HET IS GEEN HOLLAND Goudkust honderd herbergt ruim Nederlanders WANDELING DOOR DE KERKELIJKE PERS Hoe leeft de emigrant in Australië? maar het hier bevalt wel" me Kansen liggen niet in de steden OUDE HERINNERINGEN AAN HET OF] .F, EN ZWARTE GOUD ZATERDAG 7 NOVEMBER 1953 TROUW Ti (Van onze speciale verslaggever). yiJN eerste kennismaking met de stad, met Adelaide, had hem bijna de pas afgesneden. Nergens ter wereld had hij zich zo eenzaam ge voeld als daar, in die kaarsrecht op elkander staande straten, tussen de grote parken en nim mer, zelfs niet op de avonden in de oceaan, wanneer hij over de reling van het emigranten- schip hing, waren zijn vrouw en twee kinderen zover van hem weg geweest. Overdag was het allemaal wel meegevallen. Hij had met verbazing naar de duizenden gepar keerde auto's gekeken. Het verkeer, dat links hield, amuseerde hem, evenals het ontbreken van richtingaanwijzers aan de auto's. Hoewel hij zuinig op zijn geld moest zijn, had hij expres een ritje in een taxi gemaakt en de gemoedelijke chauffeur gevraagd, wat al die signalen met armen en handen precies betekenden. Zij waren door de buitenwijken gereden, uitgestrekte dorpen van bungalows en huizen in alle lelijke stijlen van de wereld. Maar na de derde dag in deze stad (had hij geweten, dat hij het hier nooit uit zou houden. Hij had onmiddellijk ■werk gekregen op de fabriek, het loon viel hem mee en zijn kosthuis was niet zo duur als hij verwacht had. Die eerste avond had hij niet gemerkt hoe klein en armoedig het took was, dat nu zijn kamer heette. Er was een lange, optimistische brief naar huis gegaan en daarna had hij nog lang zitten rekenen wat hij allemaal zou kunnen overhouden. Omdat zijn Australische collega's het hem gevraagd hadden, ging hij de vol gende dag mee naar de pub. Niets had hij begrepen van de razende haast, waarmee iedereen de fabriek uitstoof zodra de sirene ging en voor het me rendeel de nare, lege zaal zonder stoelen en tafels en met alleen maar een bar binnenschoot. Zijn eerste glas bier was nog maar half leeg toen iemand hem al een tweede aanbood. „Easy, boy," zei hij joviaal, „we heb ben de tijd." „De tijd? Kwart voor zes, man. Nog een kwartier." Pas nadat om zes uur de tapkraan onherroepelijk was dichtgegaan, be sefte hij, dat er zo iets als een tap- verbod was. Misselijk ging hij naar zijn logement. Misselijk, omdat er niets stuitenders te zien valt dan een Austra liër, die zich binnen drie kwartier tijds zo vol mogelijk wil gieten met bier. „Het eten is verschrikkelijk. Het lijkt wel of je in Engeland bent. Eén glazige aardappel, een groot stuk vlees, maar waar de pezen nog in zitten, en een lepeltje groente, die niet eens gaar is. Zo uit het water." Dat schreef hij die avond aan zijn vrouw. MaaT een kort briefje. Doelloos zwierf hij die avond door de straten. Het leven scheen uitge storven. Nergens een gezellig restau rant, nergens op straat ook maar een zweem van sfeer. Ten einde raad ging hij een verveloze, verlaten tearoom in en bestelde koffie. „Koffie is op," zei de dienster on verschillig. „Een glas melk?" „Zal kijken wat er over is." Even later werd het glas met een smak voor hem op de morsige tafel gezet, achte loos smeet de vrouw er een lepel naast. „Ik ga naar de country," schreef hij die avond. „Als het daar ook zo is, spaar ik voor de terugreis en hou er mee op". Hij haatte het land, zoals alleen een emigrant in het begin die vreemde, nieuwe wereld haten kan. Tegen Vrijdag nam hij zijn ontslag en liftte naar Mount