cognac
°QURV0ISIER
HEIMWEE NAAR HET ELYSIUM
Voor het eerst volledig beeld
van Herman Kruyder
Kurt Jooss' Ballet wordt
opgeheven
Het Heilig Experiment het mélo nabij
Zaterdag 21 Februari 1953
KUNST EN LETTEREN
211
Er is geen volk ter wereld, welks sagen en
legenden niet gewag maken van een
gouden tijdperk „voor de tijd" waarin
verval en dood onbekenden waren en droom
en daad hand in hand gingen. Omtrent het
waar en wanneer van dat tijdperk lopen de
meningen zeer uiteenvoor sommigen liep
het af met de ondergang van Atlantis. Ande
ren zoeken het in het stroomgebied van
Euphraat en Tigris of bij de Hyperboraeërs.
Het elysisch verlangen, dat zich hecht aan
de droom van een verloren paradijs heeft
door de eeuwen heen kerk en kunst bezield.
Dichters waanden, achter „the foam of
perilous seas" de „fairylands forlorn"na
Keats was het vooral Yeats die het geloof
aan een verloren Eden vers na vers beleed.
Veelal is wat men de herinnering aan een
nooit ervaren, maar als werkelijkheid be
leefd elysium kan noemen niet meer dan
een vaag en door het leven overspeeld besef.
Sommigen echter worden er geheel door be
heerst en naarmate zij ouder wordeh, ver
vreemden zij meer en meer van wat de
anderen hun werkelijkheid noemen. Naar
gelang het elysisch verlangen hen meer in
zijn ban slaat, wordt die werkelijkheid voor
hen onaanvaardbaarder. Dan valt hun be
staan uiteen in angst om de wreedheid van
het hier en nu, en anderzijds in
schaarse en steelse verrukkingen om de
schoonheid van het toen en daar. Zijn deze
door heimwee bezetenen toevallig kunste
naar, dan dragen hun werken de sporen van
die tweespalt. In het één komen pijn en
nood tot uiting, schrikken angst en ge
kweldheid de beschouwer af. In het ander
schijnt de maker aan dat alles ontrukt te
zijn geweest, aan wat Roland Holst het
„schrikbewind van uur en feit" noemde.
Een stille verrukking deelt zich aan de be
schouwer mee; over de natuur hangt het
vreemde licht van een „world-forgotten
isle".
Een kunstenaar, in die zin, was Herman
Kruyder. Al op een van zijn vroegste
schilderijen beeldde hij het paradijs
uiteen machtige, grootse tuin waarin mens
en dier onvervreemd samen zijn. In dezelfde
Haarlemse periode keert het paradijsthema
herhaaldelijk terug. Het raakt ontdaan van
te idyllische trekken, de vegetatie wordt
tegelijk strakker en uitheemserdienover
eenkomstig verstrakken zich de vormen,
worden „abstracter".
In bijkans elk werk kruisen elkaar twee
strevingen. Er is de invloed van de tijd en
de tyrannie van de stijl. Er is ander
zijds de door tijd noch stijl beïnvloede,
zich dieper afspelende, ontwikkeling van
Kruyder's wezen. Soms botsen beide strevin
gen, behaalt de tijd de overwinning op het
wezen en ontstaat een schilderij dat meer
gemaakt dan ontstaan is, dat als constructie
kwaliteiten heeft, maar het wezen niet aan
bod liet komen. Dat is bijvoorbeeld het ge
val in enkele doeken uit de Heemsteedse
periode, zoals de hooiberg.
Het is onjuist te veronderstellen dat het
kunstenaarschap van Kruyder zich in vol
maakte autarkie verwezenlijkte: invloeden
zijn talrijk en zichtbaar. De verheugendste
en tegelijk eevaarlijkste is die van Franse
kant. Zij leidde ertoe dat Kruyder aandacht
wijdde aan de constructivistische kanten van
het schilderij. Hij concentreerde zich meer
op het „hoe" dan op het „wat". Dienten
gevolge komen enkele werken niet uit boven
het peil van formalistisch experiment. Er
ontbreekt het magisch surplus aan, dat
andere schilderijen hun fascinerende lading
gaf. Maar hoe dan ook behoedde zijn aan
dacht voor de compositie, zijn beklemtoning
van het rationele element in het scheppings
proces, Kruyder voor het larmoyante, op
zettelijke expressionisme dat zijn tijdgenoot
Chabot niet enkel bedreigde maar veelal
noodlottig is geworden.
De duistere geladenheid ten spijt, die de
beste schilderijen van Kruyder kenmerkt,
zijn deze tot in het klein détail doordacht.
