GELOOF IS HEIMWEE
TWEE OGEN ZIEN U AAN
DEZE WEEK
GUNSTIGE
SPECIALE AANBIEDING
CEBRAJONC
De eersten zullen de laatsten.
de laatsten de eersten zijn...
JL
Liturgische
II WEEKKALENDER
Quatertemper
dagen
Feest in Lucca
Lijdensmeditatie
OFFICIEELPAROCHIE-WEEKBLAD^ VOOR HET DEKENAAT ROTTERDAM
ACHTSTE JAARGANG
ZATERDAG 21 FEBRUARI 1953
No. 390
FIJNSTE OlIDE BOERENKAAS - rn
per 500 gram 1 «OS
ZEER OUDE BOERENKAAS 1 CQ
per 500 gram ,loD3
FIJNSTE BEUEGEN VOUVETTE KAAS «q
per 500 gram I»«33
GROOTSTE POT PINDAKAAS g yg
ROOMVBRSE KIPPENEIEREN -J CC
30 stuks i.öv»
G0UDSESINCEL 63 TEL. 28669
PLEINWEG 208 TEL. 76319
SCHIEDAMSEWK 209 TEL. 52608
De stadswijk lag op die winterse avond bijna verlaten.,en troosteloos. In
de vaalgrauwe straat hing een vage, zure lucht van slijk, rook en water. Het
asfalt van het trottoir, dat op vele plaatsen diepe gaten vertoonde, deed
denken aan de vlekken op een menselijk gelaat. Een gerucht wekte me uit
mijn overpeinzingen. Plet was een 'stompend, een slepend geluid als van het
verre geklots van water. Werktuiglijk richtten mijn blikken zich naar de
grond: het geluid kwam van een paar afgetrapte sandalen, die zeker te
groot waren voor de voeten, want hij iedere stap klikten de hakken op de
vochtige grond. Het linnen bovenwerk was zo doordrenkt van modder, dat
het. scheen alsof het van aarde was gemaakt. Het geluid hield op. Terwijl
ik mijn hoofd ophief, flitsten een seconde lang beelden voor mij op: een
blote enkel, het onderstuk van een kakibroek vol olievlekken, dan een
colbertjasje van onbestemde kleur, waarvan de opgeslagen kraag revers van
nog donkerder kleur liet zien.
tot a.
jl^^stilte
^luid
Op drie passen afstand van me
stond de man onbeweeglijk; ter
wijl ook ik zelf önwillekeurig
bleef staan, zag ik zijn blik strak
op mij gericht. Een ogenblik ble
ven we zo staan, van aanschijn
tot aanschijn, terwijl we' elkaar in
.stilte aanzagen. Het was maar
:1 even, nauwelijks enkele se-
len van afwachting, van ver-
ihting misschien. Toen ging hij
Ier en achter mij stierf het ge
ïnd van zijn sandalen op het trot
toir langzaam weg. Ook ik ging
opnieuw mijns weegs. Maar de
blik liet mij niet meer los.
Heel dikwijls is het mij -overko
men, dat ik dacht aan deze ont
moeting, aan dat gelaat in die ver
laten stadswijk. Het was onge
twijfeld een nog jonge man, maar
in zijn tint en uitdrukking had dit
gelaat al dat onbenaambare, waar
door zijn leeftijd onmogelijk te
schatten was, het was getekend
door de ontbering. Een grauwe
huid waartegen de jukbeenderen
donker afstaken, de wangen door
ploegd -door twee- diepe rimpels, -
een smalle mond met dunne lip
pen, zó ongeveer zie ik dat gelaat
in mijn herinnering voor me.
Maar niet in die trekken, in die
manier van lopen, in die moede
loosheid van de gestalte, die ik ook
wel bij anderen ontmoet heb, lag
het wezenlijke. 'Dat lag in de blik
van die grijze ogen, die gedurende
vijf seconden de mijne ontmoetten.
Die blik welke ik nog nooit bij
iemand anders heb aangetroffen,
zo bleek en zo strak en die mij,
zonder woorden, een eenvoudige
vraag stelde.
Ik ben er zeker van: in die blik
was niets anders dan een vraag.
