KRUININGENeen symbool van het herstel Dorp van „gelukkige glim] ach** ging verhuizen Nog heerst er nood in het noodgebied maar men werkt en praat over gewone dingen PLOETEREN, DOORBIJTEN, ZWETEN EN ZWOEGEN Zes maanden geleden luidde de noodklok „De Bazuin'' bestaat honderd jaar ZATERDAG 1 AUGUSTUS 1953 TROUW 5 yANDAAG, 1 Augustusis het zes maanden geleden, dat de alarmklokken luidden en Nederland verschrikt ont waakte. Het water was geko men! Wij behoeven u er niet aan te herinneren, wat er daarna gebeurde. De ellende en de nood. De massale, over weldigende hulp uit binnen- en buitenland. De eendracht, die ons schouder aan schou der deed staan om het water te keren. Daarna is het her stel gekomen. Neen, daaraan behoeven wij u niet te herinneren. Of misschien... Ja, zo is het toch? Wij vinden het al weer heel gewoon, dat het ene gat in de dijken na het andere dicht gaat. Wij hebben in het begin hoofdschuddend gele zen van de lange reeks van jaren en de vele millioenen, die nodig zullen zijn voor het herstel. Maar nu het een maal begonnen is schijnt het op een veilige afstand in Am sterdam, Leeuwarden, Arn hem of Assen allemaal zo vanzelf te gaan. Daarom zijn wij, een half jaar na de rampdag, opnieuw naar het noodgebied getrok ken en na lange omzwervin gen hebben wij dorp en pol der van Kruiningen uitgeko zen als symbool van het noodgebied. Van het werk dat daar verzet wordt, van de moed, die de getroffen be woners op weten te brengen maar ook van de huizenhoge nood, die er nog altijd heerst in het dorre dode land met zijn springlevende, fel klop pende hart. beten mensen te midden van het water en het gevaar hardnekkig in de huizen rond de markt in het dorp. Daar ble ven de bovenverdiepingen droog en bij laag tij kon je zelfs kleine stukjes sommige straten inlopen. Zij waren het laatste nest van weerstand, dat zich ingegraven had in het bedreigde land en zij staken vorige week de vlaggen uit toen het laatste gat in de dijk dicht viel en aan hlm isolement een einde was gekomen. „Wij zijn nooit verplicht geëvacueerd in Kruiningen, maar de anderen moesten weg van pure ellen de en armoe. Er was geen eten of niks, dus dat vrijwillige lap ik aan m'n laars. Met een stuk of wat moesten wij blij- i, politie, brandweer, gemeentewerk- lui. En later zijn daar dan die schoon makers bij gekomen. D'r zijn ook wat buitenlanders bij en er komt nou nog veel meer, 'tuurlyk". Een oude man met een vermagerd, verweerd gezicht. De concierge van het gemeentehuis. Hij kijkt geamuseerd, nu het plotseling zo iets bijzonders schijnt te zijn, dat zij gebleven zijn. „Waarom? Ik zal je ver tellen, dat de anderen jaloers zijn op ons. Ze zijn het zo zat, meneer. Bij anderen in, zover weg van je spulletje. Je moet rekenen, ze hebben niks an ders te doen dan weer te beginnen en daar wacht je niet graag mee". Ziet U, dat is de geest van dit nood gebied. Popelen om te beginnen bij je spulletje, dat vernield is, uiteengereten als door duizend granaten, dat soms niet eens terug te vinden is onder de bagger en het zand. Opnieuw begin nen. Waaraan, waarmee? Ze weten het nog niet, maar zij vinden het niet zoals de buitenstaander een hopeloze zaak. „Ach, we hebben al die tijd zitten wachten en hopen", zegt een geëva cueerde boer in het naburige Hans- weert. „Voor de meesten van ons komt de grootste terugslag straks natuurlijk nog, want het zal wel bar tegenvallen. Maar daar lean je 't toch niet om laten, hé?". Ja, die terugslag zal wel komen. Straks, wanneer alle doden begraven zullen zijn bij de kerk, waar nu nog in een diepe kom het water staat. Wanneer het zwart van de rouw zijn vaste plaats zal hebben gekregen in de klederdracht van de mannen en vrou wen. Maar daar kan je 't toch niet om laten? „Wij zijn blij, dat we gebleven zijn, dat we blijven konden", zegt de oude concierge. „Dan wen je d'r vast aan. Of we wel eens bang waren? Nou, 't is af en toe gruwelijk weer geweest en als je het water dan