Ook is niet op de expressie aangestuurd met
voorbedachten radedeze is de toegift van
de ziel op de bezigheid van de ratio.
Een volmaakt schilderij is „bosbloemen",
gemaakt in de Bennebroekse periode
het verenigt de twee gestelde kanten
van Kruyder's persoon zonder dat de ene
ten koste van de andere de overhand heeft.
Kleur en compositie zijn doordachthet
doek is perfect geconstrueerd. Maar boven
die constructie uit gaat de geheimzinnige
werkelijkheid van de fantastische bloemen.
Zonder het gevaar van „hineininterpretie-
ren" te lopen kan men in die „bosbloemen"
een scherf paradijs zien, een opgeraapt stuk
droom, ontfutseld aan de alledaagsheid. De
gelukzalige harmonie van dit schilderij con
trasteert heftig met de wreedheid van de
„varkensdoder". Bewust aangebracht schijnt
de weerzinwekkende tronie van de slachter
onbewust, en veel dwingender, spreken de
symbolen die dood en wreedheid met de
sexualiteit verbinden.
In de „varkensdoder" breekt de weerzin
tegen de werkelijkheid openwordt de
angst openbaar voor de onbegrijpelijke
wreedheid van het leven. Die angst is tast
baar hij is volstrekt onredelijk, is angst
zonder aanwijsbare aanleiding. De mens
ondervindt hem plotselinghij overvalt
hem. Wie in Heidegger's terminologie thuis
is zou dit proces als volgt omschrijven „de
dingen in de wereld verliezen plotseling hun
belangrijkheid en hun zin. De mens ontdekt
DE COGNAC MET NET MOOISTE
BOUQUET
Herman Kruyder i
„Limburgs landschap"
zijn volstrekte eenzaamheid waarin hem de
werkelijke wereld in al haar zinloosheid
openbaar wordt. Hij ontdekt, dat hij in de
grond „niet thuis" is in die wereld, hij krijgt
het besef van zijn wereldvreemdheid, zijn
verlatenheid. En angst maakt zich van hem
meester". Zelden is het wurgende van die
angst zo dwingend verbeeld als door
Kruyder, in de „varkensdoder", in het late
zelfportret en in de „brief'.
Parallel aan de uitingen van gekweld-zijn
gaan de openbaringen van paradijs-verlan
gen. Dit heeft allengs geheel zijn idyllisch
karakter verloren. Het incarneert, het is niet
meer een toen en ginds, maar een hier en nu
dat nochtans de trekken van een toen en
ginds heeft. Zo het „Limburgs landschap",
dat als een intrek van Eden aan de oevers
van de Maas kan gelden. Een prachtig
schilderij dat een der zuiverste uitingen van
Kruyder's bucolische zijde is. Ook de „tuin
met hond en zonnebloemen" heeft die
merkwaardige twee-eenheid van droom en
werkelijkheid er is een tuin, er is een hond
en er staan zonnebloementoch ligt over
het geheel een glans die de tuin optilt tot
een plek, door het geluk voor zich ge
reserveerd. In geen enkel doek kwam
Kruyder zo dicht bij de wereld die voor hem
Rousseau Ie Douanier had ontdekt. Het mist
de aan Poussin herinnerende klaarheid van
het „Limburgs landschap" maar heeft daar
op een boeiende geheimzinnigheid voor.
Meer en meer tracht Kruyder het paradijs
te verankeren. Hij zoekt de schulde
loze verbondenheid met grond en
mens en dier buiten de steden, in een terug
keer tot de natuur. De grote Pan verschijnt
op een van zijn veelzeggendste schilderijen
inderdaad wijzen van 1930 af tal van
doeken op een panische natuurbelevenis. De
schuldeloosheid van het platteland is echter
schijn zij is wel in de verdroomde, in zich
zelf besloten onschuld van het „kalf", maar
al niet meer in het „melkmeisje", een ver
dwaasd wezen dat als een blindganger in de
werkelijkheid is verdwaald. Wèl nog in de
„wagenmaker", die de „edle Einfalt und
stille Grosse" van een figuur uit Stifter's
„Nachsommer" heeft, maar niét in de
„haan", die hij schilderde als een vrees
wekkend, vitaal-potent en agressief beest.
