Het muziekamateurisme
Het succes van de volksschrijver
in Apeldoorn
Vraagstuk van concertzaal en
schouwburg vraagt dagelijks
om een oplossing
De verwoeste stad
Griet Manshande en haar geheimen
Oontfertfeg W Februari 1&33,
KUNST EN CULTUUR
ten, een hoogte krijgt van zes en een
halve meter, komt op een voetzuil
van twee meter te staan, op de Leuve-
sluis, Het beejd is een visie op de to
tale oorlog. Het is een bewogen weer
gave van een fundamenteel aspect van
het. drama der menselijke existentie.
Met zijn opgeheven handen, zijn uit
gerukt hart en zijn gillende mond
symboliseert het beeld voor allen, die
betrokken zijn geweest bij de gebeur
tenissen rondom Mei 1940, de ontzet
tende nood.
Samenvattend kunnen we zeggen,
dat 't beeld dat komt in 'n stad, welke
bezig is zich te herstellen in nieuwe
vorm, bedoelt: de leegte (het uitge
rukte hart), de ontroostbare toestand
na het bombardement, het rijten aan
het vlees, de kreet, het halsreiken, de
hoop, da vreugde en de overwinning.
En het wekt ons op, onze taak en
verantwoordelijkheid om de nood te
lenigen te volbrengen. Aldus heeft
Zadkine een beeld geschapen, dat een
geladen en sterk dynamische expres
sie heeft: een suggestief symbolisch
kunstwerk.
Enige indrukken
TyrET DIT ARTIKEL besluiten wij
de serie „Veel noten op Apeldoorns
zang". Voor de samenstelling er van
bezochten wij in totaal 34 zang-, mu
ziek- en amusementsverenigingen in
Apeldoorn en wij achten
deze verenigingen repre
sentatief voor 't muziek
amateurisme in onze ge
meente, reden waarom wij
hebben gemeend de serie
thans te moeten beëindigen. In deze
nabeschouwing willen wij enkele in
drukken en ervaringen vastleggen,
daarbij de gelegenheid te baat nemend
op sommige kwesties, waarop wij in
de serie „Dilettantisme en critiek", die
wij in Januari 1952 in de N. A. C.
reeds publiceerden, kwesties, die in de
gesprekken met de verenigingen weer
aan de orde kwamen, nog meer in het
bijzonder in te gaan.
Opgewekt verenigingsleven.
Over 't algemeen kregen wij van de
door ons bezochte verenigingen goede
tot zeer goede indrukken. Wij zijn
dankbaar dat wij, door middel van
deze serie, onze kennis van het Apel-
doornse dilettantisme hebben kunnen
vermeerderen en wij mochten vaststel
len, dat, vergeleken bij andere en
grotere gemeenten, Apeldoorn behoor
lijk voor de dag komt. Er is veel
animo, er heerst een opgewekt vereni
gingsleven, er blijkt veel trouw en
offerbereidheid zijn of haar vereni
ging te dienen. De besturen stellen
alles in het werk het verenigings
leven in goede banen te leiden en te
houden, er is een gezonde concurrentie,
allemaal factoren, die de ontwikkeling
van een goed geleid en verantwoord
dilettantisme kunnen bevorderen.
In onze gesprekken met de besturen
en dirigenten beluisterden wij de
meningen en inzichten, die bij de
verenigingen hebben postgevat en
meermalen groeiden die gesprekken
uit tot een interessante en geanimeerde
discussie, waarbij ons de gelegenheid
niet onthouden werd onze mening ten
opzichte van hetgeen de besturen
bezig hield, te commentariëren. Wij
hopen en mogen ook aannemen, dat
deze gesprekken vruchtdragend zijn
geweest.
