FRANSE POËZIE SINDS DE OORLOG Ernst Barlach: een Oerduits kunstenaar "uU Brillant panorama van Jean Rousselot H Nieuwe boeken De Kunstkroniek MERREM& LAPORTE? Zijn leven in zijn brieven GEERVLIET Zatèrdag 21 Februari 1953 ELSEVIERS WEEKBLAD 25 In dë oorlogsjaren, toen Nederland, afgesloten van de beschaafde wereld, genoodzaakt was terug te keren tot de werken in de boekenkast die daar, voor het merendeel ongelezen, jarenlang op de planken hadden gestaan en zich dus nolens volens ging verdiepen in de klassieke auteurs en hun vergeten verzamelbanden, heeft een ieder met een warm hart voor de literatuur zichzelf beloofd als de oorlog voorbij is, dan zullen wij zo ga Uw mógelijk kennis nemen van wat de kunstenaars in de vrije wereld in déze deze tijd hebben geproduceerd. Het meerendeel was ervan overtuigd, dat het een mèr a boire zou zijn en dat Wij in tientallen jaren niet uitgelezen zouden kómen. Met een zucht van melancholieke verwachting keerde de boekenliefhebber na zulk ëeh overpeinzing weer terug tot Kleist's „Penthesileia" (Duits of niet Duits, hij is een groot artist), tot de „Princesse de Clèves", de Saint-Simon, tot Hardy's eindeloze romans, tót George Saiid, de Pleiaden-dichters, the Lake-Poets, Racine, Victor Hugo (een opènbaring!) en Balzac's overstelpend rijke romantische wereld, met uitstapjes haar John Donne en Henry James. Maar hóe wij ook genoten van de werken der gevestigde letterkunde-reputaties, hoe geboeid men ook bleef door de „erkende" meesterwerken, de trek naar de nieuwste producten, die zonder dat wij het konden weten, aan de andere zijde van de Oceaan, het Kanaal of de Middellandse Zee, waar vrij Frankrijk leefde en werkte, werden gepubliceerd, bleef óns bij. oe groot was dan ook de te leurstelling dat men na vijf jaren moest constateren dat i in oorlogstijd zo weinig meester werken waren geproduceerd in de landen van onze bevrijders, met name in Frankrijk. Dat mén in een paar maanden, in één jaar. compleet bij gelezen kon zijn. Ten minste wat het proza betrof. De poëzie en speciaal de Franse was een geheel andere zaak. Iri een onlangs gehouden conferentie heeft Gabriel Marcel, de bekende phflosoof-dra- maturg-toneelcriticus, in een zeer schérp requisitoir Jean Paul Sartre's opvatting om trent wat poëzie genoemd mag worden en wat niet. ten felste bestreden. De poëzie be staat niet alléén uit lyriek, al heeft het er veel van weg dat de lezende gemeente alleen dat poëzie is gaan noemen wat in korte, lyrische beeld- en woordgroepen, allerindi vidueelste belevenissen en liefst nog rijmen de ook. den volke kond wordt gedaan. Maar zelfs als men de qualificatie „poëzie" in deze allernauwste aanduiding béziët. dan wordt men vanuit de vertë al en bij geluchte, getroffen door het grote aantal jongere schrijvers van dit genre, die tezamen in Frankrijk een productie blijken tot stand te hebben gebracht, waarin het voor de buiten lander zeer moeilijk is; Welke orde dan ook te ontdekken. Daarom kan men het „Panorama critique des Nouveaux Poètes francais" door Jean Rousselot ontworpen, niet zoveel blijdschap begroeten. Voor de hedendaagse Franse poëzie heeft het een waarde analoog aan Dirk Coster's „Nieuwe Geluiden", voor de Nederlandse Letterkunde anno 1925 dat vademecum, hoe vaak verguisd ook, ge minacht zelfs, dat op den duur een betrouw baarder gids bleek te zijn dan vele antholo gieën, die daarna in Nederland verschenen. Un ours emplumé Fit semer un blé De Douvres a Ouéssant. en eindigt met de singuliere en betekenis volle constatering Je versifie en dormant is reeds een aankondiging van de ondergang in de chaos, van het verliezen van de eigen persoonlijkheid, een levensfase die vooral Antonin Artand hanteerde. Met afwijzing van