DE RIJKSDAG BRANDDE door Olaf J. de Landell Buitenlandse vloedgolf van geld Filmvenster 34 ELSEVIERS WEEKBLAD Zaterdag 21 Februari 1953 Op Maandag 20 Februari 1933 ging ik in Berlijn naar het Grosze Schau- spielhaus, waar de operette „Ball im Savoy" gegeven werd. Ik was in gezel schap van een Joods meisje, een school vriendin uit Holland, die korte tijd voor haar studie in Berlijn vertoefde. De sfeer in de zaal was die van vlak-voor- een-revolutiestilte stond achter elke lach, en in ieder lied was de echo van een kreet. Paul Abraham zelf dirigeerde het orkest. Doch niemand genoot hiervan nog argeloos. Bij het noemen van elke naam rees, ver zwegen of gezegd, de vraag „Jood?" Want het toenmaals nieuwe regiem had de voet in de stijgbeugel gezet, met alle dreiging van jonge kracht. Ik had er nimmer bij stilgestaan, of Paul Abraham Joods bloed had, zomin als ik het wist van Rosy Barsony de onvolprezen „Paso Doble", Trude Berliner „Tango- lita von Santé Fé", of Oskar Denes. Gitla Alpar speelde die avond niet de hoofdrol „weil sie Jüdin ist". werd mij verteld. En voor Gitta Alpar waren wij gegaan ik om haar stem te horen, mijn vriendin om haar „fiirchterlich raffiniertes Kleid" te zien. Zij kon daar niet alles van geloven. De voorstelling was ook zonder' Alpar goed. Er lag echter een maccabere gloed over dat Ball im Savoyde dreiging van later ontmoete verschrikkingen wierp haar schaduw op een elegant gezelschap. Men lachte en applaudisseerde, men knikte elkan der toe, boog, converseerde in de pauze. En de stilte na elke zin vroeg„Jude?" De stad leefde in een glimlacb-kramp, die niets met vreugde had uit te staan. Het scherpst van de ganse avond herin ner ik mij, hoe wij na afloop door de dikke, blinkende geluidloosheid van sneeuw wandelden langs de Spree die won derlijke rivier, welke zo landelijk dwars door een wereldstad kronkelde. Wij gingen een brug over, en liepen m Je stervende luidruchtigheid westwaarts, tot we bij een groot gebouw stil stonden. Er waren reusachtige beeldengroepen voor, die een fontein te raden lieten. Het gebouw had imposante trappen en een ingang als een tempel. „Wat is dit?" vroeg mijn schoolvriendin. Ik antwoordde in alle onschuld„Het Rijksdaggebouw." Want wat was het anders, en welke betekenis kon het voor een buiten lander hebben? Het meisje zei „Ik zou best eens die trappen wiilen beklimmen. Misschien heb ben wij daarboven bij die ingang een mooi uitzicht, zeg!" En omdat we jong waren, en overal een mooi uitzicht vermoedden, be klommen wij de trappen van het Rijksdag gebouw. Nooit tevoren had ik bevroed, dat ergens in Berlijn om twaalf uur 's nachts deze rust kon heersen. Het was er screen en goed. Tussen de imposante pilaren stonden we stil, en keken over de beeldengroep uit. „Wie is die ouwe heer in het midden?" vroeg het meisje. Ik was te Hollanas om haar op gepaste wijze te kunnen voorstellen aan de IJzeren Kansel'.ci. „O, die!" zei ze. „Toen hij van vlees en bloed was, was 'ie van ijzer en nou 'ie dood is, is 'ie van brons!" „Duitsland heeft veel aan hem te dan ken." trachtte ik de arme man nog te red den. „Zelfs deze Rijksdag, geloof ik!" „Een lelijk gebouw," vond m'n vriendin, en gaapte Iets van de spanning, welke wij in de zaal hadden ondervonden, moet me zijn bijgebleven, toen ik antwoordde „Laat ons hier vandaan gaan. Als er een smeris langs zou komen, hebben we geen enkel excuus om hier te staan ginnegappen. En als hij dan nog hoort, dat je een Jodin bent, gaan we vast op de bon!" Wij waren zo lichtzinnig, dat we er luid op om hebben gelachen. Weliswaar had Berlijn toen al de „staat van