HARDE AANVAL
IN DE RUG
Elsa Verghis, een levende Medea
Vrouwen staan sterk in Eenrums gemeenteraad
Aan ijlkoorts
went een moeder nooit
De Schaduw dringt zich op
Davitamon
Zaterdag 21 Februari 1953
ELSEVIERS WEEKBLAD
Op een klein podium, in het licht van
een enkele schijnwerper, staat een
vrouw, gehuld in een lang, wijd Grieks
gewaadom het middel een brede gouden
gordel, Een vrouw herrezen uit het klas
siek verleden. Het is Medea. maar een le
vende, angstaanjagende Medea van vlees
en bloed, die hier voor ons staat.
Is er wel écn vertegenwoordiger van de
oude Griekse tragedie, die zich zo nauw
aanpast bij de psychologie van de mens
van heden als juist Euripides, de meest
bewonderde tragicus van dee Oudheid? De
motieven, volgens welke hij zijn treur
spelen opbouwt, bij voorkeur de roerselen
van het menselijk hart in al zijn huivering
wekkende problematiek, zijn in vele opzich
ten analoog met die, welke zfl'ch in onze
tijd openbaren. Euripides schildert zijn
personagiën, die lijden tengevolge van hun
„verwrongen, vergiftigd of ziekelijk karak
ter", „complexen", zouden wij het heden
ten dage noemen. Het is de strijd van de
menselijke ziel, die beslist over het eigen
lotde mens, wens eigen Ik zijn grootste seen s?e
vjjand isde mens, die geen inmenging
duldt in de roerselen van zijn diepste innerlijk, en die doel- en zelfbewust zijn weg gaat.
Medea (in 431 v. Chr. geschreven), gereïncarneerd daor Elsa Verghis, de Griekse
tragédienne, die in de klassieke sfeer van de oude Universiteitsstad Leiden deze
vrouwenfiguur balf barbaars, half tovenares maar vóór allessuper-wezen heeft
doen herleven, is een vrouw, die ware zij een menselijke vrouw geweest, te allen
tijde veroordeeld zou worden. Immers, welke normale vrouw is in staat haar eigen
kinderen te doden? Maar Medea Is de dochter van de Zonnegod. Zij was het, die
Jason hielp bij het zich meester maken van
het Gulden Vlies. Zii vluchtte met hem als
zijn vrouw naar Korinthe. Jason echter
wenstte zich spoedig van haar te ontdoen.
De koning had hem de hand van zijn doch
ter aangeboden, en Jason eiste de ver
banning van Medea en haar kinderen.
herrezen verleden MIMI RIJPS I K A—-VERBEEK
Elsa Verghis is in letterlijke zin in de
huid van Medea gekropen. Zij speelde niet
de rol van Medea, néén. zij was Medea, de
door jaloezie verteerde vrouw, in wier
hart de strijd woedt tussen de passie van de
haat ten opzichte van Jason. en de moeder
liefde ten aanzien van haar beide kinderen,
die zij zich voorgenomen heeft te doden,
om de geliefde te straffen.
Behalve uit „Medea" heeft Elsa Verghis
op deze avond fragmenten „gespeeld" uit
Euripides' „Iphigeneia" en uit „Agamem
non" van Aeschylos, alles in de moderne
interpretatie van het hedendaagse Griekse
toneel en in de nieuwe Griekse taal.
Onze jongste is gelukkig weer de oude.
Hij holt de poes achterna en pakt haar
in een krant. Dan maakt hij van een
rolletje touw een lasso en als poes zich uit
de krant gewerkt heeft, stelt hij zich aan als
een echte cowboy en probeert het touwtje
om het beest heen te slingeren. Maar poes
laat het afweten en vlucht op het kabinet.
