Verjaardagspartijtje in Duitsland ...vn dit is óók Duitsland EDMOND NICOLAS: Pagina 24 Haagse Post 21 Februari 1953 TOEN ik mijn voornemen had kenbaar gemaakt om enige zakelijke aange legenheden be gaan bespreken met de Rechtsanwalt und Notar Dr. Hans- jürgen X. schreef deze omgaand een en thousiaste brief, waarin hij me vroeg een paar dagen na de aangekondigde termijn te blijven, of, als dat niet kon, een paar dagen later te komen, opdat ik zijn ver jaardag mee kon vieren. Nu heb ik niets tegen verjaarspartij- tjes, en niets tegen Hansjürgen. Hem ken ik al lang. Hij behoorde, in de jaren voor de oorlog, tot de groep mensen die de Deutsche Weg uitgaven, ehdie gegroe peerd waren rond de Staatsfeïnd Nummer Eins: .Muckermann. Herhaaldelijk dook hij clandestien in Holland op, waar het blad gedrukt werd, en van waaruit het naar alle beschaafde landen der wereld verzonden werd. Hansjürgen kwam. dan over de grens met kopij, met inlichtingen over weer nieuwe nazi-schandalen. En na de wapenstilstand ontmoette ik hem voor het eerst in 1945. Hij was straatarm, en bewoonde met zijn gezin het souterrain van een verwoeste villa en daar deed hij ook zijn praktijk. Het enige, dat deze ruïne van een onbewoonde onderscheidde op het eerste oog, was een bordje aan het verbogen tuinhek, waarop stond dat hier de Kanzlei gevestigd was van de Rechts- anwalt und Notar Dr. zo en zo. Toen tal van neo-democraten, ex-ver plicht-nazi's en minder belangrijke partij bonzen alweer een huis hadden met gro te mond, tobde hij nog in zijn afschuwe lijke kelder, en deed grote moeite om erkend te worden als oorlogsslachtoffer en als politiek vervolgde. De moeilijkheid was, dat hij vrijwillig zijn advocatuur in de steek had gelaten, en dat niet bewezen was, dat dit nodig geweest was. Ze had den gelijk: in 1941 was hij helemaal vrij willig gevlucht toen de Gestapo hem op de hielen zat. De man van ,.eer" Ten slotte, ik meen in 1949 of 1950, kreeg hij een woning met vier echte ka mers, en toen zijn schadeloosstelling vaststond, begon hij om te zien naar een passende woning. En nu wilde hij mij. die zijn ellende had gezien, eindelijk eens gastvrijheid bewijzen en tonen hoever hij er weer bovenop was. Hij woonde nu in een flat in een nieuwgebouwd huis: een verdieping was zijn woning met zes ka mers, en een verdieping lager had hij drie kamers in gebruik als kantoor. Zijn vrouw klaagde weliswaar nog, dat de woning zo kaal was, zo weinig meubels, schilderijen en snuisterijen bevatte, en inderdaad kon men zich in de ruime ka mers gemakkelijker bewegen dan in een huis van een gezeten Duitse burger anno 1938. Maar alles te zamen was Hansjürgen er bovenop, en zijn verjaardag, de eerste in het nieuwe huis, zou luisterrijk zijn. Nu had ik natuurlijk niet verwacht dat het een verjaarspartijtje zijn zou zoals wij dat kennen: met een kopje thee, en een borreltje en een glaasje wijn, en een dinertje voor de intimi. Zo is dat niet in Duitsland. Maar wat ik beleefde ging toch boven mijn hygiënische begroting uit. Ik moet zelfs zeggen, dat er uren zijn waarvan ik me niets herinner. Het begon al in de vroege voormiddag, om een uur of halfelf met Kaffee, Kuohen en veel Schlagsahne voor de komende en gaande felicitanten. Maar tegen de mid dag begon de drank bij stromen te vloeien. Dat is vermoeiend, weet u, want je moet de hele tijd praten, en onder tussen schenken ze maar in. Ze praten over van alles, over dingen, waarover je echt genoeglijk kunt praten, en over din gen waar ze maar beter over konden zwij gen. Over politiek bijvoorbeeld: op een gegeven ogenblik merkte Hansjürgen op, dat