De Papoea's dachten: „daar komen de Japanners!" Op tournee langs de Geelvinkbaai Nieuw Guinea HOLLANDIA 1 of Manokwari MANOKWARI, Juni wordt weer bijgewerkt en dat alles op een strijkijzer van 40 ton. Wanneer we de punt om zijn krijgen wc de golven achter én wordt het wat aange namer varen. Al blijft het regenen. Nu is er aan de kust niet veel te beleven, een lijntje branding, wat Papoéa-huisjes en dan be gint het bos, steeds hoger de hellingen op tot de toppen in de wollken verdwijnen. Om twaalf uur liggen we voor Ransiki en wanneer met veel geratel het anker zakt, maken zich van de kust een aantal prauwen los. De controleur Dubois komt aan boord én verder alle hoofden die het gat rijk is, om de laatste nieuwtjes uit de wereld te horen. De accu is nl. leeg en dus vertikt de radio het. Er wordt 20 ton rijst uitgeladen en de Chinees neemt bestellingen op aan de hand van een door het Bestuur ondertekende prijslijst, hij kan dtis niét knoeien. Om half twee varen we door en krijgen ons middag eten. Het weer klaart op en het wordt droog. We varen nu de straat Roemberpon bin- nén, wat eên der mooiste stukken natuur is die ik ooit géven heb. Aan béide zijden rotsen en door de hele zee kleine eilandjes, met palmen begroeid, net of ze zo in zee weggekeild zijn. Helder blauw water, dat bij de riffen eerst overgaat in licht-groen en in wit schuim uit elkaar spat op de rotsen, waartegen de golven soms hoog opslaan. Aan bakboord ligt het eiland Roon en aan stuurboord het vaste land met een fjorden- kust, lange heuvelruggen lopen uit tot ver in zee. de doorsteèk te voet gemaakt worden, óver de bergkam heen. De boot zou ons aan de andere kant weer oppikken. Om half vijf verzamelen zich een zeven tal dragers en we vertrekken langs het smalle voetpad door het sagomoeras. Zo om de honderd meter verdwijnt het pad en zak ken we tot de knieën in de modder. De zon breekt door, maar gelukkig lopen we in de schaduw van palmen en bamboe. De eerste rust wordt gehouden in kampong Webi. Hier wordt van dragers verwisseld en als we een maal op weg zijn blijkt dat er nog heel wat meer mannen en jongens meelopen van wege de gezelligheid. Ër is o.a. een kind van zes jaar bij dat de gehele tocht voorop loopt met een tas met sago voor de dragera Door uitgestrekte moerassen gaat het naar het Z.O. Dan beginnen dè bossen, alles modderig en vergeven van kleine bruine bloedzuigers die voor je op het pad zitten te wiegen en dan ineens met een gang op je voet afkomen. Wanneer ze eenmaal op je huid zitten, druk je ze onmogelijk dood, de enige manier is ze door te knippen of met een gloeiende sigaret aan te raken. De kali's die we passeren zijn allen snel- stromend met vies modderig water vol wit schuim. Tegen vijven komen we bij een kali, waarvan de dragers beweren dat het de Op het ogenblik is Hollandia de hoofd stad. Niet omdat het gunstig ligt, of omdat het een economisch centrum is, maar een voudig omdat de Amerikanen in Hollan dia het meeste achterlieten. Daarmee en daarop kon men, direct na de oorlog, en met de primitieve middelen waarover men beschikte, toen het gemakkelijkst voort bouwen. Maar Hollandia ligt niet gunstig. Het ligt uit-centrisch en het produceert weinig. Men hoort nogal eens de mening ver kondigen dat Manokwari zowel hoofdstad als afschcephuven moet worden. Mano kwari in variaties zou men kunnen zeg gen. want cr zijn ook meningen die hierop neerkomen Manokwari de afscheephaven en boven Manokwari, in een gunstig kli maat, de toekomstige hoofdstad. Er zijn, zoals de zaken nu staan, voor Manokwari wel argumenten aan te voeren. Het plaatsje ligt veel meer centraal dan Hollandia. Het heeft evenals Hollandia, een goede