Want hoe was 't ook weer?
Te weinig mensen in verdronken land
hebben tijd voor de lente
Reportage
Theo M. Eerdmans
HET VRIJE VOLK
ZATERDAG 4 APRIL 1953
Het parelende zingen van een stijgende leeuwerik klinkt boven liet
land van Noord-Beveland. Piet Maas, de boer van de Hof van
Borssele, hoort het niet. Hij loopt langs de boomgaard, staat stil
en kijkt naar de rijen jonge appelbomen. Want wat bet versland zegt
wil bet hart dikwijls niét geloven. Zo wil Piet Maas nog niet geloven
dat de bogerd, die na zeven jaren liefde en zorg en hard werken deze
zomer in productie zou komen, dood is.
Er is een fruildeskundige bij geweest en die heeft hel hoofd geschud. Dik zes weken
hebben de eindeloos verre rijen bomen in het zeewater gestaan. Dat is veel te lang.
Veel te lang ook voor de vette landbouwgrond in de vruchtbare Frederikspolder, vlak
ten Noorden van Kortgene, waar Maas' Hof van Borssele aan de Prinsendijk ligt. Zes
weken lang bleef bet water, dat nu negen weken geleden het land binnenspoot.
W ANT HOE WAS HET OOK W EER
met tekeningen van Hugh Jans
Ze xoaren gerust gaan slaven daar ov
Kortgene: Piet Maas, zijn vrouw Lena
(MaasDe Regt), zoon Kees (17), dochter
Lydia (12) en zoontje 7ranklin (7) .De storm
gierde, maar aan water dacht niemand Dat
hoeft ook niet als er nog twee volders tus
sen je huis én de zee liggen.
Ze werden wakker van liet bonken op de
deur. Dat was half vijf in de vroege Zondag
ochtend. Onraad op het erf? Een auto van de
dijk? Ze zijn voorzichtig gaan kijken. In het
donker, want het licht werkte plotseling niet
meer.
Voor de deur stond een onbekende. Wagge
lend als een dronken man. Bloed op het ge
zicht. gescheurde kleren. Doorweekt.
Pas later herkende Lena de man. Het was
haar broer van Kats.
Het was haar broer van Kats. Die daar tegen
de zeedijk aan het woedend tieren van de zee
niet vertrouwd had en vluchtte. Hij nam zijn
vrouw en drie kinderen mee in de auto om
ze naar zijn zuster Lena te brengen, die im
mers in de binnenste polder van het eiland
veilig woonde.
Driehonderd meter voor de boerderij van
zuster Lena en zwager Piet sloeg de Dood toe.
Twintig meter van de dijkweg was daar ver
anderd in een bodemloos ravijn, waarin zwart
water kolkte.
Hij reed er met volle vaart in.
Hij wist niet hoe hij uit de auto gekomen
is; nog minder hoe hij toch de rand van de
dijk bereikte. Als een waanzinnige heeft hij
staan schreeuwen naar de koplampen van -ie
auto. die hij onder water zag branden Alleen
de storm antwoordde. Toen is hij waggelend
naar Lena en Piet gelopen.
De veilige Frederikspolder was niet veilig
meer. De twee duikers in de dijk spoelden weg
en 510 hectare polder liep snel onder Het
gezin Maas en broer De Regt verhuisden naar
de bovenverdieping, 's Maandags werden ze
met een bootje weggehaald. Op Kamperland
vonden ze een tijdelijk onderdak
Daar hoorde De Regt dat zijn vrouw en een
kind gered waren. Hun beide anderen, van 11
en 4 jaar. zijn dood. Hijzelf ging het ziekenhuis
in. met shock en veel gebroken ribben.
Zo was het daar bij Kortgene. waar de dijken
4.90 meter boven N.A.P. zijn. Wat hoog is voor
een vloedpeil van 1.53 meter. Alleen, de storm
vloed kwam tot 5.40 meter. Het water was er
éérder dan de doorbraken.
En nu boomgaard en land weer dróóg staan
staat Piet Maas elke dag naar de bomen te
kijken. Die dit jaar geen appels geven.
