Zwierige feesten
Proza der hedendaagse Vlamingen
Ontvankelijkheid voor Shakespeare
Meer sarcastisch dan sappig
der echte volkscultuur
Zaterdag 1 Augustus 1953.
NIEUWE APELDOORNSE COURANT
Derde blad
LOUIS PAUL BOON
ken onderhoudende, en in enkele ge
vallen uitnemende, novellen, groten
deels van jonge schrijvers, zijn hier
verzameld. Ze kenmerken zich door
een bondigheid van formulering, een
heldere schets van de situatie, gelijk
novellen behoren te hebben, doch niet
steeds bezitten. Bovendien is er veel
al humor in, niet de „sappige" Vlaam
se van weleer, doch een ietwat sar
castische, welke van groter rijpheid
getuigt. „Te oud voor kamperen?"
van Boon munt daarin uit; bij Daisne:
„Katten en honden sterven als kin
deren" is die humor met tragiek ver
mengd. Ronduit tragisch en zeer na
vrant is Van Akens „Zondaars en
sterren".
Hubert Lampo toont in „Cauda met
Irene", (het verhaal der ontmoeting
van twee mensen die zich te laat van
het wederzijdse hunner liefde bewust
worden), dat hij zijn voortreffelijke
eerste roman „Hélène Defraye"
waarvan in dezelfde reeks een her
druk verscheen nog wel zou kun
nen overtreffen en P. van Lishout
buitelt met de novelle „De Ijskast"
zo dwaas, en tegelijkertijd zo scherp
observerend, door bizarre situaties
heen, dat men van hem verwachtin
gen voor groter werk kan hebben.
De kroon spant Hugo Claus. Met
zijn eerste roman, die hij op 18-jarige
leeftijd schreef, „De Metsiers", had
hij al getoond, de geniale vonk te
bezitten. Nadien heette het, dat hij
zich wrokkend in Frankrijk had te
ruggetrokken en alleen nog maar in
het Frans wilde publiceren. Maar nu
is er zijn novelle „Suiker" om dit ge
rucht te ontkennen. Wel heeft hij er
de sfeer voor opgedaan in Frankrijk;
het verhaal speelt in een suikerfa
briek bij Compiègne, maar het is in
het Nederlands geschreven. In enkele
bladzijden tekent Claus het milieu
van de fabriek, waar Vlaamse en
Poolse arbeiders met Duitse krijgs
gevangenen te werk zijn gesteld. Het
kleine drama dat er in wordt ver
teld is dat van Heinrich, de Duitser,
die hoopte, spoedig naar huis te zul
len gaan, maar die verongelukte.
Maar het grote drama is dat van
mensen die onbewust naast elkaar le
ven, en van wie de een zich dan
plotseling den ander openbaart door
te zeggen dat hij meer van de muziek
van Maler houdt dan van die van
Gershwin of Peter Kreuder, omdat
er een tragische klank in zit, en die
dan even later door een dom ongeluk
om het leven komt. Een novelle, zo
strak gespannen als een snaar die
men bijna niet durft aanroeren, uit
vrees dat ze zal knappen.
„Het 1
geren
f-Jet is niet alleen haar „anders zijn", dat ongewone, dat ons telkens weer
tijdelijk de Zuidnederlandse literatuur doet verkiezen boven de
Noordneder-landse. Per slot van rekening is elke literatuur weer anders
en op dien grond zouden we bijv. de Scandinavische ook wel kunnen
prefereren wat we, in tegenstelling met velen in het algemeen niet doen.
Maar in de Vlaamse ontwaren we telkens iets van een verloren paradijs,
althans de vage herinnering daaraan.
Humor der rijpheid
De Vlaamse geest is een gelukkige
vermenging van de Germaanse en de
Latijnse, vooral zoals hij bij de jon
geren spreekt. De scherpe en minder
aangename kanten van beide zijn bij
die vermenging wat afgeslepen en de
goede spreken daarom duidelijker. De
verbondenheid met den grond is
aanwezig, maar leidt niet tot de
„blubo-gruwelen" waartoe de Duit
sers geraakt zijn. En van „l'esprit
gaulois" hebben de Vlamingen de
helderheid van zegging, het klare
beeldende vermogen en vaak ook de
humor in zich zonder dat die eigen
schappen alleen om hunszelfs wille
gecultiveerd worden en de geest al
lengs teloor gaat in de geestigheid of
sophisterij.
