Zelka schokkers
Sanapirin km
JMRÜN1EK
OB.-RASSEN ZIJN OOGSTZEKERE RASSEN
wegens vorm en kwaliteit voor export zeer
gewaardeerd.
Verkrijgbaar by
verenigingen.
de plaatselijke landbouw-
Deelneming en naastenliefde.
In de afgelopen twee weken is in
ons blad veel aandacht geschonken
aan de vreselijke ramp, die ons land
op de eerste dag van deze maand
heeft getroffen. Toch willen wij er
ook in onze rubriek deze week nog
niet aan voorbijgaan. Het kan ook
moeilijk anders.
Voor velen onzer moet het gewone
en dagelijkse werk onherroepelijk
doorgang vinden. Dit verijst tijd en
aandacht. Zo gaat het ook op het
secretariaat van onze Bond. Het ge
lukt echter maar ten dele om onze
gedachten te bepalen en te beperken
tot de alledaagse bezigheden. En geldt
dit eigenlijk niet voor allen in wat
voor beroep of functie men ook is
geplaatst?
Met hoofd en hart zijn wij allen
bezig met hen, die het slachtoffer
werden van de allesvernietigende
kracht van het water.
Onze deernis en innige deelneming
gaan uit naar hen, die het liefste en
dierbaarste wat zij op aarde bezaten,
moesten afstaan aan het wrede ge
weld van het water. God zij hen al
len zeer nabij. Wij bidden, dat Hij
Zijn troost schenke aan allen, die hun
geliefden verloren.
De droefheid en het leed is niet te
peilen voor allen die gespaard bleven
voor deze ramp. Het zal ook nooit
kunnen worden naverteld, wat zich
allemaal heeft afgespeeld in die don
kere, bange uren en dagen.
Radio en krant hebben gepoogd ons
te schilderen wat onze medeburgers
in de geteisterde streken moesten
doorstaan. Het was voor de kranten
lezer en radioluisteraar nauwelijks te
verwerken, zo verschrikkelijk was
het om het alleen maar te lezen en
aan te horen. Wat moet het ondenk
baar erg zijn geweest om al deze
ellende en dit leed te hebben moeten
doorleven.
Wat staat ons nu te doen? Daarop
is maar één antwoord mogelijk: De
naastenliefde betrachten, in de diepe
Bijbelse betekenis van het woord.
Groot is de hulp en de barmhartig
heid geweest die ons volk in al zijn
geledingen in de afgelopen weken
heeft betoond.
Onder de diepe indruk van de
rampzalige gebeurtenis hebben ons
volk en talloze bevriende naties een
hulp geboden die tot grote dankbaar
heid stemt.
Herstel van deze waarlijk nationale
ramp is ook alleen mogelijk, wanneer
ons gehele volk offers brengt. De be
reidheid daartoe is aanwezig geble
ken. Straks echter zullen andere min
of meer schokkende gebeurtenissen
het nieuws van de watersnood van de
eerste pagina van de krant verdrin
gen.
Laten wij beseffen, dat er nog heel
Het neusje van de zaim...
En niet duurder den andere.
veel geholpen zal moeten worden. Het
herstel zal enorme bedragen vergen.
Naastenliefde, barmhartigheid en
offerbereidheid zal een zaak moeten
zijn van lange adem, willen wij deze
nationale ramp te boven komen.
Moge de wil daartoe ook onder onze
leden in ruime mate aanwezig zijn!
Wij willen de getroffen leden van
onze organisatie vanaf deze plaats
nog eens met nadruk de verzekering
geven, dat onze Bond alles zal doen
wat in zijn vermogen ligt om hen
met raad en daad terzijde te staan.
Als de gedupeerden hulp of raad
geving nódig hebben, laten zij dan
niet nalaten ook zelf contact te zoe
ken met het secretariaat van de Bond.
Wij staan voor U klaar.
Het is voor ons van belang, dat wij
ten spoedigste te weten komen, waar
onze geëvacueerde leden zich bevin
den. Laat een ieder zijn evacuatie
adres aan ons opgeven. Weet U ook
adressen van andere leden, dan ont
vangen we die eveneens graag.
Vroege andïjvieieelt (1)
Inleiding.
Andijvie behoort in ons land tot één
van de meest belangrijke bladgroen
ten, die bijna het gehele jaar ter vei
ling worden aangevoerd. De produc
tie-stijging na de bevrijding van pl.m.
12 in 1950 van het oudere areaal
ging in 1951 weer vrijwel teniet, zo
dat thans nog omstreeks 43 millioen
kg. wordt geteeld.
Bijna 4 van de totale productie
wordt jaarlijks door de industrie ver
werkt, en bijna 7 geëxporteerd.
