Klachtenboek van Zierikzee Een ondersoek van Regeringswege is nodig om het geschokte rechtsgevoel te bevredigen UIT HET KASBOEK VAN JANSEN Co. DE LINIE Zaterdag 27 Juni 1953. No. 378 DE LINIE Pagina 3 Wie op het ogenblik een bezoek brengt aan Zierikzee en daar tracht, in een aantal gesprekken met mensen uit alle lagen der bevolking de geestelijke atmosfeer van het thans zo zwaar geteisterde stadje te leren kennen, ontmoet telkens dezelfde blijken van verbittering en krijgt iedere keer opnieuw dezelfde beschuldigingen te horen aan het adres van het Gemeentebestuur en andere instanties, die hetzij ambtshalve, hetzij incidenteel na de grote ramp in actie kwamen, om het welzijn der zwaar beproefde burgerij te behartigen. Men treft mensen, die hun opgekropt gemoed in zó krasse bewoordingen luch ten, dat men bij het horen van hun bezwaren onmiddellijk naar het. zoutvat grijpt. Zo b.v. de persoon, die ons zei: „Hier heerst een toestand van volslagen rechteloosheid, want er is met uit zondering misschien van een moord geen enkele misdaad, die men hier niet straffeloos kan bedrijven, als men maar tot 'n bepaalde kliek behoort." Of die ander, die meende, dat alleen de open bare executie van de burgemeester in staat zou zijn, het geschokte rechtsgevoel van de Zierikzeeënaars te bevredigen! Deze en soortgelijke uitingen moge men te- recht beschouwen als wrange vruchten van een gebrek aan psy chisch evenwicht, na alle rampspoed zeer be grijpelijk en zelfs te verontschuldigen, tóch V tonen zij onloochenbaar de aanwezigheid van een aantal grieven, die een ernstig onderzoek van regeringswege noodzakelijk maken. Tijdens een verblijf van enkele dagen in het oude regentenstadje kwam een lawine van zulke grieven op mij toegerold. Deze werden niet slechts naar voren gebracht door de een voudige „man in the streef', die soms door gemis_ aan inzicht en op grond van al te sub jectieve overwegingen geneigd is, bepaalde overheidsmaatregelen averechts op te vatten, maar óók door cultureel hoogstaande figuren, die alleszins tot zelfstandig oordelen in staat mogen worden geacht. Uiteraard is het .de bezoeker onmogelijk om onmiddellijk uit te ma ken, of al deze uitingen een onvertroebeld beeld van de werkelijkheid geven. Zonder nadere kennis van plaatselijke toestanden en verhoudingen kan men nu eenmaal niet dadelijk onderscheiden, in hoeverre hier persoonlijke sympathieën en antipathieën, locaal-politieke tegen stellingen, familie-veten meespreken. Dit alles maant hem dan ook tot een voor zichtigheid, die hem ten aanzien van vele der geopperde grieven de minder aan lokkelijke rol van registrator boven het verheven gebaar van de rechter doet verkiezen. Vage beweringen en toespelin gen op het persoonlijk leven van een aantal betrokkenen wens ik hier natuur lijk als niet ter zake doende buiten be schouwing te laten. Slechts idié be schuldigingen lijken mij het weergeven waard, welker concreet karakter de daartoe geroepen en verplichte instanties de mogelijkheid tot controle biedt, waar- na ófwel een volledige publieke rehabi litatie, ófwel in overeenstemming met de ernst van de zaak de nodige maatregelen tegen de betrokkenen dienen te volgen. Het geldt hier een publieke zaak, die in brede kringen het voorwerp van ver bittering en ontevredenheid is, n.l. de handelwijze van velen, die met gezag en verantwoordelijkheid waren bekleed op het ogenblik, dat ons land werd ge troffen door een ramp van ongekende omvang. Evacuatie met „vriendjespolitiek"? Toen de ramp over Schouwen-Duive- land kwam, welker