De vrouw van de jonge boer Daan Dees
kijkt nadenkend naar twee gerimpelde
appels in het raamkozijn. Die zijn voor haar
zoontjes Adrie (7) en Piet (4). Het zal. denkt
ze. voorlopig wel de laatste keer zijn dat we
appels uit eigen boogerd hebben. Ze kijkt door
het raam. dat vroeger uitzicht gaf op het
„zomerhuis" (een oud bijgebouw). Nu is er
geen zomerhuis meer. Geen steen en geen stuk
fundament is er meer van te vinden; er ligt
nu een meters diep zoutwatermeer. waarvan
de golven tot onder de boerderij spoelen.
Zeven jaar geleden zijn Daan Dees en Toos
Dees—De Regt naar deze stee op Achthuizen
(Overflakkee) bij Oude Tonge gekomen.
Erg wennen kon de jonge boerin daar eerst
niet. Flakkee was vreemd, de boerderij oud,
het land was verzilt door de Duitse inundaties
en de boomgaard was vrijwel dood. Ze moes
ten er van voor af aan beginnen
Ze moeten nu wéér opnieuw beginnen, om
dat opnieuw het zoute water kwam.
WANT HOE WAS HET OOK WEER?
Z3 waren gerust gaan slaven, daar vlak
oij Oude Tonge: Daan, vrouw, Toos en
de twee kinderen. De storm gierde, maar
aan water dacht niemand. Dat hoeft ook
niet als je zo ver van de zee woont.
Ze werden wakker door bonken op de deur.
Dat was half vijf in de vroege Zondagochtend.
Het was de brandweer van Oude Tonge. die
waarschuwde voor het water dat komen ging.
En dat al kwam aanstormen in de polder aan
de andere kant van de dijk voor hun huis.
Verschrikte évacué's met huilende kinderen
vulden hun kamers. Maar die vertrokken weer
naar huisjes boven op de dijk. omdat dat
veiliger leek.
Zij zelf bleven. De kleine huisjes op de dijk
leken hun onveiliger dan de eeuwenoude boer
derij met de stevige buitenmuren.
De dijk voor het huis hield het tot 's mid
dags. Toen keek Daan Dees juist uit het raam;
precies op tijd om tien meter dijk op zij te zien
duwen. De oprit van de boerderij naar de dijk
verdween op slag: een dikke zuil water barstte
door het gat. rakelings langs het woonhuis.
Het gezin verhuisde ijlings naar de graanzolder
in de nieuwe schuur.
Ze leden er kou omdat één gevonden paarde-
deken voor de kinderen was. En dorst hadden
ze ook. zodat Dees een klimpartij van drie
kwartier ondernam en terug kwam met wat
fruit. Dicht opeen dommelden ze de nacht
door. Onder hen klotste het water. Een koe
liet moe het hoofd zakken en stierf. De paar
den hinnikten.
Een man met een touw om het middel
waadde bij daglicht van de dijk in hun rich
ting. De stroom was te sterk. Er werd op de
dijk een vlot gemaakt; ook dat liep op niets
uit. Laat in de middag werden ze door de
marine uit het isolement verlost.
De vrouw en de kinderen evacueerden via
Dintelsas naar 's-Hertogenbosch en toen weer
verder naar een zuster in de Noordoostpol-
der. De jonge boer bleef in de buurt, redde
twee van zijn kalveren die verkleumd op een
eilandje stonden te loeien en liet zijn 2 paar
den naar de veilige dijk zwemmen
In de daarop volgende weken heeft hij zwij
gend kadavers geruimd bij Oude Tonge. Hij
heeft daar véél gezien. Maar hij praat daar
niet over.
Op twaalf Maart kwamen ze terug op de
boerderij.
„Soms zie ik er geen gat in", zegt vrouw
Dees—De Regt moe, „de keuken is weggesla
gen, lk mis de e.envoudlgste gebruiksvoorwer
pen en alles in huis gaat kapot".
