Laatste Lekkumer vicaris was de eerste Haagse predikant Territoriale bevelhebber moet parate troepen tot z'n beschikking hebben Nederlandse auto's daveren door Belgisch Vlaanderen Onderzeeboot jager Friesland gaat Zaterdag te water DONDERDAG 19 FEBRUARI 1953 LEEUWARDER COURANT 5 Zwerftocht door de kerk Moeilijke jaren van Michiel Adriaens Waarom is de Harlinger Michiel Adriaens (ook: Andriesz) eigenlijk gëestelijke geworden? Een positief antwoord is natuurlijk onmogelijk, maar wij tasten niet te ver mis, als wij ook denken aan het grote gezin, dat Adriaen Michiels (pl. m. 1562/3) en zijn vrouw Rinck Lieuwes (pl. m. 1583/4) tezamen vormden. Al die kinderen moesten aan een goede betrekking geholpen worden en wat sprak er dus meer vanzelf dan dat een of meer zoons dongen naar een prebende. Wij willen niet zeggen, dat er geen hogere motieven hebben mee gesproken, maar de bewaard gebleven notities wijzen toch wel op een materialistische trek, althans in de beginne. Toch moeten wij bij de vele proces sen, die de Lekkumer vicaris gevoerd heeft sinds hij de prebende van zijn gestorven voorganger mr Marten Hen- rici had overgekregen 1550), ook even denken aan het ambt van zijn vader. Deze was substituut-grietman van Barradeel, dijkgraaf van de Vijf Delen en eindelijk (1558) burgemeester van Harlingen geworden. Michiels moeder wordt in een acte Heerma ge noemd en het kan zijn, dat de vader al evenmin tot de lagere standen be hoorde. In elk geval staat vast, dat beide, man en vrouw, een vrij sterk besef van eigenwaarde hebben gehad. Tot zijn dood strijdt de vader voor het gerecht om macht en invloed te be houden en zijn weduwe zet deze tra ditie tezamen met een andere zoon, Tyaert, voort. In het ouderlijk huis zal Michiel geleerd hebben, dat men zich de kaas niet van het brood moet laten eten en aan deze leus bleef hij trouw. Waar twee kijven. \\f ij twijfelen niet, dat waar twee v kijven haast altijd ook aan beide kanten schuld is, maar het ging in de zestiende eeuw te Lekkum vrij vlot met zo'n ruzie en het feit, dat men ook steeds weer het gerecht nodig had, wijst erop, dat het ook vrij hevig toe ging. Lekkum stond wat dat betreft niet op zichzelf in het naburige Wyns had 1580 de gewezen pastoor een van zijn vroegere parochianen „met baert tappen end blaw en bloedich slaen" 40 goudguldens afgezet maar ter verdediging van Michiel Andriesz dient gezegd, dat ook verschillende van zijn voorgangers bij voortduring met gemeenteleden overhoop lagen. Don Camillo's kleine wereld is van alle tijden en van alle landen! Wij verdiepen ons niet in al in deze „injuriën", maar constateren, dat de vijftien jaar, die Michiel Andriesz te Lekkum sleet, allesbehalve rustig waren. Met de mensen kop hij niet overweg en wat dat-betreft zou het prettig geweest zijn als onze vicaris zich meer had toe mogen leggen op de zielsmissen voor de doden dan op de zielszorg voor de levenden. Zo ge makkelijk kwam hij er echter niet af. Hij moest en nu geven wij het woord aan Quaetclap's-Hofs VI (136) d.d. 22 Maart 1565 „faer ouder gewoonten op behoorlicke tijd alst van nooden wesen sal die clocken luyden ende deppen, die touwen van dien onder houden, broot ende miswijn in der- selver kercke bestellen, dieselve kercke van de vuylickeden reijnighen, het Lindewaet (lijnwaad) wasschen ende suveren ofte doen suveren". Hij moest bovendien zijn „concubine'' (waar schijnlijk Tryntje Meyndersdochter van Sneek) verstoten en verlaten „ende hem draghen jegens die gemeente sonder kiven ende vechten, als een priester Goodts (Gods) toestaet ende behoort te doen". Als een priester Gods KA iohiel Andriesz was echter een man, die op zijn stuk stond. Zijn concubine heeft hü niet ver laten. Of hij zich als een priester Gods heeft gedragen mogen wij niet beoordelen. Er kwam een moment, dat ook de Lekkumer vicaris voelde in de strijd dier dagen kleur te moeten bekennen, en aan de kant van de voort schrijdende Hervorming ging staan. Dit