Ongeveer de gehele productie moet
dus door het binnenland worden af
genomen.
Overtreft de productie in de nazo
mer dan ook de vraag, dan heeft dit
een sterke prijsdaling tot geVolg, als
ook veelal doordraaien van het pro
duct.
Rassenkeuze.
In hoofdzaak wordt andijvie in Ne
derland in gekookte toestand gegeten.
Daarom teelt men bijna uitsluitend
breedbladrassen, waarvan er slechts
twee voor ons van werkelijk belang
zijn. Voor de voorjaars- en zomerteelt
bovenal Nummer Vijf en zijn selectie;
voor de herfst- en winterteelt vooral
Breedblad Volhart Winter, daar dit
ras beter bestand is tegen ongunstige
weersomstandigheden dan Nummer
Vijf.
Het opkweken van plant-
materiaal.
Voor de vroege andijvieteelt gaat
men begin Februari reeds zaaien.
"Hiervoor is voldoende bodemwarmte
nodig. Er zijn verschillende manieren
van zaaien.
Zo maakt men op de bedrijven,
waar géén stook- of trekkas aanwe
zig is, nog vrij algemeen gebruik van
de pittenbak, hetgeen ook zijn aparte
voordelen heeft.
Voor de aanleg van zo'n pittenbak
in Februari is per eenruiter 200 kg.
goede paardemest nodig, om ook bij
ongunstige weersomstandigheden vol
doende temperatuur te behalen.
De broeimest wordt los-vast in de
geul opgezet tot een breedte van 1.50
a 1.90 m. Hierna bevochtigt men de
mest goed en loopt deze met een bre
de plank aan. Zodoende wordt een
regelmatiger broei verkregen.
Vervolgens wordt een laagje ge
zeefde teelaarde van 5 10 cm. op de
mest aangebracht. Na twee dagen
wordt dit aangevuld tot plm. 25 cm.
dikte. Aldus komt de grond vlugger
op temperatuur.
Wil men half Maart een pittenbak
aanleggen, als de weersomstandighe
den gunstig zijn. dan kan worden
volstaan met 10 kg. tarwestro, aange
vuld met 40 a 50 kg. paardemest per
eenruiter.
Zodra de ramen op de bak gelegd
zijn, wordt aan boven- en onderkant
van de rij een stevige grondwal op
gezet, waardoor sterke afkoeling
wordt tegengegaan. Bovendien dekt
men direct na de aanleg de ramen
's nachts met stro- en/of rietmatten
af.
Een pittenbak heeft het voordeel,
dat men in de herfst steeds de be
schikking heeft over dommest, welke
uitstekend geschikt is voor het berei
den van de zgn. perspotjes.
Een nadeel vormen echter de tem-
peratuursschommelingen, a.g.v. een
onregelmatig verlopen van het broei-
proces van de mest, veroorzaakt door
ongunstige weersomstandigheden.
Daar paardemest voor de pittenbak
steeds moeilijker verkrijgbaar is,
werd gezocht naar een goede vervan
ger daarvoor.
Door samenwerking van Veiling-
bestuur en Rijkstuinbouwconsulent
kon in '48 in de omgeving van Zwolle
worden overgegaan tot de aanleg van
electrische bodemverwarming t.b.v.
het zaaien en het opkweken van jon
ge andijvieplanten. Na berekening en
vooral taxatie van de bodembehoefte
in dit verband, bleek, dat een ge
ïnstalleerd vermogen van 240 tot 300
watt per m! in Februari voldoende
was om de gewenste temperatuur van
2023 graden Celsius te bereiken;
ook bij ongunstige weersinvloeden.
Zijn in Maart de weersomstandighe
den gunstiger, dan kan met 160 tot
200 watt per m= worden volstaan. De
electrische grondkabels werden op
een diepte van plm. 25 cm. gelegd.
Tegenover de hoge aanlegkosten
van een dergelijke electrische bodem
verwarming staat het voordeel, dat
de temperatuur naar wens kan wor
den geregeld. Bovendien zijn de pro
ductiekosten van het hierop gekweek
te plantmateriaal niet hoger dan bij
de teelt op vroege pittenbakken.
De boeren en tuinders hebben er na
de jongste oorlog vele taken bij ge
kregen. Taken, die buiten het bedrijf
zijn gelegen. De wens om actief mee
te spreken op terreinen, die de Land
bouw beïnvloeden, heeft er toe geleid
dat verschillende instanties, die deze
ontwikeling gevolgd hebben, ook in
derdaad voor de agrariërs een plaats
hebben ingeruimd.
