De lezer is
gewaarschuwd
Twee papieren kaningen werden
levend op Jantje 's zolder
ZWARTBESSIE
Takkie liet het
eier-mandje
vallen
GELEZEN—
en gewogen
Op zoek naar een
spreekwoord
CARTER DICKSON
Zaterdag 15 Augustus 1953
rj» R waren eens twee ko-
l"E ningen van papier. Ze la
gen op de zolder van het huis.
waarin een jongetje woonde
dat Jantje Verkerk heette. De
ene koning heette Katoerk en
hij was koning van Turkije, dc
andere koning heette Zolbasc.e
en hij was koning van Albarde
En ze waren allebei van palier
Hoe kan dat nu.' Koningr-n zij
toch van vlees en bloed en *jïet va;
papier? Koningen moeten 'joch eten
op paarden rijden en hun. onderda
nen toespreken, en dat kan toch al
lemaal niet als je van gapier bent"
Dat. deden ze dan opk niet. Ze aten
nooit, ze bezaten geen paarden en
op de zolder van Jantje Verkerk
waren geen onderdanen om tegen te
spreken.
Koning Katoer/k van Turkije en-
Koning Zolbasc,u van Albanië wa
ren postzegels,, Ze zaten geplakt in
het postzegelalbum van Jantje, die.
sinds hij op a'n verjaardag een fiets
had gekregen, niet meer naar dat
album oir/keek. Het lag maar op
zolder tiyssen allerlei andere dingen
die nie^, meer werden gebruikt. Het
was stoffig op de zolder en alleen
"smi.'ddags om een uur of vijf viel
er door het dakraam een straaltje
zoji naar binnen.
De beide koningen verveelden
zich erg. Ze zaten daar maar in dat
album. Ze hadden niemand om mee
te praten. Ze konden trouwens niet
eens praten, want hun stem was
van papier en papier praat niet,
zoals je wel weet. En aan elkaar
kudden ze ook geen gezelschap,
want ze woonden op verschillende
bladzijden van het postzegelalbum.
Eigenlijk wist Koning Katoerk niet
eens dat er nog een andere koning
in het album verblijf hield. Hij
dacht de enige te zijn. En dat dacht
Koning Zolbascu van zichzelf ook.
IVT AAR op een dag kwam daar
LV-* verandering in. Er liep een to
venaar door de straat, waaraan het
huis met de zolder lag. Tovenaars
zijn malle mannen. Deze ook. Hij
had niet veel te. doen en hij dacht:
„Kom, ik ga eens een beetje tove
ren." Hij zei een paar moeilijke
wóórden van wel twaalf lettergre
pen en in een wip had hij zich om
getoverd in een windvlaagje. En dat
windvlaagje kroop omhoog langs de
huizen en zag een openstaand dak
raam en woei daar naar binnen. En
dat was nu toevallig het raampje
van de zolder wa3r het postzegel
album lag. Het windvlaagje rumoer
de er wat rond en vloog toen weer
door het raam naar buiten op zoek
naar avontuur.
Maar dat windvlaagje was geen
gewoon windvlaagje, het was de to
venaar. En tovenaars beschikken
over bijzondere krachten, die soms
werken zonder dat ze het willen. Zo
kwam het dat, toen het windvlaag-
je over het postzegelalbum streek,
Koning Katoerk van Turkije en Ko
ning Zolbascu van Albanië tot le
ven kwamen en uit het album slap
ten. 2e waren niet langer meer van
papier, maar van vlees en bloed en
zo groot als koningen horen te zijn
Daar stonden ze cus op de zoldei
van Jantje Verkerk en keken elkaar
verbaasd aan. Koning Katoerk was
een heel dikke man en hij had een
prachtig uniform aan met een mooie
rode sjerp om en op zijn zij hing
een sabel. Koning 7,olbascu was veel
eenvoudiger gekleed Hij droeg een
donkerblauw pak met grijze streep
jes. Hij had een klein zwart snor
retje en was heel mager.
„Bent U niet 'Zolbascu van Alba
nië?" vroeg Koning Katoerk.
„Ja" zei Koning Zolbascu. „Maai
dan bent U Katoerk van Turkije"
„Ja" zei Koning Katoerk. „Wal
grappig dat U hier ook bent. Waar
zat u?"
„Op pladzijde 63". antwoordde Ko
ning Zolbascu.
..En ik zat op bladzijde 58" zei
Koning Katoerk. „Een hele nette
pagina, maar een beetje eenzaam"
ZE gingen op een koffer zitten,
die op de zolder stond. „Ja ja",
zuchtte Koning Zolbascu, „Het kan
raar lopen op de wereld".
„Ik kan niet zeggen dat ik tevre
den ben", zei Koning Katoerk, „Ik
verveel me erg in het album. Nie
mand kijkt naar me om."
„En we krijgen nooit eens frisse
lucht", klaagde de Koning Zolbascu.
