was zijn tijd vier eeuwen vooruit Dijkmeester ANDRIES VIERLINGH Emu-eieren zijn gevaarlijk op een volle tram Het feest- van de bevrijding Emulet: ivat sterk HET VRIJE VOLK ZATERDAG 4 APRIL 1953 PAGINA 6 Tot voor een goede dertig jaar was er ln ons land niemand, die wel eens van een zekere Andries V i er ling h had gehoord. Niemand heeft zich daar druk over gemaakt, want wat niet weet wat niet deert. Toch wac het jammer, dat het manuscript van zijn boekenhandelend over water staatkundige problemen, bijna vierhonderd jaar zoek is geweest. Want vele geslachten van dijkbouwers, dijkherstellers en landwinners hadden kunnen profi teren van de wonderlijk moderne inzichten op het gebied van waterbouwkunde van de dijkmeester uit Steenbergen, Andries Vierlingh. Alle gaeten moeten met soeticlieijt. listicheijt ende subtijlheijt gewonnen worden EEN LIJVIG MANUSCRIPT was in 1895 op het Algemeen Rijksarchief terecht gekomen, afkomstig uit de na latenschap van raadpensionaris Van de Spiegel. Er zat een briefje bij, waaruit bleek dat hij aan het boek was gekomen „uit een familie, die aan die van Vierlingh vermaag schapt was". En nog heeft het heel wat jaren geduurd voordat een historicus na lezing van het werk een waterbouwkundige raadpleegde om eens te weten te komen, wat die heftige, driftige, ongekuist schrijvende heer Andries Vierlingh nu eigenlijk allemaal op het hart had. slaat met groter geweld terug. Hij bepleit stroomlijn in de vorm van het dijklichaam. En verder: „soo moeten alle gaeten met soe- tichheijt, listichei.it ende subtijlheijt gewonnen worden oft anders stelt ambten en bedieningen vanzelf ge baand zag. Zijn rentmeesterschap in de noordwest hoek van Brabant bracht hem vanzelf in aanraking met polders en dijken en dijkdoorbraken. Als grondeigenaar was hij bovendien sterk geïnteresseerd in landaanwin ning bujten de bestaande zeedijken. Maar Nederland had méér experts in de waterbouwkunst. Teveel om op te noemen. Werden niet onze dijk bouwers al kort na het jaar 1200 naar Engeland. Duitsland en het gebied van de Baltische zee geroepen? De zeven molens bij Kin derdijk: mooi, maar vooral noodzakelijk. Dat bleek véél te zijn. Want behalve striemende critiek op zogenaamde dijkgraven door vriendjespolitiek benoemde lieden die van eb. vloed en zee evenveel verstand hadden als een zeug ..van met lepelen te eten" heeft Vierlingh in drie boeken (van de vijf die hij van plan was; hij overleed toen het der de boek bijna af was) een schat van studie materiaal neergelegd. Hij schrijft over kunstmatige bespoedi ging van het verhogen van slikken om die snel in te kunnen dijken over verzor ging van gorzen en zomerpolders en bevei liging van de dijken (boek 1); dijkbouw met de maatschappe lijke!en technische problemen, dichten van gaten, uitbakenen van wegen, sluisbou- wen (boek 2); het on derhoud van dijken, dichting van doorbra ken en het leggen van inlaagdijken (boek 3). Een studie van zijn werk heeft de Neder landse waterbouwkundigen een in zicht gegeven in de wijze hoe vroe ger gewerkt werd of hoe er volgens Vierlingh gewerkt zou moeten wor den. Want lang niet altijd is hij het eens met de methoden, in die tijd toe gepast. Hij lag eeuwig overhoop met dijkgraven, die van toeten noch bla zen wisten en er alleen in geïnteres seerd waren hun winstgevend baan tje zo lucratief mogelijk te houden. Woest is Vierlingh op een dijk graaf, die in zijn onnozelheid een gat in de dijk met grond uit een an der stuk van de dijk wil dichten. Dat soort