Bestrijding van veldmuizen
Opfok van kalveren
Rekenen we gemiddeld 6 dagen en
0.8 are per dag per koe, dan moet er
per weideperiode voor elke koe dus
6 x 0.8 is 4.8 are (afgerond 5 are) be
schikbaar zijn. Alleen in dat geval
kan het dier het land schoonweiden
en toch elke dag gras van zodanige
samenstelling naar binnen krijgen dat
melkgift en conditie der dieren niet
teruglopen.
Vandaar de wenselijkheid de perce
len niet groter te nemen dan 5 are
per koe (mag naar omstandigheden
iets variëren).
Daar boven treden, naarmate men
de percelen groter neemt, steeds meer
de bezwaren van het standweiden aan
het licht, n.l. Perioden met slechte
kwalitéit gras. daardoor onregelma
tige en gemiddeld lagere melkgift en
tevens grote voederverliezen door
vertrappen, bevuilen, bosvorming.
Deze verliezen kunnen oplopen tot
50 (Bij de beste weide-methode
zijn ze terug te brengen tot 10
hetgeen door meerdere onderzoekin
gen is aangetoond).
Naast deze nadelen van het weiden
in grote percelen moet er nog op ge
wezen worden, dat de grasproductie
bij het snelle omweiden (kleine per
celen) aanzienlijk groter is doordat:
le. het land na 5 a G dagen bewei
den ENIGE WEKEN RUST krijgt, de
groei dus niet belemmerd wordt;
2e. de verzorging van het perceel
veel beter kan plaats hebben (mest-
flatten spreiden, direct een LICHTE
STIKSTOFBEMESTING)
3e. door 1 en 2 ontstaat een sneller
en gelijkmatiger nagroei van GOEDE
KWALITEIT, waarmee men straks
alle kanten uit kan: weiden of maaien
voor le klas wïnlervoer.
Vooral van een gunstige groeitijd
in voorjaar en voorzomer kan men
nu beter profiteren. Men zorgt slechts
meer dan één goede conserverings
methode achter de hand te hebben
om te allen tijde een overschot aan
weidegras te kunnen vrijwaren voor
verkwisting en bederf.
Het overschakelen op kleine per
celen is dus wel ingrijpend.
Het leidt gewoonlijk tot een groter
stikstofverbruik, tot een groter gras-
In de afgelopen nazomer kwamen in
verschillende gebieden, zowel in
boomgaarden, als bouw- en weiland,
nogal wat veldmuizen voor.
Momenteel worden hierover betrek
kelijk weinig klachten vernomen. Het
is niet uitgesloten dat de overvloedige
regenval van herfst 1952 oorzaak is
geweest van een flinke sterfte onder
dit ongewenste gedierte. Anderzijds is
het echter ook niet uitgesloten uat de
(verminderde) activiteit van deze
schadelijke knagers thans minder in
het oog loopt.
Het gevaar is dan echter geenszins
geweken, waarom wij dan ook de raad
willen géven de percelen nog eens
nauwkeurig te inspecteren en de be
strijding ter hand te nemen, indien
nog veldmuizen worden aangetroffen,
ook al is het slechts een. klein aantal.
Juist bij een betrekkelijk klein aantal
veldmuizen vraagt de bestrijding het
minste werk. daar men in die geval
len alleen in nog bewoonde gangen
vergif behoeft uit te leggen.
Vaak zien we ook dat de muizen
alleen op d« iets hoger gelegen per
ceelsgedeelten nog in leven zijn, of
daar zijn samengetrokken. Ook in die
omstandigheden vraagt de bestrijding
weer veel minder werk dan wanneer
over het gehele perceel vergif uitge
legd moet worden. Gezien de goede
resultaten welke met zorgvuldige be
strijding bereikt kunnen worden en
gezien de gevaren voor uitbreiding en
toekomstige schade, welke door een
serieuze bestrijding bezworen kunnen
worden, is het dan ook van belang, op
de aanwezigheid van veldmuizen nog
eens in het bijzonder te letten.
Een eenvoudige interessante en zeer
afdoende methode ter bestrijding van
veldmuizen in hooibergen.
