschopsambt door de apostelen
kunnen herleiden. Doch zij erkennen
niet het oppergezag van de bisschop
van Rome en hebben er niet toe bij
gedragen het woord „katholiek" in de
hervormde kerk populair te maken!
Toch is ds. Landsman van oordeel
dat de hervormden dit woord niet
mogen loslaten en prijsgeven aan
kerk van Rome. Ook de hervormden
zijn in de eerste plaats katholieke
Christenen en zij belijden, in gemeen
schap met de vaderen, een heilige al
gemene of katholieke kerk. Dat katho
liek-zijn wil ds. Landsman eohter niet
verbinden aan d'e o r d e, maar aan de
waarheid: de Waarheid Gods, het
heilig Evangelie, dat ons door de apos
telen is overgeleverd en dat tot ons
komt als Woord Gods in de Heilige
Schrift.
Onaanvaardbaar is voor ds. Lands
man de zienswijze om het begrip ka
tholiek te reserveren voor die kerk
gemeenschappen, die de zichtbare een
heid met de kerk van vóór de refor
matie willen vasthouden in de verbon
denheid met het bisschopsambt vol
gens (rooms)-katholieke opvatting!
„Als wij ons geloof belijden", zo be
sluit db. Landsman, „doen wij dat, staan
de in de ruimte van de katholieke
Kerk. Maar in de situatie, waarin wij
zijn gesteld, kunnen wij dit katholieke
geloof alleen belijden in een, in de
breedste zin van het woord, her
vormde kerkgemeenschap".
T erugkeer
PROF. dr. G. C. Berkouwer schreef
in het „Gereformeerd' Weekblad"
(uiltgave J. H. Kok) van 30 October
jl. een hoofdartikel, waarin hij wijst
op de kerkhervorming als een strijd
om de gehoorzaamheid. Het
ging niet om de stichting van een n e-
v e n kerk of een tegen kerk, zegt
deze hoogleraar, maar men wilde de
volstrekte genormeerdheid van
de kerk aan d'e orde stellen.
Prof. Berkouwer vertelt, dat hij in
zijn studententijd eens getuige is ge
weest van een R. K. catechisatie voor
kinderen. Daarin werd gezegd, dat de
kerken, der hervorming onmogelijk de
échte, katholieke kerk konden zijn,
want ze „bestonden" pas vanaf 1517.
„Men verstaat niet", zo gaat de schrij
ver dan verder, „en wil niet aanvaar
den het woord van Groen van Prinste-
rer:
„Zeer ten onrechte noemt, men het
Protestantisme, met betrekking tot
Rome, een nieuwe leer. De evan
gelische leer is even oud als 'het Ghris-
ADVERTENTIE)
Dooi dat zuurbranden
op Uw maag.
Neem een of twee Rennies als er van
Uw maal eens iets „verkeerd gevallen"
is. Rennies blussen dat zuurbranden
dadelijk. Een smakelijk middel, onfeil
baar in zijn werking en onopval
lend in te nemen.
Iedere Rennie hygiënisch verpakt
één voor één.
tendom zelf. Van den- beginne af was
het Protestantisme in de kerk. Reeds
vroeg was het nodig dwalingen als die
welke later door Rome werden be
schermd, nadrukkelijk tegen te gaan.
Aldus zijn reeds Paulus en Petrus pro
testanten geweest".
Vervolgens wijst prof. Berkouwer op
het „geweldige vraagstuk van „oud"
„nieuw", waarover later prof. Fa-
bius geschreven heeft in verband met
de historische lijn der kerk in de 19e
eeuw. En dat conflict ontstaat bij e 1 k e
breuk in de kerk, aldus prof. Berkou
wer, die in verband hiermede wijst
op de stryd om de wettige en zuivere
lijn, ook nog sinds de scheuring in de
Geref. Kerken. „Welke school in Kam
pen bestaat volgend jaar 100 jaar?"
vraagt hij en volgens hem blijkt hier
uit, dat men deze strijd niet lichtvaar
dig mag strijden. „Zal het geen aan
fluiting worden voor de wereld, dan
zal altijd weer rijzen de vraag der ge
hoorzaamheid, der terugkeer.
In de hervorming is dat volgens het
inzicht van prof. Berkouwer in het
licht der Schrift volkomen duidelijk,
dat hier terugkeer was. Daarom
denken niet alleen Luthersen, maar
ook Gereformeerden telkens
weer aan de 31e October, omdat ze in
Luthers hervorming de terugkeer her
kennen, waarin alle herdenking zal
moeten bestaan.
Kerkgang
N „Ons Orgaan", een uitgave van de
Bond van Vrije Evangelische Ge
meenten in Nederland, schrijft (ds.)