gevolgen thans nog steeds 13.000 mensen, d.i. 60 procent der bevolking van het. eiland, van hun verdronken geboortegrond verwijderd houdt, was de evacuatie van de polder dorpen uiteraard geen vraagteken. Slechts met bovenmenselijke opofferin gen en het heldhaftig optreden van vele redders brachten duizenden er het leven af, die naar andere oorden moesten ver huizen, omdat huis en haard in de woeste golven waren verdwenen. Anders was het gesteld met Zierikzee, de Schouwse hoofdstad, die wèl getroffen, maar niét vernietigd was. Zierikzee zou naar men verzekert zelfs minder zwaar geteisterd zijn, als het gemeente bestuur onmiddellijk maatregelen had genomen, om met zandzakken, kistdam men, enz. het stadje tegen het water van de kant van het eiland te beveiligen. Dan ïiadden nog vele huizen bewoond kunnen blijven, die nu een prooi van het water werden. Ondanks het water in de straten der stad en alle gevaren daaraan verbonden, werden de evacuatie-aankondigingen van het stadsbestuur door een deel der be volking met protesterend misnoegen ont vangen, hetgeen, gezien de ervaringen van 1944, wel begrijpelijk, maar volgens de deskundigen van de Rijkswaterstaat niet juist was. Tenslotte werd bepaald, dat een deel der bevolking kon blijven en een ander deel moest evacueren, een beslissing, welke in 'haar gevolgen geen of in elk geval veel minder kwaad bloed zou hebben gezet als men het advies van de samenwerkende plaatselijke midden standsorganisaties had geaccepteerd, die volgens objectieve en eerlijke normen en, waar nodig, door loting de „blijvers" reeds hadden aangewezen, die door hun arbeid ieder op eigen terrein de normale voortgang van het maatschap pelijk leven moesten garanderen. Het gemeentebestuur heeft echter deze actie der georganiseerde burgerij volslagen genegeerd en begon een evacuatie-beleid te voeren, dat vrijwel algemeen als „vriendjespolitiek" of „waanzin" wordt aangeduid. Ei mochten b.v. twee slagers blijven, doch vier sigarenwinkeliers. Een bakker, wiens bedrijf voor 'n groot deel vernield en wiens oven deerlijk bescha digd was, mocht blijven, maar een ander, die in een geheel intact gebleven bak kerij met een voortreffelijke oven werkte, ontving bevel tot evacuatie. Wie over voldoende relaties met de „socië teit" beschikte zo vertelt men be hoefde zijn huis niet te verlaten, doch de velen, die deze relaties niet hadderi, zagëft zich tot evacuatie gedwongen, in menig geval zelfs met de sterke arm. Andere beschuldigingen Hierboven vestigdenwij er reeds de aandacht op, dat een der voornaamste overwegingen, op grond waarvan een groot deel der bevolking tegen de eva cuatie was, lag in de ervaringen, die men bij de oorlogsevacuatie in 1944 had op gedaan, ervaringen, die Zierikzee deelde Nog dagelijks spoelt allerlei wrakhout aan met de meeste andere geëvacueerde ge bieden. Er zijn nu eenmaal altijd en overal roofzuchtige hyena's, dié zelfs in de grootste rampspoed een gretig benutte gelegenheid begroeten, om zichzelf te verrijken. Verschillende staaltjes van deze mentaliteit, die wel in schrille tegenstelling staat tot de spontane vrij gevigheid van heel de wereld, schijnen zich óók in het rampgebied te hebben voorgedaan, maar het is toch wel zeer kras, dat men er zelfs plaatselijke auto- riteiten van blijkt te beschuldigen. Zo gewerd mij b.v. het aldaar in brede kringen bekende verhaal over de heer Bijdevaate uit Kerkwerve, die nog steeds vergeefse pogingen aanwendt, om zijn loopbrug terug te krijgen, die in Zierik zee aanspoelde en thans dienst doet als