Burr. Wat of hoe het was wist hij niet, maar er zat een vriend uit dienst en die had goed zijn brood in de houtzagerijen. Vriendelijk en behulpzaam waren de mensen onderweg geweest. Niemand had hem laten staan en iedere auto mobilist had hem willen helpen. Alleen toen hij vertelde boe verschrikkelijk Adelaide hem was bekomen, viel de man aan het stuur ruw uit: „Listen Dutchie, jij komt hier .net kijken, is het niet? Dan zou ik maar gauw terug gaan als het je niet bevalt." Mount Burr Mount Burr was hem bevallen. Het lag daar heel primitief, maar ook heel helder en vriendelijk tegen de heuvel rug tussen de grote bossen. In het be gin had de eenzaamheid, de stilte, hem pijn gedaan, langzaam maar zeker was .hij eohter van dit leven op het platteland gaan houden. Het was de zelfde vreemde wereld als in Adelaide, doch al dat nieuwe drong zich minder onweerstaanbaar op, scheen minder vijandig en wanneer hij 's avonds door de ongeplaveide straten liep, tussen al die houten, lichtgekleurde bunga lows door, dan verlangde hij naar het ogenblik, dat zijn vrouw en kinderen uit de hotsende bus zouden stappen ,.Een Nederlander moet niet in de stad blijven hangen, daar liggen zijn kansen niet. Die vind je in de country", Dat had men hem in Nederland al verteld en hij wist nu, dat het waar was. Wie in Nederland de grote stad niet is gewend, moet haar in Australië zeker mijden. Om verscheidene redenen zal het ook voor de emigranten van het platteland beter zijn om niet meteen de allergrootste eenzaamheid op te zoeken van bush of uitgestrekte farm, doch de kleine stadjes en dor pen; frisse, gemoedelijke nederzet- tingen als Mount Burr zijn voor de meesten de aangewezen plaatsen om langzaam, heel langzaam te wennen aan dit volkomen nieuwe land. Die ov^-gang van Nederland naar Australië kan niet ernstig genoeg wor den opgevat. Velen merken in bet be gin slechts weinig van die verande ring van leven, omdat zij het te druk hebben met op z'n minst het terug winnen van wat thuis werd prijsge geven. Staat echter eenmaal dat huis, is het lapje grond ontgonnen, zijn de meubels gekocht, dan verdwijnt de roes van ponden verdienen en moet de emigrant er over gaan denken om Australiër te wonden. Erg gemakkelijk is dat allesbehalve. Laten wij u meenemen naar Mel bourne, wereldstad aan de Oostkust van Australië. Het is Zaterdagavond, de lente kondigt zich aan met druile rig, kil weer. Bijna de helft van de 10.000 Nederlanders, die hier in de staat Victoria werken, moet ergens wonen en leven in deze uitgebreide Hoe komt het dat zoveel Nederlandse emigranten in Australië ondanks alles zeggen: „Ja, ik ben hier gelukkig?" Zelf weten zij er geen woor den voor te vinden, maar het feit ligt er, dat de meerderheid der Nederlanders haar kostbaar ste, haar geestelijke bagage weet te behouden. verzameling van bungalowdonpen, die schots en scheef tegen de oorspronke lijke city zijn aangedrukt. Er is geen ondankbaarder ogenblik denkbaar om indrukken op te doen om trent d'it.land. De straten i-n het cen trum, waar de grote bankgebouwen staan en de oude trams gierend door de regen denderen, zijn hol en leeg. Ergens uit een hotel klinkt rommelige muziek. Mannen in slecht zittende pakken staan in een helverlichte zaal te grijnzen met enorme pullen bier in de hand. Langs de kant zitten hun vrouwen, allemaal met dezelfde lege gezichten, allemaal met datzelfde nietszeggende glimlachje, allemaal met even dure avondtoiletten aan, die meer van rijkdom dan van smaak ge tuigen en