D. de J(onge) over „Onze Kerkgang".
In het nummer van 30 October heeft
hij het over de vraag, wat we alzo mee
nemen naar de kerk. Zijn antwoord
luidt: in de eerste plaats een toebereid
hart, want we zijn op weg om onze
God' He ontmoeten. De schrijver noemt
dit een rijke gedachte, te mogen op
gaan met de zekerheid in het hart:
de Here is er! Daarom, omdat de Here
er is, wil ik er ook zijn. Als men weg
blijft is het precies of men zich niet
houdt aan een afspraak. Want de Here
wil ons in Zijn huis ontmoeten. Een
goede kennis zou men zo niet durven
teleurstellen, maarmenigeen de
Here wel.
Ds. De Jonge raadt zijn lezers verder
aan een Bijbel, een hele Bijbel, O. en
N. Testament, mee te nemen naar de
kerk. Dat vergemakkelijkt het luiste
ren naar en ook het bewaren van het
gesproken woord. Ook moeten we een
bundel om uit te zingen meenemen,
zegt ds. De Jonge. Deze bundels zijn
heus niet zo duur, dat slechts een deel
der gemeente zal kunnen zingen.
Preken onthouden
HET Doopsgez. Weekblad vertelt
van een dominee, die altijd ge
woon was geweest zijn preek groten
deels voor te lezen, maar op een Zon
dag geheel uit zijn hoofd preekte en.
daarna zo voortging. Toen een kérke
raadslid hem vroeg, hoe hij hiertoe zo
ineens was gekomen, antwoordde hij:
„Er was een dame, die zeide: als u de
preek al niet onthouden kunt, hoe kan
u dat dan van ons verwachten?"
(Bijzondere correspondentie)
Tweehonderd veertig duizend vierkante kilometer grond aan de
Golf van Guinea, een bevolking van ruim vier millioen mensen met
een wapen, voorstellend een olifant met opgeheven slurf onder een
palmboom; dat is de Goudkust, nu nog een Britse kolonie, waaraan
wij, Nederlanders, zo veel herinneringen hebben.
Thans verblijven aan de Goudkust ruim honderd landgenoten,
verspreid over het gehele land in zeer uiteenlopende beroepen,
voornamelijk scheepvaart, mijnbouw, huizenbouw, hout- en „ge
wone" handel.
De Bolland-West-Afrika-Lijn on
derhoudt een regelmatige dienst op
deze kust. Het Holland Syndicate heeft
eigen diamantvelden in ontginning,
Schoklbeton heeft enige regeringscon
tracten voor de bouw van prefab
woningen, de Fijnhouthandel heeft er
bout-belangen.
Opmerkelijk is. dat vele handels
verenigingen, welke vroeger in Ned.-
Oost-Indië haar werkkring hadden,
zich nu naar hier hebben begeven,
waar inderdaad nog zeer grote moge
lijkheden zijn.
1595—1872
Honderden jaren geleden, in de
bloeitijd van de republiek, vestigden
Nederlandse handelaren zich op ver
scheidene plaatsen aan deze kust; om
precies te zij1", het eerst in 1595, na
Portugezen en Engelsen, doch vóór
de aankomst van Zweden, Denen en
Brandenburgers, die evenals wij
kwamen voor het „gele" en het
„zwarte" goud.
Het edele metaal was aanvankelijk
het voornaamste handelsobject, van
daar de naam „Goudkust". Ook wordt
de naaim „guinea" als Britse reken
munt nu nog gebruikt. Later even
wel werden goud, ivoor en hout ver
drongen door de slaven. In massa
werden deze overgebracht naar Mid
den- en Zuid-Amerika, nadat de Paus
de slavenhandel had goedgekeurd.
Meer dan honderdduizend slaven be
reikten per jaar Amerika. In West-
Indië werd toen voor een goede kwa
liteit ongeveer 200 per stuk „be
taald". Gevangenen uit één van de
vele oorlogen of buit van zwarte
soms blanke slavenjagers.
De slaventijd ging voorbij en het
wantrouwen tussen blank en zwart
verminderde langzamerhand, al bleef
het bestaan. Maar, werden vroeger de
te ruilen artikelen door de inwoners
op een open plaats aan het strand
neergelegd en kwam de blanke onder
dekking van het scheepsgeschut aan
wal om de tegenwaarde neer te leg
gen zonder ook maar één Afrikaan te
zien, nu werd het een directe handel
en kwamen de Afrikanen de blanken
in hun forten opzoeken. „Forten",
want het eerste, dat de blanken de
den, was het optrekken van een ste
vig gebouw, meestal van speciaal
daarvoor meegebrachte stenen en
cement.
Vanuit deze vestingen bestreden de
Europeanen elkaar hevig; meestal
kochten zij legers van de vele neger
stammen, die voor hen el'kaar te lijf
gingen of deden alsof. Want dik
wijls werd door beide zwarte partijen
de afspraak gemaakt, niet met scherp
te vuren en later wel de beloning op
te strijken maar even dikwijls ge
beurde het, dat de een of ander de be
lofte vergat en töoh schoot, hetgeen
dan aanleiding werd tot een werke
lijke strijd.