mensen, roept Vierlingh uit, „sijluijden zijn te zeer het ge- mack gewent, groote dachgelden weten zij wel te rekenen maar dat en bringht geen zooden aen den dijck; sij moesten mede heure poo- ten nat maecken ende de vette leersen aentrecken". En elders noemt hij zulk een me neer boudweg een „gegalonneerde peepercoeckvreeter", waarmee we dus wel ongeveer weten wat dijkgraven in zijn tijd voor heren waren. ZUN BOEKEN zijn echter vol strekt niet alleen afbrekend. Hij geeft methoden voor dijksluitin- gen. voor dichting van doorbraken. die in de tegenwoordige tijd nauwe lijks anders worden gedaan. En ver rassend is wat deze man bijna vier eeuwen geleden al van stromingen, getijden en zinkstukken wist. Bedwing water niet met geweld, is zijn hoofdprincipe, want het water - TSRWIJL VIERLINGH zijn me moires en leerboeken schreef werd in De Rijp in Noord-Hol land een Jan Adriaanszoon geboren, zich later noemende Leeghwater (of Leechwater of Laechwater) van wege zijn passie voor het leegmalen van meren met windmolens, Deze timmerman later molen maker bemoeide zich weinig met zeedijken en slikken, maar meer met het leegpompen van meren, door het graven van turf ontstaan en door wind vergroot. Leeghwater begon zijn carrière met het uitvinden van een „water- conste", waardoor hij drie kwartier onder water kon blijven. Hij ver bijsterde boeren en burgers door in het water te springen van de (Boe ren?) Wetering te Amsterdam en te zeggen: „Adieu, ghij vroome borgers, dat is u ter eeren, daar ga ik onder", en onder water 12 peren half op te eten en op de schalmei psalm 23 te spelen en met pen en inkt op papier te schrijven. Niemand op de kant wist dat daar een toestel onder water was aange- oracht (duikerklok); dat wordt ten minste nergens vermeld. Zelf schrijft hij in zijn memoires: „alzo had ik mijn plaizier ende recreatie onder 't water op den grond" en trots zegt hij tegen twijfelaars, „die het spel niet en kan die en speel het niet". Maar wat die vinding was heeft hij nooit onthuld. En ondanks het octrooi van Prins Maurits die ook verbijsterd toekeek is de „water- conste" nooit toegepast om „eenige bruggen ende sluysen te repareren off te nyeuwte, item om peerlen ende andere costelycke goederen op ten gront te soucken mitsgaders om eenige missiven ofte brieven heymelyck onder twaater te dragen". Nee, het zal wel een apparaat ge weest zijn om op de kermissen veel geld te verdienen en de borgers ver baasd te laten roepen „den keerel werd verzoepen". Gelukkig voor Nederland keerde Jan Adriaanszoon spoe dig weer terug tot het eerzame ambt van molenmaker en opzichter van waterbouwkundige werken. Beemster, Purmer en Wormer vielen droog door de gestaag draaiende wieken en en passant hielp hij Prins Maurits nog om 's-Hertogenbosch te veroveren op de Spanjaarden Die hadden de omgeving van de stad ge ïnundeerd, maar de windmolens van Leeghwater zogen het water voor de stadswallen weg Het is in dit verband toch merk waardig te lezen dat de dijkwerken, inpolderingen en droogmakingen blijkbaar geen hinder hadden van de Tachtigjarige Oorlog en voor, tij dens en na het Twaalfjarig Bestand rustig doorgingen Zijn roem spreidde zich en hij werd als adviseur naar Engeland en Duitsland geroepen. Erg prettig was dat niet altijd. Want de „poepen" (Duitsers) namen het Leeghwater nogal kwalijk, dat er juist een dijk breuk was. terwijl hij met zijn man nen aan het werk was en zij probeer den hem dan ook te vermoorden. Alleen een snel zeilschip heeft Leegh