ELSEVIER^ H&EEKBLAD
En toen zei Jantje
Praetvaeria-varia
door Rogier van Aerde
FRANQOIS PAUWELS, DOROTHY
SAYERS, BEVERLEY BAXTER, MARTIN
DUYZINGS
Zaterdag 18 April 1953
TEKENTALENTEN ONDER DE
NEDERLANDSE JEUGD
29
De voorzitter van de vereniging had
hem met zijn wagen afgehaald van
het station en naar het gebouw ge
bracht. De opkomst van het publiek viel
tegen, vertelde hij onderweg, hij had zich
daar meer van voorgesteld. Misschien
dat er vanavond aan de zaal nog wat
kaarten verkocht werden, maar het weer
werkte ook niet mee.
De oude man was er sinds jaren aan ge
wend, dat de opkomst tegenviel, maar toch
deed het altijd een beetje zeer, vooral wan
neer ze het zeiden. Het klonk net, of de
drommen, die er anders kwamen, verstek
lieten gaan, zodra het om hem te doen was.
Waarschijnlijk was het zo niet bedoeld en
stellig was het ook niet waar en hadden zij
wel eens meer een slecht bezette zaal, maar
hij vond het altijd een beetje pijnlijk, wist
niet goed wat te zeggen en had het gevoel
een flessentrekker te zijn, omdat hij zo'n
hardploeterende culturele vereniging gedu
peerd had, door haar niet te waarschuwen,
dat de opkomst van het publiek zou tegen
vallen en dat zij beter een, ander nemen
kon
Of hij wat gebruiken wilde? Hij had zijn
avondboterham in de trein gegeten en wilde
dus inderdaad wel wat gebruiken, maar
liever geen koffie wanneer hij moest gaan
voordragen. Het leek hem grof om cognac
te zeggen, terwijl zij toch al een strop aan
hem hadden en bovendien wist hij niet, wat
ze hier cognac noemden. Sherry.
„Mij een ouwe klare", zei de voorzitter.
„U ook?"
Hij stemde toe. Hij had een afschuw van
jenever, een vuile, ongeciviliseerde smaak,
wanneer je die niet maskeren kon met kaas
en zoutjes, doch hij had nu eenmaal het
gevoel, dat iemand als hij geen noten op
zijn zang moest hebben. Het was onzin na
tuurlijk die paar dubbeltjes kwamen er
ook niet op aan, maar toch voelde hij het
zo. Het was gek, dat hij na zoveel jaren
toneelervaring nog altijd niet zijn eigen rol
wist te spelen, zich altijd wat hulpeloos en
weerloos voelen moest tegenover vreemden.
Er kwamen nog een paar bestuursleden.
In de provincie moest je altijd met alle
notabelen kennismakendaar stelden ze er
blijkbaar veel prijs op een beroemdheid de
hand te drukken. Het mocht wat met die
beroemdheid.de opkomst viel tegen. De
penningmeester betreurde het, dat ze niet
de kleine zaal hadden gehuurd, probeerde
het hem uit te leggen zaalhuur, affiches.
en dan hooguit tachtig mensen, waarvan
het merendeel leden, die nog reductie had
den ook. De voorzitter, man van de wereld,
•sneed het zorgelijk verhaal af met een
„Vooruit, we nemen er nog een als we
toch 'n nadelig saldo hebben."
Het leek kinderachtig nu te bedanken,
dus nam hij er ook nog een, terwijl hij er
van gruwde. Die penningmeester zou straks
proberen af te pingelen op zijn honorarium,
dat wist hij nu al. Jaren geleden had hij
eens in zo'n geval gezegd „Dag meneer,"
had zijn hoed opgezet en was weggegaan.