Een bedelaar aan de Goudkust.
In 1642 werden de Portugezen ge
noodzaakt hun nederzetingen aan de
Goudkust aan de Nederlanders over te
dragen, in ruil waarvoor wij aan hen
Brazilië afstonden. Toen volgde er een
voortdurende strijd om de macht met
de Engelsen, met wisselend succes. Een
strafexpeditie onder admiraal De Ruy-
ter verwoestte in 1675 bijna al de Britse
forten. Op een andere tijd hadden de
Engelsen ons tot op een enkele neder
zetting na verdreven. Ook na het ein
de der Engels-Nederlandse oorlogen in
Europa hielden de onenigheden hier
niet op; tussen blank en zwart en tus
sen blank en blank onderling, terwijl
ook de diverse zwarte stammen elkaar
voortdurend bestrijden.
De blanken hebben zich geen goede
naam in dit jachtgebied verworven
door hun wijze van handel. Ook wij,
Nederlanders, maken hier beslist geen
uitzondering op. Onlangs nog, toen in
een bijeenkomst het Engelse gezag
werd aangevallen en andere groepen
naar voren werden geschoven ter be
hartiging van zekere belangen werden
de Nederlanders op grond van hun op
treden in het verleden buiten beschou
wing gelaten.
In 1872 hadden wij ons laatste fort
in Elmina aan de Engelsen overge
daan in ruil voor concessies in Atjeh.
Millioenen op zeebodem
Aan de Goudkust wonen vele rassen.
De statige zelfbewuste en superieure
Hausa's en Asjantis, de Fante's, de
Accra's en zo vele meer. Er zijn ook zo
vele talen en dialecten, tientallen, door
het Engels overkoepeld. Slechts één
echte haven heeft dit land: Takoradi.
De hoofdstad Accra moet het nog zon
der haven doen, al wordt nu in Tema
op een kilometer op vijftien van deze
stad een nieuwe haven aangelegd.
Het is onmogelijk door de rotsach
tige kust, de zeestromingen en de
sterke branding om dit bij Accra zelf
te doen. Nu blijven de schepen op de
rede liggen en wordt de lading met
speciale boten de z.g. surf-boats
naar de wal gebracht. Handig moet
er gemanoeuvreerd worden om op de
meestal woelige zee de lading over te
nemen en om door de sterke branding
zonder schade het strand te bereiken.
Tien roeiers en een roerganger be
mannen deze boten maar voor mil
lioenen guldens is al overboord gegaan
en is niet meer naar boven te brengen.
Zo onlangs een splinternieuwe auto
maar het wordt met berusting aan
vaard: het is nu eenmaal zo en niet
anders.
Fotografen in een negerdorp aan de
Goudkust.
Accra, de hoofdstad, telt ongeveer
130.000 inwoners, o.w. de helft van
het totaal aantal aan de Goudkust
vertoevende blanken, ongeveer 1500,
in hoofdzaak bestaande uit Engelsen,
Fransen, Zwitsers, Syriërs, Libanezen,
Grieken, Indiërs en Nederlanders. Een
bonte mengeling van kleuren Een
mooie, Europese wijk en de gewone,
armetierige inlandse kwartieren.
Smalle straten met openluchtwinkels
onder galerijen. Deze galerijen worden
's avonds en 's nachts door honderd
tallen betrokken als nachtverblijf, on
der uitspreding van het volledige meu
bilair: een matje, waarop de nacht
wordt doorgebracht.
Snelle vooruitgang
Weinig Europees nog zijn de enkele
Goudkust-steden, maar hard wordt er
gewerkt om met de tijd mee te komen,
en de snel voortgaande ontwikkeling
op economisch terrein is oorzaak van
een iets minder snel veranderen
van het cachet der bevolkingscentra.
Het klimaat Ls warm en vochtig, maar
sinds de malaria doeltreffend wordt
bestreden, is het moordende er af en
is het hier zeker niet zo ongezond als
dikwijls wordt voorgesteld. Veel regen
valt in het seizoen van Juni tot Sep
tember, waardoor wegen in rivieren
veranderen en grote delen worden
weggespoeld. Verder is het droog, met
felle zonneschijn. De tropenhelm be
hoort evenwel tot het verleden en met
een beetje aanpassingsvermogen is het
hier heel goed een paar jaartjes uit
te houden.
Waar je komt, overal ben je bij de
bevolking welkom en word je harte
lijk ontvangen. Kinderen en volwas
senen wuiven en juichen je toe, wan
neer je moeite en moed neemt de
slechte wegen te trotseren om een
,.bush"-dorp te bezoeken. En ook in
de steden hebben wij belangstelling
al hoor je daar wel vaak: „Master, give
me penny". Daar de Engelsen uitmun
ten door gebrek aan geïnteresseerd
heid in land en volk, wordt iedere an
dere toenadering op hoge prijs gestel