Het is reeds lang geleden dat de
plattelandsbevolking stil en rustig
leefde, terwijl de besturende taak
werd uitgevoerd door wat men toen
de Heren noemde. Hiermee is ove
rigens niet gezegd dat er ten allen
tijde en op alle plaatsen een tegen
stelling zou zijn geweest tussen
boeren en heren.
Ingewijden spreken er vaak over
dat die heren, die altijd met allerlei
toenamen als kapitalistisch bejegend
worden, veel en veel betere verpach
ters zijn dan die volgens de gedach
ten van sommigen zo sociaal inge
stelde Staat.
Vele heren hebben hun best ge
daan.
De maatschappij stond echter niet
stil en de boerenstand, verpachters èn
pachters ontwikkelden zich mee. De
zgn. feodale verhoudingen maakten
plaats voor de democratische. In som
mige delen van ons land, waarvan wij
in het algemeen als voorbeeld .het
Oosten willen noemen, is de bevol
king als gevolg van een later ver
dwijnen van de oude situatie nog iets
zwijgzamer en meer teruggetrokken
dan in nieuwe gebieden.
De ontwikkeling ging echter snel.
Was vroeger in vele plattelandsstre
ken de dominé, dokter, notaris of
landbouwconsulent een
intellectueel uit de vreemde,
thans vindt men op de Universiteiten
en Hogescholen grote aantallen boe
ren- en tuinderszonen.
Maakte de Voorlichtingsdienst vroe
ger de indruk van een groep deskun
digen van verre, thans is een groot
gedeelte der boeren er mee ver
trouwd.
Ook dat stadium is reeds weer ge
passeerd. Hoewel er in deze streek
verschillen op te merken zijn, kan
toch worden gezegd dat de boeren- en
tuindersstand over de haar ten dienste
staande Voorlichtingsdiensten is gaan
nadenken en niet slechts afwacht wat
men haar denkt te adviseren, maar
zelf ook wel uiting wil geven aan wat
zy zelf denkt dat de taak is van de
voorlichters. Deze bewustwording van
boeren en tuinders had een tegenstel
ling kunnen scheppen met de reeds
actief werkzame
land- en tuinbouwvoorlichtïng.
Het is door verschillende onjuiste
of misverstane uitlatingen op som
mige plaatsen wel even zo geweest.
Gelukkig is men er in geslaagd in
goede harmonie een goede vorm van
samenwerking te vinden. Van de zijde
van de Voorlichtingsdienst heeft men
begrip gehad voor het groeiend be
wustzijn van de boerenstand en voor
de omstandigheid dat het voorlich-
tingswerk er slechts mee gediend kan
zijn, wanneer men met de betrokke
nen zelf overleg over het werk kan
plegen.
Van Landbouwzijde heeft men er
oog voor moeten hebben dat de Voor
lichtingsdiensten, wij vergaten zo
juist zuivel, veeteelt, cultuurtechniek
en grond- en pachtzaken te vermel
den, steeds in touw geweest zijn om
de landbouwbelangen te dienen en dat
men dat ook wil blijven doen.
Zo kwam in overleg met de Minis
ter en Directeur-Generaal van de
Landbouw tot stand de
Landelijke
Landbouwvoorlichtingsraad
waarin de hoofdambtenaren van het
Ministerie en van de zijde van het
bedrijfsleven vertegenwoordigers voor
alle bedrijfstakken zitting hebben.
Deze landelijke raad zal natuurlijk
landelijke problemen behartigen. Het
is de bedoeling uiteraard spoedig pro
vinciale raden voor de voorlichting
in te stellen, omdat daar de werk
zaamheden worden verricht. Boven
dien heeft iedere provincie zijn eigen
bedrijfsproblemen en daarmee dus
ook voorlichtingsproblemen. In de
provincie zullen boer, tuinder, fruit
teler en pluimveehouder met de con
sulent overleg plegen over de beste
methode om de Landbouw nóg meer
vooruit te brengen. Dat in alle instan
ties incidenteel reeds lang overleg
bestaat, bewijst slechts dat thans aan
een reeds gegroeide toestand vorm
wordt gegeven.
Het zal dan ook zo zijn dat zich
geen strijd om het
baas zijn
zal voordoen. Van de landbouwzijde
zal men zich voor ogen stellen dat de
Voorlichtingsdienst een eigen struc
tuur en leven heeft, van Overheids-
zijde zal men de instelling van zo'n
Raad niet zien als een middel om de
georganiseerde landbouw in een cri-
tiekloze positie te brengen door haar
in te schakelen maar geen gezag te
geven.
Stellig zal in deze Raad geen schui
levinkje gespeeld worden met beslis
singsrecht aan deze of gene niet aan
wezige toe te kennen of iets derge
lijks.
Wij zien het werk van deze Raad
met vertrouwen tegemoet.