Wij willen dan nu enkele punten
waarvoor onze aandacht werd ge
vraagd, of waarop wij de aandacht
mochten vestigen, wat breder bespre
ken. Daar is dan allereerst het
lezen, dat in Apeldoorn-Zuid sportvel
den zullen worden aangelegd. Iets der
gelijks staat in West te gebeuren. Met
de reeds bestaande wordt Apeldoorn
zo langzamerhand ingebed in de sport
velden. Maar in 't hart van
Apeldoorn (Apeldoorn-
stad telt 70.000 inwoners)
ontbreekt het culturele
centrum. Geen schouw
burg, geen concertzaal.
Sport staalt spieren en sterkt het.
lichaam. Een gezonde geest huist in
een gezond lichaam. Wij weten het zeer
wel. Maar ook weten wij, dat de mens
bij brood (en spelen) alleen niet zal
leven. Waar slechts aan het lichaam
gedacht wordt, lijdt de geest gebrek.
Men bedenke dit wel. Dat men dan
eindelijk de koe op de een of andere
manier bij de hoorns vatte!
Concoursen.
Een ander onderwerp, dat wij op de
verenigingen ter sprake brachten, was
het concours. Daarbij viel op, dat de
orkesten doorgaans hierover geheel
anders dachten dan bij de meeste
zangverenigingen het geval was. De
orkesten nemen het standpunt in dat
het concours zeer aantrekkelijk is,
vooral zoals de Nederlandse Federatie
van Harmonie- en Fanfaregezelschap
pen, waarbij alle Apeldoornse korpsen
op twee na zijn aangesloten, dit voor
haar leden organiseert. Wel werden
soms typische bezwaren geformuleerd,
doch die zijn van ondergeschikt be
lang. De korpsen gaan echter alleen
als zij het verantwoord achten. Het zg.
concours jagen blijft vrijwel achter
wege.
De Nederl. Federatie legt strenge
maatstaven aan. Experts op het ge
bied van harmonie- en fanfarewezen
vormen het college van juryleden,
zodat een beoordeling wordt verkre
gen waaraan de korpsen houvast
hebben.
De zangverenigingen, hoewel meestal
aangesloten bij een of ander zangers
verbond, bezoeken als regel de zg.
nationale of vrije concoursen en vele
van hen zijn felle voorstanders van
het concours in die zin, dat men elk
jaar naar het concours wil. Wij gelo
ven niet, dat dit in het belang van de
verenigingen is en dat men er beter
aan zou doen de op een concours be
haalde resultaten te consolideren en
dus niet elk jaar trachten een nog
weer hogere afdeling te bereiken.
Behalve een concours heeft een
vereniging nog een andere taak, die
minstens zo belangrijk is, en wel het
concert. Wat zegt een behaalde eerste
prijs in de ere- of superieure afdeling
bijv., als op het concert niet een pro
gramma kan worden gezongen, dat met
de eisen van de betreffende afdeling
overeenstemt? Dat men er zich dan
naar richte! Voor de muziekkorpsen
geldt uiteraard hetzelfde.
Iets wat bij de meeste leden van de
zangverenigingen ontbreekt, is de
elementaire kennis van de muziek,
Bij de instrumentale ensembles komt
dit gebrek zo goed als nooit voor. Het
muzieklezen van blad is een eis, die
o.i. aan elk lid gesteld zou moeten
worden, waaruit voortspruit dat het
toontreffen door elke zangvereniging
naarstig beoefend zou dienen te wor
den op elke repetitie. Het slaafse na
zingen zou daardoor worden vermeden
en de leden het besef bijbrengen van
het hoe en waarom. Hoe noodzakelijk
dit is, wordt over 't algemeen nog te
weinig ingezien, nog minder begrepen,
dat de ontwikkeling van de vereni
ging wordt tegengehouden. Met heel
weinig moeite kunnen de leden zich
de nodige kennis eigen maken en er
zou mede bereikt kunnen worden, dat
zij thuis hun partijen zouden kunnen
studeren, aangenomen althans dat zij
dit ook zouden doen. De resultaten die
de repetities opleveren zouden met
sprongen omhoog gaan en de dirigen
ten in staat stellen met hun koren
veel meer te presteren dan voor moge
lijk gehouden wordt. Wij hopen dat de
ogen hiervoor open zullen gaan en de
nodige aandacht aan deze toch wel
belangrijke zaak geschonken zal
worden. v. R.