Ramcke en andere ex-helden beter hun mond konden houden, maar een me neer van een jaar of zestig merkte op, dat hij er. als Ehemahlige Königlich-Kaiser- lich Preuszischer Leutnant niets van be greep: die meneer Ramcke was toch een Ehrenmann. Ik zei toen maar, dat er heel wat ellende in de wereld is gekomen doordat ehemahlige K-K. Pr. Leutnants zoveel dingen niet hadden gesnapt. Ge lukkig kreeg de man niet helemaal ge legenheid om zijn borstels op te zetten en te chargeren, want de gastvrouw intervenieerde door op te merken dal de verhoudingen in Duitsland heel anders zijn dan elders. En men kan een charmante vrouw toch niet zeggen, dat het dan hoog tijd wordt dat dit ver andert. Enfin, het dreef over, maar we waren eerst aan het frühschoppen, dus van alles kon gebeuren. Een andere meneer trachtte mij aange naam te stemmen door me zijn avonturen en belevenissen in Holland van 1942 tot 1945 te vertellen, en hij was uitbun dig in zijn lof over de villa's die hij in die dagen had bewoond. Maar onder dit gesprek zei mijn toxicologische instinct mij dat het met mij hopeloos zou mislo pen als er niet iets gebeurde, met name als er niet iets stevigs gegeten werd: Koffie, taart, slagroom is wel heel suf- fisant, maar toch, niet wat men noemt een stevige maaltijd. Gelukkig merkte ik op, dat Hansjürgen, die telkens verdween om nieuwe flessen uit de eetkamer te halen, nogal lang wegbleef op deze ex pedities. Ik volgde hem, en ontdekte een nobel gezelschap dat zich uitvoerig te goed deed aan stoere boterhammen met veel worst en ham. Hun voorbeeld volg de ik, maar in plaats van onverwijld naar het gezelschap terug te keren, verdween ik in mijn logeerkamer, en strekte de moede leden uit. Ondanks het feit, dat de stemmen der dames steeds scheller, en bromstemmen der heren steeds harder bromden, viel ik in een verkwikkende slaap, die me tot vijf uur aan de bekom mernissen des levens onttrok. Van slappe en sterke volkeren Toen ik wakker werd waren er gasten, sommigen nóg anderen al, en men hield zich onledig met een Dammerschoppen. Niemand had mijn afwezigheid opge merkt, maar al dra werd ik in beslag ge nomen door een Ministerialdirektor, die me uitlegde dat de ellende van onze ko loniën te wijten was aan onze kortzich tigheid. Als wij tijdig Oost-Indië hadden afgestaan aan Duitsland, bijvoorbeeld in 1929, dan was Hitier nooit aan de macht gekomen, en dan hadden we er nu nog za ken kunnen doen, want de Duitsers en de Hollanders hebben elkaar immers steeds fameus begrepen. Ik was volkomen fris en maakte me op om een tamelijk giftig betoog weg te geven, maar ditmaal intervenieerde Hansjürgen zelf, die op eens Bruderschaft met me wilde drinken En hiervan maakte hij een diplomatiek gebruik door me mee te delen, dat ik moest oppassen-. Die Ministerialdirektor had grote invloed, en Hansjürgen moest per se vriendjes met hejn blijven. Ik ant woordde, dat blijkens zijn drinkceremo- nieel hij ook met mij goede vriendjes zou willen blijven, en dat dit alles erg ge compliceerd dreigde te worden. Hij sleep te mij aan een jasknoop die niet te vast zat mee naar een af gelegen canapee, en legde me uit, dat die Ministerialdirektor de kwaadste niet was. maar dat men hem niet moest contrarië ren, want dan werd hij lastig. En welis waar had Hansjürgen 'twintig jaar geleden zijn bestaan op het spel gezet om idealis tische redenen, maar nu, op het paard ge zeten, wilde hij zijn positie niet weer in gevaar brengen, want dat loonde niet. Je kon immers nooit we ten, wat er zou gebeuren. Ik hoorde voor hét eerst van mijn le ven, dat het aftreden van Schuman ver raad was