baai. Maar, zegt men, die van Manokwari is nog beter, want die wordt beschermd door enkele eilandjes, welke men mist in de baai van Hollandia. En daardoor heeft men in Manokwari minder last van de zware oceaandeining. De mo gelijkheden voor de aanleg van een groot vliegveld, waarop ook Constellations kun nen landen, zouden gunstiger zijn bij Ma nokwari. Dicht bij Manokwari zou het be bouwbare areaal veel groter zijn dan dicht bij Hollandia. Ook nu al levert Manokwari veel meer verse groenten. Bovendien zou de autochtone bevolking in de buurt van Manokwari veel gemakkelijker kunnen worden ingeschakeld dan die bij Hollandia. Ook thans reeds verbouwt de bevolking in het gebied van Manokwari aardappelen en bruine bonen. Wel ligt bij Hollandia maar nog vrij ver weg de Nimboran- vlakte. Zo worden er voor Manokwari nog wel meer argumenten aangevoerd. Argumen ten die, voorzover we dat van hieruit kun nen beoordelen, wel hun waarde hebben. De grote vraag is echter of men bij het (eventueel) kiezen van èén nieuwe hoofd stad, annex afscheephaven, moet afgaan op de situatie zoals die op dit Ogenblik is. Er is immèrs aan dit land en zijn bevolking nog practisch niets gedaan. Men staat aan het begin van het allereerste stadium van ontwikkeling en openlegging. Niemand weet hoe die ontwikkeling zich zal voltrek ken in de loop dér jaren. En om eên hoofd stad te kiezen, die tevens de voornaamste afscheephaven zal worden, zou men moe ten wéten wat het natuurlijk economisch centrum van Nieuw Guinea in de toe komst zal worden. Dat kan op dit ogenblik niemand bij benade ring zeggen. Mis schien wordt Mano kwari dat centrum, door agrarisohe- en door bosproducten. Missohien wordt het Hollandia, als de mijn bouw zich zou gaan ontwikkelen. Maar misschien ook zal de toekomstige hoofdstad en afscheephaven ontstaan op een punt waar zich nog geen sterveling voor interesseert. Er is ook geen afdoende reden om nu reeds een keus te doen. De gelden die in de laatste jaren in Hollandia zijn ge ïnvesteerd, zullen toch niet verloten zijn. Hollandit zal wel altijd een residentie plaats blijven en de paar honderd huizen die er staan en die er nog gebouwd zul len worden, zullen altijd wel bewoners vin den. We geloven derhalve dat men het verstandigst zal doèn, indien men althans de eerste jaren rustig in Hollandia blijft zitten, al geven we toe dat daar, vanwege de uit-cèntrische ligging, énkele bezwaren aan verbonden zijn. Een verhuizing op min of meer korte termijn naar welke andèrè plaats dan ook, zou echter onverantwoord zijn. Alvorens een dergelijke belangrijke stap te nemén, moet men ntêer weten van de richting waarin Niéuw Guinea zich zal gaan ontwikkelen, van de plaatsen die dan auto matisch en niét kunstmatig centra van activitiéit zullen worden. Dan, als hét land en zijn mogelijkheden bètér zullen zijn bestu deerd zal er wéllicht aanleiding zijn te be slissen ovér een nieuwe hoofdstad, a I dan niet gecombineerd met afscheephaven. Thans is daarvoor de tjjd zeker, nog niet rijP- A. W. COLIJN Ik wilde dat ik u iets kon laten zien van dit immense eiland in de Zuid-Pacific. De eindeloze Oceaan. De hoopjes koraal, die we eilanden noemen. Palmen, die gracieus zich oVer hét water van de Oceaan heenbuigen. Riffen, waarop de branding zich in fijne waterdeeltjes ver stuift. Ik wilde dat ik u iets kon vertel len van de zwetende jungle, van de kwa lijk riekende sagomoerassen, het opkomen van de prachtige tropenmaan in al haar glorie boven de bergen, en het wachten. Het eindeloze, lijdelijke wachten Het is koud, en ik ril onder de over me heen geslagen poncho, als we de baai van Manokwari uitvaren. Dikke donker-grijze wolken liggen als wollen