Het is mogelijk, dal de Vlaamse
literatuur in hoofdzaak op het platte
land gericht is als reactie op de
Waalse, welke meer stedelijk is ge
oriënteerd. Men kan overigens con
stateren, dat, naarmate het Neder
lands Vlaamsin België aan gezag
wint, er ook meer „stedelijke" ro
mans in die taal verschijnen, al is
hun aantal nog steeds vrij klein.
Duidelijk inzicht
Een duidelijk inzicht in de beteke
nis der moderne Vlaamse literatuur
geeft de bundel Zes Vlaamse
Novellen, welke verhalen van
P. van Aken, L. P. Boon, H. Claus,
J. Dafsne, H. Lampo en P. van Lis
hout bevat. In het algemeen gespro-
P. van Aken, L. P. Boon, H.
Claus, J. Daisne, H. Lampo, P.
van Lishout: Zes Vlaamse
Novellen. Hubert Lampo:
Hélène Defraye: uitgaven
Nijgh Van Ditmar N.V., Rot
terdam's Gravenhage. Piet
van Aken: Het Begeren;
uitgave N.V. De Arbeiderspers,
Amsterdam. Raymond Brulez:
De Haven; uitg. J. M. Meulen-
hoff, Amsterdam.
De „fabel" vaii de laatste roman
van Piet van Aken: Het Begeren,
is, vooral als men op de samenvat
ting op de flap wil afgaan, van een
tractaatjesachtige simpelheid. De jon
ge boer Baltcn Reussens begeert zijn
schoonzuster Maria, die met zijn
broer Tonne getrouwd in dezelfde
boerderij woont. „Zijn ideaal is ge
mener te zijn dan de anderen. Zijn
levensbeschouwing is dat men altijd
eerder en harder moet toeslaan dan
vriend of vijand. Maar langzamer
hand komt er wijziging in zijn stand
punt. De sociale strijd die los breekt
het boek speelt in de vorige eeuw
vindt hem eerst aan de zijde der
uitzuigers. Een toevallige vechtpartij
brengt hem in het kamp van de so
cialisten en bij een gevecht tussen
opstandige arbeiders en gendarmes-
wordt hij neergeslagen en gevangen
genomen. In de gevangenis ziet hij
in, dat er twee begeerten in hem zijn:
naar sociale gerechtigheid en naar
Maria. En hij weet dat hij beide be
geerten zal vervullen".
Het kan al niet dierbaarder: de be
keerde zondaar, die zijn beloning niet
mis loopt. Fatsoenshalve had er bij
dit brave verhaal wel vermeld mo
gen worden, dat de weinig sympa
thieke en jaloerse (wat een wonder!)
Tonne door een ongeluk bij een
vechtpartij met zijn broer om het le
ven is gekomen, zodat de begeerde
Maria inmiddels weduwe is gewor
den.
Maar de werkelijkheid van dit boek
is gelukkig anders, en sterker. Bal
ten confronteert zijn eigen begeerte
naar Maria met die van de uitgebuite
kleigravers voor de steenfabrieken
naar wraak op hun werkgever, „den
vetten Swinnen". En zo zeker als zij
weten dat zij Swinnen „eenmaal dub
bel en dik zullen te grazen nemen",
zo weet hij dat hij Maria hebben zal.
Heel knap beschrijft Van Aken,
hoe de begeerte naar Maria langza
merhand volkomen bezit neemt van
Balten, hoe die hem onrustig maakt,
zijn humeur bederft, al zijn hande
lingen beheerst en een helse sfeer op
de hoeve schept En,als parallel-
verschijnsel is er dan de actie van de
tuberculeuze socialistische agitator
Ekens (de „mankepoot"), die allengs
de begeerte bij de kleigravers wekt
naar wat beter beloning, en hen tot
een staking weet te bewegen.
Met grote vaardigheid weet de
schrijver de spanning in de beide si
tuaties steeds hoger op te voeren.
Zonder verspilling van onnodige
(Advertentie)
BOEKHANDEL DE WEKKES
Sedert 1894
Hoofdstraat 119 Telefoon 4000
woorden schildert hij scènes in het
Vlaamse dorp, in de kroeg van Lee-
waters die het centrum van de so
ciale agitatie wordt, en op de boer
derij. Slechts het telkens weer her
halen van Belten, dat hij „hard" wil
zijn, wordt een beetje eentonig, maar
de roman heeft de vorm van een re
laas, door Balten aan een onge
noemde geduan en dan is deze herha
ling van iets dat de verteller hoog
zit, wel aanvaardbaar.