nog effe voor was zocht je elkaar op. Maar we had den drie vletten, neen bang zijn we niet geweest". Zo hebben die zestig daar geleefd rond de droog liggende markt van Kruiningen. Zich onbewust waarschijnlijk van de vitale taak, die zij vervulden. Zij immers waren voor de rest van de bevolking het levend bewijs, dat hun dorp en polder niet voor altijd verloren waren. Zij hielden met z'n zestigen nfannen, vrouwen en drie kinderen hun bezit, het bezit van allen vast. De hoop bleef dank zij hun aanwezigheid springlevend. In de avonduren kon je, toen het water er nog was, vaak een boer en boerin tegenkomen op de dijken rond de polder. Zij Me- ven slaan ua«c waar zij de restan ten van hun boer derij konden zien. De boer dacht aan zijn land, dat over dekt met zand en doortrokken van het zout onder dat water lag. De boe- rin aan haar voor kamer met de deftige boedel, waar geen spaan meer van over was. Zy wisten niet wat zij tot elkaar moesten zeggen. Maar zij bleven daar roerloos in de stilte sitaan tot in de verte, rond de kerktoren lichtjes begonnen te branden. Daar zaten ze, de zestig. Als die het maar volhielden tot de dijk didht was, dan zou het wel weer gaan. Dan liepen zij terug naar hun evacua tie-adres in Kloetinge, die boer en zijn vrouw. „Ze willen nou graag terug, maar als je 't my vraagt blijft dat verboden", zegt de concierge. „Overdag mogen ze komen, maar blijven? Die dijk is wel dicht, maar nog niet vertrouwd. Eén Septemberstorrempie en daar ga je". Hij zegt het heel rustigjes, want in 1906 woonde hij in een andere polder, die onder water ging, in 1939 werd zijn eigen polder geïnundeerd, evenals in 1940 en in 1944. En in 1953 zag hij het land opnieuw in de golven verdwijnen. Dan ga je de dingen wat anders be kijken. hebben. Als daar structuur in gebracht is wordt het prima zeeklei en ze willen daarom dat slib niet meer kwijt. Maar de zandboeren zeggen: waarom jullie dubbel óp en wij niks? Geef ons die sliblaag. Nou en dat gaat soms hard tegen hard. Tja, een mens is maar een mens, maar ik zeg maar, dat het zo beter is dan wanneer 't ze niks kon schelen." Een wijsgerige brandweer man kijkt vanuit de bovenverdieping aan de markt uit over het verwoeste dorp. Grijs en dor, dood. Het loopt te gen de avond en de auto's zijn ver dwenen. Ook de stilte is doods. Maar in de verte, aan de zeedijk, ratelt een baggermolen. Daar wordt dag en nacht gewerkt om klaar te zijn voordat er zo'n „Septemberstorrempie" komt. De brandweerman knikt. „Da's me een staat in de staat hoor, Waterstaat. Niks trekken ze zich van ons aan. Ze doen maar, zonder de burgemeester erin te kennen". Hy begrijpt dat niet. Hij is evenals geheel Kruiningen al weer een stap verder. Hij denkt aan het be staan op het land dat opgebouwd moet worden. Maar ginds, bij die dijk vechten zij nog altijd tegen het water. De zee loert op een zwakke plek om opnieuw binnen te kunnen komen. Daarom heeft het dijkleger geen tijd voor het lanjl. Men rekent af met de zee. De dijkwerkers sjouwen nog steeds met «zakken zand. De rijswerkers uit Werkendam vlechten dag in dag uit de grote zinkstukken. Men leeft op de wallen van het heroverde land zijn eigen leven, men vecht er zyn eigen strijd. En de brandweerman voelt er zich ondanks die staat in de staat best bij. ,,'t Is zon de, dat ze al hun geld in handen krijgen. Hopies drinken het in drie avonden op. Stom dronken zijn dann. Tja, ze heb ben een beroerd leven, 's Avonds na 't werk hebben ze niks in die barak- Nog immer nood Er rijden vrachtauto's door de stra ten. Schoonmakers, jonge mensen met strakke, vermoeide gezichten, scheppen de blubber op de wagens. In de wonin gen boenen de vrouwen en ze lachen wanneer je blijft staan kijken. Maar dat is maar vriendelijkheid, niet om dat ze er zo'n plezier in hebben. Laat u niets wijsmaken. Het valt niet mee om weer helemaal van onder af aan te beginnen. Om elke vierkante centi meter van je huis schoon te schrapen. Want wat heb je dan nog? Een huis, dat druipt van het vocht. Waarvan je niet weet of het al ondermijnd is. „Met afwachten schiet je helemaal niks op. 