beleg" en die vreselijke „Jodcn-boycott-Zaterdag" achter de ruger waren doden gevallen bij een meeting. Enkele vooraanstaande kunste naars waren reeds uitgeweken. Er werd ge fluisterd over concentratiekampen, waar de on-vaderlandlievende Duitser zou worden her-opgevoed. Maaj wij waren immers bui tenlanders?! Er kon ons niets gebeuren. En we waren wellicht te jong om politieke ge varen te zien. Twee dagen 'ater teerde mijn vriendin terug naar Nederland. Ik wuifde haar na van het Bahnhof Friedrichstrasze, en ging aan m'n werk. ons de smalle hoogste koepel van de Rijks dag. Hoe kwam hij zo nabij? Dat leek zov door het vuur. Want die hoogste kleine koepel was doorzinderd en omwaaierd van sproeiende vonken, van vlam-wimpels en smeulend rood. Precies een week daarna, op Maandag 27 Februari, werd er 's avonds op de tussendeur geklopt, welke mijn pension- kamer scheidde van die. waar een Duitse apothekersleerling woonde. „Olaf!" riep een van de jongens, „komm' schnell, Mensch! Der Reichstag brennt! Vom Fenster im Badezimmer kann man's ia am besten sehen!" Zij hadden altijd van die flauwe moppen. Ik was er al aan gewend, en antwoordde „Ik heb geen tijd! Ik sta uit m'n raam te kijken, hoe de Dom verrold wordt!" „Herrrrgott!" hoorde ik onze pension houdster, Frau Muller, zeggen, „was sagt er?!" Dat vloekje was ten naaste bij het enige, wat ze van Herr Miiller geërfd had. Deze heer was indertijd „ein guter Preusze" ge weest. Nu stond hij achter glas op de piano tussen twee gekruiste gietijzeren kanon netjes, met de steenharde bezwering „Unsere Liebe lebt!" Hij had een opgespits'e snor als een anker, en fletse ogen. Hij zou eerder dan ik de smoes geloofd hebben, dat het Rijksdaggebouw in vuur stond. Toen echter de enige serieuze vriend daar in huis op m'n deur bonsde, roepend „Wir gehen 'raus, Olaf! Es ist ganz schlimm!" toen liet ik m'n wantrouwen varen, en rende naar de badkamer om me te overtuigen. Zij stonden daar met een stuk of tien bij elkaar, in het donker. Het open raam liet scherpe koude binnen. En dwars ove~ de stilte van besneeuwde daken wenkte naar Wij trokken onze jassen aan, en renden acht trappen af, omdat we geen tijd hadden, op de lift te wachten. Beneden wachtte Frau Muller op ons, die wèl de lift had genomen. „Herrrrgott!" zei Frau Müller, „unser guter Reichstag! Vlak om de hoek van de Friedrichstrasze stonden we aan de Spree, en konden alles beter zien. Er waren tienduizenden mensen op de been. Eén ding was zekerde Berlijners namen de brand gemoedelijk op „We hebben pas belasting betaald," zei men op straat. „Nur keine Sor'gen!" Er werd gelachen. In het Grosze Schauspielhaus was zeker net pauze alle girls liepen in hun uitdagend gebrek aan textiel op de besneeuwde Spree- oever, tussen de gasten in avond-toilet. De stad was overflonkerd v..n lichtreclames maar de mensen keken slechts naar de koepel van het Rijksdaggebouw. Was dat immers niet het belangrijkste gebouw van de stad, sedert de Kaiser zijn volk verlaten had en zijn Schlosz het prestige verloor? Stond er op de gevel van het Rijksdaghuis niet in gouden letters „Dem Deutschen Volke"? En toch maakten de Berlijners grapjes. „Nu krijgen alle regeringsambtenaren een toewijzing voor een paraplu." zei iemand. „Dat is goedkoper dan een nieuw dak Men lachte. Maan toen ik de volgende ochtend lachen wou, ontmoetten mijn ogen slechts strakke gezichten. „Herrrrgott!" zei Frau Müller, „was gibt's denn noch zum Lachen! Want ja de brandstichter dat bleek nu,was een Hollander ge weest. „Van der Lubbe heiszt er," werd mij aangezegd. Alsof hij familie van me was. Ik had toen