Toch is de vorm van de roman, in
het algemeen beschouwd, niet zijn
sterkste kant. Men aanvaardt van een
RAYMOND BRULEZ
gedaan relaas niet deze detaillering,
deze dialogen. Maar men vergeet
die vorm dan ook maar weer, omdat
de inhoud boeit, en daar komt het
tenslotte op aan.
„De Haven''
Al enige jaren lang komt als ge
regelde en zéér welkome bezoe
ker Raymond Brulez met een nieuw
deel zijner geromantiseerde levens
geschiedenis aanzetten. Na „Het Huis
te Borgen" en „Het Pakt der Trium-
viren" is nu verschenen „De H a-
v e n". Men kan de titel tweeledig
opvatten, „de haven" is zowel die
van het huwelijk, waarin Raymond
in dit deel aankomt, als het kunst
werk, dat een zijner vrienden Ber-
trand Daelman, aan de Belgische
kust wrocht ten koste van veel
moeite en overwonnen tegenwerking.
In dit deel verlaat Brulez zijn ge
boorteplaats Blankenberge (Borgen)
voorgoed, en vestigt hij zich, gehuwd,
te Brugge, dat ook reeds in de vorige
boeken Claven was gedoopt.
Ook thans weer geeft Brulez een
spiegel van zijn tijd in de lijst van
zijn familieleven. In sierlijke zinnen,
vaak gekruid met een wat ironische
humor, vertelt hij van zijn eigen car
rière, zijn vergeefse pogingen om een
redelijk „baantje" te krijgen, zijn
vrijage die zo kostelijk begon in de
stationswachtkamer van Claven, zijn
eerste literaire succes. Maar daar
doorheen vlecht hij allerlei anecdo-
tische bijzonderheden (verrukkelijk
beschreven in zijn eerste contact met
de toen nog communistische Neder
landse auter Herman de Man), veler-
Mankietvicz regisseert het drama van
Julius Caesar en Brutus
how many ages hence,
Shall this our lofty scene be acted o'er.
In states unborn and accents .yet unknown".
Toen Skakespeare deze woorden schreef zal hij er stellig geen ver
moeden van hebben gehad, dat nog eeuwen later zijn toneelwerken over
de gehele wereld gespeeld zouden worden. „De gehele wereld", die heel
wat groter is dan men toen wel kon vermoeden; sindsdien een zo geweldige
technische ontwikkeling heeft doorgemaakt, dat het haast ongerijmd lijkt,
dat een toneeldichter uit de 16e eeuw de mens uit de 20e eeuw nog vermag
te boeien met wat hij te zeggen heeft. Doch als we in aanmerking nemen dat
Shakespeare in zijn dagen onder zijn publiek alle. rangen van de Londense
bevolking aantrof van de meest
van elkaar bestrijdende machten en de
hulpeloze mens, die daartussen ver
pletterd wordt, is ons de laatste jaren
maar al te goed bekend geworden.
Waagstuk van
Hollywood
gecultiveerde fijnproever tot de
analphabeet en dat hij door tege
moet te komen aan zoveel verschil
lende smaken en belangensferen
zijn inspiratie en zeggingskracht
wist te intensiveren, is het minder
verwonderlijk dat hij voor de
moderne mens nog zo levend is.
Uitgelezen spelers en
beste intenties
Bovendien is onze tijd om diverse
redenen wel uitermate ontvankelijk
voor Shakespeare. Al lijkt zo op het
eerste gezicht de tekst een struikel
blok daar staat tegenover, dat de sfeer
van betovering in vluchtige snel
heid soms een wonder gelijk pas in
onze dagen ten volle tot zijn recht
komt, juist door de techniek. Immers
in Shakespeares tijd stond men over
het algemeen zo niet afwijzend dan
toch sceptisch tegenover de wijze,
waarop hij zijn spelen schreef en uit
gevoerd wilde zien. Men probeerde
steeds weer zijn toneelwerken bij de
opvoering te wringen in het keurslijf
van de toen heersende toneelconven
ties, die totaal vreemd en zelfs vijan
dig waren aan Shakespeares intenties.
De mogelijkheid van de belichting,
moderne décors en andere technische
toneelsnufjes van de laatste vijftig jaar
hebben ons pas goed de waarde en
grootte van Shakespeare als toneel
schrijver geopenbaard.