Dat honorarium Was toen later nog zonder
boe of ba aan hem overgemaakt. Maar hij
had het optreden niet meer van jaren ge
leden hij wist nu reeds van zichzelf, dat
hij kleintjes zeggen zou, dat het hem speet,
maar dat hij het ook niet helpen kon en
dat hij ook zijn kosten had. Hij wist nu
reeds, dat hij ten slotte machteloos maar
toegeven zou en er nog een paar tientjes
op laten korten. Van de zaalhuur en de
drukkerskosten viel per saldo niets af te
knijpen, daarom moesten ze het wel van
zijn honorarium doen.
kleurenblinde kafferhij kan nog geen
geeloker van chromaatgeel onderscheiden
en dat zwetst er maar op los." D.e oude
man kende dat onderscheid ook niet en hij
wist niet, of het van belang was. Hij wist
alleen, dat het pijn deed. Nu had hij zelf
niets meer te hopen of te vrezen van cri-
tieken, zijn naam zou nog maar eenmaal
in de grote bladen komen en dat zou hij
zelf niet lezen, maar nu ging het om zijn
zoon. Hij wist alles. Dat Peter dagen lang
uit het lood geslagen zou zijn, onredelijk
tegen Christine en de kinderen, nog wel
tienmaal, twintigmaal, als hij alleen was,
die critiek zou herlezen, hoewel hij haar nu
reeds van buiten kende, omdat de woorden
waren ingebrand als vitriool. Maar het
meest had hij te doen met Christine. Peter
zou over een week weer opgaan in zijn
werk, weer leven in een schilderij, al
bleef het onverkocht, weer genieten in kleu
ren en vormen en daar de hele bliksemse
boel bij vergeten. De volle zwaarte van de
last kreeg Christine te dragen. Hij had zijn
kleinzoon, die stil moest zijn, omdat pappie
anders boos werd, meegenomen voor een
wandeling en terwijl hij buiten liep met dat
kleine handje in de zijne, had hij gedacht
Jochie, ga alsjeblieft nooit in de kunst
jaag op centen en niet op schoonheid, dat
bespaart je veel pijn. En als je het niet
laten kunt, trouw dan tenminste niet. Het
was nonsenshij wist het terwijl hij het
overdacht.
Maar van die vijf en zeventig gulden
deed hij toch niets, meer af. Het was al be
neden de prijs, dat wisten ze heel goed. Hij
zou het gedaan hebben, als hij niet aan
Christine gedacht had, maar nu deed hij
het niet. Het beeld van dat stille vrouwtje,
dat haar grote jongen zo graag getroost zou
hebben, als ze het had gedurfd, dat beeld
en de herinnering aan zijn eigen vrouw en
hoe hij zelf geweest was in zijn tijd, dat
was genoeg om zich niet
te laten afschepen met
minder dan overeenge
komen was
En daar stond hij
voor de zaal. Tot
het laatste ogenblik
waren zijn gedachten
bezig geweest, maar dat
hinderde niet hij be
gon ook eerst te leven
in zijn werk. Hij had
voor vanavond het kind
in de literatuur. Ze had
den er lang over gedis-
cusieerd het mocht
niet teveel van dit en
niet teveel van dat zijn,
er waren blijkbaar erg
stijve prentenboeken
onder en hij van zijn
kant liet nooit aan zijn
programma's knoeien
dat was het enige ter
rein, waarop hij precies
wist wat hij wilde en
nooit toegaf. Ten slotte
waren ze het hierop
eens geworden.
Het- gerucht uit de
donkere zaal stierf weg.
„Geboorte", zei hij. „Van Chris de
Graaff." De eerste strophe ging tastend de
schemer in, zoekend maar een hart dat zich
ontroeren liet, maar met de tweede voelde
hij reeds die geheimzinnige stroom door
zich heen zinderen hij had het contact
gelegd.
„Ik zal bebloed zijn
en ontzind
van pijn als 't wordt geboren.
't Zal alles goed zijn
als mijn kind
dan schreit en 'k zal het horen."
Hij vroeg zich nooit af, of die stroom
er echt washij kon zich dat zelfs niet af
vragen, zolang hij hem voelde. Achteraf
kon hij toegeven, dat het misschien verbeel
ding was, maar op het moment zelf viel er
evenmin aan te twijfelen, als aan het feit
dat hij leefde. Het was of heel zijn wezen
zich opende en in een roes van geluk maar
had door te geven, wat hij aan schoonheid
gevonden had, naar die vage, bleke, naar
hem geheven gezichten die allerwegen op
bloeiden in het duister en begerig leken,
hongerig naar ieder woordhet was alsof
zij tezamen opgingen en ondergingen in
dromen en gedachten, op de muziek van
klanken en rhythmen. En voor hun ogen
leefde het kind, speel
de en droomde het
kind, en de leeuweri
ken stegen en de zon
straalde en de bloe
men kleurden het
veld. Hij had niet te
veel gedichten je
moest er voorzichtig
mee zijn. Hij had er
juist genoeg om hen
helemaal los te maken
van hun eigen gedach
ten en zorgen, om
hen bereid te maken
zich geheel en al open
te stellen.
