FRANSE POËZIE SINDS
DE OORLOG
Ernst Barlach: een Oerduits kunstenaar
"uU
Brillant panorama van Jean Rousselot
H
Nieuwe boeken
De
Kunstkroniek
MERREM& LAPORTE?
Zijn leven in zijn
brieven
GEERVLIET
Zatèrdag 21 Februari 1953
ELSEVIERS WEEKBLAD
25
In dë oorlogsjaren, toen Nederland, afgesloten van de beschaafde wereld, genoodzaakt
was terug te keren tot de werken in de boekenkast die daar, voor het merendeel
ongelezen, jarenlang op de planken hadden gestaan en zich dus nolens volens ging
verdiepen in de klassieke auteurs en hun vergeten verzamelbanden, heeft een ieder met
een warm hart voor de literatuur zichzelf beloofd als de oorlog voorbij is, dan zullen
wij zo ga Uw mógelijk kennis nemen van wat de kunstenaars in de vrije wereld in déze
deze tijd hebben geproduceerd. Het meerendeel was ervan overtuigd, dat het een mèr a
boire zou zijn en dat Wij in tientallen jaren niet uitgelezen zouden kómen.
Met een zucht van melancholieke verwachting keerde de boekenliefhebber na zulk
ëeh overpeinzing weer terug tot Kleist's „Penthesileia" (Duits of niet Duits, hij is een
groot artist), tot de „Princesse de Clèves", de Saint-Simon, tot Hardy's eindeloze romans,
tót George Saiid, de Pleiaden-dichters, the Lake-Poets, Racine, Victor Hugo (een
opènbaring!) en Balzac's overstelpend rijke romantische wereld, met uitstapjes haar
John Donne en Henry James.
Maar hóe wij ook genoten van de werken der gevestigde letterkunde-reputaties, hoe
geboeid men ook bleef door de „erkende" meesterwerken, de trek naar de nieuwste
producten, die zonder dat wij het konden weten, aan de andere zijde van de Oceaan,
het Kanaal of de Middellandse Zee, waar vrij Frankrijk leefde en werkte, werden
gepubliceerd, bleef óns bij.
oe groot was dan ook de te
leurstelling dat men na vijf
jaren moest constateren dat i
in oorlogstijd zo weinig meester
werken waren geproduceerd in
de landen van onze bevrijders,
met name in Frankrijk. Dat mén in een
paar maanden, in één jaar. compleet bij
gelezen kon zijn. Ten minste wat het proza
betrof. De poëzie en speciaal de Franse was
een geheel andere zaak.
Iri een onlangs gehouden conferentie heeft
Gabriel Marcel, de bekende phflosoof-dra-
maturg-toneelcriticus, in een zeer schérp
requisitoir Jean Paul Sartre's opvatting om
trent wat poëzie genoemd mag worden en
wat niet. ten felste bestreden. De poëzie be
staat niet alléén uit lyriek, al heeft het er
veel van weg dat de lezende gemeente alleen
dat poëzie is gaan noemen wat in korte,
lyrische beeld- en woordgroepen, allerindi
vidueelste belevenissen en liefst nog rijmen
de ook. den volke kond wordt gedaan.
Maar zelfs als men de qualificatie „poëzie"
in deze allernauwste aanduiding béziët. dan
wordt men vanuit de vertë al en bij geluchte,
getroffen door het grote aantal jongere
schrijvers van dit genre, die tezamen in
Frankrijk een productie blijken tot stand te
hebben gebracht, waarin het voor de buiten
lander zeer moeilijk is; Welke orde dan ook
te ontdekken.
Daarom kan men het „Panorama critique
des Nouveaux Poètes francais" door Jean
Rousselot ontworpen, niet zoveel blijdschap
begroeten. Voor de hedendaagse Franse
poëzie heeft het een waarde analoog aan
Dirk Coster's „Nieuwe Geluiden", voor de
Nederlandse Letterkunde anno 1925 dat
vademecum, hoe vaak verguisd ook, ge
minacht zelfs, dat op den duur een betrouw
baarder gids bleek te zijn dan vele antholo
gieën, die daarna in Nederland verschenen.
Un ours emplumé
Fit semer un blé
De Douvres a Ouéssant.
en eindigt met de singuliere en betekenis
volle constatering
Je versifie en dormant
is reeds een aankondiging van de ondergang
in de chaos, van het verliezen van de eigen
persoonlijkheid, een levensfase die vooral
Antonin Artand hanteerde.