„Dat vind ik nog het ergst. Dat -s
niet goed voor een koning. Daar
kan een koning niet tegen. Die moet
elke dag een beetje frisse lucht
hebben, anders verdroogt hij hele
maal".
„U heeft gelijk," zei Koning Ka-
fpR was er 's een zwarte kip. Zwartbessie was haar naam,
J-s die zat aldoor te jammeren en te meieren voor het raam.
Ze wou zo graag gespikkeld zijn. Ze dacht het o, zo dikkels:
Waarom ben ik zo effen zwart? Waaroin heb ik geen spikkels?"
„Och," dacht Zwartbessie verder, „Och, ik heb ze wel misschien
maar ja, 't zijn zwarte spikkeltjes, je kunt ze dus niet zien."
Het was een goed idee. En voortaan zei Zwartbessie dus:
„Ik ben een zwarte kip, hoera, met zwarte spikkeltjes".
Ze zei het overal, ook aan de veertien andre kippen;
,.Ik ben een mooie zwarte kip, met mooie zwarte stippen."
Maar al de kippen lachten. En de haan die zei geprikkeld:
„Je bent gewoon een zwarte kip, en niet in 't minst gespikkeh
Wat zielig voor Zwartbessie. O, wat zielig voor Zwartbessie.'
Zij ging heel treurig zitten, en toen kreeg zij een DEPRESSIE.
ZE at niet meer. Ze dronk niet meer. Ze legde nooit meer eieren,
ze wou alleen maar suffen en ze wou alleen maar meieren.
Ze had al in geen een en twintig dagen meer gekakeld,
En zij deed nergens meer aan mee. En zij was uitgeschakeld.
En als ze riepen: „Kom toch eten," opende, zij haar snavel
en stamelde: „Ik wil niet meer. Ik kom niet meer aan tafel
N op een mooie morgen lag zij naast het kippenhok,
ze had haar ogen dicht. Ze zei geen tak meer en geen tok.
TOEN huilden al de kippetjes en schreiend zei de haan:
„Nu is Zwartbessie dood. Nu is Zwartbessie heengegaan.'
Zij gingen haar begraven, met een hele lange stoet.
De haan had hele mooie zwarte veren op zijn hoed.
Ze gingen haar begraven. En de haan die hield een rede:
„Zwartbessie, onze lieve kip, is heden overleden.
„Wij staan dus aan het graf van onze dierbare Zwartbessie
„en naar men mij vertelt, is zij gestorven aan DEPRESSIE.
„Wat of dat is, dat weet ik niet. Het enige dat ik weet,
„is dat je dan niet leggen wil, en dat je dan niet eet.
„We hopen dat we 't. zelf niet krijgen, dat is het voornaamste
„Zij was de allerliefste kip. en zeker de bekwaamste.
„Voorts wil ik dit nog zeggen, ook al klinkt het ingewikkeld:
„Zij was een zwarte kip, en zij was prachtig zwart gespikkeld
IpN toen hij dat gezegd had, zweeg hij even en hij schrok:
Zwartbessie deed haar ogen open en zei vrolijk: „Tok!"
Ze sprong springlevend overeind en riep: „Zo is het dus:
„Ik ben een zioarte kip en ik heb zwarte spikkeltjes!
„Je hebt het toegegeven, dus nu is het wel in orde.
„Ik denk dat ik dus echt niet meer begraven hoef te worden."
TE kippen hebben 't allemaal een beetje sneu gevonden.
Nu hadden ze voor niets gehuild, en dat is altijd zonde
Maar goed, ze gingen weer naar huis. En alles kwam terecht
Zwartbessie heeft dezelfde dag twee eieren gelegd.
Ze heeft een hele grote kom met graantjes opgesmikkeld.
Ze was een zwarte kip en ze was prachtig zwart gespikkeld.
Ze meierde niet meer. ze had ook nooit meer een depressie.
Dat was hel, en nu is het uit. 't Verhaaltje van Zwartbessie.
ANNIE M. G. SCHMIDT
toerk, „En we zijn al zo droog. Men
heeft mij beslist op een veel te
droge papiersoort gedrukt".
„Dat gaat ook voor mij op", zei
Koning Zolbascu, ,.om U de waar
heid te zeggen; ik ben hoogst onte
vreden. Er moet verandering in de
toestand komen."
„Heel juist" zei Koning Katoerk.
heel juist". Alleen, wat kunnen we
doen?'
Terwijl ze over een oplossing za
ten na te denken, ging de zolderdeur
open en kwam Jantje Verkerk bin
nen. Er hing op zolder een schom
mel en daar wilde hij wat op
schommelen. Je kunt je voorstellen
dat hij raar opkeek, toen hij daar
twee koningen op een koffer zag
zitten, maar hij schrok niet. want
hij had altijd wel gedacht dat hij
nog eens iets heel bijzonders zou
meemaken.