't Kan meevallen", zegt een huismoe der, hoewel ze weet, dat het allemaal zo verschrikkelijk tegenvalt. Want nog altijd is het verdronken land noodge bied. Er is nog immer nood met reuzen grote hoofdletters. „We voelen ons niks op ons gemak met die rampschaderegeling. Laat de regering er toch mee voor de dag ko men, wat we precies krijgen. Ze doen mij te geheimzinnig; als het een eer lijke zaak was zouden we het toch al lang allemaal weten", mokt een eva cué. Materialistisch gedacht? Wees bly, Nederland, dat die mensen alweer zo ver zijn. Dat ze weer kunnen praten over de vergoeding voor een keuken stoel en een wasmachine. Ook dat is iets bijzonders wanneer je op 1 Februa ri buren en familie voor je ogen hebt zien verdrinken en zelf gered werd uit die kolkende watermassa. Het is een wonder, dat zy niet allemaal apathische patiënten voor de psychiater zijn ge worden. Wees blij om de boeren, die alweer ruzie kunnen maken over het slib op hun land. „Dat zit zo. Op heel wat plaatsen in de polder is alle goeie grond van het land weggespoeld en er is zand voor in de plaats gekomen. Maar aan de andere kant zijn er boeren, die een dik ke laag prima slib er bovenop gekregen Eskimo's van „Thule" naar stiller oorden van Groenland vertrokken Het Noordelijkste dorp ter wereld, Thule aan de Westkust van het Deense Noordpooleiland Groenland, op slechts 1280 kilometer afstand van de Noord pool gelegen, wordt deze zomer nog meer naar het Noorden verplaatst. De kleine inheemse Eskimo-bevolking ongeveer 100 mannen, vrouwen en kinderen zag haar bestaan bedreigd door de grote vliegtuigbasis, die op weinige kilometers afstand van Thule is Ingericht. Het lawaai van de vliegtuigen en schepen heeft de walrussen, robben, ijsberen en vogels verjaagd en in het begin van dit jaar heeft de raad van plaatselijke jagers besloten, Thule te verlaten. De bewoners van Thule leefden zestig jaar geleden nog als mensen uit het stenen tijdperk. Thans hebben zij geweren, die de plaats van harpoenen innemen en petroleumlampen die de andere opzichten hebben de Eskimo's aan hun oude levefl'swyze vastgehou den. In enkele maanden, gedurende welke de zee ijsvrij is, jngen zij in hun kajaks een soort kono's op wal russen en robben Gedurende de rest van het jaar, als de fjorden dicht gevroren zijn, trekken zij weken of maanden met hondesleeën en jagen op ijsberen. Dikwijls steken tij de Smith ken. Wij maken tenminste nog plarw nen. Tja. En zo worstelt het noodgebied van Nederland zich naar het herstel. D# mensen gaan weer over gewone din gen praten in Kruiningen, zes maanden na de ramp. Wij, buiten dat noodge bied, deden dat al veel eerder. Wel wat al te vlug, want al is de verschijnings vorm anders geworden, naast de hoop en de moed is er nog nood in het nood gebied. Laten we van dat woord niet al te gauw een phrase maken. „De Bazuin", het bekende kerkelijk weekblad (uitgave J. H. Kok te Kam pen), bestaat thans honderd jaar. Het eerste nummer verscheen op 4 Augus tus 1853. Dat het blad aan de kop ver meldt: 96ste jaargang, houdt verband met het feit, dat „De Bazuin" in de bezettingstijd vier jaar is uitgevallen. Ds. Boerkoel, die aan dit eeuwgetij in „De Bazuin" van 31 Juli een aantal korte artikeltjes wijdt, vertelt o.m., dat de bezetters bij het verbieden van „De Bazuin" met een zware hamer het cliché van de kop stuksloegen. Er is na de oorlog aan gedacht „De Bazuin" niet weer te doen verschijnen. Maar „de taaie Bazuin steeg uit haaT graf op, meldde zich weer aan en werd in vele kringen weer hartelijk ontvangen". In September zal er een gedachtenisnum mer van „De Bazuin" verschijnen. traanlampen vervangen, maar in alle Sound over voor korte bezoeken aan de Canadese kust. De Eskimo van Thule is een wel gesteld man de meest welgestelde van Groenland. Hij verdient