Gelaat van het „Vergeten Eiland"
wordt steeds meer geschonden
Nieuwerkerk en Ouwerkerk;
eilandjes in een zoutmeer
Dagelijks storten huizen in en
spoelen lijken aan
Voor wie alles verloren heeft, is
waardeloze schrijfmachine
al een heel bezit
Op Schouwen-Duiveland vreet
water aan zenuwen en dijken
Woensdag 8 April 1953
In de tiende week na de ramp
-1 spreekt het niet-getroffen Neder
land weinig meer over de waters
nood. Het gaat immers goed? Elke
dag zijn er berichten over gedichte
dijkgaten, er rijden weer treinen
over de Moerdijk, in sommige droog
gemalen polders gaan de boeren
gerst inzaaien, de beurzen zijn vele
keren opengegaan en met de dijken
en de nood zal het verder wel in
orde komen. Nederland praat over
de Russen, de bloembollen, de va-
cantie en de huurverhoging.
Op het bootje van Numansdorp
naar Zijpe, dat zo hard slingert dat
passagiers zeeziek worden, is dat
anders, net als op het bootje van
Zijpe naar Zierikzee en op dat van
Zierikzee naar Burghsluis. Op die
bootjes zitten mensen die dagelijks
de huizen zien instorten, die doden
in hun familie hebben, die elke dag
lijken en cadavers zien aanspoelen.
Zij varen langs de kolossale dijk
gaten waar nog niet aan wordt ge
werkt, zij zien dat nog maar een
paar kleine stukjes van Schouwen-
Duiveland droog zijn, zij weten dat
de rest nog maanden aan het water
overgeleverd zal zijn en ze zeggen
ronduit, dat hun eiland, als voor
de oorlog, misdeeld is en dat het
nooit meer goed komt.
T N hun gesprekken spelen de Rus-
x sen en de bloembollen geen rol.
Ze praten over hun huizen die er
nog wel of niet meer zijn, over wie
er verdronken is. over de evacuatie
en de kans op terugkeer, over wat
ze nog hebben kunnen redden en
wat ze nog hopen te redden en over
het Rampenfonds, dat „ook wel
weer zal tegenvallen",
Natuurlijk overdrijven ze. Schou
wen-Duiveland heeft verreweg het
grootste aantal nog open gaten in
zijn buitendijken van het hele
rampgebied. Het werk om ze dicht
te krijgen is nog ternauwernood te
overzien en eist een grondige voor
bereiding en een grootscheepse aan
pak. Maar welke buitenstaander
heeft de moed dat als argument te
gebruiken tegen het pessimisme van
mensen die tweemaal per dag mil-
lioenen kubieke meters water door
hun land zien stromen en die de
verwoestingen met de dag groter
zien worden?
De proeven die prof. Thijsse in
zijn Delftse laboratorium heeft moe
ten nemen om tot zijn advies over
het afsluiten van het gat bij de
Schelphoek te komen, leggen het
wat overtuigingskracht betreft, af
tegen de zwermen vogels die de be
woner van Schouwen voor zijn ogen
ziet neerstrijken op de dode dieren
langs zijn geschonden dijken.
IN Zierikzee moet je een beetje
de weg weten. Want bii vloed
lopen heel veel straten ineens vol
drabbig modderwater, dat kolkend
de gaten en kuilen vult. De mid
deleeuwse stad ligt niet meer, zoals
de dichter zei. „bewaard als een
vlieg in de barnsteen". De barn
steen is vloeibaar geworden en de
vleugels van de vlieg zijn gerafeld.
De nieuwe bezetting van de oude
veste is een vreemd allegaartje:
schippers uit Giethoorn, stratenma
kers uit Amsterdam, rijswerkers uit
Groningen, en uit alle windstreken
militairen, ingenieurs, ambtenaren
en vrouwelijke vrijwilligers.