Hij bedelde niet. In hem was geen
haat, geen opstandigheid. Maar
tot de onbekende, die, zijn weg
kruiste, sprak hij, zoals hij het - tot
wie dan ook ter wereld zou heb
ben gedaan, door zijn houding al
leen en door zijn woordeloze blik,
ondanks de onverbroken stilte
tussen ons, dat woord: WAAROM?
Dit woord zou iedereen moeten
II
ZONDAG, 22 FEBRUARI. (Paars).
Ie Zondag v. d. Vasten, Tijdeigen,
Mis: Invocabit zonder Gloria; 2e
geb. en laatste Evang. Petrus'
Stoel te Antiochië; 3e H. Paulus.
Credo.
MAANDAG 23 FEBRUARI. (Paars).
Mis v. Maandag i. d, le week v. d.
Vasten; 2e geb. H. Petrus Dami
ani; 3e geb. en laatste Evang.
vigilie v. d. H. Matthias. Geen
Credo.
OF: (Paars). Mis v.'d. Vigilie v. d.
H. Matthias; 2e geb. H. Petrus
Damiani; 3e geb, en 1. Evang. v.
Maandag i. d. le week v. d. Vas
ten. Geen Credo.
OF: (Wit). H. Petrus Damiani; 2e
geb. en laatste Evang. v. Maandag
in de week v.'d- Vasten; 3e geb.
Vigilie v. d. H. Matthias.
DINSDAG 24 FEBRUARI': (Rood).
II. Matthias; 2e geb. en laatste
Evang. v. Dinsdag in de le week
v. d. Vasten. Credo, Prefatie
v. d. Apostelen.
WOENSDAG 25 FEBRUARI. (Paars)
Quatertemper Woensdag in de
Vasten; 2e geb. A cunctis; 3e Om
nipotent.
DONDERDAG 26 FEBR. (Paars).
'Mis v. Donderdag i. d. le week
v. d. Vasxen; 2e geb. A cunctis; 3e
Omnipotens.
VRIJDAG 27 FEBRUARI. (Paars).
Mis van Quatertemper Vrijdag in
de Vasten; 2e geb. H. Gabriel.
OF: (Wit). H. Gabriël v. d. diep
bedroefde Maagd; 2e geb. en laat
ste Evang. van Quatertemper
Vrijdag in de Vasten.
ZATERDAG 28 FEBRUARI. (Paars).
Quatertemper Zaterdag in de Vas
ten; 2e geb. A cunctis; 3e Omni
potens; 4e v. d. Paus.
N.B. Dagelijkse Prefatie van de
Vasten, behalve Dinsdag.
horen, indien alle hinderpalen van
gewoonten en eigenbelang, van
maatschappelijke groepèringen en
van de gestelde orde, ons niet ge
vangen hielden in de veilige rust
van onze beslotenheid.
Onophoudelijk klinkt dat woord
in onze oren, als het gegrom van
een verre branding of als van dat
kleine, niet-aflatende geluid, dat
de sandalen van de onbekende
maakten op het vuile asfalt. Hoe
zeer wij ook doen, alsof we het
niet horen, het is er altijd en, wat
men ook moge zeggen, het gelijkt
op dat: ,,Kain, wat hebt ge gedaan
met Uw broeder?" die vraag, die
door de eerste zonde, het eerste
egoïsme van de hemel werd afge
roepen. We kunnen tegenstribbe-
door
DANIEL ROPS
len zoveel we willen: „Ik ben geen
Kaïn. Ben ik soms „verantwoorde
lijk?", in ons binnenste is altijd de
onrust van het antwoord, dat zelf
weer een vraag is.