Met afwijzing van de sentimentele, quasi
onschuldige, behaagzièke Prévert, toont
Rousselot duidelijk aan welke de grote en
blijvende verdiensten zijn vfiü déze zo on
verwachts door de gróte massa gewaar
deerde dichter.
De besprekingen over Qüeneau en
Michaux, die tot de bësté kensehetsingen
van deze dichters behoren die Wij kennen,
garanderen ons min óf meer de zuiverheid
der qualificaties door Rousselot gegeven
van andere ons nog onbekende dichters, vah
wie wij noemën René-Guy Cadou, wiens
„Les Fusiilés de Chateaubriant" grote ge
lijkenis vertoont met Cam per I's bekende
„Ballade". Dé keuze van verzen die het in
dringende opstel illustreren is uitstekend,
alleen missen wij het ontroerende vers
„Devant eet Arbre", met de slotregel
Devant Dieu et devant les hommes
a chaque vie d'être vécue-.
die de levensopgave van deze zo jong ge
storven dichter in haar tótaal inhoudt.
amènde hónorable ten aanzien van
Pierre Emnianuèl is een summum van
èèrlijkheid en inzicht, terwijl een
„poèté mineur" als Claude Roy of dichters
van het tweede plan als Yanette Délatang-
Tardif, Laporte en Vandercammen, dóór
een paar zinnen een juiste plaats krijgen
toebedeeld. De religieuze poëten als Roger
Lucas, Renard en vooral Lanzo del Vasto.
de in Italië geboren dichter met zijn esote
risch raffinement, komen in een helder licht
te staan, terwijl ook de „gemakkelijke" en
„natuur'-dichters als Fombeure, niet wor
den vergeten voor de schrijvers van grotere
vormen (Jéan Cayrol, Grosjean, Loys Mas-
son). Daarenboven weet Rousselot hun
„christëlijkheid" heel duidelijk te ónder
scheiden van die van Patrice de la Tour du
Pin en Emmanuel.
Ovér Robërt De.snos, de halfgod van zo
vele vérsbedrijvénden in het Frankrijk van
na de oorlog, is er een uitnemend opstel.
Deze surrealist die alle aanstellerigheden en
philósóphische pretenties overboord heeft
gegooid, schreef kinderverzen en „dage
lijkse" gedichten die tot het schoonste be
horen dat in het Frans gepubliceerd is.
Rousselot toont ook aan, met de verzen in
de hand als het ware, hoe Chaulot geëvo-
luéerd is en hoéveèl men nog van hem mag
verwachtèn. Een curieus verzenmaker als
Toursky zou hief ook meer bekend moeten
wórden
Babord la première nuit blanche
Et jé dis touiours demain
Van Pierre Séghers, zijn uitgever, koos
Rousselot „Le Pipè-Line de Bassorah". Jam
mer dat hij de verrukkelijke Valéryaanse
„Variations sur Hélène" niet heeft opge
nomen.
KEIZERSGRACHT473-479. A'OAM
Maar natuurlijk blijven er altijd onver
vulde verlangens in een uitgave als deze. Per
slot van rekening kon bij de samensteller
van deze prachtige anthologie, dit veelbe
lovende panorama der Franse dichtkunst,
niet anders voorzitten dan de hoop dat door
dit boek de lézer de dichters van wie het
werk hem in de voorbeelden heeft getrof
fen, nader zal willen leren kennen.
De „materialistische" dichtkunst van
Ponge, de elliptische poëzie van Guillevic,
de picturale verskunst van Jean Follain, het
werk van de „dichters der Resistance" als
Marcenac, de grote belofte die het oeuvre
van Charles Dobzynsky inhoudt en al het
vele dat tientallen anderen de laatste jaren
hebben gepubliceerd doen ons, wat de dicht
kunst in Frankrijk betreft, nog niet geloven
aan de uitspraak van de grote physiens, de
Hertog de Broglie dat de grootste bedrei
ging die wëegt op de wetenschap daaruit
bestaat, dat men weldra moeite zal hebben
beelden te vindèn óm nieuwe concepties uit
te kiinhen drukken in de taal.
De rijkdom van de hèdendaagse Franse
poëzie is door Jéan Rousselot op zo over
tuigende wijze aangetoond, dat men niet
anders dan uiterst dankbaar kan zijn aan de
voortreffelijke inleider van deze poëzie, dié
ook voor de Nederlandse verskunst van
doorslaggevend belang zal blijken te zijn.
