Nieuwsblad voor het Eiland IJsselmonde
Uitgav/e van de Ridderkerkse Drukkers
RIJST DE ZEESPIEGEL
of daalt de bodem van ons land?
flooJfaLahiiktl
DE MACHT VAN HET WATER
ïlamp&n§o.ncU actief
Piet Weeda ontving f 500.— op cheque no. 1
J
L - c A--
Vrijdag 6 Maart 1953^
2e Jaargang No. 103
Abonnementsprijs 1.
per kwartaal
Per post 2.50 per halfjaar
Advertentietarief
10 cent per mm
Bij contract korting
Ingezonden mededelingen
dubbel tarief
Copie in te zenden tot
Donderdagmbrgen 9 uur
De Combinatie
Redactie en Administratie
„DE COMBINATIE"
Lagendijk
RIDDERKERK
Telefoon 300 (K 1858)
Verschijnt op Vrijdag
Redacteur:
M. C. BROEKZITTER
De waterramp heeft de belangstelling
gaande gemaakt voor vraagstukken waar
het grote publiek voordien nauwelijks enige
interesse voor toonde. Zo gaat het in het
leven: wie aan een bepaalde ziekte lijdt,
krijgt grote belangstelling voor medische
aangelegenheden dan hij die gezond en fris
rondloopt. Men wil nu eenmaal meer weet
hebben van de dingen waar men direct bij
betrokken is.
Zo is het ook gesteld met al die vragen
die oprijzen rondom de watersnood. Men
kan gerust zeggen dat de waterbouwkunde
tezamen met wat we zullen noemen de wa-
terstaatkunde de populairste wetenschappen
vormen, in die zin dat tienduizenden meer
dan gewone belangstelling er Voor zijn gaan
krijgen.
Naast het direct-betrokken-zijn moet men
ook de factor „geheimzinnigheid" als oor
zaak van de interesse beschouwen. Voor die
velen is immers de wetenschap een terrein
dat ze nooit hebben betreden, en terwijl an
ders onbekendheid onbemindheid veroor
zaakt, is het nu het omgekeerde het geval:
het onbekende trekt aan, de bekoring voor
het geheimzinnige begint te werken, de eer
bied en de bewondering voor de wetenschap
stijgt.
Wat ons het sterkst aanspreekt is het
grandioze plan tot dichting van de zeegaten.
Prof. Thijsse heeft verklaard dat het tech
nisch uitvoerbaar zal zijn; belangrijk is de
vraag of dit dichten ook economisch verant
woord zal zijn. Wat er al zo mee samen
hangt zult u zeker wel deze week in uw
dagblad gelezen hebben.
Niet van belang ontbloot is de vraag waar
de geleerden zich mee bezighouden (overi
gens al jaren lang) en die met al het boven
genoemde in het nauwste verband staat, of
de bodem van ons land aan het dalen is en
of de zeespiegel, of misschien ook wel de
zeebodem rijst. Het meest juiste is wel het
antwoord, dat zowel het een als het ander
het geval is.
Enige tienduizenden jaren geleden lag de
bodem van ons land bedoeld zijn de ho
gere zandgronden, want het gehele westen
bestond toen nog niet ruim 60 meter ho
ger dan thans. Over dit gebied schoven
gletschertongen. Uit het noorden kwamen
de gletschers van de Noorse bergen het
puin dat ze meesleepten en opstuwden zijn
nu onze zandgronden en heuvelruggen
uit het zuiden kwamen de ijsmassa's van de
Zwitserse Alpen vandaar het zand en de
heuvels van Limburg en Brabant. Deze pe
riode, waarin dus de temperaturen op dit
deel van het noordelijk halfrond aanzienlijk
lager waren dan tegenwoordig, noemen we
de Ijstijd. (Dat er verschillende ijstijden
onderscheiden worden doet hier niet ter za
ke, alleen de laatste is voor ons van belang).
Daarna gingen de temperaturen stijgen;
het ijs ging smelten, de gletschers trokken
zich terug; ze konden zich tenslotte alleen
handhaven op de hoogste bergen.