Om negen uur 's morgens schiet
er een groepje kinderen een klein
cafeetje binnen. Daar krijgen ze les,
want in hun school liggen soldaten.
En iedereen zet emmers en teilen
buiten tegen de tijd, dat de tank
wagen komt, want waterleiding is
er nog niet.
Over land zijn er twee verbin
dingen. Er rijdt van tijd tot tijd
een busje van Zierikzee naar Brou
wershaven en een van Burghsluis
naar Renesse. De rest van het ver
voer gaat met bootjes om het ei
land heen. De gestencilde nood-
dienstregeling van de RTM is meer
om een houvast te hebben, dan om
precies de tijden van vertrek te we
ten. Mist en harde wind zetten alles
op losse schroeven. Soms zit de boot
vast bij de grote gaten in de Zierik-
zeese haven. De kapitein geeft dan
een ruk aan de stoomfluit en een
vinnig sleepbootje schiet te hulp.
Niemand klaagt daarover. Het
schijnt niet anders te kunnen.
De kleine, zwarte lijkenauto van
Zierikzee is de hele dag in vol be
drijf. Op het kerkhof, even buiten
de stad, zijn twee lange, rechthoe
kige kuilen gegraven, waar de kis
ten twee aan twee op elkaar worden
"ingezet. De ene kuil is al voor drie
kwart vol. Oo de houten kruisjes
achter de graven staan alleen num
mers.
De mannen met rubberpakken en
rubberhandschoenen sjouwen de he
le dag met ruwe doodkisten, want
nog steeds spoelen de lichamen van
de verdronkenen aan. In de tiende
week na de ramp zijn ze onherken
baar. Het is een weerzinwekkend
werk. dat de dodenploeg moet ver-
richten. Maar 's middags, als ze
juist weer het hek van de begraaf
plaats binnengereden zijn, trekken
de mannen de rubberpakken uit,
dopen hun handen in lysol en zeg
gen: „Kom, we gaan eten". Alleen
door hardnekkig vast te houden aan
alle bezigheden die in een geregel
de samenleving normaal heten, zijn
ze in staat zich te handhaven te
midden van de verschrikking en de
walgelijke gruwelheid die nu hun
dagelijks werk vormen.
Intussen stroomt het water
door en iedere keer verdwijnt
er een stukje van Schouwen-
Duiveland. „Er zit hier veul
polletiek", zei vorige week een
arbeider van buiten Zeeland.
En daarmee vatte hij precies
samen, wat de Zeeuwen van
het „Vergeten Eiland" aan
argwaan en wantrouwen in
zich voelen tegen de plannen
makers en de uitvoerders, zon
der dat er noemenswaard iets
van verbetering valt te zien.
Hoeveel uithoudingsvermo
gen heeft een mens nodig als
hij lange tijd in het water moet
leven, dat zijn zenuwen op
even harde proef stelt als zijn
gehavende en zwakke dijken?
vrouwen, zegt de man van de water-
politie. Hij morrelt aan zijn motor
tje en praat: vrouwen is niks waard
in zo'n bootje. Te gevaarlijk Je hebt
er je handen aan vol als er wat ge
beurt. Laatst heb ik
Het motortje begint té sputteren ea
met een grote boog zwenkt het vletje
schommelend van de kant.
We varen "vlak langs een rijtje
wilgen die half boven water uit
steken. Onder ons is een sloot
Aan het eind van de sloot is. even
tjes naar links een hek dat open
staat. Alles onder water, wel te ver
staan. Je moet het precies weten,
anders gaat je bootje lek op een
paal. Het vletje koerst langs half-
ingestorte huizen, maakt midden
in de wijde watervlakte een vreem
de bocht (hier loopt een afraste
ring onder water), en laveert tussen
twee ruïnes met gordijntjes voor
de zolderramen door, naar de aan
legsteiger van hotel de „Meebaal".
Nee, vrouwen kun je er beter met
bij hebben in zo'n bootje.
