DAVITAMON
MOSTERD
AmEfl
Hogerhuis wankelt op zijn grondvesten
21 Februari 1953
Haagse Post
Pagina 11
Een voor
gezondheid!
10 vitamines in één dragee
veel hoger in'
vitaminewaarde
<f$) 0RGAN0N-0SS
LONDEN, Februari
(Va.n de II.P.-correspondent Peter de Mendelssohn)
Het Britse Hogerhuis hield gedurende twee dagen op opgewonden
toon een debat over een onderwerp, dat het zeer na aan het hart ligt,
namelijk over het Hogerhuis zelf! Lord Simon diende een wetsontwerp
in, dat beoogt wijzigingen aan te brengen in de samenstelling niet in
de bevoegdheden van deze Britse „Eerste Kamer". Met de bedoeling
dit eerbiedwaardige en aan tradities zo rijke college wat meer in over
eenstemming te brengen met de eisen van de moderne tijd.
Lord Simon, befaamd rechtsgeleerde en
vroeger in de gehele wereld bekend als
Sir John Simon, die als minister in vele
conservatieve regeringen zitting had,
stelde in dit wetsontwerp voor in het
Hogerhuis een aantal nieuwe leden te be
noemen, wier adellijke titel alleen voor
de duur van hun eigen leven van kracht
zou zijn, opdat het Hogerhuis niet inge
volge de erfelijkheid van de titels ten
eeuwigen dage aan de zoons, kleinzoons
en achterkleinzoons vast zal zitten. Onder
deze „Lords voor de duur van het leven"
zouden zich dan ook vrouwen mogen be
vinden. Geen wonder dat in het traditio
nele Engeland vcoral deze laatste ge
dachte op tegenstand stuitte. De Peers
namen er ten minste enerzijds met afkeu
rend gemompel en anderzijds met scham-
pere scherts kennis van!
De diepere zin van het wetsonwerp is
het Hogerhuis te verlossen uit de ver-
HOUSE OF LORDS,
het Britse Hogerhuis, is samen-
gesteld uit de meerderjarige
■prinsen van den bloede, de
Peers, die hun adellijke titel
geërfd hebben, drie opperrech
ters als voor de tijd van hun
leven gekozen, z.g.n. „Life
Peers", 16 Schotse en 28 Ierse
Peerstwee Aartsbisschoppen
en 24 Bisschoppen van de
Anglicaanse kerk.
In hel Britse Lagerhuis
(House of Commons) nemen
625 afgevaardigden van graaf
schappen en steden zitting.
starring van de erfelijke aristocratie en
door de toevoer van jong bloed nieuw
leven in te blazen. Het wordt namelijk
tijd dat jongere mensen met roeping en
ervaring, die er geen prijs op stellen deel
uit te maken van de erfelijke aristocratie,
hun stem in het Hogerhuis gaan ver
heffen.
De meeste Peers hadden weliswaar een
en ander op het wetsontwerp aan te
merken, maar in het algemeen stond men
er niet afwijzend tegenover. Er waren er
zelfs, die vonden dat het ontwerp niet
ver genoeg gaat. Lord Balfour was van
mening dat het Hogerhuis zijn waarde
en zijn weldadige invloed juist aan het
erfielijkheidsprincipe te danken heeft,
want volgens hem verkrijgt het Hoger
huis alleen op deze manier de zo nodige
toevoer van jong bloed. Voor het overige
achtte hij het verkeerd dat het Huis over
wegend samengesteld is uit leden, die hun
zetel daarin geërfd hebben. Meer dan de
helft van de adviserende arbeid van het
Hogerhuis wordt verricht door nieuw ge
creëerde Peers.
Politieke dames
Lord Lewellin had voor de gedachte
om ook vrouwelijke leden van het Hoger
huis te benoemen, geen goed woord over.
Lord Lewellin heeft voordat hij in de
adelstand verheven werd, vele jaren als
eenvoudige „mijnheer" Llewellin in het
Lagerhuis gesleten en daarvandaan de
ervaring meegebracht dat de resultaten
'van de debatten niet in het minst door de
aanwezigheid van vrouwelijke afgevaar
digden beïnvloed worden. Lord Lewellin
zei zelfs de indruk te hebben dat „poli
tieke dames" alleen maar geneigd zijn
eindeloze redevoeringen uit te spreken
met het idéé fixe in haar hoofd de mannen
omver te kunnen praten. Volgens hem is
zo'n verschijnsel voor het Hogerhuis on
draaglijk.
Lord Chatfield was een geheel tegen
gestelde mening toegedaan.