Toch schijnt in dé onzekerheid
van de tijd waarin wij thans leven,
deze vraag steeds duidelijker,
steeds dwingender te worden,
steeds gemakkelijker te beluiste
ren. Wij hebben ervaren, dat tus
sen de nood en ons het veijige tus-
senschot niet ondoordringbaar is,
dat tussen de mens die leeft in zijn
rustig bestaan èn de rondzwer
vende spookgestalte van onze
avondlijke ontmoeting niet dat
wezenlijke verschil bestaat, dat
wij voor zeker houden. Om van
een gelukkig mens een van alles
berooide stakker te maken, is in
onze tragische tijd maar weinig
nodig: een bom, die in onze woon
plaats neerkomt, een besluit van
de overheid, dat we naar andere
oorden moeten opbreken, een van
die zeer gebruikelijke vormen,
waarin van de vroegste tijden de
toorn Gods zich openbaarde en die
in onze moderne beschaving al
leen niaar een andere gestalte
hebben gekregen. Wij allen we
ten, dat ieder van ons altoos het
beeld in zich draagt van de van
alles verstokene, waarin een ge
beurtenis van morgen ons in. één
slag kan veranderen.
Wij weten het, maar wij geloven
er niet in.
Wat wij zoeken, wanneer de
ogen ons aanzien en ons ondervra
gen, dat zijn uitvluchten. Hoe blij
zijn we eigènlijk, wanneer we
voor de ellende een goede oorzaak
kunnen vinden, een oorzaak, die
alles verklaart, zodat wé niet wor
den gestoord in onze gemoedsrust
en een verantwoordelijkheid kun
nen aanwijzen! De dronkaard, de
werkschuwe, dat zijn noodlijden
den over wie wij ons geen zorgen
behoeven te maken: deze lieden
vormen voor ons geen probleem!
En ook zijn er de onafwendbaar
heden van de economische orde,
de rampen, die de tol zijn van de
vooruitgang, de onvermijdbare be
geleidingsverschijnselen van de
gevestigde orde. Nietwaar, een
onrechtvaardigheid is, dat weet
een ieder sinds Goethe het gezegd
heeft, beter dan een inbreuk op de
goede orde! En zelfs een zin uit het
Evangelie komt ons steun bieden:
„Er zullen altijd armen onder u
zijn
Maar de vraag blijft gesteld en
niemand-kan er aan voorbijgaan.
Het is mogelijk, de ellende sociolo
gisch te verklaren, zoals het ge
makkelijk is haar moreel te be
oordelen. Nochtans blijft waar, dat
in ons bewustzijn steeds die vraag
blijft klinken, waarop wij geen
antwoord weten en die ieder oor
deel, iedere verklaring te boven
gaat.
Het oordeel! Daar komen we
tenslotte terecht door de£è stille
ondervraging. En onophoudelijk
horen we die versregel üit Athalie
in onze oren klinkén:
Tussen de armen en u,
neem God tot rechter.
Sinds over het mensenras het
Licht van dé Almachtige is opge
gaan in Wie alle gerechtigheid
haar voltooiing vindt, is er altijd
ge behoeft de H. Schrift maar
op te slaan een bijzondere be
scherming geweest, die zich uit
strekt over hen, die lijden en ver
nedering ondergaan. Deuitroep
van Bossuet tegenover de weelde
van het hof van de Zonnekoning,
dat de armen de „eerstgeborenen
van de Kerk en haar ware kinde
ren zijn", steunt waarlijk op de
boodschap van Abraham, Mozes
en de Profeten en kreeg zijn
hoogste formulering op de heuvel
der Zaligsprekingen.
Er is geen waarachtig christelijk
maar weinig ogenblikken voor nodig
perspectief, zonder dat de maat
staven van deze wereld stuk voor
stuk worden verlegd. De meest
onder zijn toestand gebukte stak
ker draagt nog op zijn voorhoofd
het geheimzinnig teken van uit;]
verkiezing: „De eersten zullen de
laatsten zijn en de laatsten zullen
de eersten zijn". Men kan .geen
christen zijn, zonder deze woorden
als een -won^.in zich mee te dra
gen.
Want hier wordt de vraag omge
draaid of liever, hier krijgt zij haar
ware zin. Wat die bloedeloze,
strakke blik van de nooddruft ons
zegt,, is dat niet ongeveer dit:
„•Waarom- de maatschappelijke on
rechtvaardigheid? Waarom het te
kort voor de een, de overvloed
voor de ander? Waarom die on
overbrugbare kloof?" Men zou nog
kunnen denken genoeg te hebben
gedaan, door van zijn overvloed te
geven en zelfs meer dan dat, door
te strijden tegen de wanorde i.ï de
wereld en voor de gerechtigheid.