„Uit: Kinderen van
ons volk, door Antoon
Coolen," zei hij.
,,'nen Bok. Doruske
Timmer koopt 'nen
bok. 't is vast en
zeker. De jongens en
de durskes, al zijn
keinder, ze weten 't
allemaalvader koopt 'nen bok. Vader,
wanneer komt ie?"
Hij hield van dit stuk; zijn eigen kinde
ren leefden erin met jonge verlangens en
dromen, zijn kleinkinderen met hun grote,
verwonderde ogen, het felle kloppen van
hun hartje, het onbegrensde gaan van hun
verbeelding. Ze praatten en rumoerden om
die bok, in plaats van te gaan slapen, en
hielden zich muisstil op de vraag„Moet
vader kommen mee een eind hout?" En
zij gingen door de helle zomerdag op zoek
naar hun bok en kregen hem te zien en
waren vol van vreugd en opwinding, waren
bang en waren moedig, gaven hem handjes
gras en spanden hem voor de wagen.
„Daar rijdt de schone verniste wagen,
Daar rijdt het prachtige gespan. Daar rijden
de schreeuwende vreugde en de jubelende
welgezindheid. Daar trekken de keinder
van Doruske Timmer er op uit. Mee hun
nen bok. Mee hunnen bokkenwagen. En
vader staat te kijken.
Ze leefden voor zijn ogen met de scheur
in hun broek en de gebarsten schulp van
hun klomp, met de kletsen die ze daarvoor
kregen, met hun lachen en met hun tranen
zij zaten in het geurige hooi, als het buiten
regende en woei en speelden op hun mond-
muziekske.
En dan kwam die nacht van de brand en
hij w a s die vader, die de kinderen van de
zolder haalde en schreeuwde en riep en
rende en buiten stond in de koude nacht
met zijn vrouw en' de huilende kinderen
„Jongens dan! Jongens dan! Zijn ze er nou
allemaal? God in de hemel! Heb 'k ze nou
allemaal?" En hij vloog weer terug naar
de zolder, die aan één kant al in brand
stond en vond er nog het kleine jongentje,
dat huilde van angst. En telde buiten zijn
kinderen en kon er niet mee ophouden,
leek gek geworden en wist niets anders
meer te zeggen, dan„As-t-er toch ook
maar één verbrand waar! As-t-er toch ook
maar één verbrand waar! As ik er toch ook
maar één af had moeten geven!" En huilde.
En dacht dan ineens aan de bok, die ze
vergeten hadden.
Hij was er zo in weg, dat hij het applaus
nauwelijks hoorde. Hij had nog tranen
in zijn ogen, terwijl hij boog. Het was
een matig applaus, maar dat drong niet tot
hem door, daar gaf hij niet om, want hij
was nog vol van het andere. Het was ge
noeg, als er straks iemand zei, dat het goed
geweest was.
Maar niemand zei dat. Er was alleen de
penningmeester, die nu onder de pauze
maar gelijk even wilde afrekenen. Hoe kon
zo'n man dat nu doen? Juist onder de
pauze, midden onder het werk; waarom
kon dat nu niet wachten tot na afloop?
Waarom zei hij niet, hoe hij het gevonden
had? Je kon naar zoiets toch niet vragen?
„Tja, hoeveel was er ook weer afgespro
ken?"
„Vijf en zeventig," zei hij. Hij had er
bijna aan toegevoegd „Inclusief."
Die meneer had een gezicht, of hij in
boter en kaas handelde. Niet dat hij iets
tegen boter en kaas hadhij had ook niets
tegen die meneer. Hij voelde alleen de nei
ging ernaar te informeren „Doet u in zui
velproducten?" Maar hij moest luisteren.
u ziet het zelf. De avond is voor
ons, financieel bezien, een fiasco.