allemaal met dezelfde over vloedige make-up, die van haar ge zichten griezelige maskers maakt. Is dat Australië? Is dat nu zonnig Australië, land van mogelijkheden? Geheel de uitgestrekt heid, de schreeuwende leegte van dit grotendeels onbewoonde reuzen-eiland op het Zuidelijk halfrond schijnt zich op zo'n avond saam te krampen in de dorre straten van de stad, waar iedere vreemdeling zich eenzaam voelen moet, Ja, is dat Australië? Natuurlijk is ook dit Australië. Evengoed als die tintelend frisse dorpjes, evengoed als de vale, monotone bush en de kudden sohapen, die bij duizenden over de golvende paddocks dwalen. Oip het eenste gezicht is die nieuwe wereld een Engelse wereld en dat waarlijk niet alleen om de taal, die de Australiërs spreken met een zwaar, foeilelijk, plat accent. En ook niet om dat men in het verkeer links houdt. Neen, practisch het gehele openbare leven is in zijn oppervlakkige uitings vormen door en door Engels. Na een confrontatie met dit verschijnsel, is het moeilijk om geen respect te hebben voor die oude Britse imperium-bou wers, die dwars door de eeuwen heen, in een land, dat ontstond uit een straf kolonie met mensen, die niets liever deden dan de „good old country" aan de Noordzee haten, in staat bleken blijvend hun stempel op dit land en volk te drukken. Neem het eten. Wellioht naar ver houding nergens goedkoper en over vloediger dan hier. Maar ook nergens slechter, smakelozer en slordiger be reid danhier en in Engeland. Men staat op met het royale Engelse ont bijt, zwaar, maar goed. Men houdt even krampachtig vast aan de „tea", een compositie van sterke thee met veel melk en een schaal cakes, sanci- wiches en koekjes. Australië kan tot op de dag van heden nog geen groente koken of vlees klaar maken, groente wordt even in kokend water gestopt en er half gaar, zonder enige smaak, weer uitgevist en opgediend. Vleeseters zijn de mensen hier, maar d'e biefstuk, die niet taai is, die niet vol zit met pezen en die goed gebak ken is, kan men rustig een utopie noe men. Na de wanne lunch volgt 's avonds een diner van dezelfde strek king. Weer met dat visje, weer met die ene, glazige aandappel (de aard appelen zijn hier in het algemeen van slechte kwaliteit en vele emigranten wachten slechts op de dag, dat zij •bloemige Nederlandse poters kunnen importeren). Zijn wij bevooroordeeld., zelf te conservatief? Laten wij dan citeren wat de Australische journalist Clive Turnibull schreef na een recent bezoek aan Nederland: je kunt eten wat je wilt, alles voortreffelijk bereid en opgediend, veel beter dan. je het ergens in Australië kunt krijgen. In Europa wordt men zich pas goed bewust van de armzalige kwaliteit van de Australische groentehet wordt tijd, dat wij op dit punt eens wat meer aandacht aan ons voedsel gaan be steden. De salade, aardappelen, wor telen, doperwten en boontjes, die jc in Europa krijgt, zijn verrukkelijk om te eten." Geen Holland En is dat nu werkelijk zo belangrijk? Hebben wij daarom in de afgelopen weken zo'n diepe bewondering gekre gen voor al die emigranten, die zeg gen: tja't is geen Holland maar toch bevalt het me wel. Neen, daarom niet. Maar wel omdat in die Engels lijkende wereld een volk leeft, zo zorgeloos, op vele gebieden zo oppervlakkig en achteloos, dat men vaak de indruk krijgt met Europese Aziaten van doen te hebben. Neem de Engelse Zondag zonder sport, met; gesloten bioscopen en dergelijke die overal zeer streng gehandhaafd wordt. Is dat eerbied voor de Zondag? Bij sommigen ja, bij