kostte hem zijn beneficie en er zal een tijd van grote eenzaam heid, moeite en zorg gevolgd zijn, want de Lekkumer gemeente, die in 1580 de verdreven Leeuwarder priesters en kloosterlingen ver zorgde, bleef waarschijnlijk bij het oude geloof. Michiel Andriesz, die had geleerd om tegen de stroom op te roeien, deed echter wat hij meende te moeten doen Op een Zondag stond hij op de kansel in de oude kerk en oredikte n schrik! als een echte geus „in 't •wart". Dat was in diezelfde tijd, toen De Lekkumer kerk met stompe toren, die Jac. Stellingwerf even na 1700 tekende, zal wel ongeveer dezelfde vorm gehad hebben als in de tijdtoen de Hervorming hier veld won en Michiel Andriesz op het kleine terpje moeilijke jaren sleet. het ook even te Leeuwarden en elders spookte en met 57 andere Friese pries ters moest hij voor de consequenties staan. In 1567, toen hij ook reeds als hageprediker opgetreden was en mis schien zelfs te Deventer was geweest, waar hij zijn latere geestverwant Caspar Coolhaes ontmoet zal hebben, moet hij als balling 's lands naar het „scheepken Christi", Emden. vluchten. Daar heeft hij waarschijnlijk in grote armoede verkeerd, „niet hebbende onj te leven". Steeds tegen de stroom op Michiel Andriesz een burgemeesterszoon was en ook. dat de processen een familietraditie vormden. Als het een goed zoon is, die naar zijn vader aardt is de vroegere vicaris een goed zoon ge weest, want ook als hervormde kwam hij van 't ene proces in het andere terecht. Misschien moeten wij nog evën langer bij deze achtergrond stilstaan. De meeste predikanten kwamen uit het gewone volk. de kleine burgerij, voort. Met him ouderlingen, die uit de handwerkslieden en kleine nering doenden gerecruteerd werden, hebben zij zich solidair gevoeld in hun strijd tegen de regentenaristocratie, bij wie het meer om vrijheid dan om religie ging. In de maatschappij hadden deze Calvinisten eerst weinig in te brengen. Des te meer probeerden zij hun kerke lijke democratie te laten gelden. Miohieu Andriesz had echter regenten- bloed in de aderen en kwam zodoende automatisch tegenover de veld winnende stroming der meeste kerke- lijken te staan, die in classis en synode een tegenwicht trachtten te vormen tegenover de politieke regering. Wij weten, dat het gevaarlijk is ge voelens en gedachten af te leiden uit de plaats, die men in de maatschappij inneemt, maar toch zouden de genealo gen er goed aan doen, eens wat meer licht te brengen in de grotendeels duistere afkomst van velen onzer eerste predikanten. Bij Michiel Andriesz mogen wij niet aan humanistische in vloed of intellectuele verdraagzaam^ heid denken, zoals bijvoorbeeld luf Coornhert. P. C. Hooft en Hugo de Groot. Zijn strijd met de Lekkumer gemeenteleden had hem geleerd, dat het geloof bij de gemeenteleden en hun vertegenwoordigers al evenmin veilig was als bij de roomse clerus. Hij duchtte de Geneefse theocratie even zeer als de Pauselijke hiërarchie. Na de vlucht uit Lekkum T erwijl wij gewoonlijk omtrent de levens der eerste gerefor meerde predikanten zo goed als geen bijzonderheden kunnen ver tellen, is dat bij Michiel Andriesz anders. Herhaaldelijk duikt hij in de kerkelijke acta op, want telkens weer is er een conflict, waar hij mee te maken heeft. Omstreeks 1571 werkt hij in Den Haag. Hij is daar de eerste predikant. Van zijn arbeid weten wij weinig, maar het weinige, dat we weten, maakt ons duidelijk, dat het niet zonder strubbelingen verliep. Later werd er gezegd, dat hij eigenmachtig en bru taal in zijn optreden was, tevens weinig nauwgezet, egoïst en kribbig Ook als hervormde verloochende hij zijn afkomst niet. Laat ons echter niet vergeten, dat de eerste gemeenten heel weinig geordend waren. De armoede was tengevolge van de oorlogstoestand groot en de dominees moesten zich maar trachten te redden. De nerveuze mentaliteit van de „displaced persons" is de meesten onder hen met vreemd geweest. Zij voelden zich opgejaagd. Hoe onveilig het predik?