Nu had hij zich zo vast voorgenomen aan
Christine te denken en voet bij stuk te hou
den. Maar het had opeens geen zin meer.
Als het goed was geweest, dan was het
immers niet te betalen in geld. En nu het
blijkbaar niet goed geweest was want
het was toch duidelijk, dat die meneer er
niet door gegrepen was nu was eigenlijk
iedere cent teveel.
„Dat laat ik helemaal aan over," zei
hij mat.
„Ja maar, ik kan toch niet zelf.Enfin,
zullen we dan zeggen vijftig gulden? Gaat
u daarmee accoord?"
Hij knikte. Hij voelde zich bedroefd. Hij
wilde weg van deze man, die vijftig gulden
eigenlijk nog ruimschoots betaald vond
voor een avondje voordragen. Maar hij
moest nog wachten tot het geld tevoorschijn
gehaald was en uitgeteld en hij moest er
nog een kwitantie voor tekenen. Hij voel
de zich zo vernederd, dat hij liever niet
naar de foyer wilde voor 'n kop koffie,
maar er waren daar mensen, die graag zijn
handtekening hadden en dus moest hij wel.
Hij schaamde zich.
En daarna stond hij weer voor het voet
licht en keek de donkere zaal in. „De
wolken," zei hij. „Van Martinus
Nijhoff."
Zijn woorden deden zelfs geen poging
om het contact te zoeken het was als ver
telde hij van zijn verdriet tegen een blinde
muur.
„Nu ligt mijn jongen naast mij in
[de heide
En wijst me wat hij in de wolken
[ziet,
Nu schrei ik zelf, en zie in het
[verschiet
De verre wolken waarom moeder
[schreide."
En hij ging verder, maar hij had niets te
geven. Vroeger zou hij gevochten hebben,
om zo'n impasse te
overwinnen, om die
zaal toch te grijpen.
Maar hij was oud
en wat hem betrof,
mochten ze stikken
„in de koffy" of in
dat kwam er niet
op aan. Hij was
oud en hij knoeide
maar wat. Het deed
hem pijn om de ge
dichten, want die
waren goedhet
speet hem om het proza, want dat was ook
goed, maar niet voor hier. Het had niet te
veel van dit of van dat mogen zijn, maar
toch blijkbaar wel een beetje. Ditwat hij nu
gekozen had, ging alleen maar over kinderen
er kwamen geen grote of geweldige din
gen aan te pas. Zeker, voor wie luisteren
kon, bevattte het alles, de hele wereld, de
hele mensheid, alle hoop en verwachting,
alle vreugde en alle verdriet, het bezat meer
van het leven in zijn volheid en zijn myste
rie dan stukken over grote mensen ooit
geven konden. Maar zij wilden niet luiste
ren. Of misschien lag het ook aan hem, wist
hij zelfs dit niet meer goed over het voet
licht te brengen?
Elseviers
verhaal
Hij wilde die zaal vergeten, haar apathie
vergeten, maar hij was niet als Peter die
niemand nodig had, om te kunnen opgaan
in zijn werk. Zijn werk was anders hij had
het contact nodig. Als zij hem geen gehoor
wilden geven, dan kon hij niet verder. Het
waren toch geen tafels van vermenigvuldi
ging, die hij maar had op te dreunen hij
moest iets tot leven wekken en er kon niets
leven in het luchtledig, dat er tussen hen
hing. Die zaal zat te suffen. Die mensen
waren hier komen zittetn, zoals zij gingen
theedrinken bij Jansen of bridgen bij Pie-
tersen het hoorde er nu eenmaal bij. Hij
kon doen wat hij wilde, maar hij stond er
machteloos tegenover.
De voorzitter wist niet goed wat te zeg
gen, of liever hij wist het wel, maar het had
geen nut. Het bleef toch altijd een eigen
aardig en onhebbelijk soort mensen. Enfin,
het was de eerste en tevens de laatste keer
geweest.
Doch in de trein naar huis keek de
oude man door het raampje naar de don
kere wereld daarbuiten. Hij wilde dat hij
zijn ogen sluiten kon en zich in slaap
kon laten wiegen op de zachtjes schud
dende bank. Maar hij moest naar buiten
kijken naar dat duister en hij dacht„Ik
wilde niet vloeken, werkelijk niet. Het
heeft geen zin en ik heb er ook het recht
niet toe."