dekens op elkaar gestapeld door het zwerk. Om 5 uur begint de zon in èen teer pastel-kleurig gèel haar eerste stralen te mengen tussen de wolken banken. Dan prangt zich plotseling een heldere goud-geelkleurige straal door het tere geel aan dè hemel. An dere kleuren als blaUW-grijs en liefe lijk piirper beginnen te schitteren terwijl grote, oranje-gouden lichtbundels uitstra len vanuit het punt waar de zon zal op komen. Deze machtige stralen omvatten als het ware de hemel en overal waar ze de wolken raken veranderen déze in grote goud-omrande gevaarten. Op dat moment komt de zon te voor schijn in een wolkenopening waar lucht sü water in elkaar overgaan. En plotseling ver dwijnen de pasteltinten. Hét vlammende rood van de zon zelf beheerst met zijn majesteitelijke kleuren hemel en Oceaan. Het is geefl gewoon rood, het is een wer velende waaierende bloedrode kleur. Het verft elke "wolk die boven het water hangt dieprood. Het indrukwekkende Arfak-gc- bergte is als met een lilarood-waas over trokken. De zon kruipt hoger en hoger. Kleuren verbleken, anderen nemén hun plaats met dubbele felheid in. Dé geêl-gou- dèn êh purperen pasteltinten vervagen cn ten slotfè verdwijnt het staalgrijze der Wol ken. De zon verlicht de eilanden en dè zee rondom. Hét is dag...... intussen zijn wè de baai uit en varen ter hoogte van Maröêni, zuidwaarts langs dé kust. In dè verte zien we kaap Oransbaii. Wanneer de zon vérder opkomt kijk ié onder hét wolkendek door in dê dalen van hèl Arfakgèbergtê, dat hiér loodrecht op dê kust geplooid is. Even later trékt de lucht dicht en begint hét té regenen. We krijgen nu dè Pacific-deining en hét bootje rolt alle kanten uit. Bij Oransbari gaan we in de stuurhut kijken, waar een Papoea aan het roer staat, terwijl de kapitein, ook Papoea, de koers uitzet. Volgens allé regelen der kurtst oriënteert hij zich bepaalt de positie en dé roerganger krijgt zijn koers netjes ill graden opgegeven het logboek De straat wordt steeds nauwer. We pas seren dé kampong Jembikiri. Tegen zessen zijn we er zowat door en varen dóór een smalle inham naar kampong Jomakaan. Tus sen de riffen door die in het heldere water duidelijk zijn te zien stomen we uiterst voorzichtig op tot we op tien meter uit de kust aanleggen aan het huis van de goeroe. De huizen zijn hier zo gebouwd, dat ze met de voorkant net het strand raken maar verder geheel boven het water op palen staan. Alle mensen verdringen zich op de kleine galerijen en schreeuwen opge wonden tegen de bemanning. De soldaten gaan aan wal en maken bivak in het posthuis. Dit is een huis dat speciaal voor doortrekkende Bestuursambtenaren wordt gebouwd van gaba-gaba, atap dakbe dekking én een vloer van nipah (dê nerven van de nipah-palm). Het geheel voldoet uit stekend en is zindelijk en koel. Dê gezond heidstoestand van de kampong valt mee. Evenwel zijn er énkele wonden én gévallen van framboesia tè behandelen. We staan met de dageraad op want wé zullen er vroeg vandoor gaan. Langzaam drijven Wè weg van de Wal. De voorgalerijen bezwijken haast onder het gewicht van de mensen die ons uitgeleide doen. Ze wuiven èn roèpèn. We draaien bij en dan begint een schier eindeloos stuk van vele uren zee met in de verte de kust, een zware deining, en aan de horizon de bergen van het Wandam- menschiereiland en het eiland Job. Om on geveer vier Uür laten we het anker vallen te Warjor, een kleine bestuurspost ver van de wereld; Daarna gingen wc naar Miei het Zendingscentrum dat een kwar tier lopen verder ligt op een heuvel aan de kust. Het pad loopt Zuidwaarts langs sago moerassen en is héérlijk overschaduwd door bamboebossen. Over de talrijke kreekjes liggen dikke