Schoonheden^, Bin ven steunen 4 ZONDAGSBLAD 28 FEBRUARI 1953 öRieöó^qse zeesL&q bij **~portlcind (28 fEBRU&RI - 2 „hdböen wij nog een tidLf uur DE verhouding tussen Nederlanden Engeland is zo goed als die tus sen twee landen maar zijn kan. De Britse regeringsleider Winston Chur chill grijpt elke gelegenheid aan om van zijn bewondering en sympathie voor 't kleine land aan de overzijde van de Noordzee blijk te geven, en eergisteren nog bracht ons vorstelijk paar een bezoek aan de Engelse ko ningin. Deze vriendschappelijke verhouding doet ons goed en we hopen op besten diging daarvan. Ieder schoolkind weet dat 't vroe ger vaak anders was. Britten en Hol landers zijn dikwijls slaags geweest, gelijk onze jeugd reeds weet uit de rijtjes jaartallen, die zij zeker niet altijd tot genoegen heeft te leren. Maarten Harpertsz. Tromp. 't Is vandaag precies 300 jaar ge leden, dat in het Kanaal bij Portland een zeeslag tussen Nederlanders en Engelsen begcn, die drie dagen duur de en aan beide zijden gevoelige ver liezen opleverde. 't Was tijdens de eerste Engelse oorlog, dat onze bekende vlootvoogd Maarten Harpertsz. Tromp met zijn vloot 150 schepen begeleidde, 't Wa ren rijk beladen koopvaardijschepen en dus was 't van groot beiang deze veilig naar het vaderland te brengen. Ter hoogte van Portland verscheen echter een Engelse vloot van 70 sche pen met het Kennelijk doel zich van de koopvaarders meester te maken. Tromp zou Tromp niet geweest zijn indien hij niet direct alle maatrege len had genomen om de Engelse toe leg te verijdelen. Hij gaf bevel de vijand aan te -vallen en weldra was de slag in volle gang. Toen de eerste dag ten einde liep poogden de Engelsen zich van de koopvaardijvloot die tijdens - het gevecht zich langs de kust bevond meester te maken, maar Tromp wist dit te verijdelen. De Engelse vloot stond onder bevel van de bekende Robert Blake, een geducht tegenstander. De Hollanders konden er van op aan, dat 't de twee de dag weer warm zou toegaan en Tromp nam dan ook tijdig zijn maat regelen. De vloot werd in de vorm van een halve maan om de koop vaarders geschaard en zo werd de vijand afgewacht. In het vroege morgenuur had Tromp al zijn scheepsbevelhebbers ernstig vermaand „zich volgens- hun eed als dappere mannen te gedragen en dat ieder zou letten op het opper hoofd waaronder hij gesteld was". De Engelsen, die nu de wind mee hadden, gingen in de nabijheid van het eiland Wight tot de aanval over. Zesmaal probeerden zij de Holland se halve maan te doorbreken, maar zesmaal werden zij teruggeslagen. Ook op de tweede dag bleef het gevecht onbeslist. Weerszijden waren de verliezen zwaar, maar de moed van bevelhebbers en matrozen bleef ongebroken. De grootste zorg van Tromp was, dat meer dan één schip gebrek kreeg aan kruid en scherp. De voorraad werd zo goed mogelijk over de ver schillende schepen verdeeld, maar de algemene toestand was bedenkelijk. Dat bleek de volgende dag dan ook spoedig. Het gevecht had nog maar enige uren geduurd of de helft van de Nederlandse vloot was niet 'n staat zich langer te verdedigen. Ver schillende scheepsbevelhebbers wis ten dan ook niet beter te doen dan zich met volle zeilen aan de strijd te onttrekken. Tromp bleef kalm, ook al was hij zeer ontstemd. De vluchtende sche- mó,&Rt 1653) L&nqeR moeten vechten pen zond hij enige schoten na en gaf hun bevel direct terug te keren. Be halve de koopvaardijvloot zou hij dan ook hen wel beschermen. Deze driedaagse zeeslag had de Britten bijkans nog meer afgemat dan de Hollanders. Hun vloot had grote schade opgelopen en Blake be sloot de strijd te eindigen. Tromp schreef aan de Staten-Gene- raal: „Hadden wij nog een half uur langer moeten vechten en alle scherp verschoten, dan hadden wij zeker in de