Slot vojgt)
Volgens „Die Musikwoche" heeft de
jazzkoning en trompettist Louis Arm
strong tijdens zijn tournee door Duits
land in Berlijn D.M. 20.000 (ongeveer
f 18.000) per dag als honorarium ont
vangen. In andere plaatsen zelfs meer.
Zijn uitvoeringen werden ..artistiek
en zeer waardevol" genoemd.
Alleen de R was van Rembrandt
Merkwaardige vervalsing ontdekt
■OEN ONDERZOEK in Nederland
■*-' heeft aangetoond dat een schilderij
van een Zweedse eigenaar, voorstel
lende Abraham en Hagar, niet een
werk van Rembrandt is, zoals ver
moed werd, maar van diens tijdgenoot
Rombout van Trorjen. In de negen
tiende eeuw heeft een vervalser ge
bruik gemaakt van de omstandigheid,
dat Rembrandt en Troijen die R.
Troijen signeerde) precies dezelfde R
gebruikten. Hij liet de oorspronke
lijke R staan, maar schilderde over
de achternaam Troyen heen de letters
„embrant".
Dat deze naam niet met dt, maar
met t werd geschreven, zo lezen we
in het Zweedse blad Dagens Nyheter,
behoefde op zichzelf geen argwaan te
wekken, want in zijn jonge jaren
schreef Rembrandt zijn naam inder
daad zo.
In Zweden is het de conservator
Serge Baskalow, Rus van geboorte, ge
weest, die trachtte achter het geheim
van dit schilderij te komen. Toen hij
begon, was de signatuur nog onder
een bruine vernislaag verborgen. Pas
toen hij het doek ging schoonmaken
en restaureren, kwam tot zijn grote
verwondering de naam Rembrant yoor
de dag. Baskalow bleef twijfelen, maar
om tot een oplossing te kunnen ko
men, moest hij, na van de eigenaar
verkregen toestemming, naar Den
Haag reizen, waar deskundigen uiterst
gevoelige instrumenten ter beschikking
konden stellen.
Een microscopisch onderzoek toonde
aan dat de signatuur Rembrant (die
„een magnifieke signatuur" werd ge
noemd) er, op de eerste letter na, later
moet zijn bijgezet. Door verder schoon
maken kwam de originele signatuur en
daardoor de volle waarheid aan het
licht.
Rombout van Troijen is geen zeer
op de voorgrond tredende schilder ge
weest. Het bekendst zijn van hem de
grot-interieurs,
van Ossip Zadkine
Tn Rotterdam zal, als een blijvend
-1 memento aan de ramp in de Mei
dagen van 1940, het beroemde beeld:
De Verwoeste Stad, worden opge
richt. Hiervan heeft de beeldhouwer
Cssip Zadkine een drietal potlood
schetsen gemaakt. Een reproductie
hierbij afgedrukt van één dezer te
keningen werd in roulatie gebracht
door de N.V. Handelmaatschappij L.
I. Akker (die zelf zwaar werd getrof
fen) te Rotterdam.
Het beeld zelf. dat in brons gego-
LETTERKUNDIGE MN MENS OVER
VERSCHIJNINGEN Zf/N BOEKEN EN
yy I 111** ZICHZELF
JAN MENS is een volksschrijver en gaat prat op dien titel. Dat kan
hij doen, want zijn boeken hebben een voor Nederlandse begrippen zeer
groot succes, en bovendien kan hij met de stukken in de hand aantonen,
dat vele zijner lezers met intelligentie zijn werk lezen. Dat de „officiële"
letterkunde zijn hoeken negeert zou hem dus betrekkelijk koud kunnen
laten. Ze gaan er toch wel in en doen hun werk. Ze geven den lezer brok
ken Amsterdams volksleven, zoals dit zich ongeveer afspeelt en vooral
hééft afgespeeld, want Mens toont een grote voorliefde voor het begin van
deze eeuw op het Bickers- en Prinseneiland, in de Jordaan en achter de
Montelbaenstoren.