Zolang de jongeman met hoge koorts onder
zijn dekens toefde, was ze niet uit zijn bedje
te slaan. Ze lag spinnend op het warme
plaatsje, maar riu de zoon weer aan de be
terende hand is en overactief neemt
de liefde een einde. Poes verkiest de rust
op de hoge kast boven het woeste spel van
de prairie. Ik kan haar geen ongelijk geven,
maar i k ben blij, dat de zaken een keer
genomen hebben. Want dat waren toch
maar weer benauwde dagen.
Ik oefen het beroep van moeder al vele
jaren uit met wisselend succes, maar ik heb
nooit kunnen wennen aan die plotselinge
hoge koorts van kleuters. Die kan ineens
bovenop ze vallen. En zo was het dit keer
ook weer bij de jongste, die de wisselingen
van het grillige winterweer niet bij kon hou
den en er op reageerde met hoofdpijn en
een rode keel.
Overdag sleep je nog niets vermoe
dend voor het wat landerige knulletje
vrachten krantjes aan, z'n boekjes, treintjes
en blokken. Je legt tien keer de slaapstee
recht, zeult met kussens en tekenbord, dat
als speelplank dienst doet, komt aandragen
met sinaasappelsap, veohit met je nakome
ling tijdens het toedienen van de noodza
kelijke neusdruppeltjes, die hij benauwd
vindt en waaraan hij maar niet wennen wil
en geeft intussen je mening te kennen
omtrent de decibels, die knetteren uit de
radio. Het toestel is tijdens het ziektefeest
naar boven gezeuld en staat nu de hele dag
op barsten, ongeacht wat er uit opwelt
wijsheid betreffende spruitjes, gedreun van
het Hammondorgel, het wegwijs raken in
een knippatroon, de laatste jazz-tophits of
het landbouwhalfuuntje. Nee, stelt u gerust,
we hebben géén buren.
En nóg vermoed je niets. Je denktdat
zal me morgen niet meer gebeuren, het
ventje krast weer op naar zijn aap, noot,
Mies en naar zijn sommen, want anders
kunnen ze mij wel naar een rusthuis
brengen.
Maar 's avonds is het beeld ineens ver
anderd. Dan duiken er schitterogen en een
vuurrood hoofd op temidden van de lawine
van speelgoed, broodkruimels en toffee
papiertjes. Dan klaagt het mannetje over
een zware hoofdpijn, een zeer mondje en
een dikke keel. Dan wil hij priklimonade en
toch weer niet. Dan mag de radio geen piep
geven, dan zeurt hij om een ei en wil niet
eten. En dan denk je alweer het allerergste.
Zo'n koorts en zo'n hoofdpijn. Zou het...
en die keelpijn... misschien wel... Je maakt
voor de zoveelste maal die dag zijn bed weer
op, strijkt de lakens glad, geeft een fris
hoofdkussen, knuffelt eens eventjes behoed
zaam en maant het joohie om maar gauw
te gaan slapen.
Maar ach, van dat slapen komt zo hele
maal niets. Af en toe zakt hij weg, om even
later luidkeels om me te roepen en zijn
dwaze dromen te vertellen. Van een treintje,
dat zó maar dwars over zijn bed reed. Hoe
is 't mogelijk. Hij praat en lacht overdreven,
maakt grapjes, die me
regelrecht naar de keel
schieten, schept dan
weer op, dat hij vast
morgen wel weer beter
is, maar toch vooral
nog niet naar school
wil. Die school kan
hem overigens tóch ge
stolen worden. De lees-
plank lapt hij aan zijn
laars en die sommen....
het 20U wat, als het
moet rekent hij tot dui
zend, tot millioen. Da's
véél mam. Da's zóveel,
dat kun je niet pakken.
„Nou, dan maar
gauw weer je ogen
dicht, schat, want je
bent toch echt wel een
beetje ziek," Da's véér-
*g. weet je uit erva-
Zo goed als ons lichaam moet ook
onze geest gekleed door het leven
gaan. Ieder van ons bezit een psy
chisch gewaad. Dit psychisch gewaad
heeft Jung „persona" genoemd.
