Nieuwsblad voor het Eiland IJsselmonde Uitgav/e van de Ridderkerkse Drukkers RIJST DE ZEESPIEGEL of daalt de bodem van ons land? flooJfaLahiiktl DE MACHT VAN HET WATER ïlamp&n§o.ncU actief Piet Weeda ontving f 500.— op cheque no. 1 J L - c A-- Vrijdag 6 Maart 1953^ 2e Jaargang No. 103 Abonnementsprijs 1. per kwartaal Per post 2.50 per halfjaar Advertentietarief 10 cent per mm Bij contract korting Ingezonden mededelingen dubbel tarief Copie in te zenden tot Donderdagmbrgen 9 uur De Combinatie Redactie en Administratie „DE COMBINATIE" Lagendijk RIDDERKERK Telefoon 300 (K 1858) Verschijnt op Vrijdag Redacteur: M. C. BROEKZITTER De waterramp heeft de belangstelling gaande gemaakt voor vraagstukken waar het grote publiek voordien nauwelijks enige interesse voor toonde. Zo gaat het in het leven: wie aan een bepaalde ziekte lijdt, krijgt grote belangstelling voor medische aangelegenheden dan hij die gezond en fris rondloopt. Men wil nu eenmaal meer weet hebben van de dingen waar men direct bij betrokken is. Zo is het ook gesteld met al die vragen die oprijzen rondom de watersnood. Men kan gerust zeggen dat de waterbouwkunde tezamen met wat we zullen noemen de wa- terstaatkunde de populairste wetenschappen vormen, in die zin dat tienduizenden meer dan gewone belangstelling er Voor zijn gaan krijgen. Naast het direct-betrokken-zijn moet men ook de factor „geheimzinnigheid" als oor zaak van de interesse beschouwen. Voor die velen is immers de wetenschap een terrein dat ze nooit hebben betreden, en terwijl an ders onbekendheid onbemindheid veroor zaakt, is het nu het omgekeerde het geval: het onbekende trekt aan, de bekoring voor het geheimzinnige begint te werken, de eer bied en de bewondering voor de wetenschap stijgt. Wat ons het sterkst aanspreekt is het grandioze plan tot dichting van de zeegaten. Prof. Thijsse heeft verklaard dat het tech nisch uitvoerbaar zal zijn; belangrijk is de vraag of dit dichten ook economisch verant woord zal zijn. Wat er al zo mee samen hangt zult u zeker wel deze week in uw dagblad gelezen hebben. Niet van belang ontbloot is de vraag waar de geleerden zich mee bezighouden (overi gens al jaren lang) en die met al het boven genoemde in het nauwste verband staat, of de bodem van ons land aan het dalen is en of de zeespiegel, of misschien ook wel de zeebodem rijst. Het meest juiste is wel het antwoord, dat zowel het een als het ander het geval is. Enige tienduizenden jaren geleden lag de bodem van ons land bedoeld zijn de ho gere zandgronden, want het gehele westen bestond toen nog niet ruim 60 meter ho ger dan thans. Over dit gebied schoven gletschertongen. Uit het noorden kwamen de gletschers van de Noorse bergen het puin dat ze meesleepten en opstuwden zijn nu onze zandgronden en heuvelruggen uit het zuiden kwamen de ijsmassa's van de Zwitserse Alpen vandaar het zand en de heuvels van Limburg en Brabant. Deze pe riode, waarin dus de temperaturen op dit deel van het noordelijk halfrond aanzienlijk lager waren dan tegenwoordig, noemen we de Ijstijd. (Dat er verschillende ijstijden onderscheiden worden doet hier niet ter za ke, alleen de laatste is voor ons van belang). Daarna gingen de temperaturen stijgen; het ijs ging smelten, de gletschers trokken zich terug; ze konden zich tenslotte alleen handhaven op de hoogste bergen. Dat het smeltwater zich wegen baande kan ieder terstond begrijpen; dat stromend water een ontzaglijke kracht heeft, weten we nu maar al te zeer uit smartelijke erva ring. Welnu, het heeft rotsblokken van de bergen meegesleurd en deze vergruizeld tot grint, en het heeft het graniet van de Alpen afgeslepen en als slib meegevoerd op zijn weg naar zee. Naar de zee, die toen haar oostgrens had ongeveer waar nu het Utrecht se zand begint. Dat bekken werd opgevuld met puin en slib, dat aangevoerd werd door Rijn, Maas en Schelde, rivieren die toen. vooral de Rijn, vele malen breder waren. Een gevolg daarvan was, dat de bodem van ons land ten opzichte van de zeespie gel