[-1 IJ liep naar de koningen toe en
A -1 sielde zich beleefd voor. De ko
ningen knikten minzaam. En toen
Jantje naar hun namen vroeg, ver
telden ze die hem heel welwillend.
„Maar dan bent U koningen uit
mijn postzegelalbum', riep Jantje
uit. toen hij hun namen had ge
hoord.
„Ah, is dat een bezitting van uï".
zei Koning Katoerk. „Zo zo. dus u
is de eigenaar van het postzegelal
bum. waarin wij wonen".
..Ja' zei Jantje.
„We zijn zeer ontevreden", zei
Koning Zolbascu. ..We liggen hier
maar op zolder. We krijgen geen
frisse lucht. We verdrogen. Niemand
kijkt ooit naar ons om."
„Vroeger liet u ons nog wel eens
aan uw vriendjes zien", zei Koning
Katoerk weer. ..Dan werden wij be
wonderd en dat kwam ons toe. want
wij zijn koningen. Maar tegenwoor
dig nee. het is maar niets".
„Het spijt me. koningen", zei Jan
tje Verkerk, „Maar ik heb een fiets
gekregen, ziet en toen ben ik het
postzegelalbum helemaal vergeten."
„We hopen dat daar nu verande
ring in komt", zeiden de koningen.
„Natuurlijk, koningen", zei Jantje
Verkerk.
„We rekenen er op" zeiden de ko
ningen. „En dan gaan we nu maar
weer terug in het album."
MAAR dat was makkelijker ge
zegd dan gedaan. Ze waren im
mers niet van papier meer. En bo
vendien waren ze nu veel te groot
om in het album te passen.
„Dat is een vervelende toestand",
zei Koning Zolbascu.
„Buitengewoon vervelend", be
aamde Koning Katoerk. „Hoe moet
dat nu? We kunnen hier toch niet
op zolder blijven zitten. Dat is geen
plaats voor een koning. Stel je voor
een koning op zolder!"
Jantje Verkerk zat er erg mee in.
En de koningen mopperden maar
door en hoe meer de koningen mop
perden, hoe minder Jantje wist wat
hij er aan doen moest.
„Ik zal eens aan mijn moeder
vragen of die er iets op weet", zei
hij ten einde raad. En hij ging naar
beneden. Terwijl Jantje beneden
was sloeg een kerkklok in de buurt
vijf slagen. Het was vijf uur in de
middag en je herinnert je misschien
wel dat op dat uur elke middag een
zonnestraaltje door het dakraampje
naar binnen scheen. Zo gebeurde
het nu ook. alleen was het dit keer
geen echt zonnestraaltje maar de
tovenaar, die zich die middag van
een windvlaagje in een regenwolk
je, van een regenwolkje in een blik-
semschichtje, en van een bliksem-
schichtje in een zonnestraaltje had
omgetoverd.
TOEN de koningen die nog steeds
op de koffer zalen te mopperen,
de warmte van het zonnestraaltje
op hun rug voelden, stonden ze op
en liepen naar het album toe.
,Het is zover" zei Koning Katoerk
en hij schudde Koning Zolbascu de
hand.
„Het ga je goed" zei Koning Zol
bascu.
Toen werden ze kleiner en klei
ner en weer helemaal van papier
en voor je „oef" kon zeggen zaten
ze keurig op hun plaats in het al
bum geplakt. En toen Jantje Ver
kerk even later met zijn moeder op
zolder kwam was het zonnestraaltje
dat eigenlijk een tovenaar was
alweer verdwenen en op de zplder
was het stoffig Is voorheen en er
was geen koning te zien.
„Zie je nu wel" zei de moeder
van Jantje. „Je hebt het ge
droomd".
„Ze waren er heus. mam", zei
Jantje. „Koning Zolbascu van Alba
nië eti Koning Katoerk van Tur
kije. Zo heetten ze".
MAAR zijn moeder wilde het
niet geloven. Nu dat was te
begrijpen, want er zijn maar weinig
mensen die echte koningen op zol
der hebben. In elk geval had Jantje
Verkerk zich weer herinnerd dat
hij ;en postzegelalbum had. Hij nam
het de volgende dag mee naar
school en liet het aan al zijn vriend
jes zien. Koning Katoerk en Koning
Zolbascu kregen weer net zoveel
frisse lucht als vroeger en ze wer
den erg bewonderd, wat ze heel
prettig vonden. En dat is ook pret
tig, niet alleen voor koningen.
REMCO CAMPERT,
Jip en Janneke
„Kijk eens,"
zegt de boerin,
„hier heb ik
vier eitjes. Voor
ieder twee.
Neem ze maar
nee." Ze 'geeft
Tip twee eitjes
n ze geeft Jan-
eke twee eitjes.
„Dank u wel,"
eggen Jip en Janneke.
„Wacht," zegt de boerin, „ik
ïeb nog' een klein mandje Een
nandje van paaseitjes. Dat
mag je hebben." Jip en Jan
neke doen de eitjes in het
mandje. En ze gaan naar huis.
