DE RIJKSDAG
BRANDDE
door Olaf J. de Landell
Buitenlandse vloedgolf van geld
Filmvenster
34
ELSEVIERS WEEKBLAD
Zaterdag 21 Februari 1953
Op Maandag 20 Februari 1933 ging ik
in Berlijn naar het Grosze Schau-
spielhaus, waar de operette „Ball
im Savoy" gegeven werd. Ik was in gezel
schap van een Joods meisje, een school
vriendin uit Holland, die korte tijd voor
haar studie in Berlijn vertoefde.
De sfeer in de zaal was die van vlak-voor-
een-revolutiestilte stond achter elke lach,
en in ieder lied was de echo van een kreet.
Paul Abraham zelf dirigeerde het orkest.
Doch niemand genoot hiervan nog argeloos.
Bij het noemen van elke naam rees, ver
zwegen of gezegd, de vraag „Jood?"
Want het toenmaals nieuwe regiem had
de voet in de stijgbeugel gezet, met alle
dreiging van jonge kracht.
Ik had er nimmer bij stilgestaan, of Paul
Abraham Joods bloed had, zomin als ik het
wist van Rosy Barsony de onvolprezen
„Paso Doble", Trude Berliner „Tango-
lita von Santé Fé", of Oskar Denes. Gitla
Alpar speelde die avond niet de hoofdrol
„weil sie Jüdin ist". werd mij verteld. En
voor Gitta Alpar waren wij gegaan ik
om haar stem te horen, mijn vriendin om
haar „fiirchterlich raffiniertes Kleid" te
zien. Zij kon daar niet alles van geloven.
De voorstelling was ook zonder' Alpar
goed. Er lag echter een maccabere gloed
over dat Ball im Savoyde dreiging van
later ontmoete verschrikkingen wierp haar
schaduw op een elegant gezelschap. Men
lachte en applaudisseerde, men knikte elkan
der toe, boog, converseerde in de pauze.
En de stilte na elke zin vroeg„Jude?"
De stad leefde in een glimlacb-kramp,
die niets met vreugde had uit te staan.
Het scherpst van de ganse avond herin
ner ik mij, hoe wij na afloop door de
dikke, blinkende geluidloosheid van
sneeuw wandelden langs de Spree die won
derlijke rivier, welke zo landelijk dwars
door een wereldstad kronkelde.
Wij gingen een brug over, en liepen m Je
stervende luidruchtigheid westwaarts, tot
we bij een groot gebouw stil stonden. Er
waren reusachtige beeldengroepen voor, die
een fontein te raden lieten. Het gebouw had
imposante trappen en een ingang als een
tempel.
„Wat is dit?" vroeg mijn schoolvriendin.
Ik antwoordde in alle onschuld„Het
Rijksdaggebouw." Want wat was het anders,
en welke betekenis kon het voor een buiten
lander hebben?
Het meisje zei „Ik zou best eens die
trappen wiilen beklimmen. Misschien heb
ben wij daarboven bij die ingang een mooi
uitzicht, zeg!" En omdat we jong waren, en
overal een mooi uitzicht vermoedden, be
klommen wij de trappen van het Rijksdag
gebouw.
Nooit tevoren had ik bevroed, dat ergens
in Berlijn om twaalf uur 's nachts deze rust
kon heersen. Het was er screen en goed.
Tussen de imposante pilaren stonden we
stil, en keken over de beeldengroep uit.
„Wie is die ouwe heer in het midden?"
vroeg het meisje. Ik was te Hollanas om
haar op gepaste wijze te kunnen voorstellen
aan de IJzeren Kansel'.ci. „O, die!" zei ze.
„Toen hij van vlees en bloed was, was 'ie
van ijzer en nou 'ie dood is, is 'ie van
brons!"
„Duitsland heeft veel aan hem te dan
ken." trachtte ik de arme man nog te red
den. „Zelfs deze Rijksdag, geloof ik!"
„Een lelijk gebouw," vond m'n vriendin,
en gaapte
Iets van de spanning, welke wij in de
zaal hadden ondervonden, moet me zijn
bijgebleven, toen ik antwoordde „Laat
ons hier vandaan gaan. Als er een smeris
langs zou komen, hebben we geen enkel
excuus om hier te staan ginnegappen. En
als hij dan nog hoort, dat je een Jodin
bent, gaan we vast op de bon!"