de sentimentele, quasi onschuldige, behaagzièke Prévert, toont Rousselot duidelijk aan welke de grote en blijvende verdiensten zijn vfiü déze zo on verwachts door de gróte massa gewaar deerde dichter. De besprekingen over Qüeneau en Michaux, die tot de bësté kensehetsingen van deze dichters behoren die Wij kennen, garanderen ons min óf meer de zuiverheid der qualificaties door Rousselot gegeven van andere ons nog onbekende dichters, vah wie wij noemën René-Guy Cadou, wiens „Les Fusiilés de Chateaubriant" grote ge lijkenis vertoont met Cam per I's bekende „Ballade". Dé keuze van verzen die het in dringende opstel illustreren is uitstekend, alleen missen wij het ontroerende vers „Devant eet Arbre", met de slotregel Devant Dieu et devant les hommes a chaque vie d'être vécue-. die de levensopgave van deze zo jong ge storven dichter in haar tótaal inhoudt. amènde hónorable ten aanzien van Pierre Emnianuèl is een summum van èèrlijkheid en inzicht, terwijl een „poèté mineur" als Claude Roy of dichters van het tweede plan als Yanette Délatang- Tardif, Laporte en Vandercammen, dóór een paar zinnen een juiste plaats krijgen toebedeeld. De religieuze poëten als Roger Lucas, Renard en vooral Lanzo del Vasto. de in Italië geboren dichter met zijn esote risch raffinement, komen in een helder licht te staan, terwijl ook de „gemakkelijke" en „natuur'-dichters als Fombeure, niet wor den vergeten voor de schrijvers van grotere vormen (Jéan Cayrol, Grosjean, Loys Mas- son). Daarenboven weet Rousselot hun „christëlijkheid" heel duidelijk te ónder scheiden van die van Patrice de la Tour du Pin en Emmanuel. Ovér Robërt De.snos, de halfgod van zo vele vérsbedrijvénden in het Frankrijk van na de oorlog, is er een uitnemend opstel. Deze surrealist die alle aanstellerigheden en philósóphische pretenties overboord heeft gegooid, schreef kinderverzen en „dage lijkse" gedichten die tot het schoonste be horen dat in het Frans gepubliceerd is. Rousselot toont ook aan, met de verzen in de hand als het ware, hoe Chaulot geëvo- luéerd is en hoéveèl men nog van hem mag verwachtèn. Een curieus verzenmaker als Toursky zou hief ook meer bekend moeten wórden Babord la première nuit blanche Et jé dis touiours demain Van Pierre Séghers, zijn uitgever, koos Rousselot „Le Pipè-Line de Bassorah". Jam mer dat hij de verrukkelijke Valéryaanse „Variations sur Hélène" niet heeft opge nomen. KEIZERSGRACHT473-479. A'OAM Maar natuurlijk blijven er altijd onver vulde verlangens in een uitgave als deze. Per slot van rekening kon bij de samensteller van deze prachtige anthologie, dit veelbe lovende panorama der Franse dichtkunst, niet anders voorzitten dan de hoop dat door dit boek de lézer de dichters van wie het werk hem in de voorbeelden heeft getrof fen, nader zal willen leren kennen. De „materialistische" dichtkunst van Ponge, de elliptische poëzie van Guillevic, de picturale verskunst van Jean Follain, het werk van de „dichters der Resistance" als Marcenac, de grote belofte die het oeuvre van Charles Dobzynsky inhoudt en al het vele dat tientallen anderen de laatste jaren hebben gepubliceerd doen ons, wat de dicht kunst in Frankrijk betreft, nog niet geloven aan de uitspraak van de grote physiens, de Hertog de Broglie dat de grootste bedrei ging die wëegt op de wetenschap daaruit bestaat, dat men weldra moeite zal hebben beelden te vindèn óm nieuwe concepties uit te kiinhen drukken in de taal. De rijkdom van de hèdendaagse Franse poëzie is door Jéan Rousselot op zo over tuigende wijze aangetoond, dat men niet anders dan uiterst dankbaar kan zijn aan de voortreffelijke inleider van deze poëzie, dié ook voor de Nederlandse verskunst van doorslaggevend belang zal blijken te zijn. J. W. HOFSTRA „Panorama critique fles nouveaux póêtës francais", door Jean Roussélot (Seghers, Pa rijs, 1952) Goethe's ambtelijke geschriften De ambtelijke geschriften van Goethe zullen voor het eerst worden uitgegeven. Professor Willy Plach, de directeiir van het Thtiringse staatsarchief te Weimar verzorgt het werk, dat in zes of zeven banden zal verschijnen. Het bevat alle geschriften van Goethe in zijn kwaliteit van geheimraad en minister in Weimar. O'Neill-première Eugene O'Neills laatste toneelstuk, „A moon for the misbegotten", dat op Broad way nog niet is vertoond, zal zijn wereld première beleven te Stockholm. Het stuk wordt daar binnenkort in het Stadstheater Opgevoerd. Boris Blacher Professor (en componist) Boris Blacher is benoemd tot directeur van de Westberlijnse Hochschule ïiir Musik. Hij volgt daar Wer ner Egk op, die zelf ontslag heeft genomen per 1 April. Blacher, die tot de prominenten der nieuwe Europese muziek behoort, was reeds vijf jaar aan het instituut verbonden als docent in compositieleer. Zomercursussen aan Engelse universiteiten Sinds 1948 organiseren de universiteiten van Birmingham, Londen, Oxford en Edin burgh zomercursussen, speciaal voor jonge buitenlanders. De cursussen duren zes we ken en gewoonlijk ontmoet men er een twintig verschillende nationaliteiten. De cur sussen van dit jaar zijn University of Birmingham (cursus te hou den in Stratford-upon-Avon))Shakespeare en het Elizabethaanse drama University of London Engeland's eco nomie in de Atlantische gemeenschap University of Oxford Literatuur en po litiek in de twintigste eeuw University of EdinburghDe ontwikke ling van de moderne Westerse beschaving. Het inschrijfgeld bedraagt ongeveer 70 pond, maar de British Council stelt ëfen beperkt aantal beurzen ter beschikking voor buitenlandse studenten. Aanvragen kunnen tot 31. Maart e.k. worden ingediend bij de heer R. P. Hinks, Herengracht 268, Am sterdam. De candidaten moeten geheel ge verseerd zijn "in het Engels, zowel in woord als geschrift. 126e Saeha Guitry Binnenkort zal in het Variétés-theater te Parijs een nieuw stuk van Sacha Guitry in première gaan, „Palsambleu", dat het hon derd zes en twintigste toneelspel uit zijn "én is. De titel is een vloek, die in oude ranse comedies vaak gebezigd werd, een verbastering van „pa^ le sang de Dieu". Jean Rousselot, zelf een poëet van talent het gedicht „Un Poète dit", waarin hij de vrijheid op ontroerende wijze be zongen heeft en waarvan de regel„Ma liberté n'est pas la vötre", op zichzelf al een denkprogram inhoudt, werd in 1947 hier met graagte gelezen heeft op buitenge meen ingenieuze wijze getracht een over zicht te geven van de stromingen in de hèdendaagse Franse Letteren, en vooral die van de laatste 15 jaar. Maar daar bepaalde groeperingen ontbreken, heeft hij uit de menigte de sterkste persoonlijkheden ?ek(> zen en die onder de loupe genomen. Hij hééft de verschillende klimaten aangewezen waarin deze poëzie tot Stand is gekomen, verscheidene invloeden trachten te onder kennen, waarvan die van Saint-John Perse, Léón-Paul Fargue. André Salmon. Philippe Soupault en Sauvage de stérkste blijken te zijn. en zo begint men ai lezende langzamer hand door al deze bomen, waarin een menigte vogels huizen van zo diverse plui mage als mèn nauwelijks voor mogelijk had gehouden, het Franse literatuurbos te zien, dat alleszins dc moeite van het grondig exnloreren waard is. Zo er al bepaalde groepen bestaan, dan Ziin die klein en zeer gering in aantal. De „Cahiers du Sud" die al sedert 38 jaar in Marseille verschijnen, hebben hun eigen karakter (dat van hun stichter André Gail- lard) zo goed als verloren. „Sagessè". be gonnen als zuiver surrealistisch orgaan, her bergt nu poëten van