Jip zegt: „Takkie moet het
mandje dragen. Dat kan hij
best."
„Ja," zegt Janneke, ..dat kan
hij best. Hij draagt de krant
ook altijd. Hij kan de krant
binnenbrengen."
„Takkie." roept Jip. „Zoete
Takk-e. Brave Takkie. Hier
draag dit maar voor het baasje.
Netjes in je bek houden."
En Takkie is een heel ver
standig hondje. Hij begrijpt het
best. Hij draagt het mandje
heel voorzichtig. „Zie je wel,"
zegt Janneke, „het gaat best.
Wij hoeven nooit meer iets te
dragen. Takkie doet het voor
ons."
Ze zijn al bijna thuis: En dan
gebeurt er ineens iets. Er vliegt
een vogeltje heel laag over de
weg. Een vogeltje dat fladdert.
„Waf waf!!" roept Takkie. En
hij rent het vogeltje achterna.
O, o, o! Takkie heeft het
mandje laten vallen. Daar lig
gen de vier eitjes. Twee zijn er
helemaal kapot. En twee zijn
er nog heel. En het mandje is
vies en nat en geel.
„Takkie!" gilt Jip, „Takkie!!
Kom dadelijk hier!" Takkie
draait zich om. Het vogeltje is
allang weggevlogen. En Takkie
komt heel langzaam naar Jip
toe. Hij heeft zijn staart tussen
de pootjes. Hij is een treurig
hondje.
„Stoute hond," zegt Janneke.
„Stoute hond," zegt Jip.
Arme Takkie kwispelt. Hij
weet het best. Hij weet heel
goed dat hij stout is. En dat hij
het mandje niet mocht laten
vallen. Maar hij is ook maar
zo'n klein hondje.
Thuis zegt de moeder van
Jip: „Kom maar, ik zal het
mandje netjes schoonmaken.
En jullie hebt ieder toch nog
één ei. En Takkie kan het niet
helpen. Takkie kan wel de
krant dragen. Maar geen
eitjes."
Dat weten ze dus alweer.
Het onbewoondr
eiland
„Hier zijn ze," zei Tittie.
„Daar zijn ook gaten voor."
Greet, maar ze moeten er in gesla
gen worden. Hè jakkes nu heb ik
onze hamer vergeten."
„Haal onze hamer, Rutger."
stuurman Suze.
Langs de kanten en achter in de
tent bij de grond zaten ogen en
voor ieder oog was er een pen
met een haak bovenaan. Greet
zocht de gaten op die nog in de
grond zaten van de laatste keer
dat ze hier gekampeerd hadden en
Jan sloeg de pennen er in met de
hamer.
„Verder is er niets te doen," zei
Greet. „Alleen het grondzeil nog en
dat ligt bij de haven met onze
slaapzakken."
„Het lijkt nu werkelijk op een
kamp," zei Tittie, terwijl ze met
trots naar de drie tenten en het
kampvuur en de ketel en depas
schoongemaakte pannen keek.
„Iedereen zou onmiddellijk zien
dat het een kamp op een onbe
woond eiland is."
„Laten we nu het zeil afmaken.'
zei Suze. maar Jan was naar de
uitkijkpost gegaan om te zien of
hij kapitein Nannie en de Amazone
zag.
Een ogenblik later kwam hij
haastig teruggelopen naar het kamp
om de kijker te halen.
„Zeg. Suze," riep hij. .kapitein
Flint zit haar achterna."
(Wordt vervolgd)
j\/| ET het vertelboek voor de kleintjes
11 „Avonturen in Lutjeputje" dat
echter ook grotere kinderen, die zelf
kunnen lezen boeit hebben de schrij
ver C. Wilkeshuis en de tekenaar Piet
Broos in de roos geraakt. Niet alleen is
het boek unaniem gunstig ontvangen,
het is ook voorzover wij kunnen be
oordelen zeer in de smaak gevallen
bij de jeugd, Op dat boek is nu van
hetzelfde team een tweede gevolgd. Het
heet ..Vertelsels' uit Nieuw Lutjepntje".
Ook dit durven wij van ganser harte
aan de kleinen aan te bevelen. Uitgave
„De Tijdstroom" te Lochem. (Prijs
3-50
„Rie Cramer lijkt zelf wel een tover
fee uit haar sprookjes!" zei een jonge
moeder, toen ze het laatste product van
deze veelzijdig begaafde artiste zag.