Maar neen, de eigenlijke vraag
luidt anders. Niet het gelaat on
dervraagt mij, maar ik ben het die
had moeten spreken. Ik had moe
ten vragen, het geheim doorbre
ken van dat in het vage licht op
doemende gelaat. Waarom geniet
ik nog het voorrecht, niet aan hem
gelijk te zijn? Waarom ken ik mijn
eigen behoeftigheid zó weinig?
Waarom heb ik in die onweer
staanbare ogen deze onuitspreke
lijke vraag gelezen? En de vraag
behoeft geen antwoord, want wie
heeft niet gevreesd het gelaat te
herkennen, dat ons aanziet, het ge
laat van Hem, die de rij&e jonge
ling in zijn al te zwakke goede wil
tegenover zich zag en aan wie men
niets gegeven heeft, indien men
Hem niet alles heeft gegeven?
Woensdag, Vrijdag
en Zaterdag
geboden vasten- en onthouding
50ste STERFDAG VAX DE
HEILIGE GEMMA
Op 11 April 1953 is het-vijftig jaar ge
leden, dat de Heilige Gemma Galgani in
Lucca (Italië) waar zij ook geleefd bad,
stier;!-
De week van .11 'tot en met 19 April
zal een feestweek zijn in Lucca- Op Zon
dag 19 April is- er een- grote ^processie,
waaraan heel Luccameedoet. In deze
processie zulten <ie reliquieën van de
Heilige naar 'een' nieuw Heiligdom wor
den. overgebracht. Dié Heiligdom staat
midden in het klooster van de Passionis-.
tinnen.
Bij deze gelegenheid zal de leiding van
de „Gemmabode" het tijdschrift, dat
de Nederlandse Paters Passionisten uit
geven ter ere van de Heilige Gemma
een reis naar Lucca organiseren met be
zoek aan Rome, met audiëntie bij Z. H.
de Paus en bezoek aan het Heiligdom van
de H. Maria- Goretti in Nettuno, Inlich
tingen: Gemmabode, Mook (LD.
-Jesus vertelde eens de x
para-
„De akker van 'n rijk man had over
vloedig oogst gedragen. Toen overlegde
hij bij zich zelf, en sprak: Wat zal ik
doenWant ik kan mijn vruchten niet
bergen. En hij zeitic: Dit zal ik doen.
Ik zal mijn schuren afbreken en grotere
bouwen, en daar al mijn graan en goe
deren verzamelen. Dan zal ik tot mijn
ziel zeggen: Ziel, ge hebt veel goederen
Lijdensmeditaties ook als ze worden
geschreven en in een blad afgedrukt zijn geen
reportages, geen nieuwsbeschouwingen, korte
verhalen of propaganda. Er kan een stuk repor
tage in worden verweven, er zit in zekere zin
voor degene die ze ernstig neemt altijd „nieuws"
i.n, er ivordt in verhaald en propaganda is er
niet helemaal vreemd aan. Maar lijdens.
meditaties zijn méér dan dit alles. Wezenlijk en
boven alles uit zijn het meditaties, d.iv.z. over
denkingen, overwegingen van geest ênlhurt. Zij
veronderstellen dus zelf-werkzaamheid. Wie
eigen gedachten en eigen gemoed niet inschakelt,
kan niet mediteren. Dit geldt met de meeste
klem bij meditaties over Jesus Christus en Zijn
lijden. Hier gaat het n.l. niet om' zaken, begin
selen of maatregelen, maar om een persoon, een
mens. Deze meditaties zijn van mens lot mens.
Zij zijn een gedachtenwisseling, een levend,
gesprek tussen u en Jesus Christus. Zij willen
leiden tot een persoonlijke ontmoeting tussen u
en de Man die' voor u wilde sterven. Van Zijn
kant tuil Hij zich opnieuw aan u voorstellen en
aanbieden met Zijn verlossing,/Zijn barmhartig
heid, Zijn kracht. Zijn zekerheid, Zijn eerlijk
heid. Zijn trouw en Zijn liefde. Van uw kant. zult.
ge Hem tegemoet treden met uw ontvankelijk
heid, uw geloof, uw toewijding, uw dankbaar
heid, uw zonde, u w eenzaamheid, uw goede wil,
uw liefde. Alleen dan, wanneer u zelf aanstuurt
op een dergelijke ontmoeting, hebben lijdens
meditaties zin en kunnen zij uitermate vrucht
baar zijn.