het merendeel een eigenlijk onbegrijpelijk ophouden van een valse fa?ade. Want het kerkbezoek ontstellend slecht (de rooms-katholie- ken slaan met een percentage van 62 procent het beste figuur, de anglicanen met 6 procent hebben de leegste ker ken), de stranden zijn overvol, men heeft op de Zaterdag daarvoor gewed en gegokt met een hartstocht, die in feite onbestaanbaar moest zijn in dit land, waar men elke felheid als onbe hoorlijk beschouwt. Natuurlijk zijn er uitzonderingen, men mag nu eenmaal niet generaliseren, doch die excepties vormen een minderheid. Ondanks alle verschillen van staat tot staat en van streek tot streek mist men toch wel overal de hoekigheid, de controverse van het leven in Europa. De Australiër is vriendelijk en behulp zaam, hij is joviaal en zal zich niet gauw openlijk met andermans zaken bemoeien. Maar zoek niet een diepe vriendschap, begin geen gesprek over godsdienst of politiek, dat verder wil gaan dan de buitenkant. In negen van de tien gevallen zegt hij: „Sorry, ouwe jongen, that's not my talk". Het is beslist niet waar, dat de gemiddelde Australiër lui is. In de fabriek en op het land werkt hij hard. Maar zoek geen lied van de arbeid, vraag niet om liefde voor de vruchtbare zwarte aarde, werken doe je om ponden te verdienen. En ponden \8erdien je om weer gemak- Als een glinsterende waterdruppel ligt het houtzagersplaatsje Mount, Burr met zijn lage houten bungalows tegen de heuvels. De waarschuwingsborden te gen brandgevaar ziet men overal in dit land. waa.r de zomerzon bos en bush, kurkdroog schroeit en gebieden ter grootte van enkele Nederlandse pro vincies in as kunnen opgaan. Nog altijd is wol de voornaamste eco nomische kurk, waar Australië op drijft. Overal waar weidegrond is kom.t men de vaak enorme kudden merino- schapen tegen. Kaal en doods steken de dode bomen, die niemand de moeite waard vindt om te rooien, boven het landschap uit. kelijk uit te geven. Onbekommerd en onbezorgd, bijna spelenderwijs vloeit het leven hier zonder stroomversnellin gen over dit eiland, dat in vele op zichten één grote speelweide is. Geestelijke Voor de Nederlander, die een zo geheel andere levenshouding gewend is, moet dit leven wel pover zijn in het begin. Opzettelijk zeggen wij in het begin. Want hij wordt met een enorme schok overgeplant uit de ene cultuursfeer in de andere en wanneer men van die laatste de starre vormen en tradities wegsnijdt dan blijft er zowel van de sfeer als van de cultuur (en dan bedoelen wij waarlijk niet concerten etc.) erg weinig over. Toch geloven wij de emigrant, die zegt: ja, ik ben hier gelukkig. Eerlijk gezegd weten wij niet waarom hij zich na en- Hervormd-Katholiek DE Hervormde Kerk", het week blad voor Hervormd Nederland, van 31 October jl. opende met een hoofdartikel van de hand van ds. F. H. Landsman over „Katholiek en daar om Hervormd". Ds. Landsman be toogt in dit artikel, dat er de laatste jaren hervormden zijn, die de woor den „hervormd" en „katholiek" op een bepaalde manier met elkander willen verbinden en zich „hervormd-katho liek" noemen. De schrijver is echter van mening, dat dit de zaak van het „katholiek-zijn" er voor het besef van de meeste hervormden niet beter op maakt. „We hebben nl. iets tegen dat zich- katholiek-noemen", zegt ds. Landsman, „omdat, vooral na '45, de Rooms-ka- tholieken zich in het openbare leven hét katholiek-zijn als monopolie schij nen te hebben toegeëigend. Ze gaan er van uit, dat er maar één kerkge meenschap is, d'ie zich katholiek