Nederlandse prestaties in den vreemde Zij die slaagden in Canada Rood-wit-blauw in Agadir r SÜj&feM NEDERLANDSE KRACHT IN CENTRAAL-AFRIKA Zaterdag 21 Februari 1953 ELSEVIERS WEEKBLAD 11' I In het verleden zijn mijnbouw, timmerhout en pulp in Noord-Ontario de hoekstenen gewees van financiële durf en werden door goud en hout for tuinen gemaakt. De landbouw? Het was een bedrijf van de tweede rang, een stoplap die niet ernstig te nemen was in de romantiek van rijkdom en armoede. Nu heeft een 45 jaar oude Nederlandse immigrant het verhaal herschreven. Arie Struyk is geen millionair en zal het vermoedelijk ook wel nooit wor den. Maar in deze noordelijke streken wordt hij bewonderd en gerespecteerd als een kolonist die er van houdt dingen te verbouwen, en omdat vijftig andere Nederlanders in dit gebied precies hetzelfde voelen, heeft de land bouw er een buitengewone vlucht genomn. De terug-naar-het-land beweging had niet in een betere tijd kunnen komen, omdat de landbouw rondom Cochrane er slecht voor stond. Honderden boerde rijen waren volslagen verlaten of in een vervallen staat achtergebleven. En alhoe wel het geval van Struyck een uitzondering is hij wist in drie jaar 17 dollar om te zetten in een netto waarde van 25.000 dollar andere Nederlanders bewijzen, dat een aangenaam en veilig bestaan nog altijd van de grond kan komen. In 1949 kreeg Cochrane zijn eerste proefje van Nederlandse vooruitziendheid toen twee bussen vol toeristenin het begin van de herfst arriveerden. Zij waren onbehouwen, broodmager en droegen geen jachtgeweren of hengels zoals de meeste bezoekers. In plaats daarvan zwierven zij door de onomgeploegde akkers, bestudeerden de bouwvallige huizen en be raadslaagden in hun eigen landstaal. De toeristen kwamen terug met bijlen, zagen en vastberadenheid. En alhoewel het nog te vroeg is om Cochrane een „klein Nederland" te noemen, het gaat er toch een beetje op lijken. Zij hebben land gekocht, dat verloren zou gaan, maakten nog meer grond vrij en plantten gewassen, verwierven zich een veestapel en vermeerderden hun bezittingen. Zij hebben nu een wissel op de toekomst. Twee dingen zijn nodig voor een land bouw, die men geslaagd wil noemen. Dit geldt voor hier zoals voor overal anders. De Nederlanders hebben de bereidwillig heid om te werken, daar bestaat geen twijfel over. Maar zij hadden gebrek aan kapitaal in feite hadden de meeste nieuwelingen met een tekort aan geld te kampen. Door het aangaan van leningen en door de hulp middelen met elkaar te delen niet alleen tussen individuele families maar tussen alle families is er een klein wonder tot stand gebracht. Ongeploegde stukkenland zijn niet langer ongeploegd. En bouwvallige hui zen zijn weer opgeknapt. „Er was voor ons geen plaats in Zuid- Ontario", zegt Struyk en hij voegt er, met een trots gebaar wijzend op zijn vrouw en elf kinderen, aan toe „Hier is land voor iedereen. Wanneer mijn zonen en dochters trouwen, zullen er voor hen ook boerderijen zijn." Struyk heeft nu zes boerderijen omvatten de 358 hectaren waarvan er 105 z.ijn vrij gemaakt. Hy en zijn zonen hebben bull dozers tegen acht dollar per dag gehuurd (mijn buren betalen 8Va dollar) om de wildernis terug te dringen en wanneer zij geen acht dollar te missen hadden, hakten zij zelf de bomen om. Zij zijn nu in staat om graan, haver, gerst en aardappelen te ver bouwen die lucratieve oogsten opleveren. Deze man die er werkelijk iets van maakte, is ook eigenaar van 33 stuks vee, een aantal varkens, kippen (hij maakt zich bezorgd over de vossen) en