Wij waren zo lichtzinnig, dat we er luid
op om hebben gelachen. Weliswaar had
Berlijn toen al de „staat van beleg" en die
vreselijke „Jodcn-boycott-Zaterdag" achter
de ruger waren doden gevallen bij een
meeting. Enkele vooraanstaande kunste
naars waren reeds uitgeweken. Er werd ge
fluisterd over concentratiekampen, waar de
on-vaderlandlievende Duitser zou worden
her-opgevoed. Maaj wij waren immers bui
tenlanders?! Er kon ons niets gebeuren. En
we waren wellicht te jong om politieke ge
varen te zien.
Twee dagen 'ater teerde mijn vriendin
terug naar Nederland. Ik wuifde haar na
van het Bahnhof Friedrichstrasze, en ging
aan m'n werk.
ons de smalle hoogste koepel van de Rijks
dag.
Hoe kwam hij zo nabij?
Dat leek zov door het vuur. Want die
hoogste kleine koepel was doorzinderd en
omwaaierd van sproeiende vonken, van
vlam-wimpels en smeulend rood.
Precies een week daarna, op Maandag
27 Februari, werd er 's avonds op de
tussendeur geklopt, welke mijn pension-
kamer scheidde van die. waar een Duitse
apothekersleerling woonde.
„Olaf!" riep een van de jongens, „komm'
schnell, Mensch! Der Reichstag brennt!
Vom Fenster im Badezimmer kann man's
ia am besten sehen!"
Zij hadden altijd van die flauwe moppen.
Ik was er al aan gewend, en antwoordde
„Ik heb geen tijd! Ik sta uit m'n raam te
kijken, hoe de Dom verrold wordt!"
„Herrrrgott!" hoorde ik onze pension
houdster, Frau Muller, zeggen, „was
sagt er?!"
Dat vloekje was ten naaste bij het enige,
wat ze van Herr Miiller geërfd had. Deze
heer was indertijd „ein guter Preusze" ge
weest. Nu stond hij achter glas op de piano
tussen twee gekruiste gietijzeren kanon
netjes, met de steenharde bezwering „Unsere
Liebe lebt!" Hij had een opgespits'e snor als
een anker, en fletse ogen. Hij zou eerder
dan ik de smoes geloofd hebben, dat het
Rijksdaggebouw in vuur stond.
Toen echter de enige serieuze vriend daar
in huis op m'n deur bonsde, roepend „Wir
gehen 'raus, Olaf! Es ist ganz schlimm!"
toen liet ik m'n wantrouwen varen, en rende
naar de badkamer om me te overtuigen.
Zij stonden daar met een stuk of tien bij
elkaar, in het donker. Het open raam liet
scherpe koude binnen. En dwars ove~ de
stilte van besneeuwde daken wenkte naar
Wij trokken onze jassen aan, en renden
acht trappen af, omdat we geen tijd
hadden, op de lift te wachten.
Beneden wachtte Frau Muller op ons, die
wèl de lift had genomen. „Herrrrgott!" zei
Frau Müller, „unser guter Reichstag!
Vlak om de hoek van de Friedrichstrasze
stonden we aan de Spree, en konden alles
beter zien. Er waren tienduizenden mensen
op de been.
Eén ding was zekerde Berlijners namen
de brand gemoedelijk op „We hebben pas
belasting betaald," zei men op straat. „Nur
keine Sor'gen!" Er werd gelachen.
In het Grosze Schauspielhaus was zeker
net pauze alle girls liepen in hun uitdagend
gebrek aan textiel op de besneeuwde Spree-
oever, tussen de gasten in avond-toilet. De
stad was overflonkerd v..n lichtreclames
maar de mensen keken slechts naar de
koepel van het Rijksdaggebouw. Was dat
immers niet het belangrijkste gebouw van
de stad, sedert de Kaiser zijn volk verlaten
had en zijn Schlosz het prestige verloor?
Stond er op de gevel van het Rijksdaghuis
niet in gouden letters „Dem Deutschen
Volke"?
En toch maakten de Berlijners grapjes.
„Nu krijgen alle regeringsambtenaren een
toewijzing voor een paraplu." zei iemand.
„Dat is goedkoper dan een nieuw dak
Men lachte.
Maan toen ik de volgende ochtend lachen
wou, ontmoetten mijn ogen slechts
strakke gezichten. „Herrrrgott!" zei
Frau Müller, „was gibt's denn noch zum
Lachen!
