Wat doet de regering voor de gevolgen van de watersnood?
No. 387 - 20 FEBRUARI 1953
VERSCHIJNT WEKELIJKS.
ORGAAN VAN DE NEDERLANDSE CHRISTELIJKE BOEREN- EN TUINDERSBOND
Onze hoofdartikelen over vragen
omtrent- de bodempolitiek, waarvan
we het eerste plaatsten in het nr. van
3 Februari, moeten we ook ditmaal
weer onderbreken, om ons nog weer
eens met de watersnood bezig te
houden.
Nu met de vraag, wat de voorne
mens der Regering zijn in zake de
slachtoffers dezer nood.
Voor het blad van een boerenorga-
nisatie is daar bijzondere aanleiding
toe, omdat juist ten plattelande de
enorme schade is geleden.
Ons industrieel apparaat heeft maar
weinig geleden, vrijwel alles ligt di
rect of indirect zoal niet in de agra
rische sfeer, dan toch nauw verwant
daarmede.
De Regering heeft in een nota haar
denkbeelden uiteengezet.
Bij het nader bezien dezer denk
beelden blijkt dat er nog al wat vaag
heden en onzekerheden in zijn.
Zodat op vele vragen die ons ge
steld zijn en die ook bij ons zelf rijzen,
nog niet een definitief antwoord is te
geven. We geloven het meest in de
geest onzer lezers te handelen wan
neer we zo concreet als ons in de hui
dige omstandigheden dit mogelijk is,
maar antwoorden op ons gestelde
vragen.
We willen beginnen met een vraag
ons niet gesteld door slachtoffers van
de watersnood maar door verschillen
de niet-slachtoffers.
Deze vragen behelzen zakelijk on
geveer het volgende:
Minister Drees heeft toegezegd
dat voor giften ten bate van wa
tersnoodslachtoffers volledige vrij
stelling van inkomstenbelasting
zal worden gegeven zonder enige
beperking, indien ze slechts be
wijsbaar zijn.
Men vraagt ons nu ten aanzien van
allerlei manieren van geven, of deze
giften er onder vallen.
Wij antwoorden hierop 't volgende:
Naar de tekst van de toezegging val
len onder die vrijstelling niet giften
in de kerkcollectezakken, evenmin in
offerbussen gestorte bedragen. In het
algemeen dus niet giften waar geen
kwitantie of ontvangstbewijs Voor is
afgegeven.
Ook de vele giften in natura zullen
er dus reeds uit dien hoofde wel bui
ten blijven. We zouden het trouwens
ook wat vreemd vinden om belasting
aftrek te geven voor geschonken, ge
dragen kleding en schoeisel.
Een andere rubriek giften waarover
vragen gesteld worden, zijn giften
waarvoor wel een kwitantie is afge
geven maar die niet zijn afgedragen
aan het Rampenfonds, doch verstrekt
aan bepaalde personen of instituten.
Iemand die b.v. een familielid of
kennis met een bedrag van 1000.—
heeft gesteund of een gift aan een
kerk voor een vernield of beschadigd
kerkgebouw. Alleen afgaande op de
tekst der gedane toezegging zouden
deze giften vallen onder de bedragen
welke van het inkomen mogen wor
den afgetrokken.
Toch zouden we bij ons antwoord
anige reserve in acht willen nemen.
We achten het voor de hand liggend,
dat de voorwaarden waarop deze gif
ten belastingvrij zijn, zullen worden
uitgebreid met een bepaling dat de
giften aan het algemeen Rampenfonds
moeten zijn geschonken, mogelijk met
de faciliteit dat de gever er een be
paalde bestemming aan kan geven.
Ten einde te voorkomen dat aftrek
wordt toegestaan voor giften die voor
een groter of kleiner deel niet dienen
tot lenigen van nood, maar tot positie
verbetering, zou het Rampenfonds
de bevoegdheid moeten hebben,
het deel van de gift wat het voorzien
in watersnoodschade te boven gaat
aan een ander gedupeerde ten goede
te doen komen.
Ook deze subsidiaire bestemming
zou naar onze mening de gever zich
kunnen voorbehouden.
Intussen is het niet mogelijk op het
moment wagrop wij dit schrijven hier
iets definitiefs over mede te delen.