water en zijn opzichters toen het leven gered... LEEGHWATERS „Haarlemmer meer-boek" is een bestseller ge worden. Het beleefde niet minder dan achttien drukken. Het gaf een uitgewerkt plan voor de drooglegging van dit meer met niet minder dan 160 windmolens. Die Haarlemmermeer is eeuwen lang een probleem geweest. Neder lands eigen schuld overigens. In de buurt van de grote steden werd turf gegraven en de ondiepe plassen, die hierdoor ontstonden, breidden zich door Westerstormen geweldig uit. Niemand deed er iets aan en zo groeide het meer van 3040 morgen (zestiende eeuw) tot 17082 morgen (1647) en zelfs tot 20872 morgen in 1808. Het water kwam tot de poorten van Haarlem, Halfweg en Slo ter dijk en overspoelde soms de verbindings weg tussen Haarlem en Amsterdam. Vondel maakte er zich al zorgen over in een bewogen gedicht, opge dragen aan de Leeuw van Holland. Enkele regelen daarin zeggen: O Lantleeuw, waek eens op, le» ivek met eenen schreeu Al 't veen, de Kennemaer, [en Rynlands oude Heeren, Met D'Aemsterlanders op. tot [noothulp van hunLeeuw, Men sluite met een dijen, dees' [pest, die U komt plagen. En ook Jacob van Lcnnep had in 1837 geen goed woord voor de Haar lemmermeer Wat zal voor de opgeperste vloeden Daar zelfs geen dijk liunn' [voortgang stuit. Het zinkend Aemstelland [behoeden? Verzwelgend breiden zij zich uit. Leeghwater becijferde dat het werk een dikke 3,5 millioen gulden zou kosten; dat werd aanzienlijk meer toen het plan in 1852 <200 jaar en dertien drukken na het schrijven van zijn boek) werd uitgevoerd. „Als dit groote, heerlijke en lof waardige werk, met de hulpe Gods, voltrokken en gekaveld zal zijn, dan zal men met den zegen des Heeren daarop kunnen telen en vinden de allerbeste, kostelijkste schatten en juweelen, die tot. 'smenschen nooddruft en onder houd van doen zijn", schreef Leegh water lyrisch. Zij het dan pas jaren na de drooglegging, omdat de regering zich met. pure drooglegging had beziggehouden en de pioniers zonder meer de wildernis instuurde. EN ZOALS bij de dood van Vier lingh in 1579 een andere grote waterbouwkundige alweer gebo ren was, zo kwam kort na het over lijden van Leeghwater N i c o 1 a a s Samuelszoon Kruik alias Cruquius (alias Kruyckius alias Kruckius) ter wereld (1678). Deze begaafde land meter die aan vankelijk examens afnam voor stuur lieden op de grote vaart) wilde een waterschapskaart maken voor heel Nederland. Maar dat plan sneuvelde (om financiële redenen). Wel ver zorgde hij nog een kaart in 25 bla den van het Hoogheemraadschap Delfland, deed hij een voorstel voor de doorgraving van Hoek van Hol land en maakte hij met de water bouwkundigen Jan Noppen en Mel- chior Bolstra eveneens een plan voor de droogmaking van de Haarlemmer meer. De stoomgemalen in de Haarlem mermeer werden naai' Leeghwater en Cruquius (en Van Lynden) genoemd. Die eer kwam hun zeker toe. Vier lingh was er niet bij en dat was ln 1352 niemand kwalijk te nemen, om dat niemand wist dat hij bestaan had. En misschien had Andries Vier lingh wel minachtend op dat binnen- zeetje neergekeken. Want er was geen brute zee met, machtige eb en vloed om met „soeticlieijt ende lis ticheijt" te bestrijden... Maar al die dijkbouwers en dijk- braakdichters en inpolderaars, die bestrijders van zout en zoet water, zij maakten dit land tot wat het is en blijven moet. En zij allen leerden dit in hun harde practijk: dat tegenslag in de strijd tegen natuurkrachten èltijd voorkomt. En dat het enige middel daartegen is: onmiddellijk het offen sief herwinnen. Al lijkt de toestand hopeloos, de toekomst donker. Jan Adriaansz Leeghwater ...na een kermisslunt windmolens... tt ebt u wel eens op het middenbalkon van een stampvolle 1 tram gestaan met een emu-ei onder uw jas? Ik wel, maar het gebeurt me geen tweede keer. De jas puildeuit alsof er een enorme bult op mijn hart zat. Ik hield er beide handen tegen en probeerde met de ellebogen de stoten en duiven van de omstanders op te vangen. Als zo'n ei kapot gaat, krijg je meer dan een halve liter struif op je kleren. Het woog 625 gram. De inspecteur van de Diergaarde had het me cadeau gegeven als een extraatje voor de Paasdagen. Het was onbevrucht, daarom mocht ik het hebben. wel kunnen vliegen. De ene heette Prikkebeen, dat was de haan en de andere Ursula, dat was de hen. Eens op een goede dag zei Ursula tegen Prikkebeen, dat ze eieren wou leggen en toen maakten ze een nest in het stro van hun hok..." Het werd een lang verhaal. Ik zal het voor de krant moeten bekorten, jammer, maar niets aan te doen. Het kwam er op neer, dat Ursula ln dertig dagen vijftien eieren legde, om de andere dag één. Bij eieren van dit formaat mag je ook telkens wel een dagje rusten. Prikkebeen nam liet uitbroeden voor zijn rekening. Ook geen kleinigheid, het trouwe dier zat zes en vijftig dagen op het nest en eten deed hij al die tijd zo goed ghij het lant in groote sorge, last 'ende perijckele". En in tegenstelling tot wat men voor kort dacht is hij het geweest die de ideale afdekking voor de bui tenzijde van de dijk vond: de afdek king met keien. Men had voorheen gedacht, dat die uitvinding toekwam aan de aebttiende-eeuwse dijkmees- ters Pieter Straat en Pieter van de Deure. „Tractaet van Dijckagie" (de titel is niet van hem) schreef dus de rent meester van Prins Willem van Oran je tussen 1576 en 1579. Hij was, in tegenstelling tot sommige meningen, geen tot dijkgraaf opgeklommen pol derjongen. maar van afkomst al een aanzienlijk heer, die door zijn huwe lijk met de nog aanzienlijker Eme- rentiana van Bruheze de weg tot Leegh waters plan voorde drooglegging van de Haar lemmermeer: na dertien drukken en twee eeuwen een feit. De bevruchte emu-eieren gaan eerst een tijdje in de broedmachine en dan onder de haan. De hen legt ze, maar verder wil ze er niets mee te maken hebben. Dat kan ik me best voorstellen. U hebt er geen flauw idee van. hoe opgelucht men zich voelt als men na een tramrit op het spitsuur met een héél emu-ei thuiskomt. De hen-zelf kan niet op- geluchter zijn geweest toen ze dit ei kwüt was. Bij ons worden kleine verrassingen tot na het eten bewaard, dan gaan we toveren, dat is leuk voor de kinderen. Zo ook nu: ..Hocus-pocus-pilatus-pas, ik wou dat er een emu-ei in de prullenmand was." Ik zette de mand op tafel, roerde er plechtig in, haalde het ei eruit en legde het tussen de dekschalen. Groot succes! In zijn volle omvang lag het daar te glanzen, donkergroen met lichtere spikkeltjes. Wat stak het mooi af tegen het laken. Werke lijk een pracht-ei, zo zie je ze zelfs in de Paas-etalage niet. „Kun je het opeten?" vroeg Flipje. „Nou-en-of", zei ik, ,,'tis zo goed als vers, er mankeert niets aan, Drie van Ursula's vijftien eieren. alleen maar onbevrucht, daarom mocht ik het meenemen". „Pappa, wat is onbevrucht?" wou Tineke weten. Ze is amper vier jaar, maar heel leergierig. Bij elk nieuw woord moet ik een uitleg geven. „Onbevrucht? Heel gewoon, kijk. als er alleen wit en geel in het ei zit en geen kuikentje, zelfs