nog geen medelijden met hem. De kortsluiting die tot vuur had geleid, scheen een internationale kortsluiting. Was die brandstichter wellicht „ein Jude"? Aanschouw het land, dat door een splinternieuwe machthebber met bral lende termen tot beschermde zaligheid werd gesuggereerd. Men zag niet, hoe dicht de lucifers bij de hooiberg lagen, ledereen voelde zich veiligbehalve ik, die besefte hoe 'n zegen het was, dat geen Schupo mij als Nederlander met een Joods meisje op de trappen van die Rijksdag had gezien, een week tevoren in de nacht. Ik had er figuurlijk en letterlijk door kunnen hangen. V.l.n.r.Lucien Hubert, Georges Poujouly en Brigitte Fossey in de Franse film „Jeux interdits" van René Clement (Vervolg van pagina 27) In Zweden had men Zondagavond reeds voor een waarde van 8 millioen kronen aan dekens, kleding en levensmiddelen bijeenge bracht. Het Zweedse Rode Kruis en de om- roepmaatschappij voegde daar nog eens 5'A millioen kronen aan toe. De hulpactie van het Noorse Rode Kruis bracht in een paar dagen lVa millioen gulden op en goe deren ter waarde van bijna 400.000 gulden: Het Portugese volk is heel moeilijk voor dit soort acties in beweging te krijgen, maar dit was geen beletsel om een d iepgel aden schip naar Rotterdam te zenden, vol dekens, schoenen, visconserven, tabak, vijgen, lever traan, koffie, rijst, suiker en wijn. Voordien landde er reeds een Portugees vliegtuig op Schiphol met 2000 blikken voedselrantsoe nen aan boord. Er zijn twee volken die zich inspannen om „iets goed te maken". De Italianen zijn niet vergeten dat Nederland hen met gdd te hulp snelde toen de Po buiten zijn oevers trad en een groot deel van de Povlakte inun- deerde. Al het in de Povlakte aanwezige hulpmaterieel zoals smalspoor en kipkarren, draglines enz. werd ter beschikking gesteld. De regering droeg 500.000 gulden bij in de nationale inzameling en vaardigde 150 brandweerlieden af. Óns gezantschap in Rome meldde dat er een arbeider, uit Mi laan afkomstig, binnentrad, die zei geen geld of goederen te bezitten. Hij liet zijn schoenen achter en verliet barrevoets het gebouw. Aan een dijk in de buurt van Lage Zwaluwe werken zestig Italiaanse arbeiders, die in een paar dagen tijd liftend en lopend hun doel bereikten. Zij verzoohten een stuk dijk voor hun rekening te mogen nemen. Dan is er het inderdaad in een zeer prac- tische vorm gegoten geschenk van West- Duitsland, daf gegeven wordt uit „oprecht medeleven met de bevolking van het geteis terde gebied", maar meer nog „uit een even oprecht verlangen de verstoorde vriendschap tussen twee volkeren te herstellen" In bruik leen worden afgestaan 40 diesellocomotie ven, baggermolens, walsen, 100 km smal spoor, 50 bulldozers, 10 sleuvengravers, 500 vrachtwagens. 5000 kruiwagens, 100 drag lines en nog ander materieel. De besprekin gen in Den Haag met de Westduitse dele gatie die deze hulp kwam aanbieden, droe gen „een opvallend prettig karakter". De Duitsers kwamen er rond voor uit deze gelegenheid aan te willen grijpen om Nederland iets te vergoeden van de schade die dit land gedurende de oorlog berokkend is. Dit gebaar van iets-goed-wiilen-maken kost de schatkist van Bonn ruim 4V2 mil lioen gulden. Treffend is ook de hulp die door Suri name, de Nederlandse Antillen en Nieuw- Guinea wordt geboden. In een paar dagen werden in Suriname 220.000 gulden, waar toe de Landsregering met 100.000 gulden bijdroeg, bijeengebracht. In Curasao was op 7 Februari reeds in totaal meer dan IV2 millioen gulden bijeen gebracht en toen Aruba en Bonaire in actie kwamen werd door de Nederlandse Antillen tezamen een som