mag noemen, nl. die welke wij gewend zijn de Rooms -katholieke te noemen". Volgens de Rooms-katholieken, zo gaat ds. Landsman verder, is de R.K. Kerk gelijk te stellen met de éne en oorspronkelijke kerk. Zij alleen bezit de zuivere en volledige overlevering en wordt op die juiste wijze geregeerd, nl, door bisschoppen, die hun wijding kun nen terugvoeren op die, welke de eer ste bisschoppen van de apostelen zou den hebben ontvangen. En die bis schoppen moeten dan ook het opper gezag erkesznen van de bisschop van Rome, de paus, die diit gezag van de apostel Paulus zou hebben ontvangen. Ds. Landsman vertelt verder, dat de hervormd-katholieken eveneens rae- kele jaren thuisvoelt. O neen, hij is nog lang geen Australiër geworden en wij weten als buitenstaander niet waar het dan wel aan ligt. Misschien omdat de emigrant, onbewust, de balans gaat vinden tussen assimilatie en zichzelf blijven. Ja, daarom bewonderen wij al die hard werkende en tevreden men sen zo. Zelf weten zij er ook geen woorden voor te vinden, het feit ligt echter, dat de meerderheid der Ne derlanders zijn kostbaarste, zijn geeste lijke bagage weet -te behouden. Instinc tief voelt hij, dat hij die moet bewaren, wil hij niet het beste verliezen, dat hij Australië bieden kan. Het spreekt van zelf, dat de kerken in Nederland in deze overgangstijd van „gebonden as similatie" een uiterst belangrijke taak hebben te vervullen en die hier in de persoon van de aanwezige Nederland se predikanten en priesters gedeeltelijk reeds uitoefenen. nen, dat tot een goede kenk-orde de regering door bisschoppen behoort, die hun wijding op de inzetting van het bisschopsambt door de apostelen kunnen herleiden. Doch zij erkennen niet het oppergezag van de bisschop van Rome en hebben er niet toe bij gedragen het woord „katholiek" in de hervormde kerk populair te maken! Toch is ds. Landsman van oordeel dat de hervormden dit woord niet mogen loslaten en prijsgeven aan kerk van Rome. Ook de hervormden zijn in de eerste plaats katholieke Christenen en zij belijden, in gemeen schap met de vaderen, een heilige al gemene of katholieke kerk. Dat katho liek-zijn wil ds. Landsman eohter niet verbinden aan d'e o r d e, maar aan de waarheid: de Waarheid Gods, het heilig Evangelie, dat ons door de apos telen is overgeleverd en dat tot ons komt als Woord Gods in de Heilige Schrift. Onaanvaardbaar is voor ds. Lands man de zienswijze om het begrip ka tholiek te reserveren voor die kerk gemeenschappen, die de zichtbare een heid met de kerk van vóór de refor matie willen vasthouden in de verbon denheid met het bisschopsambt vol gens (rooms)-katholieke opvatting! „Als wij ons geloof belijden", zo be sluit db. Landsman, „doen wij dat, staan de in de ruimte van de katholieke Kerk. Maar in de situatie, waarin wij zijn gesteld, kunnen wij dit katholieke geloof alleen belijden in een, in de breedste zin van het woord, her vormde kerkgemeenschap". T erugkeer PROF. dr. G. C. Berkouwer schreef in het „Gereformeerd' Weekblad" (uiltgave J. H. Kok) van 30 October jl. een hoofdartikel, waarin hij wijst op de kerkhervorming als een strijd om de gehoorzaamheid. Het ging niet om de stichting van een n e- v e n kerk of een tegen kerk, zegt deze hoogleraar, maar men wilde de volstrekte genormeerdheid van de kerk aan d'e orde stellen. Prof. Berkouwer vertelt, dat hij in zijn studententijd eens getuige is ge weest van een R. K. catechisatie voor kinderen. Daarin werd gezegd, dat de kerken, der hervorming onmogelijk de