Want ja de brandstichter dat
bleek nu,was een Hollander ge
weest. „Van der Lubbe heiszt er," werd
mij aangezegd. Alsof hij familie van me
was. Ik had toen nog geen medelijden met
hem.
De kortsluiting die tot vuur had geleid,
scheen een internationale kortsluiting. Was
die brandstichter wellicht „ein Jude"?
Aanschouw het land, dat door een
splinternieuwe machthebber met bral
lende termen tot beschermde zaligheid
werd gesuggereerd. Men zag niet, hoe
dicht de lucifers bij de hooiberg lagen,
ledereen voelde zich veiligbehalve ik,
die besefte hoe 'n zegen het was, dat
geen Schupo mij als Nederlander met
een Joods meisje op de trappen van die
Rijksdag had gezien, een week tevoren in
de nacht. Ik had er figuurlijk en letterlijk
door kunnen hangen.
V.l.n.r.Lucien Hubert, Georges Poujouly en Brigitte Fossey in de Franse film „Jeux interdits"
van René Clement
(Vervolg van pagina 27)
In Zweden had men Zondagavond reeds
voor een waarde van 8 millioen kronen aan
dekens, kleding en levensmiddelen bijeenge
bracht. Het Zweedse Rode Kruis en de om-
roepmaatschappij voegde daar nog eens
5'A millioen kronen aan toe. De hulpactie
van het Noorse Rode Kruis bracht in een
paar dagen lVa millioen gulden op en goe
deren ter waarde van bijna 400.000 gulden:
Het Portugese volk is heel moeilijk voor
dit soort acties in beweging te krijgen, maar
dit was geen beletsel om een d iepgel aden
schip naar Rotterdam te zenden, vol dekens,
schoenen, visconserven, tabak, vijgen, lever
traan, koffie, rijst, suiker en wijn. Voordien
landde er reeds een Portugees vliegtuig op
Schiphol met 2000 blikken voedselrantsoe
nen aan boord.
Er zijn twee volken die zich inspannen
om „iets goed te maken". De Italianen zijn
niet vergeten dat Nederland hen met gdd te
hulp snelde toen de Po buiten zijn oevers
trad en een groot deel van de Povlakte inun-
deerde. Al het in de Povlakte aanwezige
hulpmaterieel zoals smalspoor en kipkarren,
draglines enz. werd ter beschikking gesteld.
De regering droeg 500.000 gulden bij in
de nationale inzameling en vaardigde 150
brandweerlieden af. Óns gezantschap in
Rome meldde dat er een arbeider, uit Mi
laan afkomstig, binnentrad, die zei geen
geld of goederen te bezitten. Hij liet zijn
schoenen achter en verliet barrevoets het
gebouw. Aan een dijk in de buurt van Lage
Zwaluwe werken zestig Italiaanse arbeiders,
die in een paar dagen tijd liftend en lopend
hun doel bereikten. Zij verzoohten een stuk
dijk voor hun rekening te mogen nemen.
Dan is er het inderdaad in een zeer prac-
tische vorm gegoten geschenk van West-
Duitsland, daf gegeven wordt uit „oprecht
medeleven met de bevolking van het geteis
terde gebied", maar meer nog „uit een even
oprecht verlangen de verstoorde vriendschap
tussen twee volkeren te herstellen" In bruik
leen worden afgestaan 40 diesellocomotie
ven, baggermolens, walsen, 100 km smal
spoor, 50 bulldozers, 10 sleuvengravers, 500
vrachtwagens. 5000 kruiwagens, 100 drag
lines en nog ander materieel. De besprekin
gen in Den Haag met de Westduitse dele
gatie die deze hulp kwam aanbieden, droe
gen „een opvallend prettig karakter".
De Duitsers kwamen er rond voor uit
deze gelegenheid aan te willen grijpen om
Nederland iets te vergoeden van de schade
die dit land gedurende de oorlog berokkend
is. Dit gebaar van iets-goed-wiilen-maken
kost de schatkist van Bonn ruim 4V2 mil
lioen gulden.
Treffend is ook de hulp die door Suri
name, de Nederlandse Antillen en Nieuw-
Guinea wordt geboden. In een paar dagen
werden in Suriname 220.000 gulden, waar
toe de Landsregering met 100.000 gulden
bijdroeg, bijeengebracht.