loopbrug voor de Woonark van een der wethouders. Het verhaal doet de ronde, dat de burgemeester als strandvonder deze brug ter beschikking van de wet houder zou hebben gesteld. Het feit, dat zulke verhalen van mond tot mond gaan, bewijst de precaire positie, waarin locale autoriteiten zijh geraakt. Is het tevens waary dat de voedsel voorziening aanvankelijk aanleiding gaf tot alleszins gerechtvaardigde klachten en dat b.v. het gemeentebestuur voor niet minder dan f 10.200 bruine bonen aankocht, die in het zeewater hadden gelegen en, aldus ongeschikt geworden voor consumptie, naar de mestvaalt moesten verhuizen? De verdeling van de/loor het Rampen fonds, het Rode Kruis en andere hulp organisaties ter beschikking gestelde goederen vormt een apart hoofdstuk in het Zierikzeese klachtenboek. Ik herin ner mij, tijdens mijn-verblijf in Zuid- Afrika via de Hilversumse Wereldom roep te hebben vernomen, dat de toe vloed van goederen in de vorm van kledingstukken, dekens, enz. zó groot was, dat niet slechts alle slachtoffers ruimschoots konden \yorden geholpen, maar zelfs nog een belangrijk overschot aan andere binnen- en buitenlandse hulporganisaties kon worden afgestaan. Men zal dan ook mijn verwondering kunnen begrijpen, toen' ik in Zierikzee van vele zijden vernam, dat tal van ernstig gedupeerden ófwel helemaal niets, ófwel zo goed als niets ontvingen, terwijl de gemeentelijke machthebbers voor zichzelf en voor hun aanhang de beste stukken uitzochten. Aldus kon het naar deze zegslieden verhalen ge schieden, dat men mensen, die hoog en droog en zonder inkomstenschade in hun kantoorlokalen zaten, met nieuwe laarzen zag lopen, terwijl gedupeerden met de modder in de schoenen liepen. In wijde kring heeft een gemeentelijke functiona ris de bijnaam „Acht pond kaas" ge kregen, omdat een zending goede -kaas, welke voor de slachtoffers bestemd was, onder de leden van het gemeentebestuur en de gemeentelijke functionarissen werd verdeeld, „daar zij tóch te klein was, om iedereen wat te geven".Deze en dergelijke klachten hoort men in Zierikzee van vele zijden. Zijn zij ge motiveerd of niet? Een objectief onder zoek zal het moeten uitwijzen. Grote ontevredenheid over de Rampschadewet „Niet de menselijke bewogenheid met leed en ellende, maar koude economische overwegingen hebben te zeer bij de re gering de overhand gehad in tegenstel ling tot het volk, dat in het Rampen fonds het goede hart heeft laten spre ken". Aldus Ir. M. Geuze, algemeen voorzitter van de Zeeuwse Landbouw- maatschappij. Volgens algemeen gevoelen óók van de meijst dv. mdjge Zeeuwse beoordelaar!; is dé Hampschhdewet „een rekensommetje, waarvan men in Den Haag zo goed mogelijk probeert af te komen". Niet alleen wordt de dekking van huisraad- en gebouwenschade bijna geheel op de gedupeerden zelf afgewen teld, van wie tallozen in de onmogelijk heid verkeren, om zulk een financieel offer te dragen, maar door artikel 17 zullen zij ook nog in het afgelopen boek jaar een belangrijke achterstand krijgen. JJ en Uw comfort zijn nummer één wanneer U per vliegtuig Uw vacan.iehtiumming tege moet gaat. De KLM ontvangt U in een sfeer van hoffelijke gastvrijheid en weet het U volmaakt naar de'zin te maken. Schenk Uzelf het genoegen per KLM te reizen: er bestaat geen beter begin voor een heerlijke va can tie! Mijn collega heet Jansen Ik ben de' Co. Wij hebben een grossierderij, niet groot, maar gemoedelijk en gezellig. Dat kan omdat wij onze vaste klanten hebben. En omdat wij geen van beiden jong meer zijn, gaat het er een beetje ouderwets toe. Jansen houdt de boeken bij. Ik heb ze nooit inge keken. Hij is eerlijk als goud. Maar deze week was hij ziek. Zo neusde ik in de boeken. Bij wat ik toen zag, moest ik denken aan Vondel. Hij was 't immers, meen ik, die, toen hij werkte in de lom merd, tussen zijn rekeningen door, gedichten schreef: Jansen doet dat ook, d.w.zgeen gedich ten, maar beschouwingen over alles en nog wat. Hij doet dat echter in de tweede helft van het kasboek. 