lager kwam te liggen. Maar dit is een relatieve daling. Daarbij is nog gekomen dat de bodem in zijn geheel ook een daling ging vertonen. Om dit te begrijpen moet men weten, hoe de aardkorst is gevormd. Een vurige massa is aan de buitenzijde gaan stollen. Niet al leen die gestolde korst is elastisch, maar ook de massa waarop ze „drijft" is in hoge mate veerkrachtig. Zolang er evenwicht is, gebeurt er niets; maar dat evenwicht kan verstoord worden. Van binnen uit, door de ontzaglijke spanningen die zich in de vuur massa kunnen ontwikkelen (gasvorming) vulkanische uitbarstingen, aardbevingen, aardverschuivingen enz. kunnen de gevol gen er van zijn; het evenwicht kan ook ver- brokken worden door plaatselijke gewichts veranderingen boven de aardkorst. Wanneer de druk op een bepaalde plaats vermindert, zal dit stijging van de aardkorst tengevolge hebben. Neem een gummibal, druk deze in de bal zal aan de zijkanten gaan uitstul pen. Verminder de druk, onder uw duim rijst de bal, maar de uitstulpingen zullen minder groot worden. Welnu, door het af slijten van de bergen worden ze lichter. Daar zal de aardkorst gaan verheffen, ter wijl dat verschijnsel een daling elders ten gevolge heeft. Nu komt daar voor ons land nog iets bij. In de tijd toen de Bataven ons land be woonden, kon de zee vrijelijk over de wes telijke gebieden stromen. Uit onze school jaren weten we nog wel, dat juist die ge regelde overstromingen onze westelijke ge bieden hebben gevormd. Niet alle slib zonk dus naar de zeebodem waardoor het werd opgehoogd, terwijl het land ten opzichte van de zee steeds hoger kwam te liggen. Dit ging zolang door, tot alleen de hoogste vloe den nog maar overstromingen konden ver oorzaken. Maar dan zijn we intussen in de Middeleeuwen aangeland. (Dat er door nog niet verklaarde oorzaken in de 4e, 5e eeuw een sterke rijzing van de zeespiegel moet hebben plaats gehad, bewijst dat catastro fale gebeurtenissen het proces nog kunnen verhaasten). De bedijking van de vele Zeeuwse Zuidhollandse eilanden heeft weliswaar de streken tot bewoonbare gebieden gemaakt, maar daarmee heeft men tevens ingegrepen in een natuurlijke gang van zaken en wel zo, dat de inklinking van de eilanden niet verder wordt gecompenseerd door slibafzet- ting door overstroming, en dat dientengevol ge de zee in de loop van de eeuwen door het slib dat nu in zee blijft, een hogere stand is gaan innemen. Men heeft berekend dat de niveauverschil len tussen zee en land per 100 jaar ongeveer 30 centimeter toenemen. Dat de gemiddelde vloedstanden hoger worden sinds de Mid deleeuwen, zal nu niet meer zo onbegrijpe lijk zijn. De vraag of dit proces zich zal blijven voortzetten, moet bevestigend beantwoord worden. Bij de bouw van het nieuwe Rot terdam heeft men daar trouwens rekening mee gehouden. De nieuwe stad komt ander halve meter hoger te liggen dan in 1940. Dat over 5000 jaar het westen van ons land zo ver beneden de zeespiegel zal lig gen, dat bij een doorbraak van een dan bij na 25 meter hoge zeedijk, slechts de heu vels zullen blijven uitsteken en de rest de finitief verzwolgen wordt, is een toekomst beeld, waarover we ons nu nog liever geen zorgen maken. Op dit ogenblik hebben we nog genoeg andere. flink gewerkt. In de huizen, zowel als op het land. De burgemeester bezocht deze week nog enkele gezinnen om zich op de hóogte te stellen van de gang van zaken. Het is echter van grote betekenis, dat de voorschotten van het Rampenfonds in een snel tempo worden afgewerkt. Dit is ook voor het moreel der getroffenen van grote betekenis. De getroffenen, die tijdelijk in de Electro- zaal waren ondergebracht zijn alle weer naar hun woningen teruggekeerd. Gebouw Obadja, het gymnastieklokaal der Dr. Kuyperschool en dat der Openbare La gere School, alsmede Jeugdhaven te Slik kerveer verkeren allen weer in hun oor spronkelijke staat. De opgehaalde goederen zijn verdeeld. Het verenigingsleven kan weer opnieuw een aanvang nemen. Naar aanleiding van een Er is na het verschijnen