J. W. HOFSTRA
„Panorama critique fles nouveaux póêtës
francais", door Jean Roussélot (Seghers, Pa
rijs, 1952)
Goethe's ambtelijke geschriften
De ambtelijke geschriften van Goethe
zullen voor het eerst worden uitgegeven.
Professor Willy Plach, de directeiir van het
Thtiringse staatsarchief te Weimar verzorgt
het werk, dat in zes of zeven banden zal
verschijnen. Het bevat alle geschriften van
Goethe in zijn kwaliteit van geheimraad en
minister in Weimar.
O'Neill-première
Eugene O'Neills laatste toneelstuk, „A
moon for the misbegotten", dat op Broad
way nog niet is vertoond, zal zijn wereld
première beleven te Stockholm. Het stuk
wordt daar binnenkort in het Stadstheater
Opgevoerd.
Boris Blacher
Professor (en componist) Boris Blacher is
benoemd tot directeur van de Westberlijnse
Hochschule ïiir Musik. Hij volgt daar Wer
ner Egk op, die zelf ontslag heeft genomen
per 1 April. Blacher, die tot de prominenten
der nieuwe Europese muziek behoort, was
reeds vijf jaar aan het instituut verbonden
als docent in compositieleer.
Zomercursussen aan
Engelse universiteiten
Sinds 1948 organiseren de universiteiten
van Birmingham, Londen, Oxford en Edin
burgh zomercursussen, speciaal voor jonge
buitenlanders. De cursussen duren zes we
ken en gewoonlijk ontmoet men er een
twintig verschillende nationaliteiten. De cur
sussen van dit jaar zijn
University of Birmingham (cursus te hou
den in Stratford-upon-Avon))Shakespeare
en het Elizabethaanse drama
University of London Engeland's eco
nomie in de Atlantische gemeenschap
University of Oxford Literatuur en po
litiek in de twintigste eeuw
University of EdinburghDe ontwikke
ling van de moderne Westerse beschaving.
Het inschrijfgeld bedraagt ongeveer
70 pond, maar de British Council stelt ëfen
beperkt aantal beurzen ter beschikking voor
buitenlandse studenten. Aanvragen kunnen
tot 31. Maart e.k. worden ingediend bij de
heer R. P. Hinks, Herengracht 268, Am
sterdam. De candidaten moeten geheel ge
verseerd zijn "in het Engels, zowel in woord
als geschrift.
126e Saeha Guitry
Binnenkort zal in het Variétés-theater te
Parijs een nieuw stuk van Sacha Guitry in
première gaan, „Palsambleu", dat het hon
derd zes en twintigste toneelspel uit zijn
"én is. De titel is een vloek, die in oude
ranse comedies vaak gebezigd werd, een
verbastering van „pa^ le sang de Dieu".
Jean Rousselot, zelf een poëet van talent
het gedicht „Un Poète dit", waarin
hij de vrijheid op ontroerende wijze be
zongen heeft en waarvan de regel„Ma
liberté n'est pas la vötre", op zichzelf al een
denkprogram inhoudt, werd in 1947 hier
met graagte gelezen heeft op buitenge
meen ingenieuze wijze getracht een over
zicht te geven van de stromingen in de
hèdendaagse Franse Letteren, en vooral die
van de laatste 15 jaar. Maar daar bepaalde
groeperingen ontbreken, heeft hij uit de
menigte de sterkste persoonlijkheden ?ek(>
zen en die onder de loupe genomen. Hij
hééft de verschillende klimaten aangewezen
waarin deze poëzie tot Stand is gekomen,
verscheidene invloeden trachten te onder
kennen, waarvan die van Saint-John Perse,
Léón-Paul Fargue. André Salmon. Philippe
Soupault en Sauvage de stérkste blijken te
zijn. en zo begint men ai lezende langzamer
hand door al deze bomen, waarin een
menigte vogels huizen van zo diverse plui
mage als mèn nauwelijks voor mogelijk had
gehouden, het Franse literatuurbos te zien,
dat alleszins dc moeite van het grondig
exnloreren waard is.
Zo er al bepaalde groepen bestaan, dan
Ziin die klein en zeer gering in aantal. De
„Cahiers du Sud" die al sedert 38 jaar in
Marseille verschijnen, hebben hun eigen
karakter (dat van hun stichter André Gail-
lard) zo goed als verloren. „Sagessè". be
gonnen als zuiver surrealistisch orgaan, her
bergt nu poëten van allerlei „confessie". De
„Ecole de Rochefort" in 1940 gesticht
met als kernfiguren Jean Böuhier en René
Guy Cadou is een aroeperin<? geworden
van dichters van dezelfde léêftijd met een
„dorst naar ménselijke gemeenschap", an
ders niet.