In het café speelt, sinds ze weer
electriciteit hebben, de radio. Maar
prof. Stuiveling, die juist voor de
microfoon enkele fijnere trekjes
van Multatuli voor de luisteraars
uit de doeken doet, hoeft in Nieu-
werkerk niet op een aandachtig
gehoor te rekenen. Hier willen ze
alleen maar weten of de spliterw-
ten zijn aangekomen, hoe laat het
1- i.enbootje terugkomt en hoeveel
drinkwater er nog is.
(Van een onzer verslaggevers)
/N het café van Van Felius in Nieuwerkerk hangt een bordje met:
Hier wordt niet gemopperd". Misschien was dat bordje vroeger,
toen Nieuwerkerk 530 huizen en 1850 inwoners had, wel eens'nuttig
als er Zaterdagsavonds gekaart werd. Nu er nog 80 huizen over zijn
en maar een vijf en twintig mensen bij vloed een paar droge vierkante
meters hebben om op te „leven", heeft het bordje geen zin meer. Die
mensen op hun eilandje in de grote, overstroomde Vier Bannenpolder,
mopperen helettiaal 7iiet. De meesten hebben slachtoffers in hun fa7nilie
maar ze wilden toch weer terug 7iaar hun dorp, dat eigenlijk geen dorp
meer is, rtiaar zo maar een paar huisjes en een kerk en een molen in
het water.
ZE sjouwen de hele dag met
wrakhout en als het eb is gaan
ze zoeken in de natte ruines. Vorige
week hebben ze zeshonderd gulden
gevonden in een laadje van een keu
kentafel. Daar hebben ze over staan
praten. Dat geld moet natuurlijk wor
den ingeleverd, maar wie krijgt het
dan tenslotte? De man die zijn geld
in het laadje stopte, misschien met
het idee dat daar wel niemand zou
zoeken, is verdronken. Het zou wel
naar zijn zuster gaan, dachten de
mannen. Maar één zei. dat die ook
verdronken was en toen vonden ze
het maar het beste als het dan naar
de twee kinderen van die zuster zou
gaan.
Vorige week is er nog iets ge
beurd. Uit de polder kwam, als de
Ark uit de Bijbel, zo maar een hele
schuur aandrijven. De schuur ramde
een paar huizen die in elkaar vielen.
Toen ze gingen kijken, bleek de
schuur nog vol graan te zitten. Dat
hebben ze er uit gehaald en het was
nog goed te gebruiken.
Zo gebeuren er toch nog veel din
gen in dat stille dorp, waar 284 doden
zijn, het grootste aantal, na Oude
Tonge op Flakkee. van het hele
rampgebied. Soms doen ze gruwe
lijke vondsten, die mannen. Daar
praten ze niet graag over.
's Avonds zitten ze bij elkaar, nie
mand blijft graag alleen. De volgen
de morgen zijn er weer huizen inge
stort. die ze elkaar aanwijzen: kijk,
de schuur van Kees is weg en het
huisje van Teun heeft 't nu ook be
geven.
Als het bootje met drinkwater
komt, scheppen ze de tank emmertje
voor emmertje leeg. Bij mistig weer
vaart het bootje niet en dan moeten
ze erg zuinig zijn.
Drie woningen hebben pas elee-
trisch licht gekregen, de drie enige
in heel Nieuwerkerk. En van de week
zou de bakker terugkomen. Dat is al
een hele vooruitgang. Nee, ze moppe
ren niet.
DE reis naar Nieuwerkerk is een
ongewisse onderneming. Een
kilometer of vier voor het dorp,
houdt de dijk op. Van dat punt. de
Stenen Dijk noemen ze het, vertrek
ken af en toe bootjes naar het eiland
je. Wanneer precies weet niemand.
Op die dijk komt drie maal per dag
een politieman met een draagbaar
zend- en ontvangapparaat om berich
ten voor de geisoleerde gebieden
door te geven.