échte, katholieke kerk konden zijn, want ze „bestonden" pas vanaf 1517. „Men verstaat niet", zo gaat de schrij ver dan verder, „en wil niet aanvaar den het woord van Groen van Prinste- rer: „Zeer ten onrechte noemt, men het Protestantisme, met betrekking tot Rome, een nieuwe leer. De evan gelische leer is even oud als 'het Ghris- ADVERTENTIE) Dooi dat zuurbranden op Uw maag. Neem een of twee Rennies als er van Uw maal eens iets „verkeerd gevallen" is. Rennies blussen dat zuurbranden dadelijk. Een smakelijk middel, onfeil baar in zijn werking en onopval lend in te nemen. Iedere Rennie hygiënisch verpakt één voor één. tendom zelf. Van den- beginne af was het Protestantisme in de kerk. Reeds vroeg was het nodig dwalingen als die welke later door Rome werden be schermd, nadrukkelijk tegen te gaan. Aldus zijn reeds Paulus en Petrus pro testanten geweest". Vervolgens wijst prof. Berkouwer op het „geweldige vraagstuk van „oud" „nieuw", waarover later prof. Fa- bius geschreven heeft in verband met de historische lijn der kerk in de 19e eeuw. En dat conflict ontstaat bij e 1 k e breuk in de kerk, aldus prof. Berkou wer, die in verband hiermede wijst op de stryd om de wettige en zuivere lijn, ook nog sinds de scheuring in de Geref. Kerken. „Welke school in Kam pen bestaat volgend jaar 100 jaar?" vraagt hij en volgens hem blijkt hier uit, dat men deze strijd niet lichtvaar dig mag strijden. „Zal het geen aan fluiting worden voor de wereld, dan zal altijd weer rijzen de vraag der ge hoorzaamheid, der terugkeer. In de hervorming is dat volgens het inzicht van prof. Berkouwer in het licht der Schrift volkomen duidelijk, dat hier terugkeer was. Daarom denken niet alleen Luthersen, maar ook Gereformeerden telkens weer aan de 31e October, omdat ze in Luthers hervorming de terugkeer her kennen, waarin alle herdenking zal moeten bestaan. Kerkgang N „Ons Orgaan", een uitgave van de Bond van Vrije Evangelische Ge meenten in Nederland, schrijft (ds.) D. de J(onge) over „Onze Kerkgang". In het nummer van 30 October heeft hij het over de vraag, wat we alzo mee nemen naar de kerk. Zijn antwoord luidt: in de eerste plaats een toebereid hart, want we zijn op weg om onze God' He ontmoeten. De schrijver noemt dit een rijke gedachte, te mogen op gaan met de zekerheid in het hart: de Here is er! Daarom, omdat de Here er is, wil ik er ook zijn. Als men weg blijft is het precies of men zich niet houdt aan een afspraak. Want de Here wil ons in Zijn huis ontmoeten. Een goede kennis zou men zo niet durven teleurstellen, maarmenigeen de Here wel. Ds. De Jonge raadt zijn lezers verder aan een Bijbel, een hele Bijbel, O. en N. Testament, mee te nemen naar de kerk. Dat vergemakkelijkt het luiste ren naar en ook het bewaren van het gesproken woord. Ook moeten we een bundel om uit te zingen meenemen, zegt ds. De Jonge. Deze bundels zijn heus niet zo duur, dat slechts een deel der gemeente zal kunnen zingen. Preken onthouden HET Doopsgez. Weekblad vertelt van een dominee, die altijd ge woon was geweest zijn preek groten deels voor te lezen, maar op een Zon dag geheel uit zijn hoofd preekte en. daarna zo voortging. Toen een kérke raadslid hem vroeg, hoe hij hiertoe zo ineens was gekomen, antwoordde hij: „Er was een dame, die zeide: als u de preek al niet onthouden kunt, hoe kan u dat dan van ons verwachten?" (Bijzondere correspondentie) Tweehonderd veertig duizend vierkante kilometer grond aan de Golf van Guinea, een bevolking van ruim vier millioen mensen met een wapen, voorstellend