Rousselot beeft de materie vóór zijn boek
op zeer plezierige mnnier weten te ordenen.
De titels Van de hoofdstukken duiden reeds
op een scheppende fantasie die iedere be
schouwer en schrijver over letterkunde zo
broodnodig heeft, een qualiteit die velen van
de „administrateurs der Nederlandse I et
teren" zoals Du Perron deze lieden eens
noemde, totaal missen.
„L'Impossible Pureté" handelt over de
Surrealisten en zeer spits en to the point
Het zal wel een van de beschamendste
voorbeelden van domheid en barbarij m
der nazi's blijven dat zij Ernst Barlach OS
als „schender der cultuur" hebben gebrand- fep
merkt, hem tot vertwijfeling hebben ver- i'i
doemd en ten slotte de dood ingejaagd.
Want er is nauwelijks een Duitse kunstenaar j||
van deze éëuw të bedenken die in voller zin -M
Duits is geweest dan juist Barlach, zoals er p*'_-
geen tweede aan te wijzen valt wiens werk
zo diep verbonden is met wat dezelfde nazi's if|
„bloed" en „bodem" noemden. Hij had
niets van de razernij der „Gfosstadt"- R:|
.figuren die in Beckmann een even sterk als
huiveringwekkend hoogtepunt vond. Ook frh
de koorlsachtige rust- en radeloosheid die
Kokoschka's gestalten kenmerkt waren hem j'Iii
vreemd. Met de kunst van het Wésten ver-
bond hem nietseen Parijs oponthoud liet -
geen belangrijke sporen in zijn werk na.
Verwant was hem vooral de arbeid dér j?'\
Noordduitse gotliische houtsnijdersmet
hen deelde hij alle kenmerken, die men met
een onmogelijk geworden woord als „Ger
maans" zou willen aanduiden. Eenzelfde f1
ernst, zwaarheid, „BodenstSndigkeit" en
onklassieke expressiviteit verbindt hen.
Zelden zal Barlach's kunst beter gekarak
teriseerd zijn dan door hemzelf in een brief
die hij omstreeks 1911 heeft geschreven:
„ïch möchle plastisch wirklich ausdriicken,
was an Elementaren) in dem mlr von
friihester Jugend an bekannten plattdeut-
schcn Menschenschlag _steckt. Nicht der
Mensch selbst", voegt hi
wijst Rousselot in dit verband op dé aesthe-
thiek van Mallarmc. René Char en Robert
Ganzo worden behandeld als voorname
exponenten. Met de fabei als zou Char een
abstract dichter zijn. rekent Rousselot op
grondige wijze af. Char wordt door hem
gekarakteriseerd als een La Rochefoucauld
die „Le Ljvre de mon Bord" van Pierre
Revcrdy heeft eelezen, cn het zijn vondsten
als deze die de lectuur van dit panorama
zo instructief en aangenaam maken. Naast
Char vallen dc constructie, de traditionele
vorm en geraffineerde syntaxis van Ganzo
des te meer op. Beelden als ..lie de choir,
caressc d'aile" uit „Lesougue" illustreren de
tiitsnraak „Déiil les mots fnits de lumière.
se préparent au fond de nous", ten volle.
Na Char, de surrealistische heraclitus, en
Ganzo, de kosmische Mallarmé-disci-
pel, en degenen in hun vaarwater,
komen in „l'Eternelle Révolte". Antonin
Artaud, Prévert, Quenau en Michaux aan
de beurt. Aan dit hoofdstuk laat Rousselot
een gedicht voorafgaan van Jehan Bodel
d'Arras. een dichter die deel nam aan de
kruistocht onder Lodewijk de Heilige. In
derdaad wordt hiermee aangetoond welk een
traditie de „poésic de révolte" reeds achter
zich heeft en dat Mazcï en Marcel Jean
ongelijk hadden, toen zij beweerden in de
„Génèse de la Pensée moderne" dat deze
soort dichtkunst zijn eerste beoefenaars vond
in de Markies de Sade en voortgezet werd
door de Lautréamont. Het vers dat begint
met de instantané
voegt hij er aan toe, „denn
sind gegenwiirtig zu verbürgerlicht,
sondern ihr Erbteil an Seele, Gehalt
an Mythischem, das rcicht in allen Höhdn
und Tieren." Deze artistieke belijdenis zou
vandaag uitgesproken worden uit
gelegd als een nogal naïef openbaren van
een gezindheid die aan het nazisme onder
andere ten grondslag lag. Nochtans werd
van deze oor-Duitser gezegd dat hij het
nationale gevoel in het gezicht sloegnota
bene terwijl hij in een andere brief onthult
„die Urgefühlc aus der Rasse, das sind die
grossen, die ewigen."