allerlei „confessie". De „Ecole de Rochefort" in 1940 gesticht met als kernfiguren Jean Böuhier en René Guy Cadou is een aroeperin<? geworden van dichters van dezelfde léêftijd met een „dorst naar ménselijke gemeenschap", an ders niet. Rousselot beeft de materie vóór zijn boek op zeer plezierige mnnier weten te ordenen. De titels Van de hoofdstukken duiden reeds op een scheppende fantasie die iedere be schouwer en schrijver over letterkunde zo broodnodig heeft, een qualiteit die velen van de „administrateurs der Nederlandse I et teren" zoals Du Perron deze lieden eens noemde, totaal missen. „L'Impossible Pureté" handelt over de Surrealisten en zeer spits en to the point Het zal wel een van de beschamendste voorbeelden van domheid en barbarij m der nazi's blijven dat zij Ernst Barlach OS als „schender der cultuur" hebben gebrand- fep merkt, hem tot vertwijfeling hebben ver- i'i doemd en ten slotte de dood ingejaagd. Want er is nauwelijks een Duitse kunstenaar j|| van deze éëuw të bedenken die in voller zin -M Duits is geweest dan juist Barlach, zoals er p*'_- geen tweede aan te wijzen valt wiens werk zo diep verbonden is met wat dezelfde nazi's if| „bloed" en „bodem" noemden. Hij had niets van de razernij der „Gfosstadt"- R:| .figuren die in Beckmann een even sterk als huiveringwekkend hoogtepunt vond. Ook frh de koorlsachtige rust- en radeloosheid die Kokoschka's gestalten kenmerkt waren hem j'Iii vreemd. Met de kunst van het Wésten ver- bond hem nietseen Parijs oponthoud liet - geen belangrijke sporen in zijn werk na. Verwant was hem vooral de arbeid dér j?'\ Noordduitse gotliische houtsnijdersmet hen deelde hij alle kenmerken, die men met een onmogelijk geworden woord als „Ger maans" zou willen aanduiden. Eenzelfde f1 ernst, zwaarheid, „BodenstSndigkeit" en onklassieke expressiviteit verbindt hen. Zelden zal Barlach's kunst beter gekarak teriseerd zijn dan door hemzelf in een brief die hij omstreeks 1911 heeft geschreven: „ïch möchle plastisch wirklich ausdriicken, was an Elementaren) in dem mlr von friihester Jugend an bekannten plattdeut- schcn Menschenschlag _steckt. Nicht der Mensch selbst", voegt hi wijst Rousselot in dit verband op dé aesthe- thiek van Mallarmc. René Char en Robert Ganzo worden behandeld als voorname exponenten. Met de fabei als zou Char een abstract dichter zijn. rekent Rousselot op grondige wijze af. Char wordt door hem gekarakteriseerd als een La Rochefoucauld die „Le Ljvre de mon Bord" van Pierre Revcrdy heeft eelezen, cn het zijn vondsten als deze die de lectuur van dit panorama zo instructief en aangenaam maken. Naast Char vallen dc constructie, de traditionele vorm en geraffineerde syntaxis van Ganzo des te meer op. Beelden als ..lie de choir, caressc d'aile" uit „Lesougue" illustreren de tiitsnraak „Déiil les mots fnits de lumière. se préparent au fond de nous", ten volle. Na Char, de surrealistische heraclitus, en Ganzo, de kosmische Mallarmé-disci- pel, en degenen in hun vaarwater, komen in „l'Eternelle Révolte". Antonin Artaud, Prévert, Quenau en Michaux aan de beurt. Aan dit hoofdstuk laat Rousselot een gedicht voorafgaan van Jehan Bodel d'Arras. een dichter die deel nam aan de kruistocht onder Lodewijk de Heilige. In derdaad wordt hiermee aangetoond welk een traditie de „poésic de révolte" reeds achter zich heeft en dat Mazcï en Marcel Jean ongelijk hadden, toen zij beweerden in de „Génèse de la Pensée moderne" dat deze soort dichtkunst zijn eerste beoefenaars vond in de Markies de Sade en voortgezet werd door de Lautréamont. Het vers dat begint met de instantané voegt hij er aan toe, „denn sind gegenwiirtig zu verbürgerlicht, sondern ihr Erbteil an Seele, Gehalt an Mythischem, das rcicht in allen Höhdn und