van ons vorig nummer heel wat gebeurd. Er werd nog melding gemaakt van de installatie van het plaatselijk Watersnoodcomité 1953, omdat het gemeentebestuur voorschotten wilde uit reiken voor de eerste behoefte aan huisraad. Het Nationaal Rampenfonds liet niets van zich horen. Vrijdagmiddag verschenen er 2 heren van de schade enquette commissie, die namens het Nationaal Rampenfonds de zaken kwa men regelen en machtiging hadden voor schotten te verlenen. Dit echter op voor waarde, dat het plaatselijk comité haar werkzaamheden niet zou beginnen. Het Gemeentebestuur besloot toen dat de werkzaamheden van het plaatselijk Comité zouden worden opgeschort. Zaterdagmorgen kon reeds een 7-tal getroffenen worden op geroepen. Dat de werkzaamheden goede voortgang hebben bleek Woensdagmorgen. Toen arriveerde n.l. de Directeur van het Nationaal Rampenfonds, de Generaal b.d. P. Alons met zijn medewerkers om aan het gezin P. Weeda, wonende te Slikkerveer, Ringdijk 272, als eerste van het gehele land een cheque te overhandigen van f 500,als voorschot op zijn schadeuitkering. Op ver zoek van het Nationaal Rampenfonds was hierbij de pers van binnen en buitenland, filmoperateurs, de omroep enz. aanwezig, be nevens het Gemeentebestuur van Ridder kerk. Nadat dit alles ten huize van Weeda had afgespeeld vertrok het gezelschap en het echtpaar Weeda, naar de Rotterdamse Bank te Ridderkerk om de cheque te verzilveren. De Directeur, de heer G. J. Nieuwland toonde zich een voortreffelijk gastheer en feliciteerde Weeda met deze voor hem zo heugelijke gebeurtenis. Toen werd de Raad zaal opgezocht die nauwelijks groot genoeg was om het gezelschap te bevatten. Burge meester Nieuwenhuisen vertelde ronduit, dat hij vorige week niet gerust was geweest omtrent het moment waarop het Rampen fonds met de uitkeringen zou aanvangen. De mensen zitten hier weer in hun huizen en bezitten niets meer aan huisraad. Van daar, dat bij vele instanties, tot zelfs op het paleis Soestdijk aan de noodklok werd ge trokken. Door hetgeen hier vandaag plaats vond, aldus de Burgemeester, ben ik echter gerustgesteld en ik hoop van harte, dat zo wel hier als in het gehele geteisterde gebied, spoedig alle getroffenen aan een voorschot zullen worden geholpen. Generaal Alons verzekerde, dat het Nat. Rampenfonds alles in het werk stelt om de gelden, dat ons volk op zo spontane wijze ter beschikking heeft gesteld, zo spoedig mogelijk aan de getroffenen ter hand te stellen. Het echtpaar Weeda, dat ook op de Raadszaal aanwezig was, zat met het geld op zak en glunderde. Het had de felicitaties van de aanwezigen in ontvangst te nemen en verzekerd, dat er bedden, lampen en meubelen voor gekocht zullen worden. Zo kan er in een week tijds veel gebeu ren. Vorige week Vrijdag besloot het colle ge van B en W om aan die getroffenen 2 hl. kolen gratis ter beschikking te stellen voor het droogstoken der huizen. Deze geste is door de betrokkenen op hoge prijs gesteld. Verder werden er enkele woningen af gekeurd voor verdere bewoning omdat ze door het water ernstig werden beschadigd. Aan de bewoners werden andere woningen aangeboden. Ter voorziening in de behoefte aan kle ding enz. werkte Sociale Zaken. Een aan tal dames stelt reeds een onderzoek in bij de getroffenen, die zo spoedig mogelijk van het nodige zullen worden voorzien. Aan het herstel van de schade wordt De heer C. Struys, Ringdijk, Zwijndrecht, zond ons een uitvoerige brief waartoe ons hoofdartikel van Vrijdag 13 Februari had geïnspireerd. Het schrijven is te groot om het in zijn geheel op te nemen. Wij zullen moeten volstaan met de hoofdgedachten er uit weer te geven. Hoewel de heer Struys het met de hoofdstrekking van ons stukje eens kan zijn, wil hij er op wijzen, dat het woord van Je zus in het Johannesevangelie, niet verbiedt om naar het waarom van het lijden, de straf, de kastijding te vragen. Het is zelfs Gods bedoeling dat we het zouden dben, opdat we de oorzaak zouden ontdekken, en die is de zonde. „Ook Asaf