Dat het smeltwater zich wegen baande
kan ieder terstond begrijpen; dat stromend
water een ontzaglijke kracht heeft, weten
we nu maar al te zeer uit smartelijke erva
ring. Welnu, het heeft rotsblokken van de
bergen meegesleurd en deze vergruizeld tot
grint, en het heeft het graniet van de Alpen
afgeslepen en als slib meegevoerd op zijn
weg naar zee. Naar de zee, die toen haar
oostgrens had ongeveer waar nu het Utrecht
se zand begint. Dat bekken werd opgevuld
met puin en slib, dat aangevoerd werd door
Rijn, Maas en Schelde, rivieren die toen.
vooral de Rijn, vele malen breder waren.
Een gevolg daarvan was, dat de bodem
van ons land ten opzichte van de zeespie
gel lager kwam te liggen. Maar dit is een
relatieve daling. Daarbij is nog gekomen
dat de bodem in zijn geheel ook een daling
ging vertonen.
Om dit te begrijpen moet men weten, hoe
de aardkorst is gevormd. Een vurige massa
is aan de buitenzijde gaan stollen. Niet al
leen die gestolde korst is elastisch, maar
ook de massa waarop ze „drijft" is in hoge
mate veerkrachtig. Zolang er evenwicht is,
gebeurt er niets; maar dat evenwicht kan
verstoord worden. Van binnen uit, door de
ontzaglijke spanningen die zich in de vuur
massa kunnen ontwikkelen (gasvorming)
vulkanische uitbarstingen, aardbevingen,
aardverschuivingen enz. kunnen de gevol
gen er van zijn; het evenwicht kan ook ver-
brokken worden door plaatselijke gewichts
veranderingen boven de aardkorst. Wanneer
de druk op een bepaalde plaats vermindert,
zal dit stijging van de aardkorst tengevolge
hebben. Neem een gummibal, druk deze in
de bal zal aan de zijkanten gaan uitstul
pen. Verminder de druk, onder uw duim
rijst de bal, maar de uitstulpingen zullen
minder groot worden. Welnu, door het af
slijten van de bergen worden ze lichter.
Daar zal de aardkorst gaan verheffen, ter
wijl dat verschijnsel een daling elders ten
gevolge heeft.
Nu komt daar voor ons land nog iets bij.
In de tijd toen de Bataven ons land be
woonden, kon de zee vrijelijk over de wes
telijke gebieden stromen. Uit onze school
jaren weten we nog wel, dat juist die ge
regelde overstromingen onze westelijke ge
bieden hebben gevormd. Niet alle slib zonk
dus naar de zeebodem waardoor het werd
opgehoogd, terwijl het land ten opzichte van
de zee steeds hoger kwam te liggen. Dit
ging zolang door, tot alleen de hoogste vloe
den nog maar overstromingen konden ver
oorzaken. Maar dan zijn we intussen in de
Middeleeuwen aangeland. (Dat er door nog
niet verklaarde oorzaken in de 4e, 5e eeuw
een sterke rijzing van de zeespiegel moet
hebben plaats gehad, bewijst dat catastro
fale gebeurtenissen het proces nog kunnen
verhaasten).
De bedijking van de vele Zeeuwse
Zuidhollandse eilanden heeft weliswaar de
streken tot bewoonbare gebieden gemaakt,
maar daarmee heeft men tevens ingegrepen
in een natuurlijke gang van zaken en wel
zo, dat de inklinking van de eilanden niet
verder wordt gecompenseerd door slibafzet-
ting door overstroming, en dat dientengevol
ge de zee in de loop van de eeuwen door het
slib dat nu in zee blijft, een hogere stand is
gaan innemen.
Men heeft berekend dat de niveauverschil
len tussen zee en land per 100 jaar ongeveer
30 centimeter toenemen. Dat de gemiddelde
vloedstanden hoger worden sinds de Mid
deleeuwen, zal nu niet meer zo onbegrijpe
lijk zijn.