Tieren." Deze artistieke belijdenis zou vandaag uitgesproken worden uit gelegd als een nogal naïef openbaren van een gezindheid die aan het nazisme onder andere ten grondslag lag. Nochtans werd van deze oor-Duitser gezegd dat hij het nationale gevoel in het gezicht sloegnota bene terwijl hij in een andere brief onthult „die Urgefühlc aus der Rasse, das sind die grossen, die ewigen." Nochtans maakt het „Rcichsministerium fiir Volksaufklarung und Propaganda" in 193(» bekend dat het werk van Barlach in beslag is genomen „weil der Inhalt mit dem nationalsozialistischen Kunstempfinden" niet in overeenstemming valt te brengen Nochtans schimpt de pers„der Jude Bar lach". waarbij het al niet meer ter zake doet dat deze tot aan het begin der jaartelling geen Joods bloed zou kunnen aantonen. hoort er weer bij met een modern hoortoestel Keizersgracht 411 Amsterdam-C Vraagt gratit brochure. MULTITONE - BUUPUNKTPHILIPS AUDIUM Ernst Barlach „Zingende Man" Het klinkt ongelofelijktoch zijn, na de doöd van Barlach, alle brieven bijeenge bracht Waarin de vermelde feiten staan opgetekend. Brieven van de jongen, die een enthousiaste correspondentie voert niet Friedrich Düsel, die zijn leven lang Bar lach's trouwste vriend zal blijven. Brieven van dé oude, niet verbitterde, maar diep teleurgestelde man die moet ervaren dat zijn standbeelden, zijn plastieken in musea, in gebouwen en kerken worden verwijderd en vernietigd. Die als „Untermensch" cn „min- derr'assig" wordt gedoodverfd en al in '34 aan zijn vrienden moet schrijven dat zijn post wordt gecontroleerd en zijn huis door zocht „Ich bin auf Alles gefasst". Naast de ontelbare moorden, door de Nazi's begaan staat de moord op Barlach, op een kunstenaar die meer was en meer kon dan wie ook der beunhazen die getracht hebben het duizend jarig rijk in steen te vereeuwigen. In '37, toen hij 50 jaar geworden was, verdween zijn beeld van de universiteitskerk te Kiel, ter gelegenheid van Hitler's verjaardag. Het was één van zijn beste, meest harmoni sche werken. In Juli van 1937 werd hem alle arbeid verboden. Toch bleef Barlach in Duitsland, hopende dat het getij zou keren wetende, bovendien, dat hij zo met zijn geboortegrond verbonden is dat werken erbuiten onmogelijk zou blijken. Een maand later zag hij zijn eigen tekeningen op een tentoonstelling van „ontaarde" kunst. In een brief komt dan de passage voor .Wenn man Tag fiir Tag den angedrohten, vernichtenden Schlag erwarten muss, hort die Arbeit von selbst auf." Een jaar later is de maat vol. Dan sterft Barlach in de kliniek St. Georg in Rostock. „Es ist kein luiden de laatste woorden aan zijn bröèr Hans. Zo stierf, toch nog in vrijwillige balling schap, eén kunstenaar die Duitser van wezen was dan zij die hem als „artfremd" ver wierpen. Die, lijdende aan de tweespalt van zoveel grote Duitse kuflsten&ars, heeti en Weer geworpen werd tussen de donkere aarde en de lichte hemel, tussen daad en droöm, brein en ziel, maar werkende Vanuit die spanning een oeuvre schiep van religieuze bewogenheid, boerse eenvoud en christelijke liefde voor de verworpenen. Voor wie als wij achteraf kan kijken, is het een geluk en eén dienst, Barlach be wezen, dat de nazi's hem niet hebben inge lijfd bij hun volkse kunst. Reinhald Piper, eén van zijn dierbaarste vrienden, gaf dezer dagen o.a. de hier geciteerde brieven van Barlach uit onder de Titel „Barlach. Leben und Werk in seinen Briefen" Zij vormen een ontroerend overzicht van een leven in een tijd dat gedwongen leven tégen die tijd moest worden. Ch. WENTINCK „E. Barlach. Leben und Werk In seinen Briefen" (Piper, Milnchen, 1952), André Brulé f Te Parijs is overleden André Brulé, direc teur van liet Théatre de k Madeleine, ere voorzitter van