De bucolische droom is ten einde ge
droomd. Hij volgde op een droom van het
paradijs-vóór-de-tijd. Kruyder bleek niet be
stand tegen de verschrikkingen van een
primitieve, magische wereld. Hij relativeerde
wat hij zag niet met behulp van de rede hij
onderging, haan en varkensdoder, dier en
mens buiten de ratio om, magisch. Aan de
intensiteit van die belevenis ging hij ten
onder, levende op de breukrand van droom
en werkelijkheid. De droom ging verloren
het „laatste landschap" is wel niet van de
wereld maar toch ook geen paradijs meer.
Het is grijs en afge
storven, uitgebrand
als een kratergebied.
Het ligt niet voor de
tijd, maar er na.
Dit„laatste land
schap" is de belijde
nis van de verloren
droom, van het ver
loren, voorgoed ver
loren paradijs. Die
droom echter was zijn
laatste toevlucht tegen
de wereld. Geen kans
bleef meer op ver
weer, kort daarop
stierf Herman Kruy
der.
De tentoonstelling,
in het Haagse
Gemeente
museum van Kruy
der's werk ingericht,
biedt voor het eerst
een vrij volledig over
zicht. Zij werd bijeen
gebracht door de di
recteur van het Van
Abbe Museum te Eindhoven, waar zij, eer
zij naar Den Haag ging, geëxposeerd was.
Het Van Abbe-museum bracht achtereen
vier Nederlandse schildersSluyters,
Charley Toorop, Chabot en Kruyder. Aan
de hand van die vier evenementen kan nu
de balans worden opgemaaktde meest
authentieke figuur die de Nederlandse
schilderkunst na 1900 hcjft opgeleverd is
Herman Kruyder. Hij heeft minder schilde
rijen gemaakt dan Chabot, minder ook dan
Charley Toorop. De meeste van zijn werken
zijn bovendien niet geacheveerd als die
dezer beiden. Maar de enkele hoogtepunten
uit zijn werk stellen de hoogtepunten uit het
oeuvre van èn Chabot èn Toorop ver in de
schaduw. Omdat zij de documenten zijn
van een menselijke situatie zo authentiek en
zuiver, dat zij de conclusie wettigende
anderen leefden en schilderden, Kruyder
leefde schilderend.
CH. WENTINCK
Yarrah
reeds 50 jaar
onze specialiteit
GEEN GELD MEER BESCHIKBAAR
Niet bereid zich aan Essen te binden
De stad Essen heeft besloten het Folk-
wang-Tanztheater der Stadt Essen
in het buitenland beter bekend als
Jooss-ballet met ingang van 31 Maart
a.s. op te heffen. Dat betekent dat op die
datum de laatste zelfstandige balletgroep van
enige betekenis in Midden-Europa ophoudt
te bestaan.
Toen Kurt Jooss in 1945 gevraagd werd
weer naar Essen, als leider van de dans-
afdeling der Folkwangschule, terug te keren,
uitte hij de wens, dan ook Essen weer tot
centrum te maken van zijn activiteit als
choreograaf, en zijn internationaal ballet-
dankbaar jegens de Paters, maar spoedig
vond men dat zij in hun religieuze ijver te
ver gingen. De Paters volstonden er niet
mede de Christelijke leer te verbreiden, maar
verzetten zich tegen misstanden als jacht op
de Indianen, slavenmarkten, verkoop van
sterke drank en dergelijke. Zij verkregen van
Philips III het privilege de Indianen in
nederzettingen van de blanken af te zonde
ren in een staat onafhankelijk van de kolo
niale overheid, maar verplichtten zich de
Indianen tot „vrijwillige" erkenning te bren
gen van de Spaanse oppermacht en tot het
betalen van een jaarlijkse belasting.
Er ontstonden in Paraguay industrie,
landbouw en veeteelt in collectief verband.
Een deel van het land werd de inwoners ter
De muziek spreekt bovenal de taal der
vertroosting. Zij is de Kunst die uit
drukt wat geen taal kan zeggen. De
juistheid hiervan bleek opnieuw in de dagen
van verslagenheid, rouw en spanning. De
waarde van het toneel ligt ergens anders
in de getuigenis en de herkenning. Voor
orkestleiders staan ter beschikking de talloze
werken, verklankend wat er in sombere of
blijde tijden in de mensen leeft. Voor de
toneelleiders bewust van him taak is die
mogelijkheid zeer beperkt. Maar zelfs als
dit niet het geval was, eist de voorbereiding
voor het ten tonele brengen van een ev. zich
aan de algemene gevoelens aanpassend
toneelwerk immers te veel aan instudering
en montering. En welk drama op het toneel
kan het dramatisch gebeuren
daarbuiten evenaren?