Dat zijn dan de buurten, die het langst hun eigen karakter bewaard
hebben en het ten dele nog bewaren en waar nog allerlei anecdotes voort
leven van weleer bekende figuren en volkstypen. Zijn grootste vondst was
tot dusver Griet Manshande, aan wie hij drie romans wijdde met enig
vooruitzicht op méér, als men maar voldoende hard aan hem trekt -en
over wie hij nu een boekje geschreven heeft waarin hij uit de doeken doet
hoe hij aan zijn rGiet en haar diverse milieux gekomen is en hoe de lot
gevallen van deze figuur soms door het toeval en soms door invloeden uit
zijn lezerskring mede werden bepaald.
Concertzaalvraagstuk.
Over dit vraagstuk is veelvuldig ge
sproken. Wij hebben er in bijna elk
artikel in deze serie van gewaagd.
Alle verenigingsbesturen in Apeldoorn-
centrum zijn het er over eens, dat dit
vraagstuk dringend en liefst op korte
termijn een oplossing behoeft en dat
het schier onmogelijk is nog langer in
de bestaande wantoestand te berusten,
omdat deze toestand een remmende
invloed uitoefent op de ontwikkeling
van het culturele leven in breedste zin.
Toen wij enkele weken geleden een
kijkje namen op de bazar, die de
Kon. Sted. Harmonie in het noodge
bouw van De Bijenkorf had georgani
seerd, kwam de gedachte bij ons op of
het niet mogelijk zou zijn, althans
tijdelijk uit de misère te geraken door
een dergelijk gebouw als voorlopige
oplossing te aanvaarden. De plannen,
zo die er al zijn, lijken plannen te
blijven, en de kosten voor een project
als door ons bedoeld, zullen wel niet
zo schrikbarend hoog zijn, dat zij op
onoverkomelijke bezwaren zullen stui
ten. Beter iets dan niets, al moeten wij
er onmiddellijk aan toevoegen, dat een
definitieve oplossing verre de voorkeur
verdient.
Onze burgemeester heeft in zijn
Nieuwjaarsrede tot de gemeenteraad
o.m. gezegd: „De achterstand op het
gebied van de culturele verzorging is
verhoudingsgewijs misschien 't grootst,
en ook op dit gebied zal Apeldoorn
zijn dorpskarakter moeten verliezen",
gemis van een cultureel centrum voor
Ongetwijfeld zal hem daarbij het
ogen hebben gestaan en met recht
sprak hij van een achterstand. Zie wat
gemeenten van kleinere of grotere om
vang doen.
Tilburg bouwt een schouwburg,
Deventer gaat de züne grondig
moderniseren en in de Nwe Rotterd.
Courant van 2" Januari jl, lezen w(j
in een artikel over de gemeente
Nymegen o.a. de vermoedelijke
bouw aan de Batavicrweg met zo
mogelijk een nieuwe schouwburg annex
hotel-café-rcstaurant aan het begin.
Aan een dergelijk complex, zcide de
burgemeester (van Nijmegen) bestaat
een schreeuwende behoefte, want een
stad met 120.000 delen en een agglo
meratie van 250.000 inwoners moet
dringend over een schouwburg kun
nen beschikken. Een schande, dat wij
er nog geen hebben, riep de burge
meester uit".
Gezjen de activiteit die Nijmegen
momenteel ten toon spreidt, geloven
wij, dat het daar niet bij wensen en
woorden zal blijven.
Wij hebben onlangs nog kunnen
\7°luit h66* boekje: „Griet Mans-
hande en haar geheimen. Bevat
tende een aantal prijzende en lakende
JAN MENS
epistels, geschreven naar aanleiding
van een trilogie; benevens enige be
scheiden opmerkingen en toelichtingen
betreffende dezulke, mitsgaders enige
stokpaardjes, gefokt en bereden door
Jan Mens".