*Ntenbestaan toen was bleek ook tijdens Michiels verblijf in Den Haag. In Oct. 1573 moest hij voor de Spanjaarden vlucy ten. Hij kwam toen op de Zuidhoi- landse en Zeeuwse eilanden terecht, waar hij o. a. te Heenvliet en Dirks- land stond. Hier kreeg hij zijn eerste conflict met de kerkdijken van de nieuwe orde, die hem onder het classi- kaal gezag wilden plaatsen. Noch op zijn leer noch op zijn leven waren er aanmerkingen te maken. Waar het hier en later steeds weer over ging was, dat hij het classikale of synodale gilderegiem niet kon erkennen. Deze tucht paste niet bij zijn vrijheid lievende aard. De gereformeerde kerk ontwikkelde zich echter anders dan hij en zijn vriend Caspar Coolhaes wensten en de politieke regering hoopte. Het ver» draagzame standpunt paste niet in een maatschappij, waar de mei. ;en fel op elkaar botsten en een strijd op leven en dood zich afspeelde. Het is mogelijk, dat Michiel Andriesz het nog eens in Oost-Friesland geprobeerd heeft, maar daar was het in die dagen al even vol als tegenwoordig en zo keerde hij weer naar Zuid-Holland terug. Hij kwam te Zevenhuizen te staan, maar ook daar liep het op een botsing uit. Hij werd geschorst en straks door de Rotterdamse synode afgezet (1581). En weer valt het ons op, dat noch over zijn leer noch over zijn zedelijk leven klachten werden in gebracht. Aan het eind van dat jaar (3 Sept. 1581) trachtte hij te Amers foort vaste voet te krijgen, waarbij hij de steun van de overheid genoot. Deze poging liep echter op niets uit. toen de kerkelijken naar de wapens grepen en de stedelijke regering dwongen Michiel Andriesz te laten vallen. Nu duikt hij te Woubrugge op. waar de ambachtsheer hem de hand boven het hoofd houdt (1582/3). Als de ver draagzame Leidse classis echter ook moet bijdraaien wordt de g' 1 hem te heet onder de voeten. In lt-„ J horen wij van een poging om in Friesland, waarschijnlijk te Leeuwarden, be roepen te worden. Ook dit mislukt echter. De acta zwijgen nu verder over het leven van de vroegere Lekkumer vicaris. Strijdensmoe en geen kans ziend om de vaderlandse kerk te dienen trekt hij nog eens naar Oost- Friesland. waar hij zeer waarschiinlii' te Westerhusen, ten Westen van Hinta, kwam te staan. Hier overleed hij 10 April 1593. Zijn biograaf J. Smit (vgl. Ned. Archief v. Kerkgesch. XXÏV. 1931), die echter niet op de hoogte was van zijn afkomst en de eerste Lekku mer jaren, heeft hem een ..zeer twijfel achtige figuur" genoemd. Wij geloven, dat dit onbillijk is. Hij moet anders dan een figuur als Camphuysen de twist niet gemeden hebben, maar of hij inderdaad een querulant was is niet te zeggen. Veeleer valt er te denken aan een voorloper van de latere remon stranten. een der „rekkelijken". die wij tot 1618 zo dikwijls in de kerk aantreffen. J. J. KALMA. Drie militaire lessen uit de ramp Huidige organisatie niet berekend op strategische overval (Van een militaire medewerker) Nu de eerste faze van de hulpverlening aan hen, die door de waters- bood getroffen zijn, achter de rug is. moet men zich afvragen, welke lessen uit kj gebeurde te trekken zijn voor de militaire organisatie, die op zo onver wat. ,e en tragische wijze op haar paraatheid is getoetst. Alvorens echter de organistie in een beschouwing te betrekken, zij op deze plaats vastgesteld, dat de Nederlandse soldaat zich de afgelopen twee weken van zijn allerbeste zijde heeft laten zien. Niets is hem te veel geweest, zelfs niet bij gevaarlijke tot zeer gevaarlijke opdrachten. Wederom is daarmee bewezen dat, wanneer onze soldaten maar weten waarom het gaat, zij voor niets en niemand uit de weg gaan. Een bevestiging van een overbekende wetenschap, maar die er toch in hoge mate toe bijdraagt om het vertrouwen in het kennen en kunnen van de uitvoerenden te versterken. Drie staven, maar een troep Totaal anders echter moet het oordeel luiden over de hogere organisatie. De zeer plotselinge aanval van de woedende elementen op ons land