De plaats, die het individu in de buiten
wereld bekleedt, is allereerst bepalend voor
de verschijningsvorm van diens persona.
Dikwijls komt men er toe, de persona met
de maatschappelijke functie van het indivi
du te identificeren.
Jung zegt hierover„De gemeenschap
verwacht van elk individu, dat het de hem
toebedeelde rol zo volkomen mogelijk
speeltdus dat b.v. iemand die predikant
is, niet alleen zijn ambtelijke functie uit
voert, maar dat hij te allen tijde en onder
alle omstandigheden predikant is. De ge
meenschap verlangt dit als een soort veilig
heid. Ieder moet op zijn plaats blijven. De
één is schoenmaker, de ander dichter. Van
niemand wordt verwacht, dat hij beiden te
gelijk is. De eisen van het fatsoen en de I
goede zeden doen het
overige, om een goed
passende persona te
motiveren. Deze iden
tificaties met een so
ciale rol zijn echter
een ruime bron van neurosen. De mens kan
zich nu eenmaal niet ongestraft van zich
zelf ontdoen, ten gunste van een kunst
matige persoonlijkheid. Want het onder
bewuste verdraagt zulk een verschuiving
van het zwaartepunt onder geen enkele
voorwaarde. Reeds de poging daartoe wekt
in alle gewone gevallen onderbewuste
reacties op, zoals grilligheid, affecten,
angst, dwangvoorstellingen, zwakheden,
ondeugden. De sociaal „sterke" man is in
zijn privéleven dikwijls een kind tegenover
zijn eigen gemoedstoestand van de zelf
tucht, die hij in het bijzonder van anderen
verlangt, komt privé maar weinig terecht.
Zijn „vreugde in de arbeid" trekt thuis een
melancholiek gezichtzijn vlekkeloze open
bare moraal ziet er achter het masker een
beetje anders uitwij willen hier dan niet
eens van daden spreken, doch alleen van
fantasieën. Ook zouden de vrouwen van
zulke mannen het een en ander kunnen
vertellen, en over zijn zelfverzakend al
truïsme hebben zijn kinderen een andere
mening." Tot zover Jung.
Het is duidelijk dat ieder mens een per
sona heeft. In de mate nu waarin
aangenomen wordt, dat men is wat
men naar buiten schijnt, zullen de niet er
kende inhouden der persona aanvallen ple
gen om er óók „bij te mogen horen". Zo
dra een psychische tendens door het be
wustzijn wordt aangenomen, treedt ook het
proces der aanpassing in werking en zal de
streving dus in min of meer acceptabele
vorm verschijnen. Datgene echter, wat
door het bewustzijn meedogenloos wordt
verbannen, kan zich
uiteraard alleen maar
doen gelden door een
overval, een soort
stormloop. Zodoende
vertonen mensen
die zich compleet geïdentificeerd hebben
met hun persona symptomen, zoals de
bovengenoemde „sterke" man.
De ziele-dynamiek is, lastig genoeg, nu
eenmaal niet af te zetten als een
radiointegendeel drijft het onder
bewuste onvermoeid naar omzetting tot
bewustwording. Dit is in wezen de kern
van alle „vooruitgang!"
Jung stelt zich de materie uit het onder
bewuste voor in 1 a g e n. De bovenste laag,
om het maar eens plastisch voor te stellen,
is „de schaduw". In ieder mens leeft de
heilige en de misdadiger, zegt de volks
mond. De schaduw representeert nu alles
wat tot de duistere-kant van ons wezen be
hoort het slechte, wrede, bot-egoïstische.
Het is gemakkelijk gezegd, dat ook dit
deel van de persoonlijkheid erkend dient
te worden doch de waarachtige beleving
hiervan is uiterst pijnlijk en beschamend en
een harde slag voor het gevoel van eigen
waarde. Slechts onafhankelijke persoonlijk
heden, die goed toegerust zijn met eerlijk
heid en moed, komen hier aan toe. De wei
nig belust levende massa echter verdringt
de schaduw. (Jung heeft deze term geko
zen, omdat die naast het duistere ook de
onwetendheid accentueertdeze inhoud
wordt niet beschenen door het licht van het
bewustzijn).