van 2Vi millioen gulden voOigemaaJkt. Dat de landen achter het IJzeren Gordijn geen medeleven betoonden is niet zo ver wonderlijk. Toch is er een bericht dat Rus sische journalisten in Wenen 400 shilling bijeenbrachten. Deze opsomming van de buitenlandse hulp geeft misschien wel een idee van de omvang van deze steun, maar van volledig heid is geen sprake. Als wij alles zouden re leveren wait ook landen als België („de gif ten variëren van 20 tot 100.000 francs per persoon"), Frankrijk (Parijs nodigde 100 Nederlandse kinderen uiit), Australië (de Federale regering schenkt 50.000 pond), Canada (van het vliegveld te Montreal wer den goederen verzonden voor een waarde van 300.000 dollar), Zuid-Afrika, Brazilië en zoveel meer, hebben gedaan en nog zul len doen, dan zou dit pagina's en pagina's in dit blad in beslag nemen. Een bewogen wereld heeft het vergeel de papier waarop eens een gedcsillusion- neerd mens neerschreef „vrienden in de nood, honderd in een lood" in duizend snippers gescheurd. H. J. LOOMAN Mexico kampioen Het grootste en prachtigste bioscoop theater ter wereld staat niet langer in New York. De Radio City Music Hall met haar 6000 zitplaatsen is voorbij ge streefd door het Florida Theater in Mexico City. Dit theater, dat onlangs is geopend, bezit een zctelcapaciteit van 8000. Mexico bezit in het totaal ongeveer 1800 bioscopen. Voor de oorlog bedroeg dit getal 830. Elk jaar neemt dit aantal nog met 5 toe. De hoofdstad Mexico City heeft 127 bioscopen, waaronder een twintigtal première-theaters. Première-theaters bezitten in Mexico een zetelcapaciteit oplopend tot 4000 zetels per theater. De doekbezetting naar het land van oor sprong is Mexico 30 Verenigde Staten 60 Engeland 1 Argentinië 4 Spanje 3 en Frankrijk 2 Reeds hier uit kan men besluiten dat de Mexicaanse nationale filmproductie niet gering is. Ten overvloede zij gezegd, dat men in Mexico jaarlijks 100 grote speelfilms vervaardigt. En de vermakelijkheidsbelasting? 15 Verboden spel Gebruikte Carol Reed voor zijn muzikale effecten in „The Third Man" als enig in strument de cither, René Clement bezigt in zijn „Jeux Interdits" de harp als enige muzi kale ondersteuning van het beeld. Deze Franse film kan men zonder meer een evenement noemen. „Jeux Interdits" is de cinematographic op haar artistieke best. De film geeft het verhaal van twee kin deren, Paulet/te en Michel, die door het uit breken van de Tweede Wereldoorlog continue geconfronteerd worden met de dood. Zij zien dat de mensen rondom hen wreed door een kogel uit het leven worden weggerukt, zy zien de dood zo dikwijls in het aangezicht, dat hij niets beangstigends meer voor hen heeft. Toch worden de kinderharten door dit harde spel van de grote mensen de oorlog beroerd. Paulette en Michel creëren een spel van de dood. Hun spei van de dood. Zo als zij schooltje-spelen, zo gaan zij nu kerk hofje-spelen. Zij gaan kleine dieren dood maken en begraven. In een oude molen leg gen zij een dierenkerkhof aan. Er moeten hiervoor kruisen zijn, want de grote i SPORT-COMMENTAAR door H. J. Lmman r-r-r i .De opmer- VVat dunnetjes king dat de J Nederlandse sportverenigingen en in het bijzonder de voetbalclubs wel een paar wedstrij den hebben georganiseerd „ten bate van de slachtoffers van de watersnood" (welk geld dus niet door de clubs maar door de toeschouwers wordt opge bracht), maar dat men de penning meesters in slechts enkele gevallen eens in de clubkas deed tasten, wordt in vele kringen van onze bevolking gemaakt. Niet geheel ten onrechte geloof ik. Onze sport- en voetbalclubs hebben in derdaad niet uitgeblonkea