Er zijn mensen, op wie een zeker noodlot
schijnt te rusten. Het lijkt alsof hun leven
verloopt volgens een strak schema, waaraan
niets kan of mag gewijzigd worden, alsof zij
zijn getekend door het lijden en door de
zekerheid van een naderende dood. Met een
soort angstige eerbied kan men zo iemand
'gadeslaan, niet volledig begrijpend, maar
wel vervuld van een vreemd medelijden.
Wanneer men aandachtig het evangelie
leest, kan men iets dergelijks ook opmerken
bij Christus. Hij bezit voor de aandachtige
toeschouwerie.ts eigenaardigs, iets uitzon-
i derlijks, iets waardoor Hij zich weer aan ons
I onttrekt,- hoezeerHij ons ook toebehoort.
Altijd is er iets in Hém, waarin Hij schijn
baar van ons afwijkt en een eigen weg gaat.
Ook op Zijn leven schijnt een duister nood-'
lot te rusten. Soms spreekt Hij woorden, die
de indruk wekken alsof ze niet anders ge
sproken kunnen worden.
Soms stelt Hij een. daad, zó dat men ge
neigd is te zeggen: „Het lijkt wel of Hij niet
anders kan". Lijden en dood komen op Hem
toe, niet alleen als dreigende machten, waar
tegen het weinig zin heeft weerstand te bie
den, maar ook en vooral als de vervulling
van een lang gekoesterde zekere verwach
ting als de onvermijdelijke verwerkelijking
van een reeds lang tevoren aanschouwd
visioen. Het lijkt soms wel of Hij heimwee
heeft naar de dood!
Zie bijvoorbeeld, hoe Hij de Olijvenhof
binnengaat, wetend dat deze avond Zijn
lijden gaat beginnen als een kort en bar
baars voorspel pp Zijn eenzame dood. Hij
gaat naar de plaats van. Zijn arrestatie met
een hart dat reeds tot de dood toe bedroefd
is om allés wat Hem te wachten staat; maar
óók met een hart vol zekerheid, dat Hij
moet gaan, dat Hij moet sterven. Hij treedt
de Olijvenhof binnen als iemand die ten-
volle beseft, dat nu het lang verwachte gaat
beginnen. Hij wil zich nu uitleveren aan
Zijn bestemming om voor het heil der men
sen te sterven. Hij zal nu de wil van Zijn
Vader ondergaan tot het bittere einde, tot
dat Hij, stervende, kan zeggen: „Het is vol
bracht". Hier, in deze- tuin, zal voor het
'laatst al wat menselijk is in Jesus zich hevig
verzetten tegen de naderende ondergang.
Tegen de grond geslagen, zal Hij in bloed en
tranen smeken: „Vader, laat deze kelk aan
mij voorbijgaan!"
Maar het heimwee naar wat de Vader wil
breekt onweerstaanbaar door- en vernietigt
alle tegenstand: „Niet mijn wil, maar Uw
wil geschiede!" Zó zeker is Jesus van Zijn
Vader en van de uiteindelijke goedheid van
alles wat de Vader door lijden en dood met
Hem en de mensen van plan is. Hij hunkert
naai' de vervulling van dit goddelijk plan,
omdat in Hem de'zekerheid leeft, dat dit
EERSTE
door
PATER S. JELSMA MSC
het ène is waarvoor mensen bestaan: opdat
Gods wil moge geschieden. Dit is Zijn heim
wee: de vervulling van Gods wil. Aan dit
heimwee zal Hij sterven. Vanuit dit heimwee
zal Hij, op eigen kracht, zich weer van de
dood losrukken in een zegevierende verrij-
zerfis.
Hebt u wel eens geluisterd naar het heim
wee in uw eigen binnenste? Hebt u weieens
gemerkt, dat alle mensen heimwee hebben?