Nochtans maakt het „Rcichsministerium
fiir Volksaufklarung und Propaganda" in
193(» bekend dat het werk van Barlach in
beslag is genomen „weil der Inhalt mit dem
nationalsozialistischen Kunstempfinden"
niet in overeenstemming valt te brengen
Nochtans schimpt de pers„der Jude Bar
lach". waarbij het al niet meer ter zake doet
dat deze tot aan het begin der jaartelling
geen Joods bloed zou kunnen aantonen.
hoort
er weer bij met een
modern hoortoestel
Keizersgracht 411
Amsterdam-C
Vraagt gratit brochure.
MULTITONE - BUUPUNKTPHILIPS AUDIUM
Ernst Barlach „Zingende Man"
Het klinkt ongelofelijktoch zijn, na de
doöd van Barlach, alle brieven bijeenge
bracht Waarin de vermelde feiten staan
opgetekend. Brieven van de jongen, die een
enthousiaste correspondentie voert niet
Friedrich Düsel, die zijn leven lang Bar
lach's trouwste vriend zal blijven. Brieven
van dé oude, niet verbitterde, maar diep
teleurgestelde man die moet ervaren dat zijn
standbeelden, zijn plastieken in musea, in
gebouwen en kerken worden verwijderd en
vernietigd. Die als „Untermensch" cn „min-
derr'assig" wordt gedoodverfd en al in '34
aan zijn vrienden moet schrijven dat zijn
post wordt gecontroleerd en zijn huis door
zocht „Ich bin auf Alles gefasst".
Naast de ontelbare moorden, door de
Nazi's begaan staat de moord op
Barlach, op een kunstenaar die
meer was en meer kon dan wie ook der
beunhazen die getracht hebben het duizend
jarig rijk in steen te vereeuwigen. In '37,
toen hij 50 jaar geworden was, verdween
zijn beeld van de universiteitskerk te Kiel,
ter gelegenheid van Hitler's verjaardag.
Het was één van zijn beste, meest harmoni
sche werken. In Juli van 1937 werd hem
alle arbeid verboden. Toch bleef Barlach
in Duitsland, hopende dat het getij zou
keren wetende, bovendien, dat hij zo met
zijn geboortegrond verbonden is dat werken
erbuiten onmogelijk zou blijken. Een maand
later zag hij zijn eigen tekeningen op een
tentoonstelling van „ontaarde" kunst. In
een brief komt dan de passage voor
.Wenn man Tag fiir Tag den angedrohten,
vernichtenden Schlag erwarten muss, hort
die Arbeit von selbst auf." Een jaar later
is de maat vol. Dan sterft Barlach in de
kliniek St. Georg in Rostock. „Es ist kein
luiden de laatste woorden aan zijn bröèr
Hans.
Zo stierf, toch nog in vrijwillige balling
schap, eén kunstenaar die Duitser van wezen
was dan zij die hem als „artfremd" ver
wierpen. Die, lijdende aan de tweespalt van
zoveel grote Duitse kuflsten&ars, heeti en
Weer geworpen werd tussen de donkere
aarde en de lichte hemel, tussen daad en
droöm, brein en ziel, maar werkende
Vanuit die spanning een oeuvre schiep
van religieuze bewogenheid, boerse eenvoud
en christelijke liefde voor de verworpenen.
Voor wie als wij achteraf kan kijken,
is het een geluk en eén dienst, Barlach be
wezen, dat de nazi's hem niet hebben inge
lijfd bij hun volkse kunst.
Reinhald Piper, eén van zijn dierbaarste
vrienden, gaf dezer dagen o.a. de hier
geciteerde brieven van Barlach uit onder de
Titel „Barlach. Leben und Werk in seinen
Briefen" Zij vormen een ontroerend
overzicht van een leven in een tijd dat
gedwongen leven tégen die tijd moest
worden.