door mild dadigheid. Daar is wel een verklaring voor te geven. Het simpele feit dat de Neder landse sportverenigingen niet rijk zijn en zelf de grootste moeite hebben jaar lijks de eindjes aan elkaar te knopen. Daar staat tegenover dat bet grote pu bliek dit niet weet en dat de critiek op de sportwereld en dan weer speciaal op de voetbalclubs niet mals is. Laat men zich daarin niet vergissen. Is daar nu geen mouw aan te passen? De K.N.V.B. zit met de afwerking van de le klas-competitie nogal in de knoop. De ene Zondag na de andere gaat verloren en het eind van het lied zal zijn dat er tot diep in de zomer ge voetbald zal moeten worden en dat het OLEG GONSJARENKO veelzijdig vermoedelijk Juli wordt voordat de kampioensclub van Nederland bekend zal worden. Waarom nu niet in dit rampjaar de kampioenscompetitie ge halveerd en de ene wedstrijd die over blijft op neutraal terrein gespeeld en dan in een stadion waarin zoveel mo gelijk toeschouwers een plaats kunnen krijgen. Zoveel mogelijk, want de ge hele netto-opbrengst van alle wedstrij den van deze halve competitie zou dan in het Nationale Rampenfonds moeten worden gestort. Dit biedt twee voordelen de voet balclubs zuiveren zich van de blaam dat zij in de edelmoedige strijd van heel ons volk om te helpen-zoveel-als-men- kan zijn achtergebleven en de voetbal competitie blijft niet tot in het hartje van de zomer doorsudderen. Niet kansloos we?d mifA steld of de jonge Russische wereldkampioen op de schaats Oleg Gonsjarenko van dezelfde klasse is als de grote Noorse kampioen Hjalmar Andersen, die dit seizoen toe schouwer is gebleven, doch het volgend jaar weer aan wedstrijden zal deel nemen. Die vraag is moeilijk te beant woorden, omdat men twee hardrijders alleen met elkaar kan vergelijken als zij in een aantal wedstrijden tegen elkaar zijn uitgekomen. Ik geloof echter dat de grote Hjallis meer in zijn mars heeft en dan speciaal als stayer. Zeker is dat deze Rus een heel wat veelzijdiger rijder is dan Kees Broek man. Zijn prestaties op de 500 m en 1500 m vormen een stevig fundament voor zijn verrichtingen op de lange afstanden. Dit zal voor Kees Broek man, als hij in de toekomst meer tegen de nieuwe wereldkampioen (en trou wens ook tegen Boris Sjilkof) in het strijdperk zal treden, een grote handi cap zijn. Kansloos is hij echter niet tegen deze Russen, die weliswaar uit stekende, tot in de perfectie getrainde schaatsenrijders zijn, maar geen won dermensen. Als Broekman een volgende keer met wat meer zelfvertrouwen en goed in conditie in de baan verschijnt, heeft hij zeker de kans deze Russen te kloppen. Wat had Broekman nu in deze laatste wedstrijd in Helsinki moeten rijden om Gonsjarenko en Sjilkof achler zich te laten? BORIS SJILKOF sterke sprint Hun tijden waren 500 m 1500 m 5000 m 10.000 m 44.1 2.19.0 8.26.0 17.22.2 43.5 2.18.1 8.33.5 17.52.5 Dit leverde Gonsjarenko 194.143 pnl op en Sjilkof 194.508. De tijden van Broekman waren 46.6 2.21.1 8.31.4 17.29.9 Een Broekman in topvorm kan onder dezelfde ijs- en weersomstandig heden de 500 m in 45.5 rijden en laten we nu eens aannemen, dat zijn tijd van 2.21.1 op de 1500 m zo ongeveer de limiet is die hij kan bereiken, dan blijkt hieruit dat hij de 5000 m in 8.22.0 en de 10.000 m in 17.14.0 had dienen te rijden om de Russen van hun eerste plaatsen te verdringen. Beide tijden lijken mij voor hem bereikbaar op voorwaarde nogmaals dat bij de vechtlust en de conditie van Hamar ten toon zou spreiden. Die 8.22.0 op de 5000 m ligt slechts 5 seconden beneden de tijd van Van der Voort en de 17.14 weliswaar ruim 8 seconden beneden de tijd van