Er schijnt ergens een huis te zijn, warm en
weldadig, waarheen allen verlangen. We
willen allemaal iets anders, groter, ruimer,
dan wat we thans bezitten. We zijn niet
tevreden. Er moet iets gebeuren. Wat moet
er dan gebeuren? Wie gelóóft in de Vader
van Jesus Christus, kan deze vraag beant
woorden en z'n eigen heimwee en dat van
z'n medemensen verstaan. Wie gelóóft,
waarachtig, bewust en persoonlijk, weet dat
er, voor zijn geluk en het geluk van allen,
tenslotte maar één ding moet gebeuren: de
wil van de Vader. Wie in deze Vader van
Jesus, onze Vader, gelóóft, zal ontdekken dat
uit dat geloof het heimwée wordt geboren.
„In het huis van Mijn Vader zijn vele wo
ningen", heeft Jesus gezegd. Wij zouden
graag willen zeggen: „Vader, leer ons luis-'
teren naar het heimwee van ons eigen hart,
dat niets anders is dan een voortdurend
heimwee naar U, naar de vervulling van
alles wat Gij wilt en naar Uw eeuwig Vader
huis.
Bij U is plaats voor allen. Leer mij geloven
in U, in Uw heilige wil en in Uw gastvrije
tehuis. Vader, dat ik zeker van U moge zijn;
dat ik-moge geloven. En dat mijn oprechte
aandacht moge uitgaan naar allen, die het
zelfde heimwee koesteren als ik, maar die
de weg naar U en Uw huis zijn kwijtgeraakt,
misschien mede door mijn schuld. Wij zou
den U zo dankbaar zijn, als we in deze tijd
van gedachtenis van dood en verrijzenis van
Uw Zoon veel oude bekenden en veel onbe
kenden weer op onz^M^naaiijU, zouden önt
moeten, vervuld \ya,ee,n delfde heimwee, en
met volle toewijding gelovend dat Uw wil
moet geschiedt
liggen, voor vele jaren; neem uw ge
mak, eet, 'drink, maak goede' sier. Maar
God sprak tot hem Dwaas, deze- nacht
eist men ma ziel van u op; en wat ge
verworven .hebt, naar wién zal 't heen
gaanZó gaat het hem die schatten
voor zichzelf belegt, maar die niet rijk
is voor God". (Luc. 12, 1621).
Deze woorden van Jesus' zelf verdui
delijken nog het best de vermaning van
Sint Paulus uit het epistel van deze
Zondag: „Ziet, nu is het de gunstige
tijd; ziet, nu is het de dag Van het heil".
Wij mensen denken zo graag: „dat
komt morgen wel, morgen maak ik die
zaak wel in orde, morgen ga ik wel
biechten.En toch weet' niemand van
ons, of er nog een „morgen" komt. Wél
Weten wij, dat het nu van vandaag er
is, èn,... dat dit nu „de gunstige tijd is".
Wie van de bewoners van Vierlings
beek had verwacht, dat opeens door
bruut oorlogsgeweld hun kerk en hun
hele dorp in puin zouden vallen? De
toren stortte in, de klok viel met een
doffe val uit de klokkenstoel, en.... de
grote wijzerplaatscheerde naar be
neden: ....de wijzers wezen nog weken
later het eindevan het „gunstige uur"
God is meester 'over de genade en
over de tijd. Zolang Hij ons tijd geeft, is
die tijd gunstig en vol.van genade, want
krachtens zijn hele wezen is God gena
dig en barmhartig, want Hij is liefde.
Over „morgen" mogen wij ons geen.
zorgen maken,want wij weten niet of
'er ooit voor ons een .morgen zal zijn-
Wel weten wij, dat het nu van vandaag
onder de glans ligt van Gods zorgvolle
liefde. Grijpt dat nu aan, zo zegt Sint
Paulus, want dat nu is de „gunstige
tijd".
Nu staat Jesus in de persoon van de
arme voor ons en vraagt om een aal
moes.
Nu zegt Jesus: Ga u eerst met uw
broeder verzoenen....
Nu zegt Hij: Bekeer u, want het rijk
is nabij....
Morgen is het te laat!
Dr J. VAN DODEWAARD.
Q/wéi/m