Iedere verdrongen inhoud echter, komt
onder spanning te staan en zoekt een
uitweg. Deze wordt het gemakkelijkst
gevonden door projectie. Het bekende
sleutelmechanisme! De schaduw wordt dus
op anderen geprojecteerd en wel met
grote hevigheid. De situatie van de balk en
de splinter!
Dooh daarbij blijft het niet. En hierin
schuilt nu het grote gevaardat de scha
duw op een gegeven ogenblik collectief
losbarstin opstand, revolutie of oorlog. In
deze massa-explosies blijkt altijd steevast
hoe „erg" zelfs de „netste" mensen kun
nen worden. De oorzaak hiervan ligt in de
onwetendheid omtrent zichzelfmen wordt
als het ware in de rug aangevallen.
Het schijnt wel alsof de schaduw in
onze dagen collectief tot bewustwording
dringt, want de ene oorlog is nog niet
Een 10 vóór gezondheid
hèt aangewezen preparaat
voor de aanvulling van vitamine-tekorten
in Uw voedsel.
Flacon 50 dragees: t 2,25
Flacon 100 dragées: 1 3,75
100 dragées zijn
voldoende voor
ruim 3 maanderv
voorbij, of wij zitten alweer in de span
ningen over een volgende. Natuurlijk is de
drijfveer hiertoe een gecompliceerd samen
stel van factorennochtans speelt het pro
bleem van de schaduw er ongetwijfeld een
grote rol in. Dr Erich Neumann, de belang
rijkste volgeling van Jung en één der knap
ste psychiaters van onze tijd, heeft dit
thema tot hoofddoel van zijn onderzoekin
gen gemaakt. In zijn boek „Die neue
Ethikbepleit hij een nieuwe ethische in
stelling, waarin ook een plaats wordt in
geruimd voor het kwaad. Dit klinkt
vreemd, doch men bedenke: erkennen en
uitleven zijn twee zeer verschillende din
gen. Neumann waarschuwt ervoor psy
chisch boven onze stand te leven. Door
bewustmaking en erkenning van de scha
duw, die in iedereen leeft, moeten we ko
men te staan op de bodem der realiteit.
Stellig is dit niet iets nieuws. Langs de
weg der diepte-psychologie bestaat hier
een mogelijkheid te ervaren, dat we wer
kelijk „zondaren" zijn, ook al leiden we zulk
een goed aangepast leven. Hoeveel gelovige
mensen zijn er niet, die wel aannemen dét
ze „geneigd zijn tot alle kwaad", echter
slechts, omdat hun dat zo geleerd is, maar
daar helemaal niets bij gevoelen.
Paulus schrijft„zo vind ik deze wet
in mij, als ik het goede wil doen, dat het
kwade mij bijligt". Alles in ons verzet
zich ertegen deze waarheid te erkennen,
doch de psychologie rukt ons het masker
af. Wij zijn dan bescheidener en wijzer.
Het volledige démasqué vindt echter al
leen plaats bij „De Grote Ontmoeting".
Dan is er niet alleen een aanvaarden met
het verstand, doch in de gehele mens
ontstaat de vreugde in het goede en de
schrik voor het kwaadHet Verbond.
CAROLINA ANDRAU
SANTHAGENS
De bus van Groningen naar Eenrum
is propvol. Schoolkinderen gaan
naar huis, veehandelaren op gele
klompen keren terug van de Groningse
weekmarkt. Hun petten met een ruit,
pied de poule of visgraat als motief, staan
recht op hun hoofden boven hun staal
grijze of helderblauwe ogen met de bor
stelige wenkbrauwen.