het syndicaat der Parijse theater-directeuren. Brulé, die zelf een aan tal indrukwekkende rollen heeft gecreëerd, werd als een der succesvolste theater-direc teuren van Parijs beschouwd. Hij was ge huwd met de actrice Madeleine Lély. Film naar Odyssee De filmregisseur G. W. Pabst bereidt een verfilming van Homerus' „Odyssee" voor. „De vrouwelijke hoofdrol" is dit de rol van Kalypso, Circe, Penelope? zal, naar verluidt, worden vertolkt door de Italiaanse actrice Silvana Marigano. Als Nausikaa zou men zich haar nauwelijks kunnen voorstel len. Afscheid van Jean Marais In het afgelopen weekend heeft Jean Marais in twee voorstellingen afscheid ge nomen van de Comédie Francaisé. Alle recette-records werden gebroken. Van de balcons werden boeketten op het toneel ge worpen. In April zal Sir Laurence Olivier Jean Marais in zijn Londense St. James's Theatre aan zijn publiek voorstellen met een aantal vertoningen van „Britannicus". In October zal Marais een grote Diiitse tournée maken met Jean Cocteau's „Machine infer nale^ „Irmelin" van Delius Een nog nooit opgevoerde opera van de Britse componist Frederick Delius, „Irme lin" zal haar première beleven in Mei van dit jaar. Het werk zal onder leiding van Sir Thomas Beecham té Oxford wórden uitge voerd. Veertigduizend jaar moderne kunst In het Palais de l'Art Moderne te Parijs is een tentoonstelling geopend met de op zienbarende titel „Veertigduizend jaar mo derne kunst". Men vindt er onder meer hon derdvijftig reproducties van neolitliische en paleolithische kunst, door een twintigtal studenten in Zuidwest-Frankrijk, Oost- Spanjè en Noord-Afrika geCopieëfd. De ten toonstelling wil „de bezoeker dóen delen in de wonderlijke emoties die zich meester moeten hebben gemaakt van die mensen die, voor het eerst kunst ontdekkend, hun verbaasde ogen op de wereld richtten". Oscar Fritz Schuh Oscar Fritz Schuh die tot nu toe in hoofd zaak als regisseur te Wenen en bij de Salz- burger Festspiele werkzaam was, is ais op- Volger van Ernst Karchow benoemd tot ar tistiek leider van het Berlijnse Theater am Kurfiirstendamm. Zijn werkzaamheden in Wenen en Salzburg wil hij daarnaast blij ven waarnemen. (Advertentie) Van Tientallen lijders aan Brandend Maagzuur hebben er Dozijnen Rennies op zak.... Altijd en overal ontmoet U lijders aan brandend maagzuur en U herkent ze aan... de lof die ze voor Rennies hebben. Innemen doen ze die tabletjes onopvallend, want water of wat ook komt er niet aan te pas. Ze helpen van de ene minuut op de andere. Fall mit mir, der gemeldet werden müsste",1 Ook U! Giono naar Venetië Als Franse inzending voor de grote inter nationale romanprijs van Venetië, die in April van dit jaar zal worden toegekend, is door een jury, benoemd door het blad Paris Match, aangewezen de kortgeleden versche nen nieuwe roman van Jean Giono, „Le moulin de Pologne" het is een uitgave van Gallimard. Edinburgh Festival 1953 Op het festival van Edinburgh zal Edwige Feuillère de rol van Marguerite vertolken in „La dame aux Camélias". In T. S. Eliot's nieuwe drama in verzen. „The confidential clerk" zullen dc hoofdrollen worden ge speeld door Margaret Leighton en Denhohn Elliott. Voorts heeft de componist Michael Tippelt opdracht gekregen tot het com poneren van een muzikale hommage aan Corelli, wiens driehonderdste verjaardag zal worden herdacht. Het werk zal te Edin burgh onder Sir Malcolm Sargent zijn première beleven. Fernandel en Ferrer Femandel en José Ferrer zijn in onder handeling over een ."dm, die zij beiden zouden maken en waar- zij beiden zouden optreden. De film 'os steunen op een sce nario van Marcel Rive,., getiteld „Alexandre et Napoléon"

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 1953 | | pagina 13