Dat is een serie in Engeland uitgegeven
sprookjes en verhaaltjes, door Ric Cra
mer vertaald en verzonnen en met haar
illustraties versierd. Het. zijn Kleine
dunne boekjes met gelijke band in vro
lijke kleuren, die verschenen in de Sil
ver Thimble Series van Blackie and Son
Ltd., Londen en kosten daar 3 sh. Zij
zijn echter ook in de Nederlandse boek
handel verkrijgbaar voor 2.10. Tot
nu toe verschenen er zes van de acht,
twee met een typisch Hollandse inslag:
the Little Dutch girl: het stoute Zeeuw
se meisje, dat ging spelen in plaats van
naar de kerk te gaan: buitengewoon
aardig geslaagd is haar figuurtje in
haar spel en later, als zij schuld be
kennen moet: verder, met de muziek
er bij: In Holland there's a house! met
een steeds groeiende optocht in olaat-
jes Dan Grimms Hansel und Gretel ir,
't kort oververteld: een allerliefst k;r.-
derpaar en tenslotte Thumbelina. onzes
inziens 't fijnste van tint en uitvoering,
the little Mermaid en the Snowo.ueen,
drie bekende sprookjes van Andersen.
JOURNAAL
Bij de A.P. verscheen „Kameraden"
door S. Franke. Het is een verhaal
de historie, bestemd voor kinderen
sen 10—15 jaar. (Prijs I 3.25).
Ook Stenvert in Meppel is een
Kende uitgeverij van kinderboeKen.
Voor de kleineren (810 jaar) is er
ditmaal „Rooie WiUemientje" door Riek
Goudappel—Bos (geïllustreerd).
Voor de wat groteren is er weer een
boek van Nanda „Het dorp waar het
spookte" eveneens geïllustreerd.
Tenslotte noemen wij „Baron Sikke
pit" door P. H. Fruithof. (Prijs I 3.90).
Het is een boek. waaraan vooral jon
gens tussen 1015 jaar plezier zullen
beleven. Het genre is niet nieuw, maar
deze soort vrolijkheid zal begrijpelijk
steeds lezers vinden.
Radioprogramma
ZONDAG 16 AUGUSTUS
HILVERSUM I: 402 m.: KRO: 8.00
Nws.; 8.15 Gram.; 8 25 Hoogmis. NCRV.:
9.30 Nws en waterst.; 9.45 Geestelijke
liederen: 10.00 Geref. Kerkdienst; 11.30
Gram.; 11.40 Pianoconcert. KRO: 12.15
Gram.; 12.55 Op de plaats... rustl"
13.00 Nws en Kalh. nws.; 13.10 Gram.;
In de pauze; „Symbool en allegorie",
(caus); 14.50 Boekbespr.; 15.05 Omroep-
ork. en solist: 15.30 Gram.; 16.00 Idem:
16-10 Kath. Thuisfront overall; 16,15
Sport: 16.30 Vespers. IKOR: 17.00 Neci.
Herv. kerkdienst: 18.00 Zangdienst; 18.45
Pastorale rubriek. NCRV: 19.00 Gewijde
muziek; 19.30 „Elia. mijn God is de
Heere" caus. KRO: 19.45 Nws.: 20.00
Gram.: 20.25 De gewone man; 20.30 Mu.
sette-orkest en sol.; 21.00 „Een snipper
papier", hoorspel; 21.50 Symphonette-
orkest: >22.25 Actualiteiten: 22.35 Gram.;
22.45 Avondgebed en lit.kal.: 23.00 Nws.;
23.15—24.00 Gram.
HILVERSUM II 298 m.: VARA: 8.00
Nws. en weerber. Hierna Postduiven'oe-
richten: 8.20 Gram.: 855 Postduivenber.:
9.00 Gram, met comm.: 9.45 „Geestelijk
leven", caus.; 10.00 Gevar. muz.; 10.30
Met en zonder omslag; 11.00 Cabaret;
11.30 Politie Kapel. AVRO: 12.00 Post
duivenber. en strijkork.: 12.35 „Even
afrekenen. Heren!"; 12 45 Oosterse mu
ziek: 13.C0 Nws 13.05 Meded. of ?ram.:
13.10 Lichte muz.; 13 30 Harmonie-ork.;
14.00 Boekbespr.; 14.20 Orgel en piano;
14.45 Metropole ork.: 15.15 Filmpraatje;
15.30 Kamerork.; 16.20 Gram.; 16.30
Sportrevue. VARA: 17.00 Pianospel; 17.30
Voor de jeugd; 17.50 Sportjournaal: 18.15
Nws. en sportuitsl. VPRO: 18.30 Versl.
„Kirchtentag"' te Hamburg: 18.40 Kerk
dienst. IKOR: 19.00 voor de jeugd: 19.35
Bijbelvertelling. AVRO: 20.00 Nws.: 20.05
Gram.: 20.45 Voordr.; 21.05 Hammon'ü-
ork.: 21.35 ..Moet je horen!": Cl.50
Weense muz.: 22.35 Pianorecital- 23.00
Nws.: 23.15 Rep of gram.; 23.25—24.00
Gramofoon muziek
Engeland, BBC Light Programme
1500 en 247 m.