Hij vond dat vrouwen een grote en
weldadige invloed op het werk van het
Hogerhuis kunnen uitoefenen. De vrouwen
aangenomen wetsontwerpen aan een veto
te onderwerpen en daarmee de practische
uitwerking er van uit te stellen) steeds
terzijde geschoven.
Toen dë Labourregering in 1945 aan
de macht kwam streefde deze een her
ziening na van het vetorecht omdat ze
zeer wel inzag, dat het Hogerhuis in staat
zou zijn om de uitwerking van socialisti
sche, door het Lagerhuis goedgekeurde,
maatregelen tot de volgende algemene ver
kiezingen uil te stellen en daarmede het
gehele werk van de Labourregering bij
voorbaat teniet te doen. De in 1911 in de
werkwijze van het Hogerhuis doorge
voerde hervormingen schakelden de in
vloed van het Hogerhuis inzake finan-
Het Britse parlementaire leven is verstrikt in tradities. Lord Simon, die wij hier
boven in traditioneel costuum zien arriveren, wierp in het Hogerhuis de knuppel
in het hoenderhoek.
vormen ten slotte de „vierde politieke
partij" in Engeland! Lord Sempill be
pleitte niet alleen het opnemen van
vrouwen izi het Hogerhuis maar ook op
de voorgrond tredende technici en mannen
van de wetenschap. En ook zouden de
vertegenwoordigers van alle Britse
Kerken, en niet alleen van de Britse
Staatskerk, ex officio deel moeten uit
maken van het Hogerhuis.
Op gemoedelijke wijze kabbelden de
debatten volgens deze trant voort totdat
Lord Swinton zich namens de regering
van zijn zetel verhief en mededeelde, dat
premier Churchill aan de leiders van de
drie grote politieke partijen in het Lager
huis uitnodigingen had gezonden om te
confereren over de vraag of het Hoger
huis al dan niet gemoderniseerd moest
worden. Aangezien hier uiteraard ook het
denkbeeld van Lord Simon aan de orde
gesteld zal worden besloot het Hogerhuis
de debatten daarover op te schorten tot
dat de Drie-Partijen-Conferentie even
tueel met een bruikbaar hervormingsplan
voor de dag komt.
Vertragend Veto
En daarmee wordt dan weer eens een
oud en vertrouwd Brits Grondwetspro
bleem ter discussie gesteld. Dat het Ho
gerhuis rijp is voor een grondige hervor
ming, daarover is men het in het alge
meen wel eens. Reeds 42 jaar geleden
verklaarde Asquith naar aanleiding van
de Hoger huisher vorming van 1911, dat
het vraagstuk van een nieuwe samen
stelling van het Hogerhuis zo dringend
was dat behandeling daarvan geen langer
uitstel duldde. En toch heeft men deze
kwestie steeds weer op de lange baan
geschoven met de motivering dat iets wat
dringend is nooit dringender kan worden
door uitstel! En daarmee is dan tevens
ook het probleem van de vertragende be
voegdheid van het Hogerhuis (namelijk
de bevoegdheid om in het Hogerhuis reeds
ciële problemen practisch uit en be
perkten de uitwerking van het vetorecht
tot uitstel en maakten geen afstel meer
mogelijk. Dit vetorecht kon van die tijd
af door het Hogerhuis tot tweemaal toe
uitgeoefend worden, maar als het Lager
huis in dezelfde zittingsperiode een wets
ontwerp in drie opeenvolgende lezingen
aannam, verviel daarmee het vetorecht
van het Hogerhuis. Het Hogerhuis is, ook
zoals de zaken nu staan, dus alleen in
staat het van kracht worden van een wet
gedurende twee jaren te vertragen.
Nog veel te lang!
Begrijpelijkerwijs was deze periode de
Labourregering destijds nog veel te lang!
In 1948 werd derhalve een soortgelijke
conferentie belegd als thans het geval zal
zijn en toentertijd werd verregaande over
eenstemming bereikt. Men werd het er
over eens dat het Hogerhuis weliswaar
in vele opzichten „uit de tijd" is, maar
dat een afschaffing van deze staatsinstel
ling in haar geheel meer nadelen dan
voordelen zou opleveren.
Daarenboven kwam men echter tot de
slotsom dat het Hogerhuis het Lagerhuis
dient aan te vullen en niet in rivaliteit
daarmee moet arbeiden; dat geen partij
hier voortdurend en onveranderlijk in de
meerderheid kan zijn; en ten slotte dat
het feit dat iemand deel uitmaakt van de
erfelijke aristocratie op zichzelf niet vol
doende is om lid van het Hogerhuis te
zijn. Ondanks de bereikte overeenstem
ming leed de conferentie van 1948 schip
breuk op het vraagstuk van de beperking
van liet Vetorecht.