boomstammen en daarover boombast als brugdek. Na een uur lopen kwamen we bij de leprozerie van Miei. Eert gewone kampong, wat schamele hutten, lëpta irt allé stadia, terwijl hét eigenlijke hospilaaltje nog steeds in aanbouw was. Eigenlijk onverwacht stuiten We daarna op dê eerste kampong Van de langê reeks, die dê Westkust van het Wahdammënland rijk is Iriaki. Daarna volgen dè kam pongs elkaar in snel sémpo op, zoals Rumbiari ên Rassièi, hèt einddoel van de dag. Overal waar jè kómt is de Nêdèr- landse vlag gehesen, hèt pad inderhaast aangeveegd ên naast het pad ligt hèt zo juist gekopte gras en overal roken vuur tjes van bij elkaar geveegd Vuil; Elke kampong ligt aan het strand met de huizen aan dè vlöêdiijn. dan komén één paar rijen hoge klapperbomen, vervolgens een bamboehekje waarlangs hèt pad loopt, een slokan (afvoerslöot) èn tètt slótte het kilometers brede sagomoeras - vergeven van de muggen aan de voet van dè 2000 meter hoge bergrug. De vólgende dag zou Er was èen kind van zes jaar bij, dat de gehele tocht voorop liep met een tas sago voor de dragers. laatste is én we in bivak kunnen gaan. Wat ons wél aanstaat. Acht uur sjouwen door de modder is zwaar. Aun de kant ligt een dikke omgevallen boom en hierop beginnen de dragers het bivak té bouwen. Op plni. een meter van de grond verschijnt in een uur tijd een compleet huisje. De vloer is van dunne stammetjes en een dak van dikke vctplarttbladcrcn, compleet met grondzeil en klamboe. We zijn eerst zes uur de Volgende morgen wakker. Het bivak blijft gewoon staart, het wordt steeds weer gebruikt tot er een nieuw nodig is. Na een halt' Uur lopen wijst dê voorste drager naar achter en zegt „Mambróèk"Eh wérkelijk hoog in een boom zat een kroonduif. Hoc die kerels ér achter komén is mij eên raadsel. Dè helling wordt stèèds Stéiler èn glad der zodat we blij zijn, tégen twééën, bij èen béêkjé êvên te kunnen rusten én dan wéér verder. We zHn op de top van de berg. Van hiér uit gaat nét stèèds naar beneden én vrij steil, glijdend èn vallènd van böom tót boom. Om vièr uur wordt hèt donker én begint êên Waterval van règèn óm ónS heen té stromen. Zódat hét pad in één beek ver andert wé voortdurend in de modder uit glijden. Na twéé Minuten i,ijn Wè doornat. De dragers trékken ten palmblad van een boom en doen dat over hun hoofd als een soort paraplu. Pas tegen léssen zijn we in De huizen zijn zo gebouwd dut ze met de voorkant net het strand raken, nntOr verder geheel boven het water op palen staan. Zaterdag 27 Juni 1953 ELSEVIERS WEEKBLAD 15 Wat moet de hoofdstad worden van Nieuw Guinea, dit reusachtige I eiland het grootste ter wereld, j sinds gebleken is dat Groenland geen I eiland is'? Het is een vraag die men de laatste tijd nogal eens hoort stellen en waarover men veelal zeer uitgesproken i meningen hoort. En de vraag inzake de hoofdstad wordt dan meestal gecombi- I neerd met de vraag welke plaats de af scheephaven moet worden. De afscheep haven, als we eens zover zijn dat Nieuw Guinea hout en copal, copra en andere bosproducten in enigszins grote hoeveel heden gaat exporteren. Goni, waar onze gids opbiecht, dat hij de tocht ook nog nooit had gemaakt, maar dat hij ons niet ongerust had willen maken De volgende dag komt Kwabisore aan de beurt. Een nette kampong, schoon en vrien delijk. De school is nog aan de gang en wanneer de dokter binnenvalt om de kin deren die ziek zijn er uit te pikken staat in één keer alles recht overeind en klinkt het in koor „Tabeh toean dokter"in het posthuis maakt mantri Julius de boel vast klaar voor het spreekuur en wanneer de dokter het zaakje bekeken heeft sorteren ze snel de patiënten. In een uur tijds hebben ze een dertig