een olifant met opgeheven slurf onder een palmboom; dat is de Goudkust, nu nog een Britse kolonie, waaraan wij, Nederlanders, zo veel herinneringen hebben. Thans verblijven aan de Goudkust ruim honderd landgenoten, verspreid over het gehele land in zeer uiteenlopende beroepen, voornamelijk scheepvaart, mijnbouw, huizenbouw, hout- en „ge wone" handel. De Bolland-West-Afrika-Lijn on derhoudt een regelmatige dienst op deze kust. Het Holland Syndicate heeft eigen diamantvelden in ontginning, Schoklbeton heeft enige regeringscon tracten voor de bouw van prefab woningen, de Fijnhouthandel heeft er bout-belangen. Opmerkelijk is. dat vele handels verenigingen, welke vroeger in Ned.- Oost-Indië haar werkkring hadden, zich nu naar hier hebben begeven, waar inderdaad nog zeer grote moge lijkheden zijn. 1595—1872 Honderden jaren geleden, in de bloeitijd van de republiek, vestigden Nederlandse handelaren zich op ver scheidene plaatsen aan deze kust; om precies te zij1", het eerst in 1595, na Portugezen en Engelsen, doch vóór de aankomst van Zweden, Denen en Brandenburgers, die evenals wij kwamen voor het „gele" en het „zwarte" goud. Het edele metaal was aanvankelijk het voornaamste handelsobject, van daar de naam „Goudkust". Ook wordt de naaim „guinea" als Britse reken munt nu nog gebruikt. Later even wel werden goud, ivoor en hout ver drongen door de slaven. In massa werden deze overgebracht naar Mid den- en Zuid-Amerika, nadat de Paus de slavenhandel had goedgekeurd. Meer dan honderdduizend slaven be reikten per jaar Amerika. In West- Indië werd toen voor een goede kwa liteit ongeveer 200 per stuk „be taald". Gevangenen uit één van de vele oorlogen of buit van zwarte soms blanke slavenjagers. De slaventijd ging voorbij en het wantrouwen tussen blank en zwart verminderde langzamerhand, al bleef het bestaan. Maar, werden vroeger de te ruilen artikelen door de inwoners op een open plaats aan het strand neergelegd en kwam de blanke onder dekking van het scheepsgeschut aan wal om de tegenwaarde neer te leg gen zonder ook maar één Afrikaan te zien, nu werd het een directe handel en kwamen de Afrikanen de blanken in hun forten opzoeken. „Forten", want het eerste, dat de blanken de den, was het optrekken van een ste vig gebouw, meestal van speciaal daarvoor meegebrachte stenen en cement. Vanuit deze vestingen bestreden de Europeanen elkaar hevig; meestal kochten zij legers van de vele neger stammen, die voor hen el'kaar te lijf gingen of deden alsof. Want dik wijls werd door beide zwarte partijen de afspraak gemaakt, niet met scherp te vuren en later wel de beloning op te strijken maar even dikwijls ge beurde het, dat de een of ander de be lofte vergat en töoh schoot, hetgeen dan aanleiding werd tot een werke lijke strijd. Een bedelaar aan de Goudkust. In 1642 werden de Portugezen ge noodzaakt hun nederzetingen aan de Goudkust aan de Nederlanders over te dragen, in ruil waarvoor wij aan hen Brazilië afstonden. Toen volgde er een voortdurende strijd om de macht met de Engelsen, met wisselend succes. Een strafexpeditie onder admiraal De Ruy- ter verwoestte in 1675 bijna al de Britse forten. Op een andere tijd hadden de Engelsen ons tot op een enkele neder zetting na verdreven. Ook na het ein de der Engels-Nederlandse oorlogen in Europa hielden de onenigheden hier niet op; tussen blank en zwart en tus sen blank en blank onderling, terwijl ook de diverse zwarte stammen elkaar voortdurend bestrijden. De blanken hebben zich geen goede naam in