van Frankrijk ten opzichte van het nieuwe Duitsland. Het was allemaal doorgestoken kaart, omdat ze ten slotte Duitsland toch niet wilden erkennen als de belangrijkste macht in Europa. Over de Bredase ontsnapten werd me mede gedeeld, dat wij te slap waren om derge lijke mannen vast te houden. Ik moesr maar eens kijken, hoe flink de Duitsers waren in die dingen. Enfin, ik had varia tie genoeg, en ik leerde een boel. Vanuit mijn observatiepost zag ik, dat deze brave Duitse burgers feest vierden met evenveel toewijding als ze morgen hun zaken zouden behartigen, met even veel toewijding als ze in de oorlog beve len hadden opgevolgd. En al ik die iets te kaal geknipte mannenhoofden, de iets te bewerkelijke kapsels der dames bekeek, dan wentelden in die breinen alleen maar gedachten van vrede, van gemoedelijk heid, van vriendschap met iedereen. En toch wist ik, dat minstens de helft van dc mannen op een of andere manier lid was geweest van de Partei, en dat de overgro te meerderheid van de aanwezigen ge juicht had, toen in 1939 Hitier dat Pool se „tuig" een lesje gaf. Ze hadden als nuttig erkend, dat Rotterdam, Warschau. Coventry werden verwoest, en de mees ten hadden vast geloofd, dat wie in een concentratiekamp terechtkwam een mis dadig individu of een verrader van de Duitse zaak was. Na gedane arbeid.... In mijn overpeinzingen werd ik onder broken door een vrolijke dame van mijn leeftijd, die belangstellend kwam infor meren of ik me wel amuseerde, ik was zo stil. Ik deed haar denken aan haar broer, ratelde ze door, die was ook vaak zo stil. en zo idealistisch: hij had als geestelijke een plaats als pastoor van een welvarend Westfaals dorp er aan gegeven, om als pastoor te gaan werken in de diaspora, vlak voor het ijzeren gordijn. Met een soort voldoening voegde ze er aan toe, dat die dan ook totaal overwerkt was, en nu een maand bij haar kwam uitrusten. Ik moest maar eens kennis met hem maken. Onderwijl was het geluidsvolumen uitge zet tot apocalyptische verhoudingen. Iedereen wilde door iedereen gehoord en verstaan worden, en niemand lette in het minst op de antwoorden die hij kreeg Het was alsof de dikke tabaksrook rose gloeide door de weerschijn van de ver hitte gezichten. En opeens kwam het plan op, om naar de club te gaan. De heren waren er vlak voor; het leek alsof hun stemming lang zamerhand zo was, dat damesgezelschap te ernstige beperkingen oplegde aan hun uitbundigheid. Maar de dames wilden mee, en na enige tijd reed het gezelschap, met niet geheel nuchtere heren aan het stuur, naar de club, waar het feest op de zelfde voet werd voortgezet: drinken, ro ken, eten, schreeuwen. Het was tegen.de morgen toen we thuiskwamen. Bij het afscheid voor de deur van mijn logeerka mer vond Hansjürgen het een geslaagde avond, en hij vroeg of ik plezier gehad had. „Maar morgen", voegde hij er aan toe, „zullen we jouw zaken eens flink on derhanden nemen: we hebben afgespro ken om halfnegen". Met een blik op mijn horloge murmureerde ik tegen deze af spraak, maar onverbiddelijk zei hij: „Tüchtig musz man sein!" De morgen na het feest van Hansjür gen ontwaakte ik en het eerste wat dui delijk opviel was. dat mijn hoofd van een harde houtsoort was gemaakt. In dat houten hoofd waren twee spleten, waar door een hinderlijk en pijnlijk licht naar binnen viel. Ook was er nog een grotere opening, van binnen bekleed met zool leer, en waarin een droog, met zand ge vuld linnen kussentje lag, dat eens een tong geweest moest zijn. Aan het ontbijt vertoonde de gastheer een frisheid, die bepaald beledigend aan deed. Er na voerden we de besprekingen, en inderdaad