De vraag of dit proces zich zal blijven
voortzetten, moet bevestigend beantwoord
worden. Bij de bouw van het nieuwe Rot
terdam heeft men daar trouwens rekening
mee gehouden. De nieuwe stad komt ander
halve meter hoger te liggen dan in 1940.
Dat over 5000 jaar het westen van ons
land zo ver beneden de zeespiegel zal lig
gen, dat bij een doorbraak van een dan bij
na 25 meter hoge zeedijk, slechts de heu
vels zullen blijven uitsteken en de rest de
finitief verzwolgen wordt, is een toekomst
beeld, waarover we ons nu nog liever geen
zorgen maken. Op dit ogenblik hebben we
nog genoeg andere.
flink gewerkt. In de huizen, zowel als op
het land. De burgemeester bezocht deze
week nog enkele gezinnen om zich op de
hóogte te stellen van de gang van zaken.
Het is echter van grote betekenis, dat de
voorschotten van het Rampenfonds in een
snel tempo worden afgewerkt. Dit is ook
voor het moreel der getroffenen van grote
betekenis.
De getroffenen, die tijdelijk in de Electro-
zaal waren ondergebracht zijn alle weer
naar hun woningen teruggekeerd.
Gebouw Obadja, het gymnastieklokaal der
Dr. Kuyperschool en dat der Openbare La
gere School, alsmede Jeugdhaven te Slik
kerveer verkeren allen weer in hun oor
spronkelijke staat. De opgehaalde goederen
zijn verdeeld. Het verenigingsleven kan
weer opnieuw een aanvang nemen.
Naar aanleiding
van een
Er is na het verschijnen van ons vorig
nummer heel wat gebeurd. Er werd nog
melding gemaakt van de installatie van het
plaatselijk Watersnoodcomité 1953, omdat
het gemeentebestuur voorschotten wilde uit
reiken voor de eerste behoefte aan huisraad.
Het Nationaal Rampenfonds liet niets van
zich horen.
Vrijdagmiddag verschenen er 2 heren van
de schade enquette commissie, die namens
het Nationaal Rampenfonds de zaken kwa
men regelen en machtiging hadden voor
schotten te verlenen. Dit echter op voor
waarde, dat het plaatselijk comité haar
werkzaamheden niet zou beginnen.
Het Gemeentebestuur besloot toen dat de
werkzaamheden van het plaatselijk Comité
zouden worden opgeschort. Zaterdagmorgen
kon reeds een 7-tal getroffenen worden op
geroepen. Dat de werkzaamheden goede
voortgang hebben bleek Woensdagmorgen.
Toen arriveerde n.l. de Directeur van het
Nationaal Rampenfonds, de Generaal b.d.
P. Alons met zijn medewerkers om aan het
gezin P. Weeda, wonende te Slikkerveer,
Ringdijk 272, als eerste van het gehele land
een cheque te overhandigen van f 500,als
voorschot op zijn schadeuitkering. Op ver
zoek van het Nationaal Rampenfonds was
hierbij de pers van binnen en buitenland,
filmoperateurs, de omroep enz. aanwezig, be
nevens het Gemeentebestuur van Ridder
kerk. Nadat dit alles ten huize van Weeda
had afgespeeld vertrok het gezelschap en het
echtpaar Weeda, naar de Rotterdamse Bank
te Ridderkerk om de cheque te verzilveren.
De Directeur, de heer G. J. Nieuwland
toonde zich een voortreffelijk gastheer en
feliciteerde Weeda met deze voor hem zo
heugelijke gebeurtenis. Toen werd de Raad
zaal opgezocht die nauwelijks groot genoeg
was om het gezelschap te bevatten. Burge
meester Nieuwenhuisen vertelde ronduit,
dat hij vorige week niet gerust was geweest
omtrent het moment waarop het Rampen
fonds met de uitkeringen zou aanvangen.
De mensen zitten hier weer in hun huizen
en bezitten niets meer aan huisraad. Van
daar, dat bij vele instanties, tot zelfs op het
paleis Soestdijk aan de noodklok werd ge
trokken. Door hetgeen hier vandaag plaats
vond, aldus de Burgemeester, ben ik echter
gerustgesteld en ik hoop van harte, dat zo
wel hier als in het gehele geteisterde gebied,
spoedig alle getroffenen aan een voorschot
zullen worden geholpen.