In Curasao was op 7 Februari reeds in
totaal meer dan IV2 millioen gulden bijeen
gebracht en toen Aruba en Bonaire in actie
kwamen werd door de Nederlandse Antillen
tezamen een som van 2Vi millioen gulden
voOigemaaJkt.
Dat de landen achter het IJzeren Gordijn
geen medeleven betoonden is niet zo ver
wonderlijk. Toch is er een bericht dat Rus
sische journalisten in Wenen 400 shilling
bijeenbrachten.
Deze opsomming van de buitenlandse
hulp geeft misschien wel een idee van de
omvang van deze steun, maar van volledig
heid is geen sprake. Als wij alles zouden re
leveren wait ook landen als België („de gif
ten variëren van 20 tot 100.000 francs per
persoon"), Frankrijk (Parijs nodigde 100
Nederlandse kinderen uiit), Australië (de
Federale regering schenkt 50.000 pond),
Canada (van het vliegveld te Montreal wer
den goederen verzonden voor een waarde
van 300.000 dollar), Zuid-Afrika, Brazilië
en zoveel meer, hebben gedaan en nog zul
len doen, dan zou dit pagina's en pagina's
in dit blad in beslag nemen.
Een bewogen wereld heeft het vergeel
de papier waarop eens een gedcsillusion-
neerd mens neerschreef „vrienden in de
nood, honderd in een lood" in duizend
snippers gescheurd.
H. J. LOOMAN
Mexico kampioen
Het grootste en prachtigste bioscoop
theater ter wereld staat niet langer in
New York. De Radio City Music Hall
met haar 6000 zitplaatsen is voorbij ge
streefd door het Florida Theater in Mexico
City. Dit theater, dat onlangs is geopend,
bezit een zctelcapaciteit van 8000. Mexico
bezit in het totaal ongeveer 1800 bioscopen.
Voor de oorlog bedroeg dit getal 830. Elk
jaar neemt dit aantal nog met 5 toe. De
hoofdstad Mexico City heeft 127 bioscopen,
waaronder een twintigtal première-theaters.
Première-theaters bezitten in Mexico een
zetelcapaciteit oplopend tot 4000 zetels per
theater.
De doekbezetting naar het land van oor
sprong is Mexico 30 Verenigde Staten
60 Engeland 1 Argentinië 4
Spanje 3 en Frankrijk 2 Reeds hier
uit kan men besluiten dat de Mexicaanse
nationale filmproductie niet gering is. Ten
overvloede zij gezegd, dat men in Mexico
jaarlijks 100 grote speelfilms vervaardigt.
En de vermakelijkheidsbelasting? 15
Verboden spel
Gebruikte Carol Reed voor zijn muzikale
effecten in „The Third Man" als enig in
strument de cither, René Clement bezigt in
zijn „Jeux Interdits" de harp als enige muzi
kale ondersteuning van het beeld. Deze
Franse film kan men zonder meer een
evenement noemen. „Jeux Interdits" is de
cinematographic op haar artistieke best.
De film geeft het verhaal van twee kin
deren, Paulet/te en Michel, die door het uit
breken van de Tweede Wereldoorlog continue
geconfronteerd worden met de dood. Zij zien
dat de mensen rondom hen wreed door een
kogel uit het leven worden weggerukt, zy
zien de dood zo dikwijls in het aangezicht,
dat hij niets beangstigends meer voor hen
heeft. Toch worden de kinderharten door dit
harde spel van de grote mensen de oorlog
beroerd. Paulette en Michel creëren een
spel van de dood. Hun spei van de dood. Zo
als zij schooltje-spelen, zo gaan zij nu kerk
hofje-spelen. Zij gaan kleine dieren dood
maken en begraven. In een oude molen leg
gen zij een dierenkerkhof aan. Er moeten
hiervoor kruisen zijn, want de grote i
SPORT-COMMENTAAR
door H. J. Lmman
r-r-r i .De opmer-
VVat dunnetjes king dat de
J Nederlandse
sportverenigingen en in het bijzonder
de voetbalclubs wel een paar wedstrij
den hebben georganiseerd „ten bate
van de slachtoffers van de watersnood"
(welk geld dus niet door de clubs maar
door de toeschouwers wordt opge
bracht), maar dat men de penning
meesters in slechts enkele gevallen eens
in de clubkas deed tasten, wordt in vele
kringen van onze bevolking gemaakt.
Niet geheel ten onrechte geloof ik.