Tale
Op Reis (het blad van het bureau Lissone-
Lindeman) sohrijfteen der
schilderachtigste straten in Barcelona,
de Paseo de Colón (Keulenseweg)
En wij kunnen daar nog aan toevoegen
dat die weg genoemd is naar Christoffel van
Keulen, de bekende ontdekker van Amerika
en van het staande ei.
Remedie
Zonder kijf is Kijfs Nieuws- en Adver
tentieblad ons lievelingsblad te Apel
doorn, waarin
Niet te oude
DEFECTE RADIO
gevraagd voor de slaap
Br. no. 1554 bureau van dit blad.
Nouveauté
In de aloude Schoonhovense Courant
wordt een damesbeurs met 's middags en
's avonds groteske modeshow aangekon
digd.
Da's weer 's wat anders dan anders.
Jeugd
De Omroeper (Schoonhoven) klaagt
Schoonhoven kweekt de jeugd op voor
galg en rat.
Voorzover wij Schoonhoven kennen ge
loven wij dat het blad zich muizenissen in
het hoofd haalt.
Zelfkennis
Vaderland deelt mede
De geneesheer-directeur van de
stichting „Veldwijk" en het sanatorium
„De hoge Riet" te Ermelo, dr B. Chr.
Hamer, is per 1 Augustus benoemd tot
psychiater-adviseur van het provinciaal
bestuur van Gelderland.
Allemaal op de divan, jongens
Prijs
De prijs voor de A.J. (aanstellerigste
journalistiek) valt ditmaal ten deel aan
De Volkskrant, voor deze intens-
prachtige volzin Maar in die zelfde afdaling
begon ook Wim van Est zijn vlucht naar
Wetteren, een vlucht, gedreven door brute
kracht, die alle favorieten kilometer na kilo
meter aan gruzelementen begon te malen.
Tróóst voor Wimhij is niet de enige
die begon te malen.
(Advertentie)
Goedbeschouwd zaten zij dus nu met
hun allen te borrelen op zijn kosten.
Hij wilde dat hij zeggen kon
Meneer, behoud uw geld maar en wees
er gelukkig mee. Het komt er niet op aan,
dat er maar tachtig mensen gekomen zijn,
al waren er maar tien gekomen. Ik ga hun
een avond geven vol schoonheid, een ont
roering en verrukking dat niemand meer
denken zal aan geld. Maar het was een
feit, dat hij het geld nodig had, of liever
zijn schoondochter, bij wie hij inwoonde,
had het nodig. Het was toch al 'n sof dag,
begonnen met een slechte critiek op Peters
tentoonstelling. Als 'n mens oud werd, dan
moesten ze hem eigenlijk een beetje ont
zien, dan kan hij er niet goed meer tegen.
Hij wist wat er aan inspanning en opoffe
ring in die tentoonstelling gestoken was,
hoeveel hoop en verwachting daarop ge
bouwd. Hij wist uit eigen ervaring, wat een
slag in het gezicht een critiek kon zijn.
„De beunhaas", had Peter gezegd. „Die
En toen zei Jantje „De in de tekst
volkomen misplaatste vloek, uitge-
sproken met die heldere, nadrukke
lijke kinderstem spatte als een electrische
vonk in de donkere zaalalles was eens
klaps klaarwakker, verwonderd, gecho
queerd. Wat mankeerde die man? Hij ging
verder met zijn tekst. Zij zaten te wachten,
of hij misschien nog eens zoiets geks zou
doen. De sfeer was nu helemaal kapot,
maar hij had de aandacht, dat was een feit.
Doch er kwam niets geks meer hij ging
gewoon verder tot het eind. Dat kwam
minstens 'n half uur eerder, dan verwacht
was. Hij had zeker het een en ander over
geslagen nou ja, dat was ook zo erg
niet.
„Oh niets," zei hij in antwoord op de De Lucifer:
vraag van de voorzitter, wat eraan gescheeld Je staat in een goede reuk
had. „Ik wilde hen alleen eens allemaal De ROXY
wakker hebben." ROXY ruiken is ROXY, roken 1