vroeg naar de reden, de oor zaak van zijn oordJeel, en dan spreekt het vanzelf, dat daar ook het waartoe in opge sloten ligt." Het oordeel kan een Vaderlijke kastijding zijn of een Rechterlijke straf. In het laatste geval ziet het er slecht voor ons uit. Een vaderlijke kastijding daarentegen geschiedt tot ons nut, want wij zullen daar uit mogen leren en zien, waarom en waar toe alle leed ons overkomt, waardoor wij God verheerlijken en prijzen zullen. Het volgende gedeelte citeren we letter lijk: „Deze ramp wordt een nationale ramp genoemd, maar in onze dagen zijn rampen over de ganse wereld, ra dat is om der zon de wil, waarover God dondert uit Zijn toorn en grimmigheid, en daar bedoelt Hij mee de wereld af te breken en te verdelgen, als Sodom en Gomorra, en om Zijn volk te be vrijden en te behouden. God heeft geen liefde voor de wereld in die zin, dat Hij hen allen bekeren en zaligmaken zal, want dit is toch Zijn werk, maar Hij heeft alleen liefde tot Zijn uitverkoren volk.... Al wat de wereld nog geniet, kan ook niet anders dan liefde zijn, maar dat is geen eeuwige liefde, geen Vaderlijke en onder wijzende liefde, maar is tijdelijk en zal met d!e dood ophouden te bestaan...." Wanneer nu de heer Struys een antwoord zoekt op de vraag „Waar hebben wij ons nu aan bezondigd", dan meent hij dat te vin den in: gebrek aan naastenliefde. We halen nu weer letterlijk de brief aan: „Naastenliefde hebben wij in ons hoofd Adam verloren, en wij hebben alleen ver doemelijke eigenliefde overgehouden. En dat komt in De Combinatie goed aan het licht, want de Nederlanders en landen die veel gegeven hebben, zet U boven aan de top, maai- Rusland en de communisten ach ter en onder aan. Maar weet u wel, dat dit ook mensen zijn van gelijke beweging als wij? Neen, dat beseft u niet, en toch is het waar, wat Rom. 2 schrijft, dat wij niet, wie wij ook zijn, te verontschuldigen zijn, als wij anderen oordelen, daar wij dezelfde din gen doen, al is het misschien op een geme ne, geraffineerde en vrome wijze. Maar denkt niet, dat gij, die zo boven een ander staat, het oordeel zult ontvlieden, want het zijn niet de Communisten die ons kwaad dben, maar wij doen onszelve kwaad Het is nog geen naastenliefde dat de men sen zo in die nood geholpen hebben om an deren te redden, want de Schrift zegt ons, dat wij God en de naaste zijn hatende". De liefde is uit God, zo betoogt de heer S. verder, „Hij heeft de harten tot redding geneigd, zodat Hij alleen geholpen heeft; maai- mensen komt hier geen eer toe, laat ons dit bedenken! Als God liefde tot de naaste geeft, dan strekt zich dit uit tot alle mensen, ook tot de communisten, en dan gaan wij er niet op schelden en er onze neus voor optrekken, want het zal de hei denen verdragelijker zijn in de dag des oor deels dan ons christendom, dat tot de hemel toe is verhoogd geworden". Naastenliefde moet betoond worden ook als er geen nood is. „Laat het waar zijn, dat de communisten de helpende hand niet heb ben uitgestoken, maar de regering heeft Amerika al beloofd, dat de defensie er niet onder zal lijden, dat men zijn voorzorgen om straks nog meer mensen te doden, niet zal nalaten! Zie, dat noem ik nog schande lijker! Door Christus is alle strijd vervuld geworden, en daarom kan onze strijd niet meer rechtvaardig zijn, maar er zal een overgave geboren moeten worden, omdat wij geen recht hebben om bloed te vergie ten, daar alle machten van God verordineerd zijn, en die ze wederstaan zullen over zich- zelve een oordeel halen De liefde drijft alle vrees buiten, die denkt geen kwaad, handelt niet ongeschikt en zal trachten zijn vijand te spijzigen en te laven en zal alzo proberen het kwade door het goede te overwinnen. Liefdeloos heid is de oorzaak van de ramp en zal ook de oorzaak worden van het naderende oor deel. De heer S. besluit dan zijn brief met een oproep tot bekering en vraagt: „Waar is, HOLLAND «„ZEELAND OMSTBEEK8 t^OO ©VU» /©■3W, vfe-4 v' Icy J De ramp van de le Februari 1953 zal niet gemakkelijk