mensen verwerkt en varen we verder. Daar het betrekkelijk rustig is be sluiten we een tweetal kampongs aan te doen waar nooit iemand komt vanwege de sterke branding. Het valt dan ook niet mee aan wal te komen. Met dokter en mantri gaan wc in een gammele prauw de meters hoge branding in, een riviermond op en ten slotte naderen we via een smal kreekje in het vloedbos de aanlegsteiger van de kam pong. De vlag hangt halfstok. By informatie blijkt het touw niet langer te zjjn. Het Is hier een hopeloze toestand. Alles ziek en ondervoed. Ze eten alleen wat sago en vis en lijden practisch honger. De volgende kampong is wat beter maar ook hier is nog nooit een dokter of mantri geweest. Tegen zessen steekt een storm op maar we moeten door naar Nabirei, waar we zullen overnachten. Tegen achten kun nen we het anker laten vallen. De boot schommelt alle kanten uit en het regent vreselijk. Een kwartier wachten leven geen prauw op. Wel zagen we lichtjes op' het strand. De kapitein laat de sirene loeien en direct krioelt alles door elkaar op het strand, daarna is het stikdonker Twee Papoea politieagenten duiken met een plons over boord. Een half uur later komt een lekke prauw, de enige, waar echter maar één man in kan. De hele bevolking is gevlucht daar ze dach- I ten, dat het een Japanse boot was. Er Is daar in de oorlog een groot Japans vliegveld geweest en de schrik zit er nog danig in. Er kan maar één man tegelijk aan wal terwijl de prauw bij elke golfslag volloopt. De volgende morgen houdt de dokter I spreekuur voor een klein groepje mensen en dan varen we verder naar de laatste post Nappan-Weina waar we om ca twee uur aankomen. En het is heus zo gék nog niet in deze verstafgelegen kampong van het district. Keurige paden, hekjes overal. Een goed Bestuurshuis. Mooie politie kazerne. In alle vroegte, terwijl alles nog slaapt, varen we weg. De dokter neemt een jon getje van tien jaar mee met een enorme tropenzweer, die stinkt als drie doden. Tegen achten zijn we bij Moor een eiland ten Zuiden van Japen waar het de laatste tijd tengevolge van Indonesische infiltratie minder rustig was. Ze hadden daar een godsdienstige groep die de haren zouden laten groeien totdat alle Nederlanders weg waren. Als we arri veren blijkt er niets meer aan de hand té zijn. De haren zijn geknipt en de be langstelling voor onze komst is overweldi gend. Het lijkt hier wel het Port-Said van de Geelvinkbaai. We werden omzwermd door een vloot van prauwen en hét ziet zwart van de Papoea's die proberên aan boord te komen. Waarbij ze elkaar in hét water duwen. We nemen cén Papoea mee wiens been één groot abces is. Als de dokter op de voét drukt fluctueert de dij. Hij heeft in Mano kwari dan ook na zes incisies een liter of vier pus geloosd. Ten slotte brengen we nog een bezoek aan de Namboor-eilanden- groep. Iets meer geciviliseerd, een keurige steiger en posthuis. De volgende dagen varen we op dê terugweg steeds door en be reiken Jeratoear, waar nog meer belang stelling bestaat voor de polikliniek dan de vorige maal. Bovendien zijn de kindêrén die tóén ingespoten waren al stukken beter. We gaan in Jomakaan êvên aan wal, daar na stomen we door naar Jebikiri. Hier staat èen prachtig mooi kerkje, geheel mét dè hand bewerkt. Zé hadden er al twee jaar aan gebouwd èn waren nu aan het verfwerk toé. De prèekstoèl is zélfs gebeeldhouwd. Hèt hele dorp was échter vergeven van de framboesia. Hét drinkwater was niét te ge bruiken. Op 5 December zijn we in Manokwari, waar Sinterklaas óns reeds opwacht en alle kinderen blij zijn hun vaders met het feest thuis te zien. S. VAN DER WERFF

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 1953 | | pagina 4