Het is gewenst dat hier spoedig ze
kerheid komt.
Een tweede vraagpunt onzer lezers
is op welke wijze de Regering zich nu
voorstelt de getroffen gebieden tege
moet te komen. Hieromtrent menen
we het volgende uit de verklaringen
der Regering te mogen opmaken:
le. Dat de Regering geheel zal zor
gen voor het herstel en waar nodig
voor verbetering der dijken en zeewe
ringen.
Op de Waterschappen en plaatse
lijke gemeenschappen zal dus uit de
zen hoofde geen last komen te rusten.
2e. Zal door de Overheid getracht
worden het bedrijfsleven weer op
gang te helpen. De Regering deelt
mede zich voor te stellen dit te doen
op de wijze als is geschied door de
Wet op de Materiële Oorlogsschade.
Heel veel zegt dit nog niet, omdat
de Wet op de Materiële Oorlogsschade
allerlei vormen van tegemoetkoming
kende.
Om er nu maar enkele te noemen:
a. een zeer beperkt aantal gevallen
waarin vergoeding werd gegeven van
de geleden schade naar de vervan
gingswaarde; practisch was dit alleen
één kleine woning van één eigenaar,
die geen hoger vermogen had dan
20.000.behalve de betrokken wo
ning;
b. was er het stelsel, dat een bij
drage werd verleend op basis van de
waarde op het tijdstip van het verlo
ren gaan; wordt vlug gewerkt, dan is
dit hetzelfde als vervangingswaarde;
c. het stelsel van Landbouwherstel
waarbij in het algemeen gestreefd
werd naar een herstel in natura;
grond, bedrijfsmiddelen en veestapel
werden hersteld in de vroegere
situatie;
d. had men allerlei aanvullende re
gelingen met verschillende soort cre-
dieten.
Het beginsel van de Wet op de Ma
teriële Oorlogsschade was uitgedrukt
in art. 1 der Wet op de Materiële
Oorlogsschade, wat aldus luidt:
Van Rijkswege wordt, volgens
in deze wet te stellen regelen een
tegemoetkoming in geleden oor
logsschade aan goederen verleend.
Gehoopt moet worden dat zo enge
opvatting niet gehuldigd zal worden.
Een groot deel van .de onbevredi
gende werking van de Wet op de
Materiële Oorlogsschade zit niet zo
zeer in hetgeen de Wet geeft, maar
door de verschrikkelijk lange duur zijn
op zichzelf bevredigende bedragen
een aanfluiting geworden van de
schadevergoedingsgedachte. Op het
tijdstip van indiening was dit reeds
zo, daarom werd toen al van een tege
moetkoming gesproken. Vlug en vol
ledig afwerken kan het enige ook
hier bevredigende zijn.
Voor het huisraad en het levens
onderhoud, kortom wat men zou kun
nen noemen de persoonlijke sfeer,
zal naar de Regering mededeelde het
Rampenfonds de leniging op zich ne
men.
We vinden dit een uitnemende ge
dachte. Het zou een domper zetten op
toekomstige offervaardigheid als ge
volgd werd de van socialistische zijde
gedane suggestie, om ook de voorzie
ningen van kleding, huisraad, dek
king, schoeisel enz. aan de Overheid
te trekken', dat dan meegebracht zou
hebben dat de opbrengst van het
Rampenfonds, deze geweldige, ontroe
rende manifestatie van volkskracht, in
de grijze collectiviteit van een z.g.
gemeenschap zou zijn ondergegaan.
Gelukkig, zó zal het niet gaan.
De spontane offervaardigheid van
ons volk zal zorgen dat de berooide
landgenoten hun levensonderhoud
hebben gedurende hun evacuatie, hun
huisraad weer terug krijgen, weer ge
kleed gaan en ontvangen wat ze, zeg
het komende half jaar, nodig hebben.
De milde gevers willen daarbij na
tuurlijk dat dit met verstand gebeurt
en geen onnodige ophoping van steun
plaats vindt, maar vinden het hele
maal niet erg dat niet alles op een
goudschaaltje wordt gewogen. Ze vin
den het volstrekt niet verschrikkelijk
als deze mensen eens iets mooier
spiegel hebben dan voorheen of een
iets beter pak. Het vele dat ze door
staan moesten rechtvaardigt dit wel.
