Hoe zai ik in 1953 MIJN GRASLAND BEWEIDEN? Ten behoeve van lien, die het komende jaar de volle aandacht aart hun grasland willen besteden, zullen enkele overzichtelijke artike len over dit onderwerp worden gegeven. Een practisch ingestelde, deskundige voldeed in deze gaarne aan ons verzoek. In het eerste artikel zullen eerst enige algemene opmerkingen ge maakt worden over de verschillende methodes van beweiding. De lezer zal blijken dat het onderstaande en de volgende artikelen hem een richtlijn pogen te geven bij het opstellen van een plan voor zijn eigen bedrijf. Geen enkele beweidings- of conserveringsmethode kan worden toe gepast zonder verhand met hetgeen het gehele seizoen met het gras land gebeurt. Daarom is het goed reeds thans de gedachten over het komende seizoen te laten gaan. Uiteraard kan ieder met de bijzon derheden van het eigen bedrijf rekening houden. (Red.). Hoewel het pas begin Februari is bestaat er reden om reeds nu onze gedachten te laten gaan over de vraag hoe we dit jaar ons grasland zullen beweiden. Velen zijn geneigd te zeggen: „Dat doen we gewoon, net als altijd". Een twintig jaar geleden wist iedereen wat met dat „gewoon weiden" werd bedoeld. Nu er echter langzamerhand verschillendë manieren van bewei ding in gebruik zijn gekomen ligt de zaak niet zo eenvoudig meer. Wanneer een andere methode op komt naast de bestaande „gewone" manier en die nieuwe methode gaat in de loop van twintig jaar steeds meer toepassing vinden in de prac- tijk, dan moet daar iets inzitten. Met het beweiden van grasland is er inderdaad zo iets aan de hand. Een vijfentwintig jaar geleden gin gen sommigen er toe over op gras land een bescheiden stikstofbemesting toe te passen in de vorm van kunst mest. Op proefvelden hadden verschil lende onderzoekers aangetoond, dat deze stikstof in staat was de hooi- opbrengsten onder bepaalde omstan digheden in sterke mate te doen stij gen. Ook op weiland constateerde men een sterk versnelde grasgroei. Er deden zich echter in de practijk verschillende verrassingen voor. Het hooigras vertoonde neiging tot lege ring en rotting, er ontstond dikwijls een holle zode van grovere grassen en met trage nagroei. In het weiland zag men de klaver terug gedrongen. Dit bleken kinder ziekten te zijn, die pas werden over wonnen toen men de proeven voort zette in bedrijfsverband, de z.g. be- drijfsproeven, waarbij het gehele be drijf in de proef was opgenomen. Hierdoor leerde men de stikstof op grasland zo doelmatig gebruiken, dat men thans op grond van de verkre gen ervaringen steeds meer de „ge wone" methode gaat verlaten. De oorlogsomstandigheden hebben dit omschakelingsproces vertraagd, maar daarna heeft de bedrijfsvoering zich in versneld tempo in de nieuwe richting ontwikkeld. Waar men weinige jaren geleden nog enigszins smalend sprak over „die luxe weiderij" ziet men de laatste jaren op zeer vele bedrijven een ge leidelijke overgang naar een meer systematische weidetechniek. Nog niet in alle streken is de nieuwe weide- techniek gemeen goed geworden. Weergegeven is de situatie, zoals die wordt aangetroffen als men op een bepaalde dag, in dit geval 27 Mei, aan dit veehouderijbedrijf van 15 ha. een bezoek brengt. Wordt er in GROTE PERCELEN geweid, dan ziet men de melkkoeien na 2 keer verweiden in het 3e perceel lopen. De helft van het grasland wordt gehooid. Dit is de enige conserveringswijze, tenzij er in Augustus over vloedig gras komt. Dan is er straks nog kans op een hoop kuilgras. Bezoeken we op 27 Mei hetzelfde bedrijf indien er wordt OMGEWE1D, dan ziet men dat de melk koeien reeds 5 keer zijn verweid en juist weer in hat le weideperceél zijn aangeland, dat nu dus voor de 2e keer wordt geweid. In totaal wordt er minder weiland door het vee bezet (hoewel er een paar koeien meer zijn) zodat er meer voor wintervoederwinning gemaaid kan worden. Er wordt iets minder gehooid doch er wordt mi tevens gekuild en gedroogd. Bovendien wordt er vroeger gemaaid. Op 27 Mei staat het maaiteken (zeis) reeds op 5.90 ha. (op 5 Mei is 1 ha. gedroogd, op 12 en 13 Mei is er 2.90 ha. gekuild en op 25 Mei is er 2 ha. gemaaid om te ruiteren). De pinken worden nu ook omgeweid op het achterste perceel (pinkenweide). Het reserve perceel bij huis is ook nu in reserve gehouden voor kalvetenweide, paard, zieke koe enz. Als we