vergeten worden door allen die erbij betrokken waren, en zeker niet door hen wier dierbare door het water van hunnen zijde weggerukt werden. De rouw en leed hun door deze slag toe gebracht zullen blijven schrijnen wanneer anderen die niet getroffen werden deze ramp al vergeten zijn. Hoe slecht bestand bleken de dijken te gen de macht van het water te zijn, en in welk een korte tijd werd veel mensenwerk weggevaagd. Er werd bijna geen rekening meer gehou den met de mogelijkheid van een waters nood op zulk een grote schaal als thans heeft plaats gevonden, want in een eeuw waarin de mens bijna tot alles in staat blijkt te zijn en grote stukken van de zee kan droog leggen, verwacht men toch dat hij in staat zal zijn, de kostbare bodem tegen het geweld van de oude vijand, het water te beschermen. Dat we in die gedachtengang mensen van één dag blijken te zijn leert ons de historie die de laatste tijd weer veel opgerakeld is; want een grote reeks rampen door het wa ter is het deel geweest van ons volk, en heeft het aanzien van het land grondig ver anderd. Bovenstaand kaartje laat ons Zuid-Hol land en Zeeland zien omstreeks het jaar 1300. Deels door landverlies, deels door in polderingen is deze kaart veranderd gewor den tot wat ze nu is. Het eiland IJsselmonde bestond in de oude tijd in hoofdzaak uit de Riederwaard waarin de Ambachten Barendrecht, Pen- drecht, Carnisse, Rhoon en Riederkerk ge legen waren. Deze brak op de 2de Februari 1373 door bij Bolnes en Gebr. Meeldijk; Nieuw Reier- waard werd 14411444 weer herdijkt. Wat nu Oud Reierwaard heet, lag om streeks 1300 vermoedelijk grotendeels bui tendijks. Door geleidelijke herdijking en in poldering, verkreeg men de slaperdijken. In Zeeland groef men die soms af, met nood lottige gevolgen. Van welk groot belang ze waren, bleek bij deze ramp, men vindt ze meest op de eilanden en kleigebieden. In het grote veengebied van Holland en Utrecht treft men ze practisch niet aan. Had dus de rivierdijk van Schieland het begeven de ramp ware niet te overzien geweest. De ons bekende Waal, stond tot 1331 in verbinding met het buitenwater, werd toen bij Heerjansdam en H. Ido Ambacht van sluizen voorzien. In de tegenwoordige polder Donkersloot, lag vroeger het gehucht Donkersloot, beho rende bij de heerlijkheid Alblasserdam; werd tussen 1373—1421 door bewoners verlaten. Door overstromingen werd de rivier hier van loop veranderd men vergelijke de kaart van heden Het eiland Rozenburg zal men op deze kaart vergeefs zoeken. Voorne en Putten bestond uit verschillende eilandjes. Flakkee werd gevormd door een aantal onbedijkte slikken of schorren. Van de Hoekse Waard in huidige vorm is in 1300 nog weinig te bespeuren. Een deel ervan binnen de Grote- of Zuid-Hollandse Waard, bij Maasdam had men de sluizen. Deze brak dé 18e November 1421 bij Wiel- drecht en in Dec. aan de rivierzijde bij Werkendam. 16 Dorpen gingen verloren (geen 72); ze staat bekend als de St. Eliza- bethvloed. Het thans zo zwaar geteisterde Schouwen bestond uit enkele grote en klei ne eilanden. Walcheren is in de loop der eeuwen wei nig van vorm veranderd. Wel Noord- en Zuid Beveland; laatst genoemd eiland ver loor bij de vloed van 1530 een groot gedeel te beoosten Ierseke. Later werd stad Rei- merswaal, de derde stad in Zeeland, een prooi der golven, evenals in Zeeuws Vlaan deren het land van Saeftinge. Zodoende stonden onze va,deren steeds weer voor de zware taak van de strijd tegen het water. De geschiedschrijver merkt hierbij aan, dat bij de beruchte Allerheilige vloed van 1570, toen een groot deel van Zuid- en Noord Holland, Friesland en Groningen over stroomd werd, en naar schatting 25000 men sen verdronken. Toch ontvingen onze va deren de kracht die nodig was, om zowel Spanje, als de eeuwenoude vijand het wa ter te weerstaan. Door rijzing der zeespiegel en verdieping der rivieren wordt de strijd steeds moeilij ker. Dit wordt duidelijk als we indenken dat dé Lagendijk vroeger Ringdijk was van de Riederwaard, thans