twee paarden. Hij rijdt in een auto van 1952, bezit een truck en zijn verdere bezittingen omvatten o.a. een tractor, een hooilader, een maai- Thans meer dan ooit is het zaak de Neder landse daadkracht en de Nederlandse onder nemingsgeest te stimuleren. Dit kleine land heeft een groot deel van zijn natuurlijk werkge bied over zee verloren. Het zal de gevolgen van dit voortijdig verlies nog tientallen jaren moeten dragen. Maar onze tien en een half millioen Nederlanders moeten leven, en thans als voorheen liggen de sterkste wortels van hun bestaan buiten de Nederlandse grenzen. Het is goed en gelukkig, dat de Nederlanders sinds 1945 hun vleugels weer hebben uitge slagen Nederlanders werken in vele landen der wereld. Wij zullen er ons op toeleggen het werk van Nederlanders in den vreemde in het licht te stellen en zo vindt men op deze pagina opwekkende berichten over Nederlandse pres taties in Canada en in verschillende delen van Afrika. De kasbah van Agadir, gelegen op de hoge heuvel .gestegen prijzt machine en een zaaimachine. Verspreid over de zes boerderijen zijn vele gebouwen, die zo verbeterd zijn. dat zij gedurende vele jaren de familie Struyk zullen herbergen. Waren de inwoners van Cochrane reeds van deze prestaties onder de indruk geko men, de Nederlanders duizenden kilo meters weg in hun eigen vaderland wer den er door verblind. Een Nederlandse krant publiceerde verleden zomer een foto en een klein verhaal over Struyk, waarin naar voren kwam, dat een van hun emi granten het nogal ver had geschopt. Binnen een week gingen 168 brieven over de Atlantische Oceaan, geadresseerd aan Noord-Ontario's eerste kruisvaarder. „Zij wilden naar Canada komen", zegt Struyk. „Ik heb hun verteld, dat dit een goed idee was, maar dat zij geld nodig zouden hebben om te beginnen en spieren om door te zetten." De kinderen van Struyk variëren van Mien, 24 jaar. tot Bert. b jaar acht zonen en drie dochters, die alle ontberingen mee maakten tot de eerste moeilijkheden waren overwonnen. De verdiensten van de familie werden en worden in één potje gedaan. Rila, een 21-jarige met donker haar, werkt in een hospitaal in Cochrane en, terwijl zij zich goed kleedt en zakgeld heeft, haar loon komt in de familiepol. Dit is de Neder landse manier om vooruit te komen vrezen voor het ergste, hopen voor het beste en rekenen op niets tot er geld op de bank «taat. Zelfs nu terwijl Struyk zonder moeilijkheden een cheque voor vijf honderd dollar kan uitschrijven is er heel wat drukte in het eenvoudige, ouderwetse houten huis alsof de veldtocht zo juist een aanvang heeft genomen. Half zes in de morgen gaan de lichten op en het werk begint om zes uur. Het huis heeft een hout-kachel en olie lampen omdat de centrale verwarming er nog niet is doorgedrongen. Boven zijn zes slaapkamers en de kelder zit vol met de befaamde Cochrane-aardappelen. „Ik heb de afgelopen zomer voor een bedrag van duizend dollar aan aardappelen verkocht", zegt Struyk, terwijl hij zijn hoofd schudt alsof hij er aan twijfelt, dat er zoveel geld bestaal. „Wij hakken de bomen om en er komt meer land vrij voor meer aardappelen. Geen won der, dat wij het hier prettig vinden. De aarde is rijk, de regen valt terwijl wij hem nodig hebben en wij bewerken het land dat niemand wilde hebben." Om niet geheel ver klaarbare redenen is er rondom Cochrane reeds jaren een verschuiving geweest van agrarische bezigheden. Eén factor, die men hierbij met helemaal uit het oog mag verliezen, is de ver lokking van een gemak kelijker bestaan in de grote steden. De