Onze sport- en voetbalclubs hebben in
derdaad niet uitgeblonkea door mild
dadigheid.
Daar is wel een verklaring voor te
geven. Het simpele feit dat de Neder
landse sportverenigingen niet rijk zijn
en zelf de grootste moeite hebben jaar
lijks de eindjes aan elkaar te knopen.
Daar staat tegenover dat bet grote pu
bliek dit niet weet en dat de critiek op
de sportwereld en dan weer speciaal op
de voetbalclubs niet mals is. Laat men
zich daarin niet vergissen.
Is daar nu geen mouw aan te passen?
De K.N.V.B. zit met de afwerking van
de le klas-competitie nogal in de
knoop. De ene Zondag na de andere
gaat verloren en het eind van het lied
zal zijn dat er tot diep in de zomer ge
voetbald zal moeten worden en dat het
OLEG GONSJARENKO
veelzijdig
vermoedelijk Juli wordt voordat de
kampioensclub van Nederland bekend
zal worden. Waarom nu niet in dit
rampjaar de kampioenscompetitie ge
halveerd en de ene wedstrijd die over
blijft op neutraal terrein gespeeld en
dan in een stadion waarin zoveel mo
gelijk toeschouwers een plaats kunnen
krijgen. Zoveel mogelijk, want de ge
hele netto-opbrengst van alle wedstrij
den van deze halve competitie zou dan
in het Nationale Rampenfonds moeten
worden gestort.
Dit biedt twee voordelen de voet
balclubs zuiveren zich van de blaam
dat zij in de edelmoedige strijd van heel
ons volk om te helpen-zoveel-als-men-
kan zijn achtergebleven en de voetbal
competitie blijft niet tot in het hartje
van de zomer doorsudderen.
Niet kansloos we?d mifA
steld of de
jonge Russische wereldkampioen op de
schaats Oleg Gonsjarenko van dezelfde
klasse is als de grote Noorse kampioen
Hjalmar Andersen, die dit seizoen toe
schouwer is gebleven, doch het volgend
jaar weer aan wedstrijden zal deel
nemen. Die vraag is moeilijk te beant
woorden, omdat men twee hardrijders
alleen met elkaar kan vergelijken als zij
in een aantal wedstrijden tegen elkaar
zijn uitgekomen. Ik geloof echter dat
de grote Hjallis meer in zijn mars heeft
en dan speciaal als stayer.
Zeker is dat deze Rus een heel wat
veelzijdiger rijder is dan Kees Broek
man. Zijn prestaties op de 500 m en
1500 m vormen een stevig fundament
voor zijn verrichtingen op de lange
afstanden. Dit zal voor Kees Broek
man, als hij in de toekomst meer tegen
de nieuwe wereldkampioen (en trou
wens ook tegen Boris Sjilkof) in het
strijdperk zal treden, een grote handi
cap zijn. Kansloos is hij echter niet
tegen deze Russen, die weliswaar uit
stekende, tot in de perfectie getrainde
schaatsenrijders zijn, maar geen won
dermensen. Als Broekman een volgende
keer met wat meer zelfvertrouwen en
goed in conditie in de baan verschijnt,
heeft hij zeker de kans deze Russen te
kloppen.
Wat had Broekman nu in deze laatste
wedstrijd in Helsinki moeten rijden om
Gonsjarenko en Sjilkof achler zich te
laten?
BORIS SJILKOF
sterke sprint
Hun tijden waren
500 m 1500 m 5000 m 10.000 m
44.1 2.19.0 8.26.0 17.22.2
43.5 2.18.1 8.33.5 17.52.5
Dit leverde Gonsjarenko 194.143
pnl op en Sjilkof 194.508.