geen begin van een kuikentje, dan is het onbe vrucht. En nou zal ik een verhaaltje vertellen over tioee emu's, dat zijn Australische struisvogelserg grote vogels die niet kunnen lopen maar als niets. Toen de kuikens kwamen, was Prikkebeen acht kilo afgevallen. Het is waar gebeurd, u moogt er na vraag naar doen. Maar om op mijn ei terug te komen, dat hebben Flipje en ik uit geblazen boven een soepterrien. We deden het zoals de inspecteur het me had aangeraden Eén gaatje boren, met in een punt, maar midden op de schaal. Je steekt er een limonade- rietje in en dan blazen; de struif loopt er langs het rietje uit. We blie zen om beurten en toch werden we er nog moe van, maar aan alles komt een end. Mijn vrouw heeft, er de volgende dag een omelet van gebakken. Het ei was voor de Paasdagen bedoeld, maar tot zolang wilden Flip en ik met het uitblazen niet wachten. In het kookboek stond niets over emu—, omeletten. We namen daarom het recept voor een omelet van vier kippeneieren en vermenigvuldigden dat met twee-en-een-half. Eén emu- ei weegt namelijk ongeveer even zwaar als tien kippeneieren. Klutsen met tien eetlepels melk en een snufje zout, bakken in een half ons boter. Toen de omelet klaar was, begon mijn vrouw bang te worden voor para-typhus, dat kun je van eenden eieren krijgen, als ze niet lang ge noeg gekookt of niet aan beide kan ten gebakken zijn. Ik belde er de in specteur over op en die stelde me gerust. In de hele vakliteratuur is tot hu toe geen enkel geval bekend van para-typhus na het eten van emu-eieren, verzekerde hij. De omelet smaakte heel goed, al leen een beetje sterk. Toch zijn het geen eieren om elke dag te eten. Ze zijn beslist mooier dan kippeneieren, maar ze liggen erg stevig op de maag. Tineke bracht ons ook nog even in verlegenheid. Tante Door kwam op visite met een Paas-ei van cho cola. Tineke speèlde er zoet mee, maakte het stuk en zei: „Tante, het is onbevrucht, er zit geen kuikentje in". En dat klonk zo ondankbaar Voor de één betekent Pasen. Paaseieren, Paasvuren en bloeiende tulpen, voor de ander: de opstanding van Jezus uit de dood. Voor duizenden is Pasen enkel een natuurfeest. Zij vie ren de onvergankelijkheid van het leven. Het leven over wint altijd. Na de herfst en de winter komen altijd weer de lente en de zomer. Tegen Pasen loopt alles weer uit. De kale bomen worden weer groen. Voor de Christelijke Kerk is Pasen geen symbool van wat er in de natuur gebeurt. Op Pasen bevinden wij ons niet in de natuur, maar m de geschiedenis. Het gaat om Jezus, die over alle vijandige machten, die tegen hem samen spannen, triumfeert. God doorkruist met zijn heilsgeschie denis onze wereldgeschiedenis. Die wereldgeschiedenis dat weten wij in onze tijd maar al te goed is in vele opzichten een bedreiging van de mens en het mensenleven. Er zijn alle mogelijke mach ten, die tegen de mens samenspannen. Al die machten duidt de Bijbel aan met twee woorden: zonde en dood. Maar God is vóór de mens en vóór de wereld. Dat is ook een geschiedenis en het middelpunt van die geschiedenis is Jezus van Nazareth. Daarom ls er vanaf het eerste begin tot op de dag van vandaag de felle botsing tussen de machten, die de mens bedreigen, en Jezus. In dat conflict, dat wereld afmetingen heeft men denke slechts aan het gesprek tusen Jezus en Pilatus gaat Jezus onder. Zij hebben hem aan het kruis geslagen. Nog altijd is er dat conflict. Voor altijd Pilatus! Zodat Niko Kazantzakis een stukje actuele wereldgeschiedenis kan beschrijven