vijf daagse week met gere gelde vacanties, pen sioen enzovoort heeft de boerderijen stil doen liggen en onverzorgd gelaten. In de hele om geving van Cochrane zijn huizen met gebroken vensters, ver zakte muren en rottende omheiningen. Deze zijn geheel en al verlaten. Andere eigenaren doen net of zij zich met de land bouw bezig houden, terwijl zij een volledige betrekking" hebben bij de spoorwegen of in de pulpfabrieken. Een andere factor van de mislukking is een tekort aan dienstpersoneel. De Neder landers lossen deze moeilijkheid op door middel van hun grote families. Iedereen werkt, van vader af en dan zo naar beneden. „Hun komst is een prikkel geweest voor de gemeenschap", zegt J. P. S. Ballantyne, landbouw-commissaris voor Noord-Ontario. „Wij hebben meer van deze mensen nodig. In feite verwachten wij er dit voorjaar meer. Dit zou een terugkeer kunnen betekenen van het gouden tijdperk van de landbouw." Ongeveer veertig jaar geleden was het be werken van het land een bevoorrecht beroep omdat grond moeilijk te krijgen was. De pioniers verdwenen naar het achterland, terwijl zij kreupelhout hakten om daar te pogen meer ruimte vrij te krijgen. Op een gegeven ogenblik werd de gemeente Glackmeyer, ten Noorden van Cochrane, bevolkt door harde, vitale mensen die zich geen knollen voor citroenen lieten verkopen. Heden ten dage laat de gemeente Clack- meyer niet zo'n veelbelovend beeld zien. Na een noodlottige bosbrand in 1916 ging het met de landbouw bergafwaarts. De daarop volgende depressie hielp nu niet bepaald en hetzelfde geldt voor de tweede wereld oorlog. Tegen 1949, toen Nederlandse „toe risten" arriveerden om eens polshoogte te nemen, schreeuwden hele reeksen boerde rijen om aandacht. „De Nederlandse immigranten hebben geholpen", zegt de heer Ballantyne, „maar de toestand in zijn geheel is nog steeds ontstellend". Hij heeft deze verslaggever meegenomen op een tocht over nogal hobbelige maar berijdbare wegen. Hij wees op de boerde rijen waarbij de akkers open lagen terwijl er in de huizen niet gewoond werd. De wegen naar de boerderijen waren nauwelijks begaanbaar vanwege het onkruid en een wanhopige sfeer van verlatenheid alsof de tijd had stilgestaan hing over de schu ren. die er zo'n beetje bij lagen. „Binnen dertig kilometer van Cochrane wachten honderden boerderijen op de men sen om er te werken", vertelde de heer Ballantyne. „Het zal niet gemakkelijk zijn om ze weer in een goede staat te brengen maar er zou geld te verdienen zijn voor een ieder die het karwei aandurft. Hard werken en een beetje kapitaal misschien zelfs niet meer dan vijftien honderd dollar zou een man voor zijn leven onderdak brengen." LLOYD LOCKHART Agadir ligt in het zuiden van Marokko, niet ver van de plaats, waar het Franse protectoraat overgaat in de Spaanse kolonie Rio de Oro. De kustlijn wijkt hier terug en vormt een baai, die al sinds overoude tijden een veilige wijkplaats bood voor de schepen, die langs de Westafrikaanse kust voeren. In het Noorden de Kasbah, of citadel, op een hoge heuvel, die de baai beheerst en die moeizaam te bereiken is langs ezelpaadjes. Vandaar heeft men uitzicht op twee Arabische stadsgedeelten Founti, aan de voet van de berg, en Talbord jt, verder Zuidwaarts. Founti ligt vlak bij de haven. Het is de wijk van de vissers, die vandaar uitvaren om kabeljauw te vangen, kreeft en sardientjes. En het zijn nu juist die sardientjes geweest,die de stoot hebben gegeven tot de opbloei van Agadir. Tijdens de laatste oorlog nam de vraag naar sardientjes plotseling sterk