12.00 Verz.progr.; 13.15 Gevar. progr.:
u
week
zult
deze
spreek
woord moeten op
zoeken.
Vorm van de
lettergrepen:
a - a - ar - da -
daad - de - de -
den - der - der -
dig - e - ein - en
ge - ge - ge - geld
ha - in - in - lan
- len - lijk - mien
-na - naar - neer
- nen - neu - ni -
nood - o - peest
- pols - pot - ra -
raad - ren - si -
slag - stra - tem
- tie - traal - tre
- tu - um - ve -
ver - ver - wen
woorden van on
derstaande bete
kenis en plaats
die in de figuur
hiernaast.
Bij juiste oplos
sing vormen de
eerste en vijfde
verticale rij let
ters een spreek
woord.
1. Bewoner van
een residentie
stad;
2. Ten slotte;
3. Stormweer;
4. Inboorling-
5. Toestand;
6. Tuinbloem;
7. Verkwisting;
8. Opslagplaats
9. Het aanbreken
van de dag;
10. Weefsel als
grond voor
borduurwerk;
11. Bloedbuis,
waarop men
de pols voelt;
12. Intern:
13. Collectieve
benaming voor
regen, sneeuw
en hagel;
14. Zilverbon
nen;
15. Opwegen te
gen, overeenkomen met; 16. Onzij
dig; 17. In parten scheiden; 18.
Bergland in België.
Oplossing Roulette-raadsel:
Buitencirkel: 13 rapport; 35
trawant; 57 trommel; 79 lectuur;
911 riskant; 1113 tegelijk; 13
15 knokkel: 151 luchter.
Binnencirkel: 1718 oblie; 1819
essen; 1920 netto; 2021 oksel;
.1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
1 1
12
13
14
15
16
17
18
21—22 lente; 22—23 enter; 23—24
roest; 2417 tango.
Kleinste cirkel: 2526 lijn; 2^—
27 nee: 27—28 ets; 28—29 ste; 29—
30 eed; 3031 den; 3132 nor; 32—
25 rol.
Van de buitencirkel naar binnen!
1. riool; 2. pal; 3. trein: 4. wijs; 5.
tante; 6. mat; 7. loods; o. tas; 9.
Rolde; 10. kin; 11. tweed; 12. ent;
13. koren; 14. koe; 15. later; 16. hen.
spel; 17.00 Gevar. progr.; 18.00 Gram.:
18.30 Hoorspel: 19.0 Nws. en journaal;
19.30 Gevar. muz.; 20.30 Samenzang;
21.00 Gevar. muz.: 2C.00 Nws. 22.15 Pia
nospel; 22.30 Gewijde muz.: 22.45 Ori:.
concert; 23.15 Gram.; 23.56—24.00 Nws.
BRUSSEL 324 m.
12.00 Gram.; 12.30 Weerber.; 12.34 Ge.
var. muz.: 13.00 Nws.: 13.15. Koorzang;
13.30 Voor de soldaten: 14.00 „Adriana
Lecouvreur". opera; 16.00 Festival van
Luzern; 17.40 Gram.; 17.45 Sportuitsl.:
17-50 Gram.: 18.00 Kamermuz.: 18.25 Gv.
muziek; 18.30 Godsd. halfuur: 19.00
Nws.: 22.15 Verz.progr.: 23.00 Nws.: 23.05
24.00 Gram.
MAANDAG 17 AUGUSTUS
HILVERSUM I. 402 m.
NCRV: 7.00 Nieuws. 7.10 Gram. 7.15
Gym. 7.30 Gram. 7.45 Een woord voor
de dag. 8.00 Nieuws en weerberichten.
8.15 Gewijde muziek. 8.45 Gram..: 9.00
Voor de zieken 9.30 Voor de vrouw.
9.35 Gram. 10.00 Idem. 10.30 Morgen
dienst. 11.00 Gram. 11.30 Herhaling Vos
senjacht. 12.25 Voor boer en tuinder.
12.30 Land- en tuinbouwmededelingen.
12.33 Orgelspel. 12.50 Gram. 12.59 Klok
gelui. 13.00 Nieuws. 13,15 Amus.muziek.
13.40 Gram. 14,00 Voor de jeugd. 14.30
Gram. 14.45 Voor de vrouw. 15,15 Gram.
16.00 Bijbellezing. 16.30 Mozartvleugel.
16.55 Gram. 17.00 Voor de kleuters. 17.15
Lichte muziek. 17.45 Regeringsuitren
ding: „Rotterdam, wereldzeehaven",
door J. Nieuwenhuis, 18.00 Ork.concert.
18.20 Rep. 18,30 Twee violen, cello en
clavecimbel. 19.00 Nieuws en weerbe
richten. 19.10 Zigeunerkwintet. 19,30
„Wat wil de N.C.S.V.?", caus. 19.45
Gram. 20.00 Radiokrant. 20.20 Gram.