Daar ons de laatste tyd ook enkele
productie door minder verkwisting,
beter verzorging en bemesting. En
het brengt ook de noodzaak mee meer
en beter te gaan conserveren voor
wintervoeder. Dat alles kost meer
geld en meer arbeid. Weiden in klei
ner percelen betekent dus intensi
veren. Of dit onder alle omstandig
heden is aan te bevelen, daarop ko
men we in een volgend artikel terug.
Rantsoenweiden.
Ten slotte de 3e beweidingsmethode:
het rantsoenweiden. Dit is feitelijk
niets anders dan het omweiden zo
sterk mogelijk doorgevoerd met als
uiterste een perceelgrootte van slechts
een halve dagrantsoen per dier, dat is
dan soms niet meer dan een kwart
are per koe of een halve are per koe
per dag.
Een dergelijke perceelsgrootte is in
de practijk niet door te voeren, tenzij
men over electrisehe afrastering be
schikt. Veelal neemt men niet het
uiterste, maar laat men het pas af-
geweide deel van enkele dagen als
uitloop beschikbaar, daar de zaak
anders al te zeer geperfectionneerd
zou zijn en het gevaar voor fouten
groter wordt.
De besparing op weidegras is hier
nog weer groter dan bij het boven
beschreven omweiden, er zitten daar
om groter mogelijkheden in.
We gaan daar nu niet verder op in,
doch wijzen er op, dat men, hoe ver
der men gaat in deze richting, hoe
moeilijker en gevoeliger de bedrijfs
voering wordt. Er worden hoger eisen
gesteld aan de capaciteiten van de
boer. Het is daarom ook niet aan te
bevelen in eens over te stappen van
grote percelen op de uiterst kleine
percelen van het rantsoenweiden.
Men kart beter geleidelijker werken
teneinde eerst ervaring op te doen
met het gewone omweiden en alle
complicaties die hiervan voor de be
drijfsvoering het gevolg zijn.
Pas als men het omweiden met in
begrip van beter verzorging en con
servering goed onder de knie heeft
kan men nog een stap verder gaan
en rantsoenweiden overwegen.
A. R. DIJKEMA.
Gorinchem.
klachten ter ore komen over door
veldmuizen aangerichte schade -in
hooibergen of hooischelven, geven wij
hieronder een ervaring weer, die wij
enkele jaren geleden opdeden. Mo
gelijk kunnen meerdere lezers hier
mede hun voordeel doen.
De bestrijding van veldmuizen in
hooibergen of -schelven lijkt op het
eerste gezicht uiterst moeilijk, daar
't uitleggen van vergif in de gemaaxte
gangen practisch vrijwel onuitvoer
baar is.
Bij een landbouwer, waar in een
grote, hoog gevulde hooiberg vrijwel
al het hooi door veldmuizen zodanig
was doorknaagd dat de ergste plaat
sen aan de buitenkant van de hooi
berg veel overeenkomst vertoonden
met een van vele gaten voorziene
zeef, bleek het echter mogelijk op
zeer simpele wijze vrijwel alle muizen
te doden. Het totaal aantal bedroeg
ettelijke honderden.
Het interessante daarbij was, dat
hier geen enkel giftig middel aan te
pas behoefde te komen.
Alvorens te omschrijven hoe dit re
sultaat werd bereikt, zij vermeld dat
de bestrijdingsmethode was gebaseerd
op de (te weinig bekende) waarne
ming, dat veldmuizen, die alleen droog
voedsel ter beschikking hebben, blijk
baar binnen vrij korte tijd behoefte
gevoelen om te drinken. Ze verlaten
op gezette tijden de hooiberg of
-schelf om in sloten, plassen etc.,
welke in de nabijheid zijn, bevredi
ging van hun dorstgevoel te zoeken.
In het bewuste geval werd van deze
waarneming als volgt gebruik ge
maakt voor de bestrijding:
Op 25 30 cm. vanaf de hooiberg
werden om de gehele berg ruim 20
cm. hoge planken gezet, waarvan de
bovenkant enigszins binnenwaarts was
gericht, zodat de bovenkant dus iets
meer naar de hooiberg was gericht.