Nee, van een bootje weet hij niets,
maar als we zijn zendertje even wil
len vasthouden, zal hij de post Nieu
werkerk eens oproepen. De politie
man in Nieuwerkerk zegt, dat hij ons
kan horen, dat de ontvangst zelfs uit
stekend is, dat hij over een uur met
een bootje langs komt en dat hij ons
misschien kan meenemen. Over en
sluiten maar.
Een uur wachten op de Stenen
Dijk. waarlangs een paar cadavers
liggen te vergaan, is koud maar in
structief.
Er komt een autootje aan met een
paar zakjes spliterwten voor hotel
„De Meebaal", zoals Van Felius zijn
cafe in Nieuwerkerk noemt. Ja. er
zou een bootje komen, zegt de chauf
feur. Hij heeft geen haast, het kan
net zo goed twee uur als een kwar
tier duren en haast hebben verleer
je wel met zoveel water om je heen.
In de verte komt uit Nieuwerkerk
een bootje aanvaren, nee twee: een
motorvlet met een roeibootje erach
ter. Nog voor het heeft aangelegd, is
er over de dijk weer een auto komen
aanrijden: de zwarte lijkwagen uit
Zierikzee met vijf kisten. Mannen in
rubberpakken halen er twee uit. Als
het roeibootje vast ligt, trekken ze
de dekens weg en dragen twee wan
staltige lichamen naar de kisten. Dat
gaat nog iedere dag zo. Na de storm
van vorige week hebben ze op één
dag 21 lichamen geborgen.
TERWIJL de auto wegrijdt komt
er een schuit uit Nieuwerkerk
aan met mensen, die iets uit hun
huisje hebben .gered."
Er loopt een man met een schrijf
machine te zeulen, die zwaar onder
de roest zit. Er zal wel niets meer
mee te beginnen zijn, maar als je
niets meer hebt is een waardeloze
schrijfmachine al veel. Vrouwen
sjouwen met volgepakte koffers, kus
senslopen en margarinedozen met
touwen er om. Ze hebben twee jas
sen over elkaar aan. Het heeft net
even hard geregend en de pakken
zijn kletsnat. Er zal wel niet veel
meer van bruikbaar zijn.
En dan komt het politiebootje. dat
ons zal meenemen: een wankel vletje
waar water in staat, maar met een
krachtige motor. Gelukkig geen
en de vier vrouwen in Nieu
werkerk enige zin? Temidden van
de enorme verwoesting is het op
ruimen van een beetje wrakhout
en het doorzoeken van de huizen
misschien van weinig -betekenis,
maar voor de mensen die het doen
betekent het alles. Het betekent
bij alle verliezen die ze geleden
hebben, dat ze geloven dat ze van
Nieuwerkerk weer een dorp kun
nen maken, dat ze meetellen en
dat ze denken voor elkaar iets ie
kunnen doen.
Zo is het ook in Ouwerkerk, in
dezelfde Vier Bannenpolder. Daar
blijft bij vloed alleen het pleintje
in het midden van het dorp droog.
De bomen beginnen er al uit ie
lopen.
Ook daar zitten 's avonds de man
nen het zijn er een en twintig-»»
bijeen in het café, dat net als in
Nieuwerkerk, het middelpunt van
het dorp is. Als ze uitgepraat zijn
over de dingen van gisteren, van
daag en morgen, beginnen ze el
kaar weer de verhalen van de ramp
te vertellen. Van de boer die op
een afbrokkelend dijkje zat en zijn
boerderij zag instorten en die de
volgende dag zijn eigen vrouw
moest helpen begraven. En van de
jonge vrouw, die een andere vrouw
op een natte zolder in Ouwerkerk
een baby ter wereld hielp bren
gen, nadat ze even tevoren haar
eigen kind van tien maanden was
kwijtgeraakt.