De Labourregering wenste de uitwer
king van het Vetorecht van twee jaren
te beperken tot negen maanden en wel
gerekend van af het ogenblik van de
derde lezing in het Lagerhuis. De Libe
ralen konden hier hun goedkeuring aan
hechten maar de Conservatieven bleven
staan op een termijn van minstens een
jaar.
Op dit punt werd geen overeenstem
ming bereikt en de conferentieleden gin
gen onverrichterzake huiswaarts. De
regering-A.ttlee wist met de grote meer
derheid, waarover zij destijds beschikte,
naderhand toch door te zetten dat het
Hogerhuis voortaan slechts één keer het
Vetorecht mocht uitoefenen en de uit
eindelijke goedkeuring van een wetsont
werp slechts een jaar vertraagd kon
worden. De eigenlijke hervormingsplan
nen van het Hogerhuis zijn sedertdien
echter blijven liggen totdat ze nu dus
weer te berde zullen worden gebracht.
Wederom wil men proberen in een
conferentie van alle partijen overeen
stemming te bereiken. Want de ervaring
van 1948 heeft in ieder geval geleerd dat
wettelijke hervormingen, die zo ingrij
pend zijn dat zij de spelregels van hét
parlementaire systeem veranderen, niet
door een besluit van de meerderheid,
maar d-oor overeenstemming tussen alle
partijen tot stand gebracht zullen moeten
worden.
Parlementaire dood
Toen Benjamin Disraeli door koningin
Victoria in de erfelijke adelstand verhe
ven werd en als Lord Beaconsfield in het
Hogerhuis zitting nam, verklaarde hij ge
storven te zijn en zich voortaan te be
vinden in het domein van hen die zalig
geworden zijn. Reeds in die tijd ken in
een man als Disraeli de gedachte post
vatten met zijn intrede in het Hogerhuis
een politieke dood gestorven te zijn en
daarmee afstand te doen van „aardse"
politieke arbeid en beslommeringen. Hoe
wel in verhouding in deze dagen bij een
intrede in het Hogerhuis veel meer sprake
is van een politiek stervensproces!
Winston Churchill zou, indien hij ge
wild had, reeds lang door de koningin tot
hertog geslagen zijn, maar dat zou het
einde van zijn politieke invloed betekend
hebben. Een actieve politieke loopbaan
is met een „overplaatsing" naar het Ho
gerhuis ten einde. Weshalve vele parle
mentariërs, die aan de beurt zijn voor
verheffing in de adelstand, voor deze eer
vriendelijk bedanken en de voorkear
geven aan een voortgezette carrière in
het Lagerhuis. Soms komt het echter voor
dat de betrokkene niet bij machte is voor
deze eer te bedanken omdat hem de adel
lijke titel bij wijze van erfenis toevalt. Op
deze manier werd het Lagerhuis reeds
menigmaal voortijdig va.n een veelbelo
vend politicus beroofd.
Lord tegen wil en dank
Een sprekend voorbeeld daarvan vorm
de de jonge en zeer energieke conserva
tieve Lagerhuisafgevaardigde Quintin
Hcgg. die door de dood van zijn vader zijn
Lagerhuismandaat plotseling neer moest
leggen en als Lord Hailsham het Hoger
huis moest binnenwandelen. Hogg bezat
toentertijd een goede kans om in de aan
staande Conservatieve regering minister
te worden. Hogg vroeg zich af of hij
tegen wil en dank gedwongen ken worden
Lord te worden en stelde premier Attlee
voor zijn geval tot aanleiding te nemen
voor een hervorming van het Hogerhuis.
Attlee schrikte er echter voor terug om
een zo opzienbarend precedent te scheppen
en Hogg werd of hij wilde cf niet Lord
en het ministerambt, waarvoor hij alle
kwaliteiten bezat, ging aan zijn neus
voorbij!
Tijdens de jongste Hogerhuisde-
battèn over het hervormingsvoorstel
van Lord Simon bracht Hogg, thans
dus Lord Hailsham, naar voren, dat
het Hogerhuis kan kiezen uit drie
mogelijkheden: blijven zoals het is,
verdwijnen of hervorming op grond
slag van de conferentie van 1948.
De laatste mogelijkheid is volgens
hem de beste. En hij kan het weten.
Verhoogt bel aanzien van Uw
banden Altijd gaal, zachi en welverzorgd
Winston Churchill wil geen hertog worden