had het karakter van een strategische overval, zoals wij die uit de Hitlertijd kennen. Die plotse linge agressieve acties van de Nazi's kwamen veelal uitgezocht ook op Zater dagavond, het moment van de week, waarop de meeste officiële instanties niet werken. Thans betrof het een strategische over val oo een deel van ons land, dat in het bev tebied van de Nederlandse Terri- torii. Bevelhebber, de N.T.B. valt. De N.T.B. werd dus belast met de bestrij ding van deze overval. Maar ziet, die N.T.B. heeft geen troe pen onder zijn bevel! Deze autoriteit zal in de harde werkelijkheid alleen maar beschikken over troepen die nog ge mobiliseerd moeten worden! Wat gebeurde? Reeds herhaaldelijk is er op gewezen, dat de N.T.B. óók over parate onder delen moest beschikken. Deze ramp heeft nu wel overduidelijk de ondoel treffendheid van ons huidig systeem van landsverdediging aangetoond. Want wat gebeurde? De chef van de Generale Staf stelde alle parate troepen te velde het eerste Legerkorps onder de bevelen van de N.T.B. Men had moeilijk eerst de territoriale eenheden kunnen mobiliseren. De parate veldlegertroepen gingen dus naar het terrein van de ramp. Zij hebben er voortreffelijk werk gedaan. Maar iu werkelijkheid zouden deze parate troepen niet beschikbaar zijn ge weest om een dergelijke strategische aanval te bestrijden. Want dan zouden die troepen ergens in Duitsland of in land front Oost maken, tegen de Van 300 naar 3000 grenspasseringen Douane is dag en nacht in touw op de grond oprukkende strijdkrachten van een agressor. Want een strategische overval op het achterland moet altijd gepaard gaan met een snelle en krachtige opmars op de grond. Ditmaal konden de parate troe pen van 't veldleger nog worden ge bruikt om de strategische overval der elementen te keren. In een (onver hoopte) oorlog echter zullen zij vast en zeker niet in het achterland kunnen worden ingezet. En honderd tegen één kan men aannemen dat een dergelijk conflict met een strategische overval op grote schaal zal beginnen. Voor de bestrijding daarvan heeft de N.T.B. evengoed direct beschikbare dus parate troepen nodig, als de Com mandant van het eerste Legerkorps, die ze nu al heeft. Dat is militaire les nummer één, die uit deze ramp kan worden getrokken. Papieren geheel Maar er is nog meer. Daar de N.T.B. geen troepen heeft is zijn staf maar klein. Een staf, waar alleen maar „papier" wordt verwerkt. Dezestaf oefent niet met troepen. 1-Iet is een papieren geheel. Ach .nietwaar, als het zover is gaan wij op ons gemak mobiliseren en komt ook de staf van de N.T.B. op volle sterkte Nu stond de N.T.B. echter plotseling, dank zij deze strategische overval, voor de harde werkelijkheid. Nu moest mei: met een ongetrainde, veel te kleine staf met troepen gaan werken. Om die staf op sterkte te krijgen was versterking van alle kanten nodig. Dit snel bijeengeraapte geheel nu werd bovendien bovenop een aantal troepen gezet, waarmede nog nooit was samengewerkt. De N.T.B. heeft immers in vredestijd niets te maken met de parate troepen van het eerste Leger korps. Het behoeft geen verwondering te baren, cjat dit heterogene gezelschap er niet al te veel van terecht bracht. Het kon ook niet anders. Alleen een tovenaar zou van deze verzameling in korte tijd een soepel werkende staf kunnen maken. Officieren over Maar het toppunt van alles was, dat naast deze ploeterende staf van de N.T.B. een volledige parate staf de staf var. het eerste Legerkorps duimen zat te draaien. Deze staf wist precies waar de parate troepen zaten, deze staf had direct kunnen starten. Maar ér werd geen ge bruik van gemaakt! Hier zullen bepaalde opvattingen toch werkelijk moeten wor den herzien, daar er anders in geval van werkelijkheid een catastrophe dreigt. In de eerste plaats moeten èn de Com mandanten Strijdkrachten te Velde èn de Nederlandse Territoriale Bevelhebber beiden „parate" direct beschikbare troepen hebben. En naast de parate staf van de Strijdkrachten