handen van de vijand gevallen". Het voordeel van deze driedaagse zeeslag was ongetwijfeld aan de zijde der Britten. Maar kenmerkend is het oordeel van de Engelse geschied schrijver Hume: „Blake was over winnaar maar hij behaalde geen gro tere roem dan Tromp". En een Nederlands historicus, het verloop en de uitslag van deze onge lijke strijd overziende, gaf zijn oor deel in deze woorden weer: „Een wonderwerk des Heren, die de moed, de harten en handen der Nederlan ders gesterkt heeft". Ze staan zo stil en rustig om me heen: al de vertrouwde en zo lieve dingen; de stoel en tafel onder lampeschijn, en in de ketel hoor 'k het xoater zingen. De groene planten in de vensterbank, de vele boeken staan als stil te dromen; zacht tikt de klok, 't lijkt of geen golvenvloed over ons lage landje is gekomen. Geen watersnood heeft in onze plaats gewoed, noch veertien honderd mensen zijn verdronken; niemand verloor zijn have en z'n goed, geen stukken land zijn door de zee verslonken. Niet beter zijn wij dan de anderen: we hebben nergens aan verdiend deez' zegen. Laten wij, óók nu de ramp is gekeerd, toch blijven steunen, helpen allerwegen met geld, met gaven en met veel gebeden voor al de mensen die zo bitter leden JOHANNA ROZA UIT DE SCHOOT DER ZEE Schelpenmuseum te Overschie TOEN wij in de gezellig gemeubi leerde kamer zaten van de heer W, K. Scholten, Saenredamplein 9b, oud-wethouder van^ftversehie, voor zitter van het Gro^^ Kruis en be stuurder van tal van andere vereni gingen, kwamen wij daar niet zo als eigenlijk voor de hand lag om verenigingszaken te bespreken of over verfwerk (want de heer Scholten heeft te Ovei schia^Éen te goeder naam en faam ^Bpcend staande „verfwinkel", doch was ons doel een heel ander onderwerp. Want het rij ke leven van deze, met dat al toch uiterst bescheiden mens, wordt ook nog gesierd met de beoefening van een merkwaardige verzameleigen- schap, waarbij wij nu niet doelen op het fraaie schilderwerk van zijn hand en evenmin op de prachtige kas ten die hij weet te maken, maar op de zeer unieke verzameling van schel pen die hij bezit Schelpenverzamelen is een hobby, die bij het grote publiek geheel on bekend is. Als kind verzamelden wij wel eens schelpjes, die we meebrach ten van het strand en die dan enige dagen in huis bleven rondzwerven, en ook weten we ons nog wel iets te herinneren over de mooie schelpen die c - grootmoeders „penantenkast je" sto. en en waarin „we de zee konden horen." Maar voor de rest zijn schelpen taboe voor groot en klein. Dat is bij de heer Scholten heel anders. Hij heeft er een wetenschap van gemaakt. Zijn rond 2000 soorten schelpen vormen een kostbaar en merkwaardig bezit, dat jaren en ja ren gekost heeft om dat bijeen te brengen. En als deze verzamelaar ons verklaart, dat zijn collectie behoort tot een van de meest bijzondere in de lande, dan geloven wij wel voetstoots te mogen aannemen, dat dit zeker zo is, 's mans bescheidenheid kenJÉkde. ,,Hoe bent U hiertoe gekoflp?" vroegen wij natuurlijk, want mensen van de krant zijn nu eenmaal erg vragerig. ,,Op mijn 15e jaar kreeg ik enige schelpen en die trokken mijn belang stelling en dat was eigenlijk be gin. Toen ik een jaartje latedHbns in Scheveningen was en daar Ireen winkel een paar prachtige schelpen zag liggen voor 2,50 weifelde ik. Moest ik geld besteden aan een voor bijgaande vertering of die schelpen kopen? De weifeling was spoedig over wonnen en de schelpen werden mijn eigendom. Ook deze vormden mede de aanvang van mijn collectie, die thans de belangstelling geniet van vooraanstaande natuurkundigen van Nederland, o.w. ik natuurlijk in de eerste plaats noem prof C. O. van Regteren Altena te Leiden, de be heerder van het Natuurkundig museum aldaar' De heer Scholten krijgt