De trilogie heeft een verspreiding
gevonden die zeldzaam is in de wereld
onzer letteren; men zie maar: De gou
den Real, 15e druk (sedert 1940); De
Blinde Weerelt, 9e druk (sedert 1948);
Het goede Inzicht, 7e druk (sedert
1949). En ook de meeste van zijn an
dere boeken zijn verscheidene malen
herdrukt. Koen dat de schrijver zijn
liefste boek noemt bracht het tot
vier drukken maar zou er, naar de
maatstaven welke het werk van Mens
aangelegd moeten worden, o.i. al meer
verdiend hebben. Meester Rembrandt,
een vooral vol piëteit geschreven vie
romancée van onze grootste schilder,
beleefde ook vier drukken en Er wacht
een haven, een roman over de Amster
damse havenstaking van 1911, heeft er
vijf.
Alle boeken Mens zijn bij de
uitgeverij „Kosmos" verschenen.
"VTet zijn hierboven genoemd boeltje
J-VA zal Jan Mens ongetwijfeld grote
aantallen lezers een genoegen hebben
gedaan. Iedereen, die door de vertel
kunst van de schrijver geboeid raakte,
zal ook geboeid worden nu hij aan het
vertellen slaat over de totstandkoming
van zijn werk. Het zijn kijkjes in da
keuken, welke hij geeft, wanneer hij
verhaalt hoe het ontwaren van de
naam „Café de Gouden Reael" hem op
de gedachte bracht, een boek onder dia
titel te schrijven, zonder dat hij nog
in de verste verte wist, waar dat boek
over zou gaan. En hoe hij dan met de
baas en de klanten van het café lang
zamerhand in contact komt en van hen
verhalen en anecdotes krijgt over de
omgeving, hoe daaruit de figuur van
Griet zich los maakt en hoe die dan
weer aan haar achternaam komt de
naam van een garage in Den Helder,
toevallig tijdens een verblijf daar ge
zien en aanstonds de naam voor de
krachtdadige en onafhankelijke Griet
geoordeeld.
Al lezende wordt men door Jan Mens
meegevoerd op zwerftochten door Am
sterdam, en wat kan een Nederlander
op zijn tijd dierbaarder zijn dan een
zwerftocht, onder goede geleide, door
de hoofdstad?
Met grote openhartigheid vertelt de
schrijver over de brieven die hij kreeg
naar aanleiding van het tweede deri.
„De blinde weerelt", waarin het met
Griet de verkeerde kant uit gaat en zij,
onder de indruk der miskenning van
haar goede bedoelingen en door een
teleurstelling op het terrein der liefde,
haar hart verhardt en een woeker-
zaakje begint in de Jordaan. Die brie
ven zijn oorzaak dat hij maar een der
de deel zal gaan schrijven, waarin
Griet gerehabiliteerd wordt, maar al
lereerst moet het probleem worden
opgelost, in welk part van Amsterdam
dat deel nu weer zal moeten spelen.
En andermaal gaat men met Jan Mens
zwerven en „dalven", tot dit probleem
is opgelost en Griet geplaatst is in een
schafthuisje op de hoek van de Oude
Schans en de Oude Waal, voor dez*
gelegenheid „Het goede inzicht" ge
doopt.
r\i Griet Manshande psychologisch
w uitgebalanceerd is- weet ik niet.
Ik studeerde nimmer psychologie en
heb Freud nooit gelezen: ik begreep
dat een halfbegrepen wetenschap gro
ter kwaad kan uitrichten dan volko
men onwetendheid.... allea wat ik
schrijf: taal, stijl en Intrige is intuïtie,
er komt geen zweem wetenschap aan
te paS".