Generaal Alons verzekerde, dat het Nat.
Rampenfonds alles in het werk stelt om de
gelden, dat ons volk op zo spontane wijze
ter beschikking heeft gesteld, zo spoedig
mogelijk aan de getroffenen ter hand te
stellen. Het echtpaar Weeda, dat ook op de
Raadszaal aanwezig was, zat met het geld
op zak en glunderde. Het had de felicitaties
van de aanwezigen in ontvangst te nemen
en verzekerd, dat er bedden, lampen en
meubelen voor gekocht zullen worden.
Zo kan er in een week tijds veel gebeu
ren. Vorige week Vrijdag besloot het colle
ge van B en W om aan die getroffenen 2
hl. kolen gratis ter beschikking te stellen
voor het droogstoken der huizen. Deze geste
is door de betrokkenen op hoge prijs gesteld.
Verder werden er enkele woningen af
gekeurd voor verdere bewoning omdat ze
door het water ernstig werden beschadigd.
Aan de bewoners werden andere woningen
aangeboden.
Ter voorziening in de behoefte aan kle
ding enz. werkte Sociale Zaken. Een aan
tal dames stelt reeds een onderzoek in bij
de getroffenen, die zo spoedig mogelijk van
het nodige zullen worden voorzien.
Aan het herstel van de schade wordt
De heer C. Struys, Ringdijk, Zwijndrecht,
zond ons een uitvoerige brief waartoe ons
hoofdartikel van Vrijdag 13 Februari had
geïnspireerd. Het schrijven is te groot om
het in zijn geheel op te nemen. Wij zullen
moeten volstaan met de hoofdgedachten er
uit weer te geven.
Hoewel de heer Struys het met de
hoofdstrekking van ons stukje eens kan zijn,
wil hij er op wijzen, dat het woord van Je
zus in het Johannesevangelie, niet verbiedt
om naar het waarom van het lijden, de straf,
de kastijding te vragen. Het is zelfs Gods
bedoeling dat we het zouden dben, opdat
we de oorzaak zouden ontdekken, en die is
de zonde.
„Ook Asaf vroeg naar de reden, de oor
zaak van zijn oordJeel, en dan spreekt het
vanzelf, dat daar ook het waartoe in opge
sloten ligt." Het oordeel kan een Vaderlijke
kastijding zijn of een Rechterlijke straf. In
het laatste geval ziet het er slecht voor ons
uit. Een vaderlijke kastijding daarentegen
geschiedt tot ons nut, want wij zullen daar
uit mogen leren en zien, waarom en waar
toe alle leed ons overkomt, waardoor wij
God verheerlijken en prijzen zullen.
Het volgende gedeelte citeren we letter
lijk:
„Deze ramp wordt een nationale ramp
genoemd, maar in onze dagen zijn rampen
over de ganse wereld, ra dat is om der zon
de wil, waarover God dondert uit Zijn toorn
en grimmigheid, en daar bedoelt Hij mee de
wereld af te breken en te verdelgen, als
Sodom en Gomorra, en om Zijn volk te be
vrijden en te behouden. God heeft geen
liefde voor de wereld in die zin, dat Hij hen
allen bekeren en zaligmaken zal, want dit
is toch Zijn werk, maar Hij heeft alleen
liefde tot Zijn uitverkoren volk....
Al wat de wereld nog geniet, kan ook niet
anders dan liefde zijn, maar dat is geen
eeuwige liefde, geen Vaderlijke en onder
wijzende liefde, maar is tijdelijk en zal met
d!e dood ophouden te bestaan...."