Tussen deze planken en de hooiberg
ontstond op deze wijze een soort loop
gang. Op de vier hoeken van de berg
werden in deze loopgang emmers in
gegraven, zodanig, dat de bovenrand
van de emmer zich gelijk met, of iets
beneden de oppervlakte van de grond
bevond.
Tot op 15 20 cm. vanaf de boven
rand werden de emmers gevuld met
water.
Wanneer de muizen de berg ver
laten om te trachten wat water of in
elk geval enigszins vochtiger sub
stantie tot zich te nemen dan de hooi
berg biedt, komen deze in de loop
gang terecht en de gang uitlopende
komen ze, waarschijnlijk aangelokt
door het zich iets lager bevindende
L
Voor de opfok van kalveren maakt
men gebruix van volie melx, onaer-
mexx, xarxiemelk, wei, eiwxirxjx dan
wel eiwitarm kalvermeel of -brokjes
en soms vitaminepreparaten.
Met behuip van ueze producten kan
men uiteraard op verscniliende wij
zen het aoei, het verkrijgen van een
gezond, krachtig kalf, bereiken. De
verhouding van de te georuiken hoe
veelheden van de verschillende pro
ducten hangt af van de prijzen.
Welke opfokmethode men ook denkt
toe te passen, steeds geldt dat reeds
vóór de geboorte met de opfok van
het kalf een aanvang gemaaxt moet
worden.
Dit betekent derhalve, dat het dra
gende vee in de laatste 6 tot 8 weken
van de dracht wat extra gevoerd moet
worden. In 't bijzonder geldt dit voor
koeien, die in matige conditie verke
ren, terwijl 't voor eerste en tweede-
kalfskoeien zonder meer een noodzaak
is in verband met de nog steeds voort
gaande eigen ontwikkeling.
Slechts indien men op deze wijze
te werk gaat, bereikt men, dat de ont
wikkeling van het kalf, die in de
laatste twee maanden van de draag
tijd stormachtig verloopt, volledig tot
zijn recht komt. Bovendien komt de
betere conditie bij het afkalven de
productie in de dan beginnende lac-
tatieperiode ten goede.
Voorkom ziekten.
Teneinde het optreden van kalver-
zieklen te voorkomen, moet bij de ge
boorte de nodige zindelijkheid be
tracht worden (opvangen op een stro
bed), het kalf moet droog gewreven
worden. Indien men wel eens last
heeft gehad met kalverziekten moet
aan ontsmetting van de navelstreng
gedacht worden.
Met hetzelfde oogmerk geeft men zo
spoedig mogelijk na de geboorte aan
het kalf wat biest. De spijsvertering
treedt dan in werking, hetgeen op
zich zelf al als een besmettingweren-
de omstandigheid kan worden be
schouwd. Bovendien bevat de biest
vermoedelijk stoffen, die het lichaam
tegen besmetting beschermen.
Men geve bij voorkeur de biest en
later (althans de eerste dagen) ook de
volle melk van de moeder aan het
kalf. Daarop is het kalf van nature
ingesteld.
Het is gewenst om in de eerste
week, misschien zelfs twee weken,
tenminste 3 keer per dag te drenken
en dan bij voorkeur als de biest of de
melk nog koewarm is. Als men dit
langer dan twee weken wil doen is
dat natuurlijk ook goed.
De periode, waarin volle melk
wordt gegeven, moet .zich op zijn
minst over 4 weken uitstrekken, be
ter achten wij 8 weken en het best
vinden wij 12 tot 13 weken.
Grote verschillen.
In dit opzicht bestaan grote ver
schillen. De totaal hoeveelheden volle
melk lopen daardoor vanzelfsprekend
sterk uiteen. Er zijn bedrijven, waar
men geen volle melk geeft, er zijn er
waar men het met 70 liter doet, er
zijn er ook die 1100 liter per kalf ge
ven. Óp het merendeel van de bedrij
ven zal vermoedelijk een hoeveelheid
water in de ingegraven emmers, daar
in terecht, hetgeen tevens hun dood
beteken:.