Bovendien geldt in ons land
voor velen een gang naar de
schouwburg uitsluitend als een
„verzetje" en wie had daaraan in
de achter or s liggende weken be
hoefte? Het leven staat echter
niet stil. Niettegenstaande het
uiterst miniem aantal bezoekers
dat in de schouwburg de werke
lijkheid trachtte te ontvluchten,
hebben de toneelleiders het geven
van voorstellingen niet gestaakt.
Een enkele heeft blijspelen en
kluchten (voorlopig) van het
repertoire afgevoerd, zich be
paald tot de ernstige kunst.
De Haagsche Comedie bracht
zelfs j.l. Zaterdagavond in
de Koninklijke Schouwburg
een première. Men speelde Fritz
Hoohwalder's spel „Het Heilige
Experiment" in de vertaling van
Victor van Vriesland onder regie
van Erwin Piscator. Hodhwal-
der's toneelwerken werden tot
dusver in ons land niet gespeeld.
Zijn drama „Virginia" werd
enige jaren geleden in Hamburg
vertoond, ook onder artistieke
leiding van Piscator. In „Het Paul Steenbergen en Bob de Lange m Het Heilige Experiment'
Heilig Experiment", waarvan de
handeling zich afspeelt in het
Jezuïeten-College in Buenos Aires in den
jare 1767, dramatiseert de schrijver het
einde van het tijdperk van de macht der
Jezuïeten in de Zuidelijke Staten van
Amerika.
dat er goud en zilver in de Indiaanse repu
bliek werd gevonden die de hebzucht van
het kolpniale bestuur wakker maakten, de
verdrijving en tegenwerking van de Jezuïe
tenorde in vele Europese landen, waren alle
factoren die leidden tot de mislukking van
het Heilig Experiment.
Het dramatiseren van onderwerpen
fe:*Hj|s A'
ensemble waarmee hij voor en tijdens de
oorlog internationale tournées ondernam,
weer op te richten. Jooss vroeg voor het
eerste jaar een subsidie van 40.000 a 50.000
DM. Daarna zou, volgens zijn oordeel, het
ballet zichzelf in stand kunnen houden uit
de inkomsten der tournées.
Het gemeentebestuur van Essen ging op
dit voorstel in. Het teleurstellende resultaat
was echter dat het ballet in het eerste seizoen
200.000 DM, in het volgende 180.000 DM
behoefde, om de kosten te dekken. En dit
ondanks herhaalde successen op tournées in
binnen- en buitenland. Juist echter door die
vele tournees meende de stad Essen niet al
leen voor de tekorten der groep aansprake
lijk te kunnen worden gesteld. Tweemaal
heeft de regering van Noordrijnland-West-
falen met een „klein" subsidie geholpen
in totaal 80.000 DM maar verdere steun
valt van deze zijde niet te verwachten.
In een laatste poging de balletgroep in
stand te houden heeft het gemeentebestuur
aangeboden het totale balletsubsidie dat be
schikbaar was voor de gezamenlijke dans-
De Jezuïeten, die Spaanse en Portugese
conquistadores in de Nieuwe Wereld op de
voet volgden, trokken van Mexico uit, waar
zij als gevolg van de afslachtingen van de
bevolking door de eerste conquistadores
groot wantrouwen tegen de blanken hadden
te overwinnen, naar Arizona, Californië,
Texas, Peru, Bolivia, Brazilië. Aartsbisschop
La Plata schrijft in 1609 aan de Spaanse
koning„Wat men in vele jaren met grote
legers en geweldige uitgaven niet had kun
nen bereiken, volbrengen de Jezuïeten in
korte tijd zonder enig ander hulpmiddel dan
hun ijver. Zij maken vrienden uit vijanden,
gehoorzame onderdanen van Uwen Majes
teit uit de wildste en ontembaarste volken."
In het begin toonde de overheid zich zeer
beschikking gesteld. Zieken en ouden van
dagen werden door de gemeenschap onder
houden, alle inwoners door de gemeenschap
gekleed. Geld kende men niet. Handel, ook
met het buitenland, werd onder leiding van
de Paters slechts door ruil van goederen
gedreven. De opbrengst diende voor ver
beteringen en nieuwe industrieën of land
bouwwerktuigen. Het Spaanse koloniale
bestuur, dat de slavenhandel als hoofddoel
zag, zag dit alles met lede ogen.