Wanneer nu de heer Struys een antwoord
zoekt op de vraag „Waar hebben wij ons nu
aan bezondigd", dan meent hij dat te vin
den in: gebrek aan naastenliefde. We halen
nu weer letterlijk de brief aan:
„Naastenliefde hebben wij in ons hoofd
Adam verloren, en wij hebben alleen ver
doemelijke eigenliefde overgehouden. En
dat komt in De Combinatie goed aan het
licht, want de Nederlanders en landen die
veel gegeven hebben, zet U boven aan de
top, maai- Rusland en de communisten ach
ter en onder aan. Maar weet u wel, dat dit
ook mensen zijn van gelijke beweging als
wij? Neen, dat beseft u niet, en toch is het
waar, wat Rom. 2 schrijft, dat wij niet, wie
wij ook zijn, te verontschuldigen zijn, als
wij anderen oordelen, daar wij dezelfde din
gen doen, al is het misschien op een geme
ne, geraffineerde en vrome wijze. Maar
denkt niet, dat gij, die zo boven een ander
staat, het oordeel zult ontvlieden, want het
zijn niet de Communisten die ons kwaad
dben, maar wij doen onszelve kwaad
Het is nog geen naastenliefde dat de men
sen zo in die nood geholpen hebben om an
deren te redden, want de Schrift zegt ons,
dat wij God en de naaste zijn hatende".
De liefde is uit God, zo betoogt de heer
S. verder, „Hij heeft de harten tot redding
geneigd, zodat Hij alleen geholpen heeft;
maai- mensen komt hier geen eer toe, laat
ons dit bedenken! Als God liefde tot de
naaste geeft, dan strekt zich dit uit tot alle
mensen, ook tot de communisten, en dan
gaan wij er niet op schelden en er onze
neus voor optrekken, want het zal de hei
denen verdragelijker zijn in de dag des oor
deels dan ons christendom, dat tot de hemel
toe is verhoogd geworden".
Naastenliefde moet betoond worden ook
als er geen nood is. „Laat het waar zijn, dat
de communisten de helpende hand niet heb
ben uitgestoken, maar de regering heeft
Amerika al beloofd, dat de defensie er niet
onder zal lijden, dat men zijn voorzorgen
om straks nog meer mensen te doden, niet
zal nalaten! Zie, dat noem ik nog schande
lijker! Door Christus is alle strijd vervuld
geworden, en daarom kan onze strijd niet
meer rechtvaardig zijn, maar er zal een
overgave geboren moeten worden, omdat
wij geen recht hebben om bloed te vergie
ten, daar alle machten van God verordineerd
zijn, en die ze wederstaan zullen over zich-
zelve een oordeel halen
De liefde drijft alle vrees buiten, die
denkt geen kwaad, handelt niet ongeschikt
en zal trachten zijn vijand te spijzigen en
te laven en zal alzo proberen het kwade
door het goede te overwinnen. Liefdeloos
heid is de oorzaak van de ramp en zal ook
de oorzaak worden van het naderende oor
deel.
De heer S. besluit dan zijn brief met een
oproep tot bekering en vraagt: „Waar is,
HOLLAND «„ZEELAND
OMSTBEEK8 t^OO
©VU»
/©■3W,
vfe-4 v'
Icy
J
De ramp van de le Februari 1953 zal niet
gemakkelijk vergeten worden door allen
die erbij betrokken waren, en zeker niet
door hen wier dierbare door het water van
hunnen zijde weggerukt werden.
De rouw en leed hun door deze slag toe
gebracht zullen blijven schrijnen wanneer
anderen die niet getroffen werden deze
ramp al vergeten zijn.
Hoe slecht bestand bleken de dijken te
gen de macht van het water te zijn, en in
welk een korte tijd werd veel mensenwerk
weggevaagd.
Er werd bijna geen rekening meer gehou
den met de mogelijkheid van een waters
nood op zulk een grote schaal als thans
heeft plaats gevonden, want in een eeuw
waarin de mens bijna tot alles in staat blijkt
te zijn en grote stukken van de zee kan
droog leggen, verwacht men toch dat hij in
staat zal zijn, de kostbare bodem tegen het
geweld van de oude vijand, het water te
beschermen.
Dat we in die gedachtengang mensen van
één dag blijken te zijn leert ons de historie
die de laatste tijd weer veel opgerakeld is;
want een grote reeks rampen door het wa
ter is het deel geweest van ons volk, en
heeft het aanzien van het land grondig ver
anderd.