Zijn kennis van het menselijk hart
heeft hij in al zijn stukken zo bedre
ven en gevoelig geuit in de karakters
en typeringen van al zijn personages,
dat het voor ons niet storend is, dat
deze mensen hun lief en leed beleef
den meer dan driehonderd jaar gele
den. Immers, de mens is onveranderd
gebleven, in zijn deugden en ondeug
den, in zijn verlangens en begeerten.
Nu wij door de technische ontwik
keling zoveel intenser leven, zijn we
in staat deze Shakespeare-personages
des te beter te begrijpen. Het motief
Al is het zeker niet Shakespeares
sterkste stuk en wellicht onder drang
van het toen oplevend klassicisme tot
stand gekomen, in „Julius Caesar"
(1599) blijkt Shakespeare zich wel heel
direct tot ons te richten. Zozeer zelfs,
dat de film, die Metro Goldwyn Mayer
naar dit toneelwerk aan het vervaar
digen is, de originele tekst op de voet
volgt, zonder daardoor filmisch tekort
te schieten.
Voor producer John Houseman is 't
niet de eerste maal dat hij zich waagt
aan de verfilming van „Julius Caesar".
In 1937 bracht hij Orson Welles' be
werking van dit stuk uit, die echter
uitpakte als een scherpe en felle he
keling van het opkomend fascisme en
nazisme, zowel in het scenario als in
de typisch impressionistische verbeel
ding.
Sinds 1934 liep men bij de M.G.M.
al met plannen rond om een Shake-
spaere te gaan filmen, doch men wist
aanvankelijk geen keus te maken tus
sen „Julius Caesar" en „Romeo en
Julia". In 1936 kwam de laatste als
film gereed en dat was naast Orson
Welles' in 1947 vervaardigde „Mac
beth" de enige maal, dat Hollywood
contact had met Shakespeare. Het En
gelse klimaat bleek toch beter voor de
Engelse toneeldichter, gezien het suc
ces dat Laurence Olivier boekte met
zijn verfilmingen en vertolkingen van
„Hendrik V" en „Hamlet".
John Houseman heeft nu echter ge
gronde redenen om aan te nemen, dat
Amerika ook eens een film zal kun
nen maken die Shakespeare waardig is.
De keus van „Julius Caesar" is wel
zeer voor de hand liggend. Want door
slechts iets uit de tekst van de bij
figuren te schrappen en in het vijfde
bedrijf de dialogen van Brutus, Cas-
sius Octavius en Marcus Antonius voor
de slag in de vlakte van Philippi te
bekorten had men het stuk tot de ver
eiste filmlengte terug gebracht. Dat
dit de sfeer van het geheel niet hoeft
te schaden, ligt voor de hand als we
ons de mogelijkheden realiseren, die
de camera biedt om op visuele wijze
uitdrukking te geven aan de stemming
en de gebeurtenissen op het slagveld.
(Het toneel immers kan slechts van 't
gesproken woord gebruik maken om
de toeschouwers de strijd voor ogen
te stellen).
Omdat de tekst van de film „Julius
Caesar" even Shakespeareaans zal zijn
als die van het oorspronkelijke toneel
werk, wordt het voor de verfilmers
makkelijker de algehele sfeer van dit
bloedig melodrama te bewaren, vooral
met de camera als hulpmiddel om de
massale beroering en het persoonlijk
conflict scherper te omlijnen.
Het gevaar blijft intussen bestaan,
dat de „idee" van het werk aan enig
effectbejag geofferd wordt. Doch de
serieuze wijze waarop regisseur Joe
Mankiewicz de verfilming heeft aan
gepakt, doet ons beter hopen.
Klassieke vertolking
Men heeft in Hollywood niet alleen
de wenkbrauwen opgehaald over het
feit, waarom 't nu per se Shakespeare
moest worden in een tijd,
dat een goede gezellige
verstrooiingsfilm al zo'n
harde dobber heeft, maar
ook over de keus der spe
lers.
Doch John Houseman en
Joseph Mankiewicz (een
commercieel ingesteld,
maar toch heel intelligent
en gevoelig regisseur, die
o.a. „Letter to three
Wives", en „All about
Eve" maakte) zullen geen
spijt hebben van alle
moeite, die zij deden om
een zo voortreffelijke be
zetting bij elkaar te krij
gen.