Ch. WENTINCK
„E. Barlach. Leben und Werk In seinen
Briefen" (Piper, Milnchen, 1952),
André Brulé f
Te Parijs is overleden André Brulé, direc
teur van liet Théatre de k Madeleine, ere
voorzitter van het syndicaat der Parijse
theater-directeuren. Brulé, die zelf een aan
tal indrukwekkende rollen heeft gecreëerd,
werd als een der succesvolste theater-direc
teuren van Parijs beschouwd. Hij was ge
huwd met de actrice Madeleine Lély.
Film naar Odyssee
De filmregisseur G. W. Pabst bereidt een
verfilming van Homerus' „Odyssee" voor.
„De vrouwelijke hoofdrol" is dit de rol
van Kalypso, Circe, Penelope? zal, naar
verluidt, worden vertolkt door de Italiaanse
actrice Silvana Marigano. Als Nausikaa zou
men zich haar nauwelijks kunnen voorstel
len.
Afscheid van Jean Marais
In het afgelopen weekend heeft Jean
Marais in twee voorstellingen afscheid ge
nomen van de Comédie Francaisé. Alle
recette-records werden gebroken. Van de
balcons werden boeketten op het toneel ge
worpen. In April zal Sir Laurence Olivier
Jean Marais in zijn Londense St. James's
Theatre aan zijn publiek voorstellen met een
aantal vertoningen van „Britannicus". In
October zal Marais een grote Diiitse tournée
maken met Jean Cocteau's „Machine infer
nale^
„Irmelin" van Delius
Een nog nooit opgevoerde opera van de
Britse componist Frederick Delius, „Irme
lin" zal haar première beleven in Mei van
dit jaar. Het werk zal onder leiding van Sir
Thomas Beecham té Oxford wórden uitge
voerd.
Veertigduizend jaar moderne kunst
In het Palais de l'Art Moderne te Parijs
is een tentoonstelling geopend met de op
zienbarende titel „Veertigduizend jaar mo
derne kunst". Men vindt er onder meer hon
derdvijftig reproducties van neolitliische en
paleolithische kunst, door een twintigtal
studenten in Zuidwest-Frankrijk, Oost-
Spanjè en Noord-Afrika geCopieëfd. De ten
toonstelling wil „de bezoeker dóen delen in
de wonderlijke emoties die zich meester
moeten hebben gemaakt van die mensen
die, voor het eerst kunst ontdekkend, hun
verbaasde ogen op de wereld richtten".
Oscar Fritz Schuh
Oscar Fritz Schuh die tot nu toe in hoofd
zaak als regisseur te Wenen en bij de Salz-
burger Festspiele werkzaam was, is ais op-
Volger van Ernst Karchow benoemd tot ar
tistiek leider van het Berlijnse Theater am
Kurfiirstendamm. Zijn werkzaamheden in
Wenen en Salzburg wil hij daarnaast blij
ven waarnemen.
(Advertentie)
Van Tientallen lijders
aan Brandend Maagzuur
hebben er Dozijnen Rennies op
zak....
Altijd en overal ontmoet U lijders aan
brandend maagzuur en U herkent ze aan...
de lof die ze voor Rennies hebben. Innemen
doen ze die tabletjes onopvallend, want
water of wat ook komt er niet aan te pas.
Ze helpen van de ene minuut op de andere.
Fall mit mir, der gemeldet werden müsste",1 Ook U!
Giono naar Venetië
Als Franse inzending voor de grote inter
nationale romanprijs van Venetië, die in
April van dit jaar zal worden toegekend, is
door een jury, benoemd door het blad Paris
Match, aangewezen de kortgeleden versche
nen nieuwe roman van Jean Giono, „Le
moulin de Pologne" het is een uitgave van
Gallimard.
Edinburgh Festival 1953
Op het festival van Edinburgh zal Edwige
Feuillère de rol van Marguerite vertolken
in „La dame aux Camélias". In T. S. Eliot's
nieuwe drama in verzen. „The confidential
clerk" zullen dc hoofdrollen worden ge
speeld door Margaret Leighton en Denhohn
Elliott. Voorts heeft de componist Michael
Tippelt opdracht gekregen tot het com
poneren van een muzikale hommage aan
Corelli, wiens driehonderdste verjaardag
zal worden herdacht. Het werk zal te Edin
burgh onder Sir Malcolm Sargent zijn
première beleven.
Fernandel en Ferrer
Femandel en José Ferrer zijn in onder
handeling over een ."dm, die zij beiden
zouden maken en waar- zij beiden zouden
optreden. De film 'os steunen op een sce
nario van Marcel Rive,., getiteld „Alexandre
et Napoléon"