te Velde moet óók de N.T.B. een parate staf hebben. Bij zulk een reorganisatie zal het kan niet anders het Hoofdkwartier van de Generale Staf aanzienlijk aan betekenis inboeten. Immers de strijd krachten te velde het eerste Leger korps vormen met de Engelse en Bel gische strijdkrachten het geallieerde noodleger, zoals dat bij de oefening „Holdfast" heeft geoefend. Daarnaast zal de territoriale verdedi ging de verdediging van het achter land door ons zelf moeten geschie den. De huidige Generale Staf komt noch bij het een noch bij het ander te pas. Het lijkt daarom dringend gewenst, de bevoegdheden van de Generale Staf over Staf N.T.B. en C.-l. L.K. te ver delen. Men krijgt zodoende niet alleen een veel soepeler en sneller werkend geheel, maar bovendien worden grote hoeveelheden officieren uitgespaard. Als men die consequentie uit de mili taire lessen, welke uit de grote ramp zijn te trekken, inderdaad durft aanvaarden, is er althans op dit punt veel gewonnen. (Van een onzer verslaggevers) Zolang het nog schemerdonker is trapt de 22-jarige Herman Schaper het gaspedaal wat dieper in. Nog is het rustig langs de weg. Van Breskens in Zeeuws-Vlaanderen tot Kemzeke in België doemen slechts weinig tegenliggers op en de jeugdige chauffeur doet er zijn voordeel mee. Hij heeft er goed aan gedaan, want in St. Niklaas wordt het al anders. In de Plezantstraat is het druk, erg druk zelfs en even voorbij de Onze Lieve Vrouwekerk wemelt het van de auto's, die voornamelijk nog de bekende nummerborden dragen: wit, met rode cijfers. Maar dan, tegen half elf in de morgen, verandert nogmaals het straat beeld. Op de prachtige „drie-baans-autoweg" van St. Niklaas naar Antwerpen ontmoeten wij auto na auto, voorzien van Nederlandse nummerborden. Enorme vrachtwagens zowel als nietige personen autotootjes en al dit rollend materieel kent maar een doel: Zeeland. ander soort transport bijgekomen: het normale handelsverkeer, dat eveneens langs deze route moet gaan. Het plein voor het douanekantoor te Wernhout. heeft dan ook veel weg van een parkeerplaats. Tientallen voertuigen, variërend van zware trucks met op legger tot bestelauto's zijn er gestation- neerd. De eigenaren zijn in het kantoor, dr- in de weer met velerlei documen ts /aarvan het z.g. „kustpaspoort" wel het belangrijkste schijnt. Maar nog steeds heeft het vervoer voor de nood- gebieden voorrang en voor dit transport zijn de grenskantoren ook des nachts geopend. In Kapellebrug is de normale zetting (een douanebeambte, een marechaussee) versterkt tot drie man van elk onderdeel en dat is niet over bodig. „We zijn van 300 tot 3000 grens passeringen per dag overgesprongen' merkt één hunner op en dit mag dan een ruwe schatting zijn, veel zal het met de werkelijkheid niet verschillen. Het davert door dit deel van België, door het ook bij de Zeeuwen zo geliefde Oost- Vlaanderen en Brabant, van de Neder landse voei'tuigen en op de Bredabaan in Antwerpen en in de Scheldetunnel kunt ge ze ontmoeten, de auto's van be kende Nederlandse ondernemingen, de bussen van de Nederlandse Spoorwegen en de vele particuliere wagens, met nummerborden uit alle provincies. En de Belgen? Soepel, behulpzaam en voorkomend. Desnoods betaalt ge de passage voor de Scheldetunnel met Nederlandse munt en d( elgische douanier bij Kapellebrug vro„gt bevestigend: „Niks bezonders zeker?". Honderden, neen duizenden kilometers hebben ontelbare voertuigen sinds Maandag 2 Februari gulzig weggevreten van de noodroute Holland-België-Zee- land. Met achter het stuur kerels, even taai als onze 22-jarige Rotterdammer, die de avond tevoren om tien uur uit Rotter dam vertrok: om zeven uur 's morgens via Utrecht, Den Bosch, Breda en Ant werpen in Vlissingen arriveerd' 'n met de boot van 7.55 weer oversu, naar Breskens voor de terugtocht van weer ruim 300 kilometer. Zijn zwarte haardos ligt verward over zijn schedel, z'n gezicht ziet bleek, maar z'n baas een transportondernemer en de