ZO WAS HET DAAR BIJ OUDE TONGE op
dc boerderij van Dees. Waar de appelbomen
in het zoutmeer staan, de gevel zal moeten
worden afgebroken, de
schuur verzakt en een
zandzakkendijk de '-ui. -
nieuwe oprit vormt. En
waar kleine Piet een
nieuw spel heeft, dat
hij regelmatig en ern
stig speelt. Hij krijgt de
appel van zijn moeder
en die legt hij op een
stukje speelgoed. Even
speelt hij en dan staat
hij op.
„Dit moet naar bo
ven". zegt hij dan,
„want het water
komt
Negentien jaar al
woont Johan
nes Mol op Flakkee.
Hij woont in de Tille-
polder onder Stad aan
't Haringvliet en zijn
zwager Daan Dees in
de Grote Blokpolder.
Johannps Mol is ge
trouwd met de zuster
van Daan: Janna.
Mol is een lange
veertiger, kalend, nu
al door de zon ge
bruind. Zijn ogen staan
heel ernstig en hij
heeft de schouders wat
opgetrokken als hij op
de dijk staat op Oude
Tonge. waar de slachtoffers nummer 260 tot
267 worden begraven. Wie het zijn weet nie
mand. Een boerenkar rijdt de kisten de dijk op.
Naamloze kisten met nummers: „OT 263",
„OT 264". De kapelaan spreekt, een ouderling
van de Hervormde Kerk leest uit de Schrift,
de fietsenmaker van Oude Tonge die een
eigen, Oud Gereformeerde Secte leidt
spreekt de banvloek over het volk van Oude
Tonge.
De lucht is zwaar. Zwaar van door zon
.beschenen modder en zoet van reeds lang
gestorven mensen.
Johannes Mol staat met de alpino in de
hand en luistert ernstig naar alie sprekers.
Of misschien is hij met zijn gedachten terug
gegaan. De mensen die hier begraven worden
hebben 62 dagen in het water gelegen. Het
water kwam 63 dagen geleden.
WANT HOE WAS HET. OOK WEER?...
Ze waren gerust gaan slaven daar vlak
bi) Stad aan 't Haringvliet: Johannes
Mol, zijn vrouw Janna (geb. Dees) en
zoon Adriaan (15). De storm gierde, maar
aan water dacht niemand. Dat hoeft ook
niet als je ver van het water woont.
Ze werden om kwart voor vijven wakker
door bonken op de deur. Toen ze open deden
stonden er angstige mensen en huilende kin
deren. Buren uit de Uitslagpolder en Molen
polder. Van hun huis verdreven door het snelle
water, dat door negen gaten de polders bin-
nenkolkte.
Met de auto heeft Johannes Mol wat men
sen naar Den Bommel gebracht; na de tweede
rit werd hem de pas "afgesneden door het
water. Via achterwegen door de polder is hij
toch nog thuis gekomen.
Vlak op de kruising van de binnendijken
voor zijn huis barstte het water de Lieve Vrou
wen- en Nieuwe Stadpolder binnen. Het ver
lichtte éven de druk op de Tille.
Toch kwam daarna het water zo snel om
hoog dat Mol zelfs zijn paarden niet kon los
snijden. Het gezin redde zich op zolder; het
wist dat onder hen vijf koeien de strijd al gauw
opgaven. Twee meter water is te veel. Maar
het wist niét dat twee paarden de kop boven
hielden. Nadat zij zelf met een boot waren
afgehaald zijn de paarden Dinsdags nog gered.
Toen vrouw en kind veilig waren is Johan
nes Mol als bestuurder van de polder een dijk-
gatdichting gaan organiseren. Hij kreeg het
met blanco volmacht en 180 hard werkende
mensen voor elkaar. Op 4 Maart kon hij terug
in huis althans terug in de modderpoel die
zijn huis was. De wandklok stond stil: de slin
ger had in het water gehangen.
De klok tikt nu weer vrolijk door...
ZO WAS HET DAAR BIJ STAD AAN 'T
HARINGVLIET op de boerderij van MoL
Misschien denkt hij er aan nu hij bij de gra
ven van Oude Tonge staat.
Misschien denkt hij aan zijn zoon. die in
Middelharnis op de HBS was en nu tijdelijk
ver weg moet zijn, op de HBS in Warffum
(Groningen).