toe. Er werden conserven fabrieken gebouwd en de Europese bevolking breidde zich uit. Er kwamen een Europese wijk en een industriegedeelte. Sinds 1925 is Marokko, naarmate de pacificatie voortschreed, geologisch onderzocht. Het bleek, dat de bodem zeer rijk is aan mineralen cobalt, mangaan, anthraciet, ijzer, zout, phosphaat, enz. Voor 1940 werden deze grondstoffen reeds geëxploiteerd. De tweede wereldoorlog bracht een sterke achteruitgang in dit op- zicht, terwijl ook verdere onderzoekingen door gebrek aan materiaal belemmerd werden. Na 1945 werd echter het werk krachtdadig voortgezet en in 1948/49 was de opbrengst al het dubbele van de beste vooroorlogse resultaten. Ook het achterland van Agadir, de Hoge Atlas en de Anti-Atlas, is rijk aan delfstoffen zilver- en gouderts, steenkool en mangaan. De lagen zijn zo rijk, dat men overweegt een spoorlijn naar het binnen land aan te leggen voor het transport van deze grondstoffen, transport, dat nu moeizaam plaatsvindt met vrachtauto's over grote afstanden, tot 300 km toe! En dit alles moet vanuit Agadir verscheept worden. Tot voor kort beperkten de havenfaciliteiten van Agadir zich tot het haventje, waar de sardinevissers ankeren. Dit haventje, dat aan de Noordkant beveiligd is door een pier, die de getijstroom in zee houdt, is niet méér voldoende om de schepen te bevatten, die hel erts komen laden en in de toekomst zou dit nog minder het geval zijn. Dit is de reden, waarom de haven sterk uitgebreid wordt en het zijn onze landgenoten, die deze taak op zich hebben genomen. Vol trots verkondigden borden met „Entreprises Zanen", dat het weer Nederlanders zijn, die dit grote werk ondernemen en tot een goed einde zullen brengen. Allereerst is de pier, die de sardinehaven beschermt, verlengd tot hij een totale lengte van 1 km had. Achter deze pier is een bassin met een lengte van 1200 m en een breedte van 400 m, dat dus een opper vlakte heeft van 48 ha. Aan de zeezijde wordt dat bassin afgesloten door een brede kade, die de pier tot op een afstand van 200 m nadert. Deze kade bewerkt, dat de zandbank, die door de getijstroom eerst vlak onder de kust gevormd werd, nu verder in zee komt te liggen. De havdn is tot op een diepte van 12 m uitgebaggerd, zodat de grootste zeeschepen toeaang hebben en voor anker kunnen gaan aan een van de drie kaden. Die aan de landzijde is de grootste. Zij is be stemd voor het laden van de mineralen en is 100 m breed. Er is dus ruimte om hierlangs de spoorlijn door te trekken, die men zich voor stelt later aan te leggen. De tweede kade is bestemd voor de gewone handel en de derde voor de sardinescheepjes. Op iedere kade is over vloedig ruimte voor het bouwen van loodsen en opslagplaatsen. Het materiaal, dat gebruikt wordt om de ruimte tussen de nog ge deeltelijk te bouwen kademuren op te vullen, komt uit een m de na bijheid gelegen steengroeve. Daar worden met pneumatische hamers oaten in de rots gedreven en deze wordt dan met dynamiet tot sprin gen gebracht. De zware stenen van 50—100 kg worden gebruikt om de buitenkant te verstevigen. Het fijnere materiaal vult de tussenlig gende ruimte op. Onafgebroken rijden 25 zware trucks, ieder van 15 ton, die de res pectabele som van 5 millioen fres het stuk kosten, af en aan, wolken stof opjagend tijdens hun 20 a 22 ritten per dag van de steengroeve naar de haven en terug om de 320 ton steen te vervoeren, die dagelijks gestort worden. De werkzaamheden aan de haven zijn in volle gang en hebben de aan dacht van het Marokkaanse publiek. Er is grote waardering voor