blijkt de nu bestaan de Ringdijk te laag. Grote dankbaarheid moet ons wel vervul len dat de dijken van ons eiland niet bezwe ken, inzonderheid aan allen die meehielpen aan de versterking der dijken ook die van verre kwamen. Die gezien heeft de water massa, opgezweept door de storm verwon derd zich meer, dat deze niet, dan wel door braken, zodat de eer van ons behoud niet aan mensen toekomt, moet ook bewonde ring hebben voor onze vaderen, die met zul ke geringe middelen (draagburrie en schop) de eerste dijken gelegd hebben. Deze woon den uit veiligheid aan de dijken, moesten als grondgebruikei's alle lasten dragen. Tegenwoordig is het achter deze betrek kelijk smalle, en niet altijd in verhouding verbrede dijken een bevolkingscentrum ge worden. Waren dus de dijken bezweken, de ramp ware niet te overzien geweest, gezien dus in het licht der jongste gebeurtenis een waagstuk, en zou het billijk wezen de ge hele gemeenschap meer bij te laten dragen in de kosten bij een eventuele verhoging en verbreding der dijken. Misschien zou het beter wezen deze massa huizen te bouwen op verhoogde buitengronden, waardoor be tere cultuurgronden werden gespaard. Ook een paraat dijkleger, uitgerust met hulpmiddelen alsmede een centraal beheer over de dijken op IJsselmonde zijn geen on redelijke eisen. Ondanks alle voorzorgen die getroffen zijn, en nog aangebracht zullen worden, dienen wij, evenals de mensen die aan de voet van een vulcaan leven, steeds rekening te houden met de oude vijand van Zeeland en Holland het water. W. Kranendonk Pz. redactie, uw moed om deze brief in De Com binatie te publiceren?" Naschrift van de Redactie Het dringende beroep op onze moed heb ben we uiteraard niet onbeantwoord kun nen laten. Maar ook wanneer dat beroep ontbroken had, zouden we aandacht hebben geschonken aan de opmerkingen van inzen der. Het betoog van de heer S. is hier en daar verward, en op sommige punten zelfs tegenstrijdig. Dit bergt zekere gevaren in zich voor lezers die moeilijk kunnen onder scheiden. De brief bevat twee hoofdgedachten: een theologische en een daaruit voortvloeiende politieke. Tegen deze verbinding hebben we op zichzelf geen bezwaar. Er doen zich echter twee mogelijkheden voor. le het the ologisch uitgangspunt is onjuist, de politieke consequentie daaruit kan dan moeilijk an ders dan onjuist zijn; 2e het uitgangspunt is goed, maar er worden verkeerde politieke conclusies uit getrokken. Het wil ons voor komen dat in de brief van de heer S. een combinatie van beide mogelijkheden aan de orde is. De opvattingen over de zin van het lijden kunnen we tot de onze maken. Dat de groot ste zonde die de mensheid bedrijft is: gebrek aan liefde jegens God en de naaste, kunnen we schr. beamen. Maar dat wij als Redactie gebrek aan naastenliefde toonden, toen we de communisten verweten dat ze zelfs uit de ellende van de Watersnood nog politieke munt wilden slaan, kunnen we moeilijk be grijpen. Wil de heer S. soms, dat we uit pu re naastenliefde, de leugen van de commu nisten gaan verheerlijken? De zin: „Als God liefde tot de naaste geeft, dan strekt zich dit uit tot alle mensén, ook tot de com munisten", is onduidelijk door het woordje „dit". De zin kan betekenen: „God geeft ook aan communisten naastenliefde", en „on ze naastenliefde moet zich ook uitstrekken over communisten". Waarschijnlijk heeft in dit verband schr. het laatste bedoeld, en we zijn het dan hartelijk met hem eens, maai de menselijke erbarming over individuen houdt toch 'niet in dat we het eens zijn met hun politiek? We zijn het met de schr. eens, dat ook oorlogen een gevolg zijn van de zonde, van gebrek aan naastenliefde. Houdt dit in, dat we ons zonder meer moeten en mogen prijs geven aan de vernietiging waarmee we be dreigd worden. De heer S. komt nu wel aandragen met de tekst dat we alle machten die over ons gesteld worden moeten gehoor zamen, maar daarmee is het Stalinistische

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 1953 | | pagina 1