Met deze woorden kenschetst Jan
Mens zijn schrijverschap. Wanneer hij
het daarbij Het, zou men er eer vrede
mee kunnen hebben dan nu hij hier en
daar in zijn boekje een beetje laat
dunkend te keer gaat tegen hen die
anders schrijven dan hij: „Toch vraag
ik mij in gemoede af, of de puristen
der litteratuur met hun roep om de
Nieuwe Roman, of alle letterkundige
revoluties, de massa dichter hebben
gebracht bij het boek. Ik meen van
niet. En zolang de critici voortgaan de
„volksvertellers" met een hooghartige
glimlach voorbij te zien en een toch
wel wat snobistische belangstelling aan
de dag blijven leggen voor eensdeels
het uitpluizen van bleke zleleroerselen
en het constateren van complexen, an
derdeels hun belangstelling richten
op de intellectuele en keiharde snij
kamerlitteratuur, zorgt een volk zelf
voor de nodige correctie".
Het wil ons voorkomen, dat Jan
Mens hier toch wel een beetje door
slaat, evenals in andere passages van
gelijke strekking in zijn boekje. Hij zal
toch als schrijver moeten accepteren,
dat ook andere schrijvers met hun in
tuïtie te rade gaan en vooral zich la
ten leiden door hun inspiratie, door
een „niet anders kunnen". En wan
neer zij nu ongelukkigerwijze bijv. wèl
wat psychologie gestudeerd hebben en
het daarmee verrijkte totaal hunner
gaven In dienst stellen van de idee
welke zich op de een of andere wijze
aan hen gemanifesteerd heeft, en het
resultaat van dat alles ls een pessi
mistische roman, dan k&n die roman
van veel belang zijn voor de ontwik
kelingsgang der gedachten, die in ons
volk leven, al is zulk een roman geen
best-seller en al zou het zelfs een
straf kunnen zijn om bem te lazen.
Jan Meng lijkt ons trouwens niet de
man om zoala tegenwoordig nog al
eens geschiedt de paedagogische
waarde van de straf te onderschatten.
En hij neme van ons aan, dat althans
ettelijke der door hem bedoelde cri
tici nogal eens aan die straf onder
worpen zijn. Misschien geeft hem dat
enige voldoening.
'"Tenslotte dit: men kan in de kunst
A nu eenmaal niet alle waarden on
der een noemer brengen. Jan Mens
pretendeert niet anders te zijn dan
„volksverteller" en hij schrijft boeken
die er bij velen van het volk ingaan,
hetgeen ons hartelijk verheugt. Tot
dusver stelde hij zijn conflicten zeer
eenvoudig, o£ herleidde hij ingewik
kelder problemen tot een eenvoudige,
zoals in zijn boek over Rembrandt en
ook in zijn laatste roman „De witte
Vrouw" die net leven van een onzer
eerste martelaressen, Wendelmoet
Claesdochter van Monnikendam, be
schrijft.
Men stelt zich bij het lezen van der
gelijke boeken echter toch de vraag of
do diverse historisch-psychologische
anomalieën en in het algemeen een
gebrek aan diepgang welke ze ken
merken steeds verontschuldigd worden
door de inderdaad voortreffelijke ver
telkunst. Feitelijk zijn deze boeken
niet ongelijk aan historische maskera
des, waarin twintigste eeuwse mensen
zekere persoonlijkheden uit het ver
leden verbeelden. Zij zijn zeer amu
sant om te zien, doch men haalt er de
geschiedenis niet mee terug.
Het is duidelijk, dat Jan Mens geen
zulke strikte criteria als de hier aan
geduide op zijn werken toegepast wil
zien, en dat hij uitsluitend zoekt het
warm-menselijke tot uitdrukking te
brengen zoals hij dat ervaart. Dat het
hem goed doet te bemerken dat velen
het zo met hem ervaren is ook alweer
zeer menselijk en zijn trots, dat zijn
opwekkende boeken in een neerslach
tige tijd zovelen weten te bereiken, is
het eveneens. jy