tenslotte het bedrijf nog eens op 27 Mei bekijken, terwijl er wordt RANTSOENGEWEID, dan zien we nog rveer minder weiland door het melkvee bezet (hoewel er weer een paar zijn bijgekomen). De koeien hebben na 35 keer te zijn verweid ook hier de eerste ronde voltooid en zijn in het le weide- perceel juist aan de 2e ronde begonnen. In eerste instantie komt er 10.15 ha. in aanmerking om te maaien, waarvan op 27 Mei reeds 7.25 ha. „voor de zeis" is gegaan (op 5 Mei is er 1.80 ha. gedroogd, op 12 Mei is er 2.40 ha. gekuild, op 15 Mei 1.35 ha, en op 25 Mei is er 1.70 ha. gemaaid om te ruiteren). Pinkenweiden en reserveperceel als voren. Alvorens daar nader op in te gaan, geven we eerst een overzicht van de verschillende wijzen van weiden, die thans alle in de practijk in meer of minder zuivere vorm nog voorkomen. Men kan ze aldus aanduiden: I. Standweiden (grote percelen); II. Om weiden (kleine percelen); III. Rantsoenweiden (zeer kleine percelen). Standweiden. Men bedoelt er mee, dat de dieren vóór de naweide (etgras) maar zeer sporadisch verweid worden. In uiter ste gevallen, zoals nu nog wel met vetweiders voorkomt, werden de die ren vóór half Juli slechts één enkele keer, of soms in het geheel niet, ver weid. De dieren liepen dan dus ver scheidene weken in een perceel of in enkele percelen te zamen geweid werden. In andere gevallen (en in deze vorm komt het thans nog voor) werd eens in de 2 a 3 weken verweid. In zo'n geval mag men nog niet van omw'eiden spreken, al begint het er al een beetje op te lijken. Bij het standweiden weidde men per lia. weiland slechts een kleine koppel koeien; vaak werd in meer dere koppels geweid van b.v. 510 koeien per ha. weiland, soms nog minder. Per koe was dan dus 10 tot 20 are weiland of meer beschikbaar. Het spreekt van zelf, dat de dieren dan soms weken aaneen in 't zelfde perceel konden weiden. Tijdens het weiden kon soms de voorraad gras bij gunstig weer eer toe dan afnemen. Bij ongunstige omstandigheden echter trad er tenslotte schaarste op, daar vooral op lichte zandgronden en zware klei de groei midden in de zo mer vaak bijna of geheel kan stil staan. Dan werd met verlangen uitge zien naar de naweide. In de grote standweidepercelen zoe ken de dieren het beste er uit. Ze vreten de toppen van het gras er eetst af en alleen op de plekken met een smakelijk grasbestand weiden ze ten slotte het gras kaal. Er ontstaat een onregelmatige, bos- sige, ruige weide door de vermijding van oude, dorre en veronkruide ge deelten. Dit wordt sterk verergerd door de geilplekken om de mestho pen, die vele weken blijven liggen en waar de dieren angstvallig omheen grazen. Zo ontstaat er een steeds gro ter onconsumeerbaar gedeelte, te meer daar gras dat een keer versmaad is, door het ouder worden, vertrappen en bevuilen, hoe langer hoe onsma kelijker wordt. Zo'n ruige weide moet natuurlijk weer „schoongemaakt" worden, wat men beoogt door het samen- of na- weiden met andere diersoorten, die er andere graasgewponten op na hou den dan koeien, b.v. paarden. Radicaler is het maaien der bossen of het z.g. bloten. Dat levert vaak, met de nodige arbeidskosten, een hoop öe kwaliteit „bloothooi" op. Soms maakt men er ook mest van. Wanneer men. aangelokt door de goede practijkervaringen bij een buurman geleidelijk aan de weide - percelen gaat verkleinen of een gro ter koppel dieren in hetzelfde perceel gaat weiden, verandert er veel meer dan men oppervlakkig zou denken. Men kan gerust zeggen, dat er struc tureel een volkomen andere bedrijfs vorm ontstaat. De betekenis cn de consequenties daarvan worden vaak onderschat. Ontweiden. Ik zou nu van omweiden willen spreken als er zoveel koeien worden ingeschaard in een perceel, dat er per dier hoogstens 6 are beschikbaar is, bij voorkeur nog iets minder, b.v. 20 melkkoeien weiden in percelen van 1 ha. In het voorjaar en de voorzomer, zo tot in Juni, heeft een melkkoe, als men het dier gras van ongeveer een handbreed „voorzet", een kleine are per dag nodig om af te grazen, vaak 0.7 tot 0.9 are. Daar de dieren het weidegras bij voorkeur zo snel moeten afweiden, dat wasdom tijdens het weiden geen oud gras kan veroorzaken, mag men volgens practijkervaring de weide- periode niet langer dan 4 tot 8 dg- gen nemen.

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 1953 | | pagina 3