Misschien denkt hij aan het zout in zijn
grond, aan het gips strooien en gerst zaaien.
Want dat moet, oogst of geen oogst.
De dartele voorjaarszon kruipt langs het
behang van het nieuwe huisje in de Van der
Graafstraat in Goes. Langs een nieuwe tafel,
nieuwe stoelen. Naar een grote, antieke kast
achter in de kamer.
Adriaan Dees zit er in een «stoel voor
het raam en kijkt naar de snel zeilende wolken
in de straffe bries. Het is een kleine man van
68. met zijn vrouw Neeltje (66), ouders van
Daan en Janna en Jo en Andries. Hij denkt
aan déze kinderen omdat zij in het water
gezeten hebben. Daan en Janna op Overflak
kee, en Jo in Oostdijk en Andries op Krui
ningen.
Zijn vrouw pakt uit de kast drie koffiekopjes.
Dit waren er twaalf, denkt ze. En één glaasje
heeft ze nog over van een stel, dat nog van
haar grootouders kwam. We hebben een klein
fotootje gered, waarop al onze kinderen staan
met hun man of met hun vrouw. En wij er bij.
Die foto heb ik gauw weer laten vergroten en
inlijsten.
Gek. een drijfschaal bleef heel. En het dres
soir dreef weg. We wonen nu drie weken in
dit nieuwe huisje in Goes. Negen weken is het
geleden dat het water kwam in Kruiningen.
En ook in ons huis.
WANT HOE WAS HET OOK WEER...?
fe "waren gerust gaan slapen daar-dn Jie/.
JLj witte huis bij de Rijksweg in Kruinin
gen: Adriaan Dees en zijn vrouw. De storm
gierde, maar aan water dachten ze niet. Dat
hoeft ook niet als je zo ver van de zee woont.
Ze werden wakker door het luiden van de
noodklok in Kruiningen. Dat was tegen vier
uur in de vroege Zondagochtend. Brand?
Vader Dees kleedde zich aan en liep het
dorp in. Hij zag het water naderen.
Dit is mis, dacht hij zenuwachtig. En repte
zich naar huis. Voordat hij goed had uitge
legd wat er was. liep het water met donderend
geweld de kelder in. Ze redden een paar klei
nigheden en bleven toen boven. Het water
sloeg de deuren open en schuimde in de
kamer. Klom tree na tree op de trap. Tot een
na de hoogste.
Het tweede tij werd nog erger. Ze moesten
boven een stoel óp de tafel zetten om droog
te blijven. Het huis schudde en sidderde van
de bonkende slagen van wrakhout. Ruiten
braken, het balcon sloeg weg
„Dat we zo nou sterven moeten, vader", zei
Neeltje Dees in hoogste nood.
Dat het huis het hield is een raadsel. Ze
zaten bij kaarslicht en visten een ronddrij
vende fles pórt op (..Ik raak het nooit aan,
maar het verwarmde"). Eéuwen duurde de
verschrikking in het wankele huis; het water
blééf aanstormen, rondkolken, beuken.
Ze hebben geschreeuwd naar roeiboten tot ze
afgehaald werden. Bij eb hebben ze wat kleren
weggehaald en die kast. Pas veel later.
Zo was het daar bij Kruiningen bij het huis
je van de oude Dees. En zoon Andries liep
onder in de Emmanuelpolder. Kort gelukkig.
Dochter Jo en haar man Visser liepen onder
bij Oostdijk. Elk tij vernielt schuur en boer
derij meer en wanneer ze terugkomen is nog
niet met weken te rekenen...
Toen op Kruiningen het angstige gebeier
van de noodklok klonk, loeide op Nieuw
Vossemeer de sirene. Op de Hogedijk heeft
Lena Dam—Moerland niét rustig ge
slapen die nacht. Storm houdt haar wakker.
Voor haar klonk de gillende toon over het
Westbrabantse land te onheilspellender, om
dat ze het min of meer verwacht had.
Haar man Dingeman (32), landarbeider,
dacht dat er brand was.