zijn geld door aan de regering vossenpelzen te verkopen. Wat hij niet als spaargeld op de bank zet geeft hij uit aan pa tronen, petroleum, suiker of koffie. Sterke drank is daar onbekend. Zij verlangen er niet naar en hebben de regering verzocht, de verkoop van alle alcoholische dranken in de factorij te verbieden. Toen de luchtmacht der V.S. begoo met de aanleg van geweldige vlieg tuigbases op Thule, vreesde men, dat dit de ondergang van de inheemsen in het nabije Eskimo-dorp zou bete kenen. Maar het dorp en zijn omge ving werden voor de Amerikanen ver boden en contact met de Eskimo's werd niet toegestaan. Terwijl vliegtuigen, vrachtauto's, rupsbandtractors en andere moderns zaken de omgeving maakten tot een moderne stad met verkeersregelingen, een bioscoop, base-ballterreinen enz. bleven de Eskimo's leven zoals zij altijd hadden gedaan. Na twee jaar was het echter duide lijk, dat de vliegbasis het wild ver joeg. In Juni hebben de Eskimo's van Thule hun slede beladen, hun vrou wen en kinderen er bovenop gezet en de honden het teken tot vertrekken gegeven. Thule werd „het dorp van de ge lukkige glimlach" genoemd. Het was een nederzetting van vrije jagers, die een hard maar gelukkig leven leidden. Als er een vreemdeling kwam, dien den zij hem niet, maar behandelden hem als huns gelijk*. (Van onze speciale verslaggever) In de kleine, houten muziektent op de Markt in Kruiningen stampt en ratelt met hinderlijk geweld een aggregaat. Een nuttig machientje, dat electriciteit levert voor de mensen, die in de verdronken woestenij van dorp en polder nu leven en werken. Nuttigen tegelijk een symbool. Want vorig jaar omstreeks deze tijd groepten de Kruiningers op lome zomeravonden rond die muziektent en zij luisterden dromerig naar het koper en de trommen van de harmonie. Het klonk goed in de stilte van het Zuidbevelandse land en die muziek was dan een zoete weldaad in de korte avondrust na de lange, zware da gen op het land. Dat was vorig jaar. Sindsdien is het 1 Februari 1953 geweest. De zee liep met donderend geweld storm op de zeedijk* op drie plaatsen scheurde die be schermende gordel open en zo'n honderd millioen kubieke meter wild, razend geworden water daverde door de polder en over het dorp. Na de doodskreten van die eerste dagen van de watersnood is er in de muziektent geen plaats meer voor de harmonie. Niemand denkt op deze zomeravonden aan rust. Werken en slapen, werken en slapen, dat is het rhythme van het blaffende aggregaat in de muziektent. En het is het symbool van de moed, werklust en volharding van geteisterd Kruiningen. En Kruiningen zelf ie in niet mindere mate een symbool voor dat ganse geteisterde gebied van Zeeland, Zuid-Holland en Brabant. Het ie nu zes maanden geleden, dat de alarmklokken luidden en de radio een trieste monoloog van onheilsberichten hield in onze huis kamers. Daarom zijn wij weer als toen naar die streken gegaan, waar de dijken braken. Een .sentimentele reis"? Misschien lag die wel als onbewuste bijbedoeling in die tocht opgesloten. Misschien wilden wij inderdaad iets terugvinden van de zelfopoffering, de moed en de eendracht, die in de Februaridagen als zonnestralen door de zwarte wolken van ellende en verdriet braken. strepen op de verfrommelde muren -van de boerderijen. Ja, tot daar kwam het water. Wat verderop liggen nog grote plassen water op de akkers. Daar kwam twee weken geleden nog twee maal per dag 32.000.000 kubieke meter zeewater overheen. Ook dat is afge lopen, nu het gat in de Veerhaven ge sloten is. De 1468 hectaren land van de Kruiningse polder zijn het meeste water kwijt en groie pompen drinken op het ogenblik gulzig de laatste res ten weg. Grijs, grijs... En daar ligt nu het Kruiningse land. Een bizar maanlandschap. Grijs van de modder en het zwarte zand, grijs, grijs. Geen kleur is er meer te beken nen. Alles is dood, geen blad is er groen gebleven. De meest taaie struik is ten slotte weggekwijnd. Slechts