Ik probeer me een voorstelling te maken
van de drie vrouwen, die ik ga bezoeken
twee raadsleden en een wethouder, de
percentsgewijs grootste vrouwelijke ver
tegenwoordiging in een Nederlandse ge
meenteraad. Waarom juist hier in een
gemeente van zo'n 3000 zielen. Is het de
rust, de eenzaamheid, overvloed aan vrije
tijd, die deze vrouwen op het pad der
politiek gevoerd heeft?
Neen, overvloed aan vrije tijd was het
bij mevrouw Van der KleiZijlstra
(P.v.d.A.) beslist niet. Ze doet al het huis
werk zelf en naait en breit voor Liesje van
drie, Henk van zeven en Anneke van tien.
„Voor mijn huwelijk deed ik niet aan
politiek", zegt zé. „Dus de invloed van uw
man?" wagen we. „Neen", zegt ze lachend,
„die doet er helemaal niet aan."
„Liever niet", zei ik, „toen ze me
nadat ik twee raadsvergaderingen als raads
lid had meegemaakt in December 1950
tot wethouder wilden benoemen. Maar ik
zag wel in, dat andere candidaten meest
landarbeiders nog minder vrije tijd had
den dan ik. Neen, een bepaald terrein heb
ik niet als wethoudermijn mannelijke
V.V.D.-collega en ik doen alles samen.
Volkshuisvesting, maatschappelijke zorg en
woningbouw hebben mijn speciale belang
stelling. Samenwoning komt hier eigenlijk
niet voor en jonge mensen, die willen
trouwen, kunnen vrij vlot een huis krijgen.
Wel zouden er eigenlijk wat huizen moeten
worden afgebroken. Binnenkort krijgen we
hier riolering, ik moet er allerlei rapporten
over doorworstelen Er is hier 's winters
weinig werkloosheid onder de landarbei
ders en dat is een unicum omdat
Eenrum een centrum voor de spruitenteelt
is, wat van November tot Maart werk
geeft."
De eigenaar van de enige autoverhuur
inrichting in Eenrum brengt ons met zijn
enige auto naar Westernieland, het ge
hucht, waar het pasbenoemde V.V.D.-
raadslid mevrouw L. PolmanBouwman
woont. Ze heeft in 1926 de afdeling Een-
MEVROUW J. VAN DER
rapporten t
rum van de Ned. Ver. van Huisvrouwen
opgericht. Jarenlang was ze bestuurslid,
later ook van het Rode Kruis en nu van de
commissie voor vrouwelijke, vrijwillige
hulpverlening. En ze denkt dat deze activi
teit in een kleine plaats stemmen de niet-
principiëlen op een persoon! meer dan
haar activiteit op politiek gebied, die zich
tot nu beperkte tot het lidmaatschap van
de V.V.D., haar op de lijst bracht. Ze stond
no 4 en heeft nu een opengevallen plaats
ingenomen. „Zorg maar, dal we hier water
leiding krijgen, was mijn man's eerste
reactie. Die is er nl. wel in Eenrum, maar
niet in de andere dorpen van de gemeente."
Terwijl ze thee voor ons inschenkt,
kijken we eens rondalles ziet er zo
modern uitwitte deuren, een knusse,
witte, ingebouwde bank met een boeken
kast erboven, brede, lage ramen. „Is dit
een nieuwe boerderij?" vragen we. „Ge
deeltelijk, in '46 brandden de schuren en
het achterstuk van de boerderij af. We
hebben nu de woonkamer op het Zuiden
laten bouwen. Schuren hebben we nu niet
meer, alleen nog een in het dorp."
,,'t Is zeker om de vrouw te doen", zegt
hereboer Bouwman die men ook voor
(LEIZI.TLSTRA EN GEZIN
ver riolering
burgemeester of advocaat zou kunnen aan
zien als hfj ons binnenlaat.