de man nen, die de moed hebben gehad, deze taak op hun schouders te nemen en de „port d'Agadir" is een •begrip geworden. Een begrip, dat goodwill voor ons Nederlanders kweekt en indirect en zelfs direct een steun is voor de Hollanders, die in Marokko iets willen ondernemen. Wanneer de haven klaar is, zal Agadir de tweede havenstad van Marokko zijn, alleen door Casa blanca overtroffen. Het zal de enige haven in Zuid-Marokko zijn .in de steengroeveDr P. K. HUIBREGTSE Met een plechtigheid die door haar een voud ontroerde, is op 1 December 1952 te Brazzaville (Franse Congo) de gerestaureerde Nederlandse begraaf plaats ingewijd. Weinig bewoners van de stad kennen de stille plek die herinnerin gen oproept aan de eerste jaren van Braz zaville en aan een periode van Europese werkzaamheid in Centraal-Afrika. Gedurende de hele negentiende eeuw hadden de Nederlanders nog een groot aantal kantoren en factorijen langs de kust en oefenden een grote invloed uit. Als voorbeeld diene het volgende: in het graf van een Batéké-opperhoofd uit het mid den van de negentiende eeuw, dat bij Leo- poldville werd gevonden, heeft Pater van Moorsel, een archeoloog uit Leopoldville die zelf Nederlander is, onlangs een aarde werkbord gevonden dat in 1S37 in Maas tricht was gemaakt. Na de vestiging van hel Franse bestuur in Brazzaville verzocht en verkreeg de Ne derlands-A frikaanse Handelsvennootschap ten concessie waar duizenden palmbomen werden geplantDe resten van deze plan tages zijn nu nog te zien tussen het strand en de nieuwe haven aan weerszijden van de kleine, rotsige kaap die ter nagedachte nis aan de Nederlandse concessie de ..Pointe des Hollandais" wordt genoemd. Midden in deze plantage liggen de graven der jonge agenten van de N.A.H.V. die bij de vervulling van hun plichten zijn bezwe ken. Er rusten hier vijftien Nederlanders, een Fransman en een Engelsman. Hun ge middelde leeftijd is niet hoger dan 28 jaar; in die tijd kende men nog geen kinine en D.D.T., en er waren nog geen ijskasten en zoveel andere middelen die thans de ge zondheid der Europeanen beschermen. De stad en de haven breidden zich ge leidelijk uit en de Nederlandse concessie (die inmiddels aan een andere firma was verkocht) kwam tussen benzine-opslug- plaatsen te liggen. De afgelegen en ver geten begraafplaats liep gevaar te ver dwijnen. maar enkele lieden van goeden wille zorgden er voor dat dit historische hoekje van de hoofdstad bewaard bleef. Het gouvernement en het gemeentebestuur verleenden hun medewerking aan de Nederlandse consul-generaal M. van den Brandeler, die de begraafplaats heeft ge redToen de K.L.M. enkele jaren geleden de dienst via Maya-Maya begon, bestond het eerste gebaar van de maatschappij uit het leggen van Nederlandse bloemen op de graven der pioniers. De N.A.H.V. op haar beurt herinnerde zich haar oude con cessie en liet voor de zeventien graven nieuwe bronzen naamplaten maken. Het gemeentebestuur van Brazzaville liet de muur om de begraafplaats herstellen en tevens bij de ingang een gedenkzuil op richten met het fiere Nederlandse devies „Je Maintiendrai". Deze gerestaureerde begraafplaats werd nu op 1 December j.l. ingewijd. Gouver neur Cedile herinnerde er aan dat zij die hier begraven liggen naar Afrika gekomen waren om er iets nieuws op te bouwen. De droom die zijzelf niet konden ver wezenlijken neemt thans vaste vorm aan in deze nijvere haven die de hoofdstad is geworden van een uitgestrekt territorium der Franse Unie.

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 1953 | | pagina 6