De tijden van Broekman waren
46.6 2.21.1 8.31.4 17.29.9
Een Broekman in topvorm kan
onder dezelfde ijs- en weersomstandig
heden de 500 m in 45.5 rijden en laten
we nu eens aannemen, dat zijn tijd van
2.21.1 op de 1500 m zo ongeveer de
limiet is die hij kan bereiken, dan blijkt
hieruit dat hij de 5000 m in 8.22.0 en
de 10.000 m in 17.14.0 had dienen te
rijden om de Russen van hun eerste
plaatsen te verdringen. Beide tijden
lijken mij voor hem bereikbaar op
voorwaarde nogmaals dat bij de
vechtlust en de conditie van Hamar ten
toon zou spreiden. Die 8.22.0 op de
5000 m ligt slechts 5 seconden beneden
de tijd van Van der Voort en de 17.14
weliswaar ruim 8 seconden beneden de
tijd van Gonsjarenko, maar als Broek
man „draait" dan haalt hij er op de
10.000 m heel wat uit. Met deze drie
veronderstelde tijden, die toch tot de
mogelijkheden behoren, zou hij een
puntentotaal van 194.L00 behaald heb
ben en daarmede de eindzege. Ik con
stateer dit niet uit dépit over de over
winning der Russische hardrijders zij
waren veruit de besten en verdienden
de laurieren dubbel en dwars maar
alleen om aan te tonen dat Broekman
in de toekomst zijn kansen behoudt.
Karin Nellemose en (op de achtergrondBjarne
Forchhammer in de Deense film „Suzanne"
van Torhen Anton Svendsen
plaatsen ook kruisen op de graven, hebben
zij geconstateerd. Er zijn geen kruisen. Dua
worden er kruisen van de kerkhoven gesto-
Het lijkt een luguber verhaal. Ergens is
het dat ook. René Clement weet echter met
meesterhand het verbijsterende van dit be
drijf te verzachten, en met een waarachtig
en groot gevoel voor verhoudingen naar
de psychische wereld van het kind te trans
poneren. Hij doet dit door middel van een
sober en direct beeld, dat sterk realistisch
is, doch bij alle realiteit nergens het drama
als artistieke prestatie uit het oog verliest,
Nederlandse titel„Verboden Spel".
Geen jazz voor vissen
Vissen moeten niets van jazz hebben. Dit
is op wetenschappelijke grondslag vastge
steld door dr Hans Hass. Deze hooggeleerde
heer heeft een film gemaakt over het leven
van de vissen in de Rode Zee. Bij zijn na
sporingen ontdekte dr Hass niet alleen dat
de vissen daar ter plaatse immuum waren
voor jazz. Zij zijn ook immuum voor het
lawaai van sirenen, fluiten en explosies. Het
geschreeuw van een aantal vrouwen deed
hun ook al niets. Er volgde geen paniek.
Doch toen ze de Blauwe Donau hoorden
spelen, waren de dieren helemaal van de
kaart. Ze gingen eerst langzaam rondom de
luidspreker zwemmen. Daarna installeerden
zij zich rustig op een zandbankje vlak bij
de luidspreker. Na verloop van tijd zag het
op die plek zwart van de vissen, die de
muziek van Strauss' bekende wals op haar
juiste waarde wisten te schatten.
Binnenkort kan .men de bevindingen van
dr Hass in Nederland met eigen ogen aan
schouwen. Titel van de film: „Under the
Red Sea".
In het kort
„Carrie": Amerikaanse film van William
Wyler naar het boek van Theodore Dreiser.
Het verhaal van een man die zijn huwelijk,
zijn maatschappelijke positie en zijn rijkdom
opgeeft om het arme plattelandsmeisje Carrie
zijn liefde te kunnen betuigen. Een liefde
die slechts desillusie ten gevolge heeft. In
hoofdzaak de moeite waard door het prach-
lige talent van Jennifer Jones en Laurence
Olivier in de hoofdrollen.
„Viva Zapata": Amerikaanse film van Elia
Kazan naar een gegeven van John Steinbeck.
Na de mislukking van „A streetcar named
desire" lijkt Kazan zichzelf te hebben terug
gevonden. Hier heeft niet alleen Steinbeck,
doch ook Kazan weer iets te vertellen.
„Heidi"Zwitserse film van Luigi Comencini.
Een vrije doch zeer geslaagde bewerking
van het bekende boek van Johanna Spyri.
De film is prachtig van sfeer en zeer zuiver
van beeldaesthetiek.
„Susanne"Deense film van Torben Anton
Svendsen. Vervaardigd naar de bekroonde
gelijknamige roman van Johannes Buchholz.
Het simpele verhaal van een bakkersdochter.
Hecht van constructie en voortreffelijk in
haar persoons- en milieuschildering.
„Portrait of Jennie"Amerikaanse film van
William Dieterle. In letterlijke zin een aan
grijpende verbeelding van de inspiratie van
de kunstenaar.
„Lovely to look at"Amerikaanse film van
Mervfn LeRov. Eerder vervelend dan aardig
om naar te kijken.
JAN BAESJOU