Bovenstaand kaartje laat ons Zuid-Hol
land en Zeeland zien omstreeks het jaar
1300. Deels door landverlies, deels door in
polderingen is deze kaart veranderd gewor
den tot wat ze nu is.
Het eiland IJsselmonde bestond in de
oude tijd in hoofdzaak uit de Riederwaard
waarin de Ambachten Barendrecht, Pen-
drecht, Carnisse, Rhoon en Riederkerk ge
legen waren.
Deze brak op de 2de Februari 1373 door
bij Bolnes en Gebr. Meeldijk; Nieuw Reier-
waard werd 14411444 weer herdijkt.
Wat nu Oud Reierwaard heet, lag om
streeks 1300 vermoedelijk grotendeels bui
tendijks. Door geleidelijke herdijking en in
poldering, verkreeg men de slaperdijken. In
Zeeland groef men die soms af, met nood
lottige gevolgen. Van welk groot belang ze
waren, bleek bij deze ramp, men vindt ze
meest op de eilanden en kleigebieden. In
het grote veengebied van Holland en
Utrecht treft men ze practisch niet aan. Had
dus de rivierdijk van Schieland het begeven
de ramp ware niet te overzien geweest.
De ons bekende Waal, stond tot 1331 in
verbinding met het buitenwater, werd toen
bij Heerjansdam en H. Ido Ambacht van
sluizen voorzien.
In de tegenwoordige polder Donkersloot,
lag vroeger het gehucht Donkersloot, beho
rende bij de heerlijkheid Alblasserdam; werd
tussen 1373—1421 door bewoners verlaten.
Door overstromingen werd de rivier hier
van loop veranderd men vergelijke de
kaart van heden Het eiland Rozenburg
zal men op deze kaart vergeefs zoeken.
Voorne en Putten bestond uit verschillende
eilandjes. Flakkee werd gevormd door een
aantal onbedijkte slikken of schorren. Van
de Hoekse Waard in huidige vorm is in 1300
nog weinig te bespeuren. Een deel ervan
binnen de Grote- of Zuid-Hollandse
Waard, bij Maasdam had men de sluizen.
Deze brak dé 18e November 1421 bij Wiel-
drecht en in Dec. aan de rivierzijde bij
Werkendam. 16 Dorpen gingen verloren
(geen 72); ze staat bekend als de St. Eliza-
bethvloed. Het thans zo zwaar geteisterde
Schouwen bestond uit enkele grote en klei
ne eilanden.
Walcheren is in de loop der eeuwen wei
nig van vorm veranderd. Wel Noord- en
Zuid Beveland; laatst genoemd eiland ver
loor bij de vloed van 1530 een groot gedeel
te beoosten Ierseke. Later werd stad Rei-
merswaal, de derde stad in Zeeland, een
prooi der golven, evenals in Zeeuws Vlaan
deren het land van Saeftinge. Zodoende
stonden onze va,deren steeds weer voor de
zware taak van de strijd tegen het water.
De geschiedschrijver merkt hierbij aan, dat
bij de beruchte Allerheilige vloed van 1570,
toen een groot deel van Zuid- en Noord
Holland, Friesland en Groningen over
stroomd werd, en naar schatting 25000 men
sen verdronken. Toch ontvingen onze va
deren de kracht die nodig was, om zowel
Spanje, als de eeuwenoude vijand het wa
ter te weerstaan.
Door rijzing der zeespiegel en verdieping
der rivieren wordt de strijd steeds moeilij
ker. Dit wordt duidelijk als we indenken
dat dé Lagendijk vroeger Ringdijk was van
de Riederwaard, thans blijkt de nu bestaan
de Ringdijk te laag.
Grote dankbaarheid moet ons wel vervul
len dat de dijken van ons eiland niet bezwe
ken, inzonderheid aan allen die meehielpen
aan de versterking der dijken ook die van
verre kwamen. Die gezien heeft de water
massa, opgezweept door de storm verwon
derd zich meer, dat deze niet, dan wel door
braken, zodat de eer van ons behoud niet
aan mensen toekomt, moet ook bewonde
ring hebben voor onze vaderen, die met zul
ke geringe middelen (draagburrie en schop)
de eerste dijken gelegd hebben. Deze woon
den uit veiligheid aan de dijken, moesten
als grondgebruikei's alle lasten dragen.