Zelf door de aan de Jezuïeten geschonken
volmachten des Konings gebonden, stuur
de het roversbenden er op af als slaven
jagers. De Jezuïeten voerden hun Indianen
naar rustiger plaatsen en organiseerden
tevens een Indiaans goed functionnerend
leger. In 1700 moest door gebiedsafstand
van Spanje aan Portugal een deel der neder
zettingen door hun bewoners ontruimd
worden, waarop de Indiaanse republiek
tegen de Spaans-Portugese legers ten strijde
trok. Deze strijd, de hardnekkige geruchten
feiten uit de historie brengt o.a. dit
grote bezwaar met zich, dat het
element verrassing ontbreekt en de figuren
over hun doen en laten meestal zelf en lang
durig aan het woord zijn. De schijnwerpers
van de historie belichten bepaalde facetten
van bun optreden en laten andere in het
duister. Hochwalder's arbeid is daaraan niet
ontkomen. Het heeft dé gebreken, histori
sche stukken eigen. Een eigen
visie zoals bijvoorbeeld Shaw
op Jeanne d'Arc op het baan
brekend werk der Jezuïeten in
Paraguay geeft hij niethij houdt
zich strikt aan de bekende feiten.
Deze zijn echter belangwekkend
genoeg en rechtvaardigen een
dramatisering, zelfs indien zij,
zoals in deze, het mélo-drama-
tische dicht benaderen.
Aan het mélo in hun spel ont
kwamen ook de acteurs niet
altijd. Paul Steenbergen (Pater
Provinciaal) wist het te omzeilen,
vermeed het heroïsche en mar
telaaraccenten, mistte echter ge
zag en overtuigingskracht, be
halve in het laatste bedrijf. Zijn
spel kreeg toen kleur en inhoud.
Voor Bob de Lange leek de rol
van Don Pedro een kolfje naar
zijn hand. Zijn optreden was
autoritair, hij bewoog zich
elegant, maar zijn spel bleef
uiterlijk, zijn mimiek weinig zeg
gend. Ook Henri Eere.ns, Gerald
Hartkamp en Frans van der Lin-
gen volstonden met hun tekst
weliswaar goed over het voet
licht te brengen, maar het ware
geloof beluisterde men er niet in.
Jan Retèl (Comelis) en John Valk
(Bustillos) overtuigden door hun
natuurlijk en krachtig spel. Ten
opzichte van de mogelijkheden
van Luc Lutz had regisseur Pis
cator zich vergist. Deze overigens
bekwame toneelspeler mist o.i. juist dat wat
de figuur van Lorenzo Querini behoeft
overredingskracht en overwicht.
Erwin Piscator's regie-bemoeiingen ver
mochten- ons niet tot dezelfde waardering
te brengen als zijn regie van „Androcles en
De Leeuw". Weliswaar zag men een zeer
fraai décor door Willem Deering niet minder
fraai geschilderd, een goede ietwat roman
tische belichting, maar noch het algemene
spelpeil, tempo en sfeer, noch het optreden
van de figuratie schonken voldoening. Maar
natuurlijk hebben de achter ons liggende
rampspoedige weken ook regisseur en spelers
belet zich volkomen aan hun kunst te geven.
COR VAN DER LUGT MELSERT
(Advertentie)
Arme hntd.
Indien Uw huid arm en schraal is,
niet soepel en zuiver, brengt PUROL
al de gewenste verbeteringen.
KURT JOOSS
activiteiten aan het stedelijke theater te Es
sen, te verhogen van 70.000 tot 130.000
DM, op voorwaarde dat Kurt Jooss dan zijn
ballet in dienst zou stellen van dat theater
en de leiding ervan zou blijven waarnemen.
Jooss heeft dit voorstel afgewezen. Wel
heefit hij te kennen gegeven zijn paedago-
gische functie aan de Folkwangschule te
zullen blijven voortzettenzijn choreogra
fische werkzaamheden zal hij echter voor
onbepaalde tijd opgeven.
Een verklaring voor deze gehele zaak
wordt niet gegeven, tenzij de suggestie in een
der locale bladen gedaan, op waarheid zou
blijken te berusten. Daar werd vermeld dat
de aan Jooss in 1945 gedane uitnodiging
was gegrond op de hoop dat Jooss in staat
zou blijken een hernieuwde impuls te geven
aan Essen en aan de Folkwangschule waar
door deze wederom het centrum zouden
worden van een dansactiviteit met wereld
vermaardheid. Het feit dat Jooss er nieit in
geslaagd is dit te bewerkstelligen geen
van zijn nieuwe balletten had immers de
overrompelende uitwerking of het niveau
van zijn „Grime Tisoh" of „Grossstadt"
zou dan de bereidheid verdere bedragen
voor zijn groep ter beschikking te stellen,
ten zeerste hebben geschaad.