'n Openbaring! Die stille ge moedelijke Jansen, die nooit iets zegt, zich nooit opwindt. Nü weet ik dat hij een kokende vulkaan is. Als hij zit te cijferen komt blijkbaar dat vuur in beweging en spuwt hij zijn lava uit in de twee de helft van ons kasboek. Ik las daar over bosbranden („bosch- branden" hij schrijft altijd nog de oude spelling), ongelukken langs den weg, politiek letter lijk over alles. „Ik heb mij vannacht liggen opvreten" (jé, stel je voor: Jan sen en c-p-v-r-e-t-e-n) „van ver ontwaardiging." Ik was natuurlijk benieuwd waarover. Hij had een recensie gelezen, waarbij een jonge violist, die debuteerde door „een vlegel van een muziek recensent" werd „afgekraakt". Dergelijke woorden heb ik van Jansen nooit gehoord ('n vlegel van; afgekraakt). „God is barmhartiger voor de grootste misdaden en doodzon den, dan velen van deze vlegels voor de z.g. onvolmaaktheden van een uitvoering. Deze vlerken maken doodbedaard kunstenaars met hun gezinnen broodeloos door hun verwaande kritieken, waarin zij optreden als wetgevers van den Parnassus en doen alsof die z.g. onvolmaaktheden een persoonlijke beleediging zijn, hun aangedaan. Velen van deze heeren die nog nooit een viool in hun handen hebben gehad, stellen zich aan alsof er behalve God den Heer uit de H. Schrift, toch nog een andere God is, Hem gelijk, tegen wien te zondigen door een paar noten anders te spelen dan 't hun behaagt, gelijk staat met of nog erger is dan echtbreuk, moord, doodslag en hoererij: Bij mijn weten straft God nooit met broodroof." Ik dacht: nou daar zit wat in. Wel waf rauw gezegd. Die Jansen! Bij gelegenheid zal ik dit stukje wel eens in de Linie zetten. Want er zit wat in. Ja, ik wist wel dat Jansen veel las, van alles bijhoudt, muziek maakt, schildert, tentoonstellin gen en trouw de kiesvereniging bezoekt, voor zover de grossier derij het toelaat, maar ik had geen flauw besef van zijn temperament. Ja, ja, stille waters hebben diepe gronden. Natuurlijk ben ik het lang niet altijd eens met wat ik daar allemaal las. Maar ik moet toegeven: er zit altijd wat in. En dat is veel waard. Het zet je aan 't denken. Zo trof mij een opmerking over de kwestie van de politieke eenheid onder de katholieken waarvan hij een vurig voorstander is-, van de een heid natuurlijk. En natuurlijk ook van de katholieken een op merking die ik nog nooit elders gelezen had. Ik geloof, dat de grondtoon, de oorzaak ook van zijn ontboezer ming is, dat hij geen onrecht kan uitstaan. P.S. Ik heb Jansen verteld dat ik zijn ontboezemingen gelezen had en ze ging plaatsen in de Linie. Na enig nadenken zei hij: Dan komt de inhoud voor jouw rekening, want ik schrijf die dingen op voor me zelf, om ze kwijt te zijn. De naar schatting minstens veertig pro cent van de handels- en bedrijfsvoorra den, op 1 Februari in de geteisterde ge bieden aanwezig, zal namelijk niet tegen marktprijs, maar tegen kostprijs worden vergoed. Met het vee daarentegen ge beurt dat. -.wel; zf/clat men# hUjr üsj?.