herhaal delijk bezoek van geïnteresseerden, w.o. studenten en natuurhistorici. Van zelf sprekend ook van leden van de Nederlandse Malacologische Vereni ging, die pl.m. 100 leden telt en die nog een eigen blad uitgeeft: ,,Basteria". Hoe die verzameling is gegroeid, is een geschiedenis apart. Buitenlandse verbindingen, vooral met Florida, waar heel wat schelpenverzamelaars wonen, hielpen door middel van rui ling of soms door verkoop, de col lectie op te bouwen. Vooral buitenland se connecties, want de heer Scholten heeft zich bijzonder gespecialiseerd De heer Scholten bij een zijner schelpenkasten. op schelpen uit tropische gebieden, waarbij het Nederlandse materiaal als ruilobject diende. Dat Nederlandse materiaal ligt hier heus niet voor het grijpen. Het is soms dagen zoeken geweest om bepaalde exemplaren op de kop te tik ken. Veel plezier beleefde de heer Scholten aan een tip, die inhield dat schelpenvissers in de Westerschel- de op een diepte van 17 meter een grote voorraad prae-historisch ma teriaal hadden aangetroffen, dat wel iswaar voor andere doeleinden was bestemd, maar waar hij de gelegen heid kreeg eens in te gaan snuffe len eh daar exemplaren van de Nep- tunia aantrof, die afkomstig zijn uit het plioceentijdperk en die door hun grote zeldzaamheid als prachtige ruilobjecten konden dienen. Slechts uitzonderingsgewijs neemt de heer Scholten genoegen met be schadigde exemplaren, zodat zijn ma teriaal er tip top verzorgd uitziet en een lust voor de ogen is, temeer waar de eigen gemaakte kasten de uitstal ling maken tot een juweeltje, dat zelfs de meest verstokte cynicus zou dogn beschamen. Ja, en wat zouden we nu over de schelpen zeil' zeggen. De heer Schol ten noemde en toonde ons honderden exemplaren, die hij zonder determi natie met de latijnse naam aanduid de. tiet zal onze lezers wellicht niet zoveel zeggen, maar wij kunnen ge rust verklaren dat het geheel ons een totaal nieuw gebied der natuur heeft geopenbaard. De verscheidenheid en schoonheid, die de schoot der zee herbergt, is overweldigend. We zagen de parelvor- mende schelpen van Ceylon, de.LJnio Margiritiferus, de zwarte parelmoer schelp Avicula, de prachtige Harpa's met hun fijne zizagtekening, de won derlijk gevormde Mallius, de porce- leinachtige Cypraea's, de gestreepte, gevlekte en geblokte Conussoorten, de 44 cm lange Tritonhoorn uit Nieuw Guinea (verkregen dank zij de bemid deling van het kamerlid Van Baal) Spondyllys uit Florida en Malakka, met harmonische kleur- en lijnon twik- keling. De zeer bijzonder „linksgewon den" Busycons. Deze „linksgewonden" zijn daarom zo uniek, wijl alle andere schelpen „rechtsgewonden" zijn, alleen de Busycon vormt een uitzondering met de waarschijnlijk reeds lang uit gestorven Neptunia Contraria. Bijzonder gelukkig is de heer Scholten met een geheel gaaf exem plaar van de Liomesia dahliï, die enig in haar soort is. Mocht U werkelijk interesse voor deze verzameling hebben, de heer Scholten is gaarne bereid U zijn unie ke verzameling te laten zien, mits U dat tevoren even vraagt. Tenslotte willen wij nog even wij zen op het leven der schelpdieren. De schelpen vormen een afweermiddel tegen roofvissen, maar wist U dat er'ook schelp-dieren zijn, die andere schelpsoorten doorboren en deze leeg zuigen? Wist U dat er schelpdieren zijn, die een zodanig vocht onder water kunnen afscheiden, dat dit zwaar gesteente kan doen vergaan, uitgezonderd hun eigen schelpen? Het particuliere museum van de heer Scholten, dat overigens niets heeft van dat naargeestige dat vrij wel elk museum aankleeft, is een grote merkwaardigheid. En 't is ons een genoegen door middel van ons Zondagsblad daarop eens te wijzen.

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 1953 | | pagina 2