Gonsjarenko, maar als Broek man „draait" dan haalt hij er op de 10.000 m heel wat uit. Met deze drie veronderstelde tijden, die toch tot de mogelijkheden behoren, zou hij een puntentotaal van 194.L00 behaald heb ben en daarmede de eindzege. Ik con stateer dit niet uit dépit over de over winning der Russische hardrijders zij waren veruit de besten en verdienden de laurieren dubbel en dwars maar alleen om aan te tonen dat Broekman in de toekomst zijn kansen behoudt. Karin Nellemose en (op de achtergrondBjarne Forchhammer in de Deense film „Suzanne" van Torhen Anton Svendsen plaatsen ook kruisen op de graven, hebben zij geconstateerd. Er zijn geen kruisen. Dua worden er kruisen van de kerkhoven gesto- Het lijkt een luguber verhaal. Ergens is het dat ook. René Clement weet echter met meesterhand het verbijsterende van dit be drijf te verzachten, en met een waarachtig en groot gevoel voor verhoudingen naar de psychische wereld van het kind te trans poneren. Hij doet dit door middel van een sober en direct beeld, dat sterk realistisch is, doch bij alle realiteit nergens het drama als artistieke prestatie uit het oog verliest, Nederlandse titel„Verboden Spel". Geen jazz voor vissen Vissen moeten niets van jazz hebben. Dit is op wetenschappelijke grondslag vastge steld door dr Hans Hass. Deze hooggeleerde heer heeft een film gemaakt over het leven van de vissen in de Rode Zee. Bij zijn na sporingen ontdekte dr Hass niet alleen dat de vissen daar ter plaatse immuum waren voor jazz. Zij zijn ook immuum voor het lawaai van sirenen, fluiten en explosies. Het geschreeuw van een aantal vrouwen deed hun ook al niets. Er volgde geen paniek. Doch toen ze de Blauwe Donau hoorden spelen, waren de dieren helemaal van de kaart. Ze gingen eerst langzaam rondom de luidspreker zwemmen. Daarna installeerden zij zich rustig op een zandbankje vlak bij de luidspreker. Na verloop van tijd zag het op die plek zwart van de vissen, die de muziek van Strauss' bekende wals op haar juiste waarde wisten te schatten. Binnenkort kan .men de bevindingen van dr Hass in Nederland met eigen ogen aan schouwen. Titel van de film: „Under the Red Sea". In het kort „Carrie": Amerikaanse film van William Wyler naar het boek van Theodore Dreiser. Het verhaal van een man die zijn huwelijk, zijn maatschappelijke positie en zijn rijkdom opgeeft om het arme plattelandsmeisje Carrie zijn liefde te kunnen betuigen. Een liefde die slechts desillusie ten gevolge heeft. In hoofdzaak de moeite waard door het prach- lige talent van Jennifer Jones en Laurence Olivier in de hoofdrollen. „Viva Zapata": Amerikaanse film van Elia Kazan naar een gegeven van John Steinbeck. Na de mislukking van „A streetcar named desire" lijkt Kazan zichzelf te hebben terug gevonden. Hier heeft niet alleen Steinbeck, doch ook Kazan weer iets te vertellen. „Heidi"Zwitserse film van Luigi Comencini. Een vrije doch zeer geslaagde bewerking van het bekende boek van Johanna Spyri. De film is prachtig van sfeer en zeer zuiver van beeldaesthetiek. „Susanne"Deense film van Torben Anton Svendsen. Vervaardigd naar de bekroonde gelijknamige roman van Johannes Buchholz. Het simpele verhaal van een bakkersdochter. Hecht van constructie en voortreffelijk in haar persoons- en milieuschildering. „Portrait of Jennie"Amerikaanse film van William Dieterle. In letterlijke zin een aan grijpende verbeelding van de inspiratie van de kunstenaar. „Lovely to look at"Amerikaanse film van Mervfn LeRov. Eerder vervelend dan aardig om naar te kijken. JAN BAESJOU

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 1953 | | pagina 17