- vreemd onderscheid in behandeling De- speurt tussen veehouders en land bouwers. In de Zeeuwse bladen werd een be rekening gepubliceerd van Dr. Van Beekom, Rijkslandbouwconsulent voor Zeeland, waarin werd aangetoond, dat de herst'elbewerkingskosten het dubbele van het door de regering beraamde be drag zullen eisen. Men geeft dan ook de werkelijkheid niet overdreven weer als men zegt, dat de Zeeuwse bevolking, die zo zwaar heeft moeten lijden en nóg lijdt onder de gevolgen van het alles vernietigend natuurgeweld, teleurgesteld en verontwaardigd is over wat men noemt „de Haagse krententellerij". De Zeeuwse landbouwmaatschappij belegde reeds verschillende vergaderingen, waar op de toestand in zijn verschillende aspecten door deskundige sprekers werd belicht. In Zierikzee had ik de gelegen heid, van deskundige zijde een overzicht van deze uiteenzettingen te ontvangen. Tot besluit van dit artikel, dat nog door een slotbeschouwing zal worden gevolgd, citeer ik de woorden, waarmee Ir. Geuze zijn visie weergaf op de huidige toe stand: „Wij hebben nooit mee willen doen aan het voeden van de gedachte, dat Zeeland werd achtergesteld, doch nu beginnen wij tot de conclusie te komen, dat wij tevergeefs verwachtingen hebben gekoesterd. Wanneer men Zeeland tot tweederangsgebied wil déclasseren, kan men van geen Zeeuw verwachten, dat hij dit zal accepteren. Dan is er nog meer in Zeeland kapot gemaakt dan wij in Februari dachten." F ons Hermans Eri, 'teven aan In deze rubriek verschijnen menin gen en opmerkingen uit de eigen lezers kring, naar erkend gebruik „buiten verantwoordelijkheid der redactie". Het beslissingsrecht omtrent hetgeen al dan niet voor publicatie in aanmer king komt, alsmede het recht van inkorting blijven voorbehouden. Bij zondere gevallen uitgezonderd zal worden volstaan niet vermelding der initialen van inzenders. Leve de pastoor, die niet gekomen is! Het spijt me geweldig, geachte Linie redactie, maar het zit me tot luer (tussen mijn neus en bovenlip). Nou wil J. Ev. in uw nummer van 6 Juni 1.1. hebben, dat ik het kruisbeeld van Henri van Haagen mooi vind. Welk blad ik tegenwoordig open sla. overal kom ik „moderne" producten tegen en steeds staat een kunstcriticus klaar, ~die iedereen, die het met hem niet eens is. tot een ouderwetse benepen sukkel stempelt. Ik verdraag dat niet langer, vandaar deze brief. Ik stel me niet voor, dat m'n epistel een even mooi plaatsje krijgt als dat van J. Ev. Ik zou al blij zijn als het ergens achterin weggedoken, een plekje kreeg toegewezen, al was het alleen maar tot troost voor al degenen, die evenals ik. zich steeds weer ergeren over wat ons als „moderne" kunst wordt voorgeschoteld. Och, geachte redactie, zolang het profane kunst is, zal ik er geen pijn in mijn hoofd van krijgen. Wat ik niet wil zien, bekijk ik niet, en wat ik niet in mijn huis wil hebben, blijft er uit. Maar als het kerkelijke kunst betreft, dan wordt de zaak anders. Want ik WIL een afbeelding van O.L.H. aan Zijn kruis in al mijn kamers. En ik WIL 'n Heilig Hartbeeld en een afbeelding van Gods lieve Moeder, van St. Joseph en enkele anderen hebben. En ik wil ook zo graag dat mijn kinderen dit later in hun eigen huis zullen doen. zoals ik het van mijn eigen goede ouders heb afgekeken. En ik wil graag naar mijn kerk toe, waar elk beeld en elke versiering mij opwekt tot devotie. De hemel bewaar me, als straks al die kunstcritici hun zin krijgen. Daar wringt bij mij de schoen. Heus, geachte redactie, ik lever gèèn pleidooi voor de ook in mijn ogen vermaledeide fabrieksrommel van gips en papier maché. Maar er is toch een hemelsbreed verschil tussen kerkelijke