het wier op de gebroken en gebarsten rijksweg, die naar het dorp voert is groen als de hoop. Het water, dat nu nagenoeg verdwenen is, heeft een nieuwe, even verschrikkelijke tegenstander achter gelaten: zand en slib. De onstuimige stroming heeft op sommige plaatsen diepe gaten in de grond gezogen. Meer dan dertig meter peilde Rijkswater staat zelfs. Verder golft en deint het polderland. Metershoog ligt op sommi ge plaatsen het zand. Slib, moddervet te, walgelijk stinkende blubber heeft halve boerderijen ingegraven. Dat drooggekomen, gestorven land van Kruiningen levert zo mogelijk een nog verlammender aanblik dan de wa tervlakten van voorheen. Hoe moet hier ooit nog iets van terecht komen? Dat vroegen wij ons af toen wy, stap na stap vooruitkomend door de taaie, kleverige blubber, het onbewoonde dorp binnengingen. Rondom ons was slechts het geluid van duizenden klei ne gasbelletjes, die knisperend uiteen spatten. Zy dreven als vrolijke lichtjes op het gore, brakke water. Een feeste lijke illuminatie voor de microcosmos van ongedierte, die zich in de modder poelen gevormd heeft. De stank van rottend gewas hing als een dikke walm over die ellende van kapot geslagen huizen en omwoelde tuinen. Kruinin gen lag daar in een verbijsterende naaktheid, te armoedig om ook nog maar iets van die ontreddering te ver bergen. En toch kregen wij uitgerekend daar het antwoord op de vraag: hoe moet hier ooit nog wat van terecht komen. Hard werken, het geloof niet verliezen en de hoop levende houden. Ja, zo simpel was het rond de markt, die helemaal droog ligt, in de schaduw van de oude kerk. Dit dode dorp in die vernielde polder, met zijn 120 totaal verwoeste of onherstelbaar beschadig de huizen en boerderijen, met zijn 64 doden en schier onoplosbare moeilijk heden gaf het antwoord voor het ge hele noodgebied van Nederland. Krui ningen is het symbool van het herstel. Blijf hopen tot de dijken dicht zijn en dan.... werken, werken en nog eens werken. Ploeteren, doorbijten, volhou den, zweten en zwoegen. En winnen. Dat staat vast. Zij, die bleven Zes maanden lang werden dorp en polder overspoeld door het zeewater. Er. al die tijd bleven ruim zestig ver- nisse met zijn massagraf. Te midden van de barre watervlakten op Schou- wen-Duiveland en achter de diepe rouw, die nog immer als een wolken dek in de herfst boven Goeree-Over- flakkee hangt. In het uit elkander geranselde Kortgene op Noord-Beve land, bij Rilland Bath op Zuid-Beve land, waar de akkers al weer in bloei staan en toen reden we de droogge komen rijksweg naar Goes af. „Water!" Het zag er allemaal zo vredig en ■welvarend uit, links en rechts van de weg, waar een paar maanden geleden de golven op beukten. Zo teleurstel lend eigenlijk voor de kekers uit bin nen- en buitenland, die in hun auto's langzaam en scherp uitkijkend verder rijden. Zij hadden zo graag nog wat van die ramp gezien, maar het schijnt nogal mee te vallen. Dan staat er plot seling een versperring over de weg en daarbij het sinistere waarschuwings bord „water!". We buigen rechtsaf en daar ligt het dode land. Eén grote, grauwe vlakte. Luguber, angstaan jagend in zijn dorre verlatenheid. In de auto's wijst men elkaar de vocht- tW2ARETH Maar het is nu plotseling niet be langrijk meer of wij er iets van terug vonden. Er was immers iets veel beters! Slechts kunnen wij hopen, dat al dat schoons uit dat nabije verleden niet vergeten zal worden. En het betere, dat is wat wij vonden in het heden. Beter omdat het belangrijker is, belangrijker omdat het van van daag, zes maanden na 1 Februari, is. Dat zijn de levensmoed, de werklust, de energie om weer helemaal opnieuw te beginnen, de kracht om zich er bovenop te vechten. Wij vonden het overal. In het ge slagen land van Halsteren en Nieuw Vossemeer. Op Tholen, waar alle wegen schijnen te leiden naar dat •kleine, heel stille kerkhof van Stave- L

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 1953 | | pagina 1