gelukte het af en toe dui delijk te begrijpen waar het over ging. Medelijdend stelde Hansjürgen de rest van het onderhoud uit tot de volgende dag, en ik besloot een wandeling te gaan maken en mijn ellende te vergeten aan. de onbedorven Boezem van Móeder Na tuur. Maar dat ging niet door, want toen ik mijn jas ging halen, deelde de dienstbode mee, dat er bezoek voor me was. Het helse hol, waar de vorige avond schreeuwende duivels hadden gefeest, was weer een net burgermanssalon, en op de canapee zat de gastvrouw en schonk geurige koffie. Er stond koek en slagroom bij, en de vrouw des huizes moedigde de bezoeker, een geestelijke,, die er ongelofelijk slecht en armoedig uitzag, aan, om zich flink te bedienen. De pries ter weerde schuw af, en wendde zich tot mij, om zijn excuus te maken dat hij stoorde. Maar hij had van zijn zuster ge hoord, dat er een Hollander was, en daarom was hij direct gekomen om me eens te vertellen hoe dankbaar hij was voor de hulp die hij en zijn confraters ontvingen uit Nederland en België, van de Oostpriesterhulp. En met een verlegen knikje voegde hij er aan toe: Na alles wat we u hebben aangedaan!" Ik merkte op, dat voor zover mij bekend was, die pastoors in het Oosten ons niet veel in de weg hadden gelegd, maar hij insisteer de: „Wij zijn allemaal 'niet flink genoeg geweest, toen het nog tijd was. We heb ben altijd maar de politiek van het minste kwaad goedgekeurd, en zo kreeg Hitier de kans om heel groot kwaad aan te richten. Je mag tussen twee kwaden nooit het kleinste kwaad kiezen, zelfs niet als het heel klein is. Je moet altijd het goede kie zen. „De gastvrouw legde me uit, dat deze priester van jongsaf de dingen altijd zo zwaar had opgenomen, en wat kon men tegen die bruine horden doen? Die had den immers de macht in handen!" Het gesprek kwam op het werk dat de geeste lijke in het Oosten verrichtte. Zijn huidi ge standplaats was een vroegere missie post, die ontstaan was omdat in die vol komen Evangelische streek een kleine groep Poolse, Katholieke arbeiders werk hadden gezocht en gevonden in de bruin koolgroeven in de omgeving. In de hun vreemde omgeving dreigden de^ mensen volkomen te verwilderen, en daarom moest hun een zielzorger worden gezon den. Door Hitier werden die Polen er op een gegeven ogenblik uitgegooid, en ze werden vervangen door Sileziërs, voor wie eigenlijk dezelfde voorwaarden gol den. Onder de oorlog werden de bruin- koolmijnen uitgebreid, en bevolkt met krijgsgevangenen, dwangarbeiders van allerlei naties, voor wie de overheid eigenlijk zielzorg overbodig achtte. Het Derde Rijk stortte ineen, de dwang arbeiders verdwenen, maar een stroom vluchtelingen begon te vloeien: uit Si- lezië, uit Tschechoslowakije en nog ver der weg. Honderden, duizenden, tiendui zenden overstroomden dit voorheen zo dun bevolkte gebied, vlak bij het ijzeren gordijn. Ze kwamen met een beetje draagbare have, hongerig, verwaarloosd, vervallen, wanhopig. Het waren mijnwer kers, industrie-arbeiders, heel weinig boeren, die daar moesten leven in dit, in hoofdzaak agrarisch gebied. De bruin koolgroeven, een bruinkooldistilleerderij gaven wei werkgelegenheid, maar lang niet genoeg. En over de vraag wie mocht werken besliste de eenheidsvakbewe ging. Deze laatste was een creatie van de kortzichtigheid der Engelsen, die daar mee de hele arbeidersbevolking overle verden aan een kleine groep: socialisti sche vrijgestelden, die nu vrij spel had den, omdat de christelijke vakbonden van voor 1953 niet meer mochten terugko- Lees verder pag. 25.

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 1953 | | pagina 11