Louis Calhern is Julius
Caesar en John Gielgud.
onbetwistbaar de beste
Engelse vertolker van het
dramatische vers speelt
Cassius, zoals hij deze ook
verbeeldde op het festival
te Stratford. De rol van
de edele Brutus was maar
voor één man geschikt:
James Mason. Zestien jaar
geleden speelde hij deze
rol ook in het Gale
Theatre in Dublin. Octa- fllll
vius wordt vertolkt door
Douglas Watson, die Sha-
kespeare ervaring opdeed
Glorie van Diever en van Hilvarenbeek
Er zijn, bij ons weten, slechts twee plaatsen in Nederland, waar de echte
volkscultuur telkenjare in de zomer enkele dagen hoogtij viert in een even
massaal als grandioos feest en dit zonder dat de vreemdelingenindustrie er
een besturende hand in heeft. Die twee plaatsen zijn, het kan haast niet
anders, dorpen, min of meer in de periferie van ons land gelegen, zodat het
snelle tourisme er goeddeels aan voorbijraast: Diever in Drente en Hilvaren
beek in Noord-Brabant. Beide dorpen hebben in enkele jaren tijds een traditie
geschapen, die werkelijk hartveroverend is.
Vitale tradities
In Diever heeft men er een tradi
tie van gemaakt elk jaar Shakespeare
te spelen. Gp zich is daar niets op
zienbarends aan. Doch de manier
waarop dit dorpje aan het spel deel
neemt, maakt, dat men als bezoeker
op ongekende wijze in de ban raakt
van iets dat men tevoren slechts een
woord achtte: gemeenschapskunst.
Hier wordt, onder leiding van de do
minee, de dokter en de burge
meestersvrouw, gespeeld uit puur
idealisme, in een openluchttheater
dat uit pure natuur bestaat, en met
een ongekunsteldheid die wonderbaar
schijnt. Kortom, men is als bezoeker
in Diever een avond en nacht lang de
gast van een gemeenschap, die men
niet zonder heimwee verlaat. Men is
er in een beter, een echter, een le
vendiger Nederland, en men krijgt er,
om nooit te vergeten, contact met de
krachten en mogelijkheden van een
volk, dat, zonder in oubollig folklo
risme te vervallen, de tradities van
lei commentaar op gebeurtenissen in
België. Enkele malen duiken de beide
andere leden van het pakt der trium-
viren nog op, mitsgaders ettelijke
andere figuren uit de vorige boeken;
nieuwe komen er bij en men prijst
zich gelukkig, dat Brulez nog niet
uitverteld is, dat de verschijning van
een vierde deel, „Het mirakel der ro
zen" is aangekondigd, en dat men
dus straks weer verder kan genieten
van deze uitnemende vertelkunst,
waarin de érudit steeds aanwezig is,
zonder zich ooit hinderlijk te doen
gelden. W. E.
in zijn Romeo-rol op Broadway.
Greer Garson en Deborah Kerr
'respectievelijk als Calpurnia en Portia,
zijn beide actrices, die weten, wat de
klassieke traditie van hun vergt.
Doch veruit de ster van het gezel
schap zal Marlon Brando blijken te
zijn als Marcus Antonius. Deze nog
jonge acteur, die in films als „The
Men", „Streetcar named Desire" en
„Viva Zapata" reeds bewijzen leverde
van zijn grote begaafdheid heeft tij
dens een van de proefopnamen voor
„Julius Caesar", daar waar Antonius
zijn grote rede op het forum houdt, 'n
zo diepe indruk gemaakt, dat na af
loop alle negenhonderd aanwezige
film-medewerkers in een spontaan
applaus hun bewondering voor hem
uilten. Toch heeft Brando lang geaar
zeld voor hij de rol accepteerde. Hij
voelde er zich niet bekwaam genoeg
voor.
Ook John Gielgud had enige schroom
te overwinnen voor hij het filmcon
tract tekende.
Met een zo uitgelezen gezelschap
acteurs, de goede intenties van regis
seur en producers in aanmerking ne
mend en Hollywoods streven om Sha
kespeare Shakespeare te laten, bestaat
er grote kans, dat Amerika Engeland
de loef gaat afsteken op het gebied
van het klassiek filmdrama.
LONG SHOT.
Ook voor filmscènes wordt gerepe
teerd. Marlon Brando als Marcus An
tonius knielt naast de vermoorde Ju
lius Caesar, in dit geval een pop.
het verleden vitaal in het heden be
waart en voortzet.