kunst en „kerkelijke kunst". Daar zijn in tal van kerken de gelukkige bewijzen van voor handen. J. Ev. verwondert zich er over. dat er tot dusver nog geen pastoor is komen opdagen die dat „magistrale" kruis (nog wel vol dankbaarheid) heeft gekocht en het in ZIJN kerk heeft opgehangen. Inmiddels blijft Gods Huis gevuld met afval, schrijft hij. Gelukkig dan maar. zou ik willen uitroepen. Als onze pastoor dit kruisbeeld bij ons in onze kerk ophangt, dan krijgt hij misschien J. Ev. als parochiaan erbij, maar mij raakt hij kwijt. Ik ga mijn heil dan wel zoeken in een kerk met afval. Maar mijn pastoor is een verstandige pastoor. Eindhoven. J- K. Onderwijs in Journalisten taal (II) „De jeugd dient van de volksschool vol doende kennis en vaardigheid mee te nemen om zich in de gewone levénsaangelegenheden te kunnen redden", aldus het citaat van R. in zijn ingezonden brief: „Journalistentaal" (De Linie van 20 Juni 1.1). Zo op het eerste gezicht lijkt deze eis niet onredelijk. Wie zich hierna met R. realiseert, dat tot de „gewone levensaangelegenheden" ook behoort het lezen van de krant, het volgen van de radio-nieuwsberichten, etc., etc., zal zich echter veronderstel dat hij met het vocabulaire, de mentaliteit en het bevattingsvermogen van de gemiddelde twaalf-jarige enigszins vertrouwd is dade lijk afvragen of hij met zijn instemming niet wat al te voorbarig is geweest. R. beklaagt zich erover, dat hij bij het lesgeven aan militairen tot de ontdekking moest komen, dat zij woorden als suggestie, illusie, con cessie, liquidatie, enz. niet kenden. Hij heeft' daartoe het volste recht. Hij begaat hierbij echter de vergissing zich te beroepen op een program, dat alle contact met de reali teit mist en deswege de volksschool als de zondenbok aan te wijzen. Het verwijt geldt veeleer de wetgever die de organisatie van het onderwijs nog steeds niet heeft aangepast bij de snelle ontwikke ling van verkeer, wetenschap en techniek, zij het dat tijdsomstandigheden een redelijk volgen van deze ontwikkeling hebben ge remd. Wel heeft men de lacune enigszins trachten aan te vullen door verlencing van de leerplicht tot de 14-jarige leeftijd. Een leeftijd evenwel die ligt buiten de grenzen van die der volksschool. Het kind van vandaag wordt inderdaad niet meer „geprepareerd voor het leven". En dit geldt zeer zeker niet alleen het kind van de gewone lagere school. Toen dit jaar can- didaten voor het einddiploma I-I.B.S. op het schriftelijk examen een stuk proza kregen voorgezet, dat door een ontwikkeld mens zonder noemenswaardige inspanning was te volgen, bleken velen hunner de portee nau welijks te kunnen vatten. Met woorden als criterium en reminiscentie wisten zij veelal geen raad. Het lezen van de krant. resp. van een be hoorlijk boek, eist bovendien een rijpheid van geest. welke de lagere school. resp. de middelbare school niet geven kan. zélfs al zou de reorganisatie van ons onder wijs op een voortreffelijke wijze ter hand worden genomen. Wil men de school toch in gebreke stellen, dan zou men tot haar het verwijt mogen richten, dat zij niet stimuleert tot lezen en nog eens lezen. Dit is waarschijnlijk de meest efficiënte weg die leidt tot ontwikkeling van de geest. Al- 'leen op deze manier worden vreemde ter men, begrippen en moeilijke passages op een levende manier eigen gemaakt. Maar och. is hiervoor bij de huidige leerplans en bij het gebruik van de huidige leerboeken nog wel voldoende tijd over? Amsterdam. S. W.

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 1953 | | pagina 1