Het uitzichtloze van het barre
leven in Ouwerkerk en Nieu
werkerk is. dat er zo weinig kans
is op snelle verbetering. Het gat
in de dijk bij Ouwerkerk is breed
en diep. De schippers uit Ierseke,
die de mannen uit Ouwerkerk in
het weekeinde naar hun evacuatie
adressen in Ierseke brengen, varen
er zonder de minste moeite door
heen. De Vier Bannenpolder kan
nog maandenlang nat blijven. En
intussen lopen de mannen in Nieu
werkerk langs de huizen waar een
wit kruis op gekalkt is, als teken
dat ze doorzocht zijn; en intussen
storten de schuren en de huizen
in van Kees en Teun en al die an
deren; en intussen blijven de man
nen op hun eilandjes in het grote
zoutmeer geloven, dat er eens weer
twee normale dorpen zullen zijn
die Nieuwerkerk en Ouwerkerk
heten. En dat laatste is dan het
enige hoopvolle.
Minister Mansholt
bezocht Ouwerkerk
en Nieuwerkerk
(Van onze correspondent)
ZIERIKZEE Dinsdag heeft de
minister van Landbouw, visserij en
Voedselvoorziening, de heer S. L.
Mansholt. in gezelschap van de
Amerikaanse landbouwattaché, ir J.
J. Post. inspecteur Rijksdienst voor
Landbouwherstel in Zeeland, ir J.
D. Dorst, provinciale voedselcom-
missaris voor Zeeland en de heer
H. C. v. d. Zande en L. Koopman
van de Kring Schouwen Duiveland
der Zeeuwse Landbouwmaatschap-
pij, een bezoek gebracht aan Schou
wen-Duiveland.
Het gezelschap bezocht de ver
dronken dorpen Ouwerkerk en
Nieuwerkerk.
f
Kort na de ramp maakte de K.L.M. deze luchtfoto van Nieu
werkerk. Thans, twee maanden later, is er veel veranderd, maar
niet ten goede. Vele huizen die nog op deze foto staan, zijn in
middels ingestort. Alleen het water is hetzelfde gebleven. Dat
zal ook de eerste maanden niet minder worden. De andere foto's
zijn getnaakt in het Nieuwerkerk zoals het nu is. De molen
blijkt een vast herkenningspunt. Driemaal per dag zoekt een
politieman vanaf een dijkje vier kilometer voor Nieuwerkerk
verbinding met het geïsoleerde dorp (foto geheel links). Bij de
aanlegsteiger van hotel „De Meebaal" (onderste foto) legt het
politiebootje aan. Op de open plek daarachter stond tien dagen
geleden nog een blokje huizen.
(Van een onzer verslaggevers)
j—J ET silhouet van Schouwen-Duiveland verandert met de dag. De mannen die aan de dijken
werken en die van de cadaver-ploegen zien in het decor van kerktorens, molens en
huisjes steeds meer open plekken vallen. Elke harde windstoot, iedere hoge vloed radeert als
met een reusachtig, onzichtbaar pennemes een schuur, een huisje, een school, een boerderij
weg uit het onwezenlijke landschap. Terwijl wind en eb en vloed de talrijke stroomgaten
van Schouwen-Duiveland breder en dieper schuren, worden de verlaten dorpen uitgedund en
met de verraderlijke waterspiegel gelijk gemaakt. Zo is het in Kerkwerve en in Eikerzee, in
Noordwelle en in Ellemeet en in al die andere dorpen en gehuchtjes waar geen mens meer
woont en waar de elementen de tragedie voltooien, die in de nacht van 1 Februari begon. De
verbijsterde Zeeuwen die de kranten opslaan en van dakdichtingen en herstel in andere
noodgebieden lezen, kijken naar de tientallen cadavers, waarvan de koppen luguber knikken
op de golfslag van de eindeloze zoutmeren waarin de polders veranderd zijn en eens te meer
voelen zij zich bewoners van het „Vergeten Eiland".