Diever, en evenzeer Hilvarenbeek.
zijn heel oude dorpen. Maar men
leeft er niet verdroomd in de histo
rie en de tijd maakt er niet de indruk
van stil te staan. Intagendeel, de
kracht, en, voor de buitenstaander,
de charme van deze dorpen ligt m
hun eigen aard, die rustig allerlei
eisen des tijds accepteert en veran
deringen verwerkt, zonder in een
persoonlijkheidscrisis te geraken. Men
heeft er open oog voor de toekomst,
ook, bijvoorbeeld, waar die toekomst
in het teken der industrialisatie
staat. Maar men heeft er iets achter
zich en in zich, waardoor het onmo
gelijk schijnt deze gemeenschappen
„uit het veld te slaan" Men kampt er
niet met problemen van vrijetijds
besteding en dergelijke. Men heeft er
iets om naar toe te leven en dat is
dan voor ons, bezoekers, het jaar
lijkse zomerfeest: in Diever de
Shakespeare-traditie, in Hilvarenbeek
de zgn. „Groot-Kempische Cultuur-
dagen".
Hoogtepunten
De „cultuur" van die Cultuurdagen
zit 'm niet zozeer in hetgeen er pro
grammatisch wordt afgewerkt als wel
in hetgeen er die dagen aan oprecht
menselijke omgang te beleven valt.
Het programma dient daarbij slechts
als leidraad. Wie eenmaal gedurende
zo'n laatste weekend van Juli in Hil
varenbeek is geweest, weet, dat hij
telkenjare „op deze golflengte" zal
moeten terugkomen, omdat het per
soonlijk deelhebben aan dit zomer
feest der cultuur hem een behoefte
des harten is geworden.
Voor iedere bezoeker zal het ac
cent, het hoogtepunt van het feest
wellicht ergens anders liggen. Voor
zeer velen is de koffiemaaltijd op het
marktplein het hartelijkste symbool
van het samenzijn.
De tafel is in de openlucht aange
richt, in een groot vierkant, dat het
heerlijke groene marktveld van de
oude „Vrijheid" Beek omzoomt. Men
zit daar in de indrukwekkende da
lende avond. In de toren, hoog boven
de Breugheliaanse schransers, begint
iemand de beiaard te bespelen. En
binnen het kwadrant is, als het ware
tussen een slok en een hap in, het
volk van de Kempen aan het dansen
en aan het vendelen. Met ieder kwar
tier, met iedere minuut eigenlijk,
verandert de atmosfeer. Naarmate het
rondom donkerder wordt gaat het
plein, het Vrijthof, in heller licht ba
den. En men danst: de kadril en de
kempische kolom en de molenmazur
ka en de dans van het vliegende ven
del. Dat vendelen is iets adembene
mends: „een symphonie", fluisterde
de componist Bertus van Lier naast
ons; een vlaggenspel met even moei
lijke als subtiele en zinrijke bewe
gingen, wiekslagen en teljoorzwaaien,
waarbij het doek geen ogenblik de
grond mag raken.
Voor zeer vele anderen ook is het
jaarlijkse openluchtspel van de volks
kunstenaar pur sang, Jan Naaijkens,
het hoogtepunt. In vorige jaren speel
de men aan de voet van de Hïlvaris-
toren. Dit jaar echter heeft Naaijkens
een meer intiem decor gevonden in
de binnenhof van het nieuwe gemeen
tehuis, een zeer mooie ïn dit Kem
pische dorpskarakter passende schep
ping van de bouwmeester Jos Be-
deaux.
Een stijl apart
Wat Jan Naaijkens telkenjare als
auteur en regisseur weet te bereiken
is fenomenaal: een stijl apart, die door
zijn Beekse spelers en speelsters als
eigen levensstijl wordt begrepen. Au
fond is hier sprake van eenzelfde
soort bezieling als die zich van de
Dievenaren meester maakt wanneer
zij Shakespaere spelen. In de Kempen
spelen zij Naaijkens, hetgeen natuur
lijk iets heel anders is, iets dat meer
naar Tijl Uilenspiegel trekt, dat wil
zeggen naar een humor die in zelf
spot schone triomfen viert, maar waar
toch ook het Shakespeareaanse niet
vreemd aan is. Wanneer men deze
Cultuurdagen in Hilvarenbeek poë
tisch bekijkt, waar wel reden toe is,
want er zit aan dit feest een officiële
poëzieprijs(vraag) vast, dan ook moet
men dit niet zonder lichte zelfspot
doen. De enige echte poëzie is het
leven zelf; de rest is edele rederij
kerij. Jan Naaijkens kon in zijn stuk
dan ook met recht de Brabantse
orator didacticus laten getuigen: „Na
deze poëzie wil ik nog enkele woorden
uit het hart zeggen". Zulke woorden
zijn het zout en de zuurdesem der
Cultuurdagen.
NICO VERHOEVEN