Mevrouw T. L. BoumanWier sum ver
telt, dat het op de raadsvergaderingen, die
niet zo vaak gehouden worden, haast nooit
tot een botsing van partijbelangen komt. Ze
had eigenlijk niet gedacht, dat ze als no. 3
van de V.V.D.-lijst in de gemeenteraad zou
komener was maar op twee zetels ge
rekend.
Ze is ook nog bestuurslid van het Groe
ne Kruis en van de Ned. Hervormde
Stichting voor Gezinszorg. „Het zijn
meestal dezelfden, die bij gebrek aan animo
al deze dingen moeten doen", zegt ze.
„Gezinszorg is in een kleine gemeente vaak
een probleemwij hebben bijv. een ge
zinsverzorgster in dienst, die lang niet
altijd werk heeft en die toch betaald moet
worden, zodat je soms haast zou wensen,
dat er iemand ziek werd!"
Mevrouw Bouwman is, evenals mevrouw
Van der Klei en mevrouw Polman, in
Eenrum geboren en opgegroeid. Ze heeft
tijdens haar huwelijk nooit op de boerderij
zelf gewoond. „Jammer", vindt ze, want
ze houdt van de boerderij.
MARTHA VAN BRINK—POORT
En dan kruipt de nacht weer voort met
waken en slapen en eindigt in een ochtend,
die mij een barstend hoofd vol pijn en het
jongetje nog maar weinig beterschap
brengt. Je wilt nog een beetje blijven dom
melen, maar de zoon komt met nieuwe
sinistere verhalen. „M'n vingers zijn hele
maal dun, mam en zo rimpelig. Net van een
oud mens."
„Je moet veel eten", zeg je, wegzakkend.
„Da's goed voor kleine jongens. Dan wor
je weer dik. En je pilletjes slikken Hls mam
het zegt."
„En m'n neusdruppeltjes", zegt hij toe
gefelijk. En net als je droom je weer vlug
in een vreemde keuken heeft gezet, waar je
met veel wonderlijke ingrediënten aan een
dineetje staat te zwoegen, eist het kereltje
weer antwoord. „Gaan kleine kinderen wel
eens dood?" Je vecht met waarheid en ver
dichtsel en stelt hem gerust. „Bijna nooit."
„Nee hè, dan moet je oud zijn, héél oud,
wel honderd."
„Minstens."
„En dan kom je toch terug hè? Net als
kleine poes."
Enzovoort. Dat was allemaal eergisteren.
En even gauw als de koorts en de sombere
gedachten opkwamen, zijn ze weer verdwe
nen. En nu hol t hij dus weer achter de poes
aan, ratelt met een oude wekker en het leven
na de dood heeft zijn belangstelling verloren.
B. DE BOER VAN LEIJ—
VANDER
ring, zonder thermo
meter. „En dan mor
gen maar weer eens fijn
veel eten, dan ben je
weer boven Jan."
„Boven Jan, ha, ha.
Dan ga ik naar zolder
en dan ben ik helemaal
boven. Maar daar is het
donker. En laat het
lampje maar aan op de
gang, want dan kan ik
die treintjes straks be
ter zien en die malle
kabouter wegjagen en
jij komt toch ook gauw
naar bed...."
Dat wordt dan weer
een verhuizing van de
bedden, want je wilt
toch maar liever een
beetje in de buurt zijn.
En die nacht roept hij
je keer op keer, telkens
weer met een ander
sterk verhaal, om te
weten of je er nog wel
bent. En als hij tegen
de ochtend zijn grote
zus hoort, die op kouse
voeten van een bal ....holt de poes achterna en pakt haar in een krant...
thuiskomt, roept hij
haar binnen en vraagt
verrassend helder„En hoe vonden ze je
nieuwe jurk?" Een vraag, die om haar sne
digheid zo midden in de nacht zijn zus
totaal vertedert, zodat ze ook al omdat
het wel een succesbal was het koortsige
knulletje even pakken moet. „Wat is ie
vreselijk heet, mam."