dit jachtgebied verworven door hun wijze van handel. Ook wij, Nederlanders, maken hier beslist geen uitzondering op. Onlangs nog, toen in een bijeenkomst het Engelse gezag werd aangevallen en andere groepen naar voren werden geschoven ter be hartiging van zekere belangen werden de Nederlanders op grond van hun op treden in het verleden buiten beschou wing gelaten. In 1872 hadden wij ons laatste fort in Elmina aan de Engelsen overge daan in ruil voor concessies in Atjeh. Millioenen op zeebodem Aan de Goudkust wonen vele rassen. De statige zelfbewuste en superieure Hausa's en Asjantis, de Fante's, de Accra's en zo vele meer. Er zijn ook zo vele talen en dialecten, tientallen, door het Engels overkoepeld. Slechts één echte haven heeft dit land: Takoradi. De hoofdstad Accra moet het nog zon der haven doen, al wordt nu in Tema op een kilometer op vijftien van deze stad een nieuwe haven aangelegd. Het is onmogelijk door de rotsach tige kust, de zeestromingen en de sterke branding om dit bij Accra zelf te doen. Nu blijven de schepen op de rede liggen en wordt de lading met speciale boten de z.g. surf-boats naar de wal gebracht. Handig moet er gemanoeuvreerd worden om op de meestal woelige zee de lading over te nemen en om door de sterke branding zonder schade het strand te bereiken. Tien roeiers en een roerganger be mannen deze boten maar voor mil lioenen guldens is al overboord gegaan en is niet meer naar boven te brengen. Zo onlangs een splinternieuwe auto maar het wordt met berusting aan vaard: het is nu eenmaal zo en niet anders. Fotografen in een negerdorp aan de Goudkust. Accra, de hoofdstad, telt ongeveer 130.000 inwoners, o.w. de helft van het totaal aantal aan de Goudkust vertoevende blanken, ongeveer 1500, in hoofdzaak bestaande uit Engelsen, Fransen, Zwitsers, Syriërs, Libanezen, Grieken, Indiërs en Nederlanders. Een bonte mengeling van kleuren Een mooie, Europese wijk en de gewone, armetierige inlandse kwartieren. Smalle straten met openluchtwinkels onder galerijen. Deze galerijen worden 's avonds en 's nachts door honderd tallen betrokken als nachtverblijf, on der uitspreding van het volledige meu bilair: een matje, waarop de nacht wordt doorgebracht. Snelle vooruitgang Weinig Europees nog zijn de enkele Goudkust-steden, maar hard wordt er gewerkt om met de tijd mee te komen, en de snel voortgaande ontwikkeling op economisch terrein is oorzaak van een iets minder snel veranderen van het cachet der bevolkingscentra. Het klimaat Ls warm en vochtig, maar sinds de malaria doeltreffend wordt bestreden, is het moordende er af en is het hier zeker niet zo ongezond als dikwijls wordt voorgesteld. Veel regen valt in het seizoen van Juni tot Sep tember, waardoor wegen in rivieren veranderen en grote delen worden weggespoeld. Verder is het droog, met felle zonneschijn. De tropenhelm be hoort evenwel tot het verleden en met een beetje aanpassingsvermogen is het hier heel goed een paar jaartjes uit te houden. Waar je komt, overal ben je bij de bevolking welkom en word je harte lijk ontvangen. Kinderen en volwas senen wuiven en juichen je toe, wan neer je moeite en moed neemt de slechte wegen te trotseren om een ,.bush"-dorp te bezoeken. En ook in de steden hebben wij belangstelling al hoor je daar wel vaak: „Master, give me penny". Daar de Engelsen uitmun ten door gebrek aan geïnteresseerd heid in land en volk, wordt iedere an dere toenadering op hoge prijs gestel

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 1953 | | pagina 4