Een tragisch bijkomende omstan
digheid van de watersnood is, dat dit
voor een groot deel dezelfde mensen
zijn die ook in de oorlog schade le
den. Zeer velen moeten nu van
Schouwen en Duiveland en Flakkee
en andere plaatsen voor de tweede
keer geëvacueerd worden. Niet geheel
onbegrijpelijk is dat velen wat extra
op zagen tegen deze tweede evacu
atie. Men had hier niet altijd aange
name herinneringen aan.
Overigens mag men hierbij niet
vergeten dat het in die tijd ook voor
hen die evacué's ontvingen, zeer moei
lijk was, met name wat het voedsel
betreft.
Tenslotte geven we hier enkele cij
fers omtrent de omvang van de ver
liezen in de landbouwsfeer. We ont
lenen deze cijfers a^p de Regerings
nota betreffende de Watersnood.
Rond 133.000 ha. cultuurgrond is
door deze ramp geïnundeerd geweest.
Deze 133.000 ha., d.i. 5.7 van het
totale areaal cultuurgrond in Neder
land, kan onderverdeeld worden in:
82.000 ha. bouwland, d.i. 8.9 van
het totale Nederlandse areaal;
41.000 ha. grasland, d.i. 3.1 van
het totale Nederlandse areaal;
10.000 ha. tuingrond, d.i. 9.4 van
het totale Nederlandse areaal.
Uitgaande van de bebouwing in '52,
kan dit bouwland worden onderver
deeld in (het tussen haakjes gestelde
getal is het percentage van het totale
areaal in Nederland):
32.000 ha. granen (6.1 waarvan
12.00 ha. tarwe (15.2
13.700 ha. consumptie-aardappelen
(8.6
15.000 ha. suikerbieten (24
6.000 ha. peulvruchten (17.8
7.500 ha. vezelvlas (22.7
8.00 ha. andere gewassen.
De verloren gegane voorraden akr
kerbouwproducten zijn moeilijk te
schatten. Wel kan worden aangeno
men, dat het grootste gedeelte van
de oude oogst reeds was afgevoerd.
Van de in deze gebieden nog aanwe
zige aardappelen en vlas kan waar
schijnlijk nog een gedeelte worden
behouden. Van de voorraden granen,
veevoeder en oliegrondstoffen, in
eigendom van de Overheid, zijn
slechts zeer geringe hoeveelheden ver
loren gegaan. Over het verlies van
dergelijke voorraden bij de plaatse
lijke voedselvoorzieningsindustrie en
andere particuliere bedrijven zijn
geen gegevens bekend.
De veebezetting in de getroffen ge
bieden bedroeg aan (het tussen haak
jes gestelde getal is het percentage
van het totale aantal in Nederland):
runderen 102.000 (3.5
melk- en kalfkoeien 41.000 (2.8
varkens ca 40.000 (2.2
hoenders ruim 380.000 (1.6
landbouwpaarden 13.500 (5.1
schapen ruim 9.000 (2.4
Definitieve gegevens over het aan
tal, dat van deze dieren is verdron
ken, zijn nog niet bekend. Voorlopige
taxaties wijzen op een verdrinking
van:
25.000 runderen;
15.000 a 20.000 varkens;
2.000 a 3.000 schapen;
circa 1500 paarden, en
ruim 100.000 hoenders.
Het overige vee, dat in deze gebie
den aanwezig was, is grotendeels ge-
ovacueerd. De verliezen aan verdron
ken vee zijn vooral ernstig op de
eilanden Flakkee en Schouwen e-i
Duiveland, terwijl ook in West-Bra
bant aanzienlijke verliezen aan vee
le betreuren zijn. Van het rundvee is
op de genoemde eilanden vermoede
lijk 80 a 90 verloren gëgaan.
In Norfolk (Eng.) is op een veld
van 3i ha. een tarwe opbrengst
gehaald van 89000 kg. per ha.
met ras Hybride 46; waarschijn
lijk een wereldrecord. Oppervlak
te en opbrengst nagegaan door
beëdigde controleurs.