in een boek. dat tot titel heeft: Christus wordt weer gekruisigd! Dat is de ondergang, maar Pasen getuigt dwars tegen alles in: Jezus is Overwinnaar, wij gaan niet de onder gang, maar de opgang, niet de duisternis, maar het licht, niet de chaos, maar de nieuwe wereld tegemoet. Pasen is het feest van de bevrijding. Het christelijke Paasfeest fluit aan bij het Joodse, waar op de Joden de bevrijding ux Egypte herdenken: het volk wordt uitgeleid uit de harde slavernij naar het beloofde land. Zo viert de Christeiijkt Kerk op Pasen het feest van de algehele bevrijding. Als de eerste christenen op Pasen samenkomen, begroet de één de ander met de woorden: de Heer is opgestaan, en beantwoordt de andere deze groet met de wedergroet: de Heer is waarlijk opgestaan! In die groet sprak zich de jonge geestdrift en de waar achtige blijdschap van de eerste christenen uit. Het Christendom van West-Europa is deze jonge geest drift en deze waarachtige blijdschap voor een groot stuk kwijt geraakt. Het verstaat niet meer dat het gaat om de grote bevrijding. Daarom gaat er zo weinig kracht van uit, Het heeft de geschiedenis uit het oog verloren en denkt op Pasen uitsluitend aan de onsterfelijkheid van de ziel en aan de hemel als het einde van alles. Het Paasfeest van de eerste christenen het Paasfeest van de Bijbel betekent echter niet: onsterfelijkheid, maar: opstanding. Het einde is de nieuwe aarde, waarop gerechtigheid woont. Pasen is niet een feest, dat ons buiten het leven en de wereldgeschiedenis plaatst. Het plaatst er ons integendeel middenin als mensen, die eloven in de grote bevrijding, die geloven, dat het heil in de wereldgeschiedenis een werkelijkheid is en dat wij daarom nooit aan de wereld mogen wanhopen. Zelfs als een christen in een bepaalde periode van de wereldgeschiedenis een pessimist is, dan nog zal hij een actief pessimist zijn. Na het uitbreken van de revolutie in Rusland werd de Christelijke Kerk ."el vervolgd Dat was voor een groot deel de schuld van de kerk zelf. Zij was een reactionnaire macht geworden. Maar het was voor een niet minder groot deel de konsequentie van het communisme als levens- en wereldbeschouwing. De mensbeschouwing van het com munisme is een andere dan die van het Christendom, zózeer een andere, dat ook de meesten, die in West-Europa geen christenen meer zijn, het communisme zien als een bedreiging van de mens en de menselijkheid, omdat.zij nu eenmaal in hun mensbeschouwing door het Christendom beïnvloed werden. De grote strijd in onze dagen is een strijd om de mens en de menselijkheid. In één van de eerste jaren van de revolutie werd ergens in Rusland een grote meeting gehouden, waarop het com munisme gepropageerd werd, voluit, zonder de latere compromissen met Kerk en Christendom. Wie wilde, mocht opponeren. Niemand durfde. Eindelijk kwam een jonge priester naar voren. Het werd doodstil in de zaal. Ieder voelde, dat alles op het spel stond. In die benauwende stilte sprak de jonge priester enkel deze woorden: Broeders, de Heer is waarlijk opgestaan! Dat is Pasen midden in de geschiedenis van nu. Geen onwerkelijke stichtelijkheid, maar een strijdbaar geloof, dat de wereld niet prijsgeeft, omdat het weet, dat de wereld Gods wereld is en dat God vóór de mens is. Het boek van Kazantzakis eindigt met de woorden van de priester Fotis: „In de naam van Christus, onze tocht gaat verder, kin deren, houdt goede moed!" J. J. BUSKES Jr.

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 1953 | | pagina 4