21.00 „Internat, Samenwerking", ronde
tafelgesprek. 21.15 Gram. 22.00 Comm.
Intern. Calvinistische Jeugdconferentie.
22.10 Gram. 22.45 Avondoverdenking.
23.00 Nieuws en SOS-berichten. 23.15—
24.00 Gram,
HILVERSUM U. 298 m.
VARA: 7.00 Nieuws. 7.13 Gram. 8.00
Nieuws. 8.18 Gram. 9.CO Gym. 9.10 Gra-
mofoonmuziek. lOm 9.35 Waterstanden)
VPRO: 10.00 „Voor de oude dag" caus.
10.05 Morgenwijding. VARA: 10.20 Gram
10.40 Voordr. 11.00 Voor de zieken. 11.40
Pianorecital. 12.00 Orgelspel. 12.30
Land- cn tuinbouwmededelingen, 12.33
Voor het platteland. 12.38 Grani. 13.00
Nieuws. 13.15 Voor de Middenstand.
13.20 Dansmuziek. 13.50 Gram. 14.00 V.
d. vrouw. 14.15 Mezo-sopraan en piano.
14.40 Grdm. 15.15 Gevar. programma.
16.15 Haarlemse Orkestver. en koor.
16.45 Vragenbeantwoording. 17.15 Gram.
17.35 Gevar. muz. 18.00 Nieuws en com
mentaar 18.20 Gram. 13.35 Parlementair
overz. 18.45 Voor de jeugd. 19.25 Israë
lische kinderliederen. 19.45 Gram. 19.55
„Trofea Italia". 20.00 Nieuws 20.05
Promenade ork. 20.30 „De Moord in het
Jeruzalems Kruis", hoorspel. 20.55 Ge
varieerde muziek. 21.35 „De sociale ver
antwoordelijkheid van de student",
caus. 21.50 „Trofea Italia". 22.10 Hol
land Festival: Concertgebouwork. 23,00
Nieuws. 23.15 Orgelspel. 23.40—24.00
door
H.M.'s huiskleur werd van een
rijk, rijppurper.
„En wat Ik nu zo geweldig vind."
ging Mina argeloos voort, „is de
manier waarop u uw hand door ste
nen muren steekt en dan aantoont
dat de spoken maar vogelverschrik
kers waren. Zoiets hebben we no
dig, werkelijk nodig! En daarom doe
ik een beroep op u, op gronden die
u hopelijk zult kunnen waarderen.
Ik wil dat u Herman Pennik aan de
kaak stelt. Ik wil dat u hem in een
hoek drijft en er voor zorgt dat hij
krijgt wat hij verdient: zo mogelijk
de strop. Hebt u Pennik al ont
moet?"
H.M. snakte naar adem, maar hij
bleef merkwaardig kalm.
„Wel, wel.zei hij," U opent
wel perspectieven, mevrouw Consta
ble. Wilt u zeggen dat Pennik uw
man vermoordde op de manier die
hij vertelde?"
„Ik weet 't niet. Ik weet alleen
dat hij een charlatan is.'
„Maar dat is wel wat inconsequent,
hé, mevrouwtje? Eerst zegt u dat
hij uw man door een soort van su-
per-teiepalhie vermoord kan heb
ben, en dan zegt u dat hij een char
latan is. Wat bedoelt u nu precies?
„Ik weet niet, Ik weet alleen wai
ik voel. Heeft u Pennik ontmoet?"
„Nee".
„Hij zal wel ergens aan 't rond
wandelen zijn", zei Mina. Ze kneep
haar ogen half dicht. „Sir Henry,
;k heb al dagen geprobeerd me te
herinneren waar die man me toch
aan doet denken. En nu weet ik 't.
Hij is net als Peter Quint, in „De
Schroefdraai". Herinnert u zich die
afschuwelijke geschiedenis van de
gouvernante die zo bang is in dat
huis, daf -Bly" heet? Bly: zelfs de
naam is smal en geniepig. Quint in
de toren, Quint aan 't raam. Quint
op de trap. En alles in een soort
van voortdurende schemer. Maar
dat brengt me weer op een idee.
Tk kan u vertellen hoe u Pennik
irmet aanpakken".
Ze boog zich nog verder voor
over.
„Hij is altijd buiten aan 't rond
dwalen. en aan 't heen en weer
lopen, als 't tegen de avond gaat.
Weet u waarom? Hij lijdt aan wat
ze ciaustrophobie noemen. Hij kan
't niet verdragen om ziqh opge
sloten te voelen. Daarom vindt hij
de grote hoge kamers hier. zo
prettig. Dus nu weet u wat u kunt
doen, hè? Hem op een of andere
aanklacht in hechtenis nemen. Hem
opsluiten. Hem voor een week of
zo opsluiten in de kleinste cel die
u kunt vinden. Dan vertelt hij alles
wel! Vast en zeker!"
„Ik vrees dat we dat niet doen
kunnen, mevrouw".