Wij maakten mee, dat het een land-
bouwer gelukte op deze wijze binnen
2 weken pl.m. 1200 veldmuizen te do
den (uit 2 hooibergen).
Dat het aantal per etmaal gevangen
muizen daarna sterk terugliep, bewijst
wel dat veldmuizen, welke zich in
een hooibex-g bevinden, deze betrek
kelijk vaak verlaten om elders enige
aanvulling of afwisseling te zoeken
op het blijkbaar al te eenzijdige en
droge menu, dat een hooiberg of hooi
schelf kan bieden.
Wij meenden goed te doen deze
ervaring aan de lezers van dit blad
mededeling te doen, daar het niet uit
gesloten is dat sommigen hiermede
hun voordeel kunnen doen. B.
volle melk worden gegeven, die ligt
tusseix 200 en 400 liter.
Aan de schrale en zeer schrale op-
fokmethoden zouden wij voor een
doorsneebedrijf niet de voorkeur ge
ven, omdat daarvoor zoveel extra zox-g
gevraagd wordt, als op die bedrijven
als regel niet gegeven wordt. Een
kleine fout wreekt zich bij zulke
methoden gauw en ernstig. Bovendien
is het in deze gevallen noodzakelijk,
dat de op deze wijze opgefokte kal
veren na de stalperiode de beschik
king krijgen over eerste klas weiland.
Alleen in dat geval kan de achter
stand in ontwikkeling, die bij zulke
kalveren optreedt, ingehaald worden.
Daax-bij komt, dat het zeer gewenst
is de kalveren niet ver van huis te
weiden. Dit laatste geldt overigens
ook voor minder schrale opfokmetho-
den.
Aangezien wij van mening zijn. dat
op vele bedrijven niet volledig aan
genoemde drie voorwaarden voldaan
zal kunnen worden, geven wij de
vooi'keur aan een wat grotere hoe
veelheid volle melk. De kalveren kun
nen dan tegen een stootje.
Al naar gelang de volle melk hoe
veelheid, die men denkt te besteden
groter is, begint men wat later met
de ondermelkvoeding. Soms begint
men er mee op een leeftijd van 2 we
ken, soms op een leeftijd van 7 weken,
de voorkeur geven wij aan het tijd
stip waarop de kalvex-en 4 weken oud
zijn.
Het verschil in voederwaarde tussen
onder- en volle melk moet worden
opgevangen door kx-achtvoer, hetgeen
men kan geven als kalvermeel of kal-
verbrokjes. Naast ondermelk moet het
eiwitarm, naast wei en eventueel
naast volle melk moet het eiwitrijk
zijn.
Ondermelkvoeding.
De ondermelkvoeding wordt voort
gezet tot de dieren 6 maanden oud
zijn, De maximumgift wordt, afhanke
lijk van de lengte van de volle melk-
periode vroeger of later bereikt en
daalt in de laatste 6 tot 8 weken voor
de halfjarige leeftijd geleidelijk tot 0
liter. Ondermelkpoeder kan na oplos
sen in water (1 kg. op 9 liter water)
gebruikt worden op dezelfde manier
als boven is aangegeven. De er mee
te bereiken resultaten zijn even goed
en bij de huidige prijzen is het niet
duurder. De ons bekende prijzen va-
x-iëren van 75 tot 90 gulden, zodat 1
liter dan op 8 tot 10 cent komt. Bij
gebruik van poeder dient er op gelet
te worden dat het aanlengen met wa
ter steeds kort voor het voex-en moet
geschieden, dit in verband met de
kans op bederf van het niet gezuurde
product.
Bij opfok met wei begint men wat
later met de weigift en gaat met de
volle melk wat langer door.
Inmiddels kan reeds vanaf de 2e tot
3e week wat goed hooi ter beschik
king gesteld worden. Het kalf neemt
dan langzamerhand meer daarvan op.
hetgeen zeer bevorderlijk is voor de
ontwikkeling van het magenstelsel en
voor een goede buikontwikkeling.
Vanaf de leeftijd van 2 tot 3 maan
den kan op dezelfde wijze gehandeld
worden ten aanzien van saprijke voe-