Tegenwoordig is het achter deze betrek
kelijk smalle, en niet altijd in verhouding
verbrede dijken een bevolkingscentrum ge
worden. Waren dus de dijken bezweken, de
ramp ware niet te overzien geweest, gezien
dus in het licht der jongste gebeurtenis een
waagstuk, en zou het billijk wezen de ge
hele gemeenschap meer bij te laten dragen
in de kosten bij een eventuele verhoging en
verbreding der dijken. Misschien zou het
beter wezen deze massa huizen te bouwen
op verhoogde buitengronden, waardoor be
tere cultuurgronden werden gespaard.
Ook een paraat dijkleger, uitgerust met
hulpmiddelen alsmede een centraal beheer
over de dijken op IJsselmonde zijn geen on
redelijke eisen. Ondanks alle voorzorgen die
getroffen zijn, en nog aangebracht zullen
worden, dienen wij, evenals de mensen die
aan de voet van een vulcaan leven, steeds
rekening te houden met de oude vijand van
Zeeland en Holland het water.
W. Kranendonk Pz.
redactie, uw moed om deze brief in De Com
binatie te publiceren?"
Naschrift van de Redactie
Het dringende beroep op onze moed heb
ben we uiteraard niet onbeantwoord kun
nen laten. Maar ook wanneer dat beroep
ontbroken had, zouden we aandacht hebben
geschonken aan de opmerkingen van inzen
der. Het betoog van de heer S. is hier en
daar verward, en op sommige punten zelfs
tegenstrijdig. Dit bergt zekere gevaren in
zich voor lezers die moeilijk kunnen onder
scheiden.
De brief bevat twee hoofdgedachten: een
theologische en een daaruit voortvloeiende
politieke. Tegen deze verbinding hebben
we op zichzelf geen bezwaar. Er doen zich
echter twee mogelijkheden voor. le het the
ologisch uitgangspunt is onjuist, de politieke
consequentie daaruit kan dan moeilijk an
ders dan onjuist zijn; 2e het uitgangspunt
is goed, maar er worden verkeerde politieke
conclusies uit getrokken. Het wil ons voor
komen dat in de brief van de heer S. een
combinatie van beide mogelijkheden aan de
orde is.
De opvattingen over de zin van het lijden
kunnen we tot de onze maken. Dat de groot
ste zonde die de mensheid bedrijft is: gebrek
aan liefde jegens God en de naaste, kunnen
we schr. beamen. Maar dat wij als Redactie
gebrek aan naastenliefde toonden, toen we
de communisten verweten dat ze zelfs uit
de ellende van de Watersnood nog politieke
munt wilden slaan, kunnen we moeilijk be
grijpen. Wil de heer S. soms, dat we uit pu
re naastenliefde, de leugen van de commu
nisten gaan verheerlijken? De zin: „Als
God liefde tot de naaste geeft, dan strekt
zich dit uit tot alle mensén, ook tot de com
munisten", is onduidelijk door het woordje
„dit". De zin kan betekenen: „God geeft ook
aan communisten naastenliefde", en „on
ze naastenliefde moet zich ook uitstrekken
over communisten". Waarschijnlijk heeft in
dit verband schr. het laatste bedoeld, en we
zijn het dan hartelijk met hem eens, maai
de menselijke erbarming over individuen
houdt toch 'niet in dat we het eens zijn met
hun politiek?
We zijn het met de schr. eens, dat ook
oorlogen een gevolg zijn van de zonde, van
gebrek aan naastenliefde. Houdt dit in, dat
we ons zonder meer moeten en mogen prijs
geven aan de vernietiging waarmee we be
dreigd worden. De heer S. komt nu wel
aandragen met de tekst dat we alle machten
die over ons gesteld worden moeten gehoor
zamen, maar daarmee is het Stalinistische