„Maar waarom niet?" vroeg ze,
wat klagelijk. „Dat hoeft niemand
toch ooit te weten?"
H.M. keek haar nauwlettend aan.
Hij scheen wat van zijn stuk ge
bracht te zijn.
„Ziet u, mevrouwtje, we hebben
een wetgeving. En of we die nu
graag of niet willen, hij is recht,
vaardig. En je kunt er met mee
knoeien. We kunnen absoluut niets
tegen Pennik beginnen ook al
schreeuwt hij hemelhoog dat hij uw
man vermoord heeft. En, ziet u, die
wetgeving verbiedt bovendien pij
niging".
„Pijniging? Denkt u soms dat hij
zich ontziet om te pijnigen?"
„Tja
„Hij wilde dus een „experiment"
doen met Sam, hè? Zomaar, hè? En
Sam was toch van geen waarde
voor de mensheid, hè? Hij kon
gemist worden, hè? Dat zullen we
dan nog eens zien. U weigert dus
om te helpen, Sir Henry?"
„O. voor den drommel en droes!"
bulderde H.M. „Kalm aan alsjeblief,
mevrouwtje! Ik zal u helpen zoveel
als ik kan. Maar dit is een subtiele
geschiedenis, 't Is 'n onmogelijk
vette, glibberige geschiedenis. Tot
nu toe is er geen vat op te krijgen.
En wat moeten we doen, totdat we
ergens houvast krijgen?" Hij zweeg,
want er was een schaduw over
Mina's gezicht gegleden, alsof ze
een beslissing genomen had. Alsof
ze zich in haar schulp terug had
getrokken, en elk contact met haar
verbroken was. Ze zat vaag te
glimlachen.
„Hoor eens", zei H.M., ineens op
zijn hoede. „Luistert u nog?"
„Ja".
„Als ik ook maar iets zal kunnen
uitrichten, mevrouwtje, dan zult u
me moeten helpen. We hebben er
niks aan als u zo nu en dan in
trance gaat. Ik heb een idee, een
soort van nevelachtig idee, en ik
moet de feiten van u hebben. Bent
u van plan om me te antwoorden
op m'n vragen?"
„U, neem me niet kwalijk", zei
Mina. Ze was er nu weer helemaal
bij. „Natuurlijk zal ik alles ver
tellen".
(Sanders wist dat H.M. werkelijk
beangst was. Hij had haar de
woorden toegeworpen alsof ze een
touw waren waarmee hij haar op
kon trekken. H.M. hijgde een paar
ogenblikken asthmatisch, zonder ta
spreken).
Goed zo. Nu danHij keek
de kamer rond. „Hee, uw man sliep
blijkbaar met in deze kamer?"
„Nee. nee. Hij zei dat ik in mijn
slaap praatte. Zijn kamer is daar.
Wilt u die zien?"
Ze stond apathisch op, en ging
hen door de badkamer voor naar
de slaapkamer van Sam Constable,
waar ze 't licht aanknipte. De
kamer was weinig anders dan de
andere slaapkamers in het huis en.
had niet veel meer eigen karakter
dan de logeerkamers. Hij was hoog,
vierkant en imposant, 't Meubilair
'n bed, klerenkast, ladenkast,
tafel en een paar stoelen was
van donker notenhout en de muren,
waren vaalgroen en met vergulde
panelen afgezet. Een aantal zwaar-
ingelijste schilderijen verhoogde de
aantrekkelijkheid met.
H.M. keek scherp in 't rond. Toen
begon hij rond te lopen en langs
de muren te kijken. In één hoek
stond een foedraal. De bovenkant
van de klerenkast was volgestapeld
met hoedendozen en op de tafel
lag een verzameling „Tatler's" en
sportbladen. Er waren niet veel
meer sooren van wijlen de bewo
ner. cén raam kwam uit op een
van de bekende kleine balkons van
waar een stenen wenteltrap naar de
begane grond toe liep. H.M. inspec
teerde 't trapje, en wendde zich
toen weer tot Mina die in de deur
van de badkamer stond.
Al die tijd hadden Mina's ogen,
waarvan 't wit nog gelig was, hem
gevolgd.
..TjaWelke kamer is hier
onder. mevrouw?"
„Hieronder? De eetkamer."
„Juist. En wat Vrijdagavond nu
betreft. U en uw man kwamen,
om half acht naar boven, is 't niet?
Wat. deed hij toen?"
„Hij nam een bad, en begon zich
t» verkleden."
„Waar was u op da' tijdstip?"
„Hier."
„Hier?"
„Ja. Parker (dat is zijn persoon-
liike bediende, ziet u) was in 't
ziekenhuis opgenomen, en ik moest
dus zijn avondkleding voor hem
klaarleggen en de knopen in zijn
front en in zijn manchetten doen.
Dat duurde nogal lang. M'n han
denze zweeg
„Ga door, mevro
(Wordt vervolgd).