„O nee, het is het water", zei Lena. Het kind
in haar. dat spoedig geboren moest worden
bewoog fel. Ze bad Maria dat het niet nü zou
zijn.
Dingeman ging het dorp in. Hij kwam gauw
terug. Maar met liem kwam een hoge golf
water het huisje Hogedijk 137 binnen. Lena
ging met de kinderen Cornelia (8) en Elsje
(4) naar boven. Voor Dingeman was er nau
welijks iets te redden. Wel bracht' hij vier
varkens naar boverif hun kostbaarste bezit-.
Een buurvrouw schreeuwde in paniek dat ze
bij hen wilde komen: het huis schudde en
wankelde bij elke golf. Met een fietspomp,
nijptang en schroevendraaier hebben ze toen
een gat in de tussenmuur gehakt...
Op de Heensche Molen wacht ze nu gelaten
op terugkeer naar het verwoeste Nieuw Vos
semeer. Na de ramp werd W i m geboren, on
wetend van ontberingen en angst. Pas na de
geboorte van haar zoon vertelde haar man
haar DIT:
Op Stavenisse woonden de ouders van Lena
Dam—Moerland. Dat waren Vader Moerland
(75) en Moeder Moerland—Van Oeveren (70).
Zij woonden om de hoek van de Stoofdijk, be
neden de „Kloetsen Dijk". Ook woonden daar
Kees den Braber en zijn vrouw Cornelia (Den
BraberMoerland), met twee kinderen (13 en
8 jaar) en Jacoba Vroegop—Moerland en haar
man en twee kinderen). Uit angst voor het
water zochten ze allen toevlucht in een huisje
boven op de dijk.
Kees den Braber ging naar buiten om
op de hoek van de Stoofdijk zandzakken te
leggen, want het water kolkte het Nieuwe
Landje binnen. Daarna wilde hij voor alle
zekerheid vee gaan lossnijden bij de boer ach
ter de dijk.
Het water sloeg de Oudelandse polder bin
nen toen hij op weg was. Kees den Braber kon
zich redden in een betonnen paal van een
hooischelf. Van dertig meter afstand heeft hij
gezien hoe de zeven huisjes op de dijk tege
lijk mét vijftig meter dijk van de aardbodem
verdwenen.
In de zeven huisjes waren 42 mensen. Ze
zijn allen verdronken
Kees den Braber verloor vrouw en beide kin
deren; Lena DamMoerland kreeg er na de
ramp een derde kind bij. Maar zij verloor
negen naaste familieleden.
En nu bedenkt zij achteraf, boven de was
tobbe aan de Heensche Molen, dat zij bij de
evacuatie van Nieuw Vossemeer vroeg: „Kan
ik direct naar mijn familie op Stavenisse?"
WANT HOE WAS HET OOK WEER? Het
water kwam en verwoestte, scheurde,
vernielde en doodde.
Dit was het verhaal van de kinderen van
Dees, de zusters en broer van De Regt, en
de Moerlands.
Dit verhaal is vijftig duizend maal te
wijzigen en te vermenigvuldigen.
Want het „hoe was het ook weer" geldt
ook Meerman uit Ouwerkerk. Bergmans uit j;
Zierikzee, Landman uit Kerkwerve. Walra- jfl
ven uit Bath en wethouder Van Fraassen
uit Waarde.
Zij allen kennen het leed van DIE nacht,
nu 63 dagen, negen weken geleden. Wij we
ten IETS daarvan.
Maar aan de Oostdijk tussen Kruiningen
en Krabbendijke dreef na 61 dagen nog het
verkrampte lichaam van een naamloze
vrouw; in een garage op Oude Tonge spren
kelde een agent van de Rijkspolitie lysol
over het naakte lijk van een oude, naam
loze man.
Op de fiets vluchtte een gezin uit Nieuw-
Vossemeer en werd door het water snéller
achterhaald.
Met gestrekte achterpoten sprongen
twee hazen op Kortgene in een vertwijfel
de sprong omhoog en stierven.
En hoog daar boven parelt het zingen van
een stijgende leeuwerik.
Te weinig mensen kunnen in de rampge
bieden dêiar al aandacht voor hebben.