getroffen Zeeuwen kunnen op hem bouwen. „Als de koffie maar goed is", spotlacht hij, en in het staminee aan de Belgisch-Brabantse grens bij Wuestwezel en Wemhout laat hij zich het brouwsel goed smaken. Aan de grens Is er nog een grens? Speciaal loket Ja, er is nog een grens en die zal er voorlopig wel blijven ook. Maar de slagbomen zwaaien in deze dagen vlotter en sneller omhoog, dan vóór de rampnacht van 31 Januari op 1 Februari. In het moderne grens- kantoor terzijde van de weg worden de formaliteiten met bewonderens waardige souplesse afgehandeld. Er is een speciaal loket geopend: „Aan gifte goederen voor de- noodge- bieden" staat er boven en sinds enkele dagen kunnen degenen, die Zeeland te hulp snellen hier terecht. „De eerste dagen lieten alles rijden", vertelt ons een douanebeambte. Nood brak ook hier wet en zonder enige belemmering konden de colonnes auto's, beladen met boten, hout, draglines, kleding, voedsel en wat al niet. pas seren. Zowel hier, als aan de Belgisch- Zeeuwse grens te Kapellebrug en elders in Zeeuws-Vlaanderen. dag en nacht, met of zonder wegenbelastingkaart, met of zonder nationaliteitsbewijs, „rijen maar", was het parool, ook van de douaniers van beide landen. Of er geen profiteurs bij geweest zijn? De in het grijsgroen geklede mannen halen berustend de schouders op „Wat was nou belangrijker", schijnen zij te willen zeggen, „snelle hulpver lening, of die anderhalve smokkelaar, die er misschien doorgeglipt is". Druk Intussen is er naast het vervoer van goederen naar de noodgebieden nog een Amsterdam helpt Schouwen en Duiveland B. en W. van Amsterdam hebben overleg gepleegd met de Gedeputeerde Staten van Zeeland, in het bijzonder met het lid van dit college, dat speciaal belast zal zijn met de zorg voor de op bouw van Schouwen en Duiveland. In dit overleg is de algemene hulp van Amsterdam aan Schouwen en Duive land aangeboden en in principe gaarne aanvaard. Nadere besprekingen zullen volgen. Almelo heeft Zierikzee hulp toegezegd en naar verluidt zal Velsen zich de belangen van Dreischor aan trekken. Wat er over bleef van de Gloster-meteor, welke bij Oldenzaal een noodlanding maakte. De inzittende sergeant-vlieger bleef ongedeerd. Een schip, dat 66 km per uur loopt (Van een medewerker) Zondag zal bij de Nederlandse Dok en Scheepsbouw-Maatschappij te Am sterdam de onderzeebootjager „Fries land" te water worden gelaten. Dit schip is de eerste van de twaalf jagers, die bij de Nederlandse werven in aan bouw zijn voor de Koninklijke Marine en die genoemd zullen worden naar provincies en grote steden. In de laatste oorlog is gebleken, hoe belangrijk enhoe kwetsbaar de ver bindingen over zee zijn. Duitse onder zeeboten boorden toen bij tientallen de schepen in de grond, die voor de ge allieerden voeren. Als tegenwapen met het doel de handelsvloot te bescher men heeft men een nieuw type schip ontworpen, de „onderzeeboot-jager", dat uitgerust is om de vijandelijke onderzeeërs op te sporen en aan te vallen. De duikboten kunnen op verre afstand worden gesignaleerd, dank zij de elec- tronisdhe apparaten en de jager kan met een vaart van 36 mijl dat is 66 kilo meter! per uur als een harddraver- te-waiter op zijn prooi afstormen om die met grimmige raketwapens te lijf te gaan. De onderzeebootjager „Friesland"die 116 meter lang is en binnenkort 260 koppen aan boord krijgt, heeft een standaardwaterverplaatsing van 3150 ton. De turbines van het dubbelschroef- turbinesehip ontwikkelen een vermogen van 60.000 pk. Arabieren bevreesd voor Amerikaanse steun aan Israel De diplomatieke vertegenwoordigers van Egypte, Syrië, Libanon, Jordanië, Irak, Saoedië-Arabië en Yemen hebben gisteren bij de V. S. geprotesteert tegen het verle nen van „verdere hulp van welke aard ook" aan Israel, „opdat de veiligheid in het midden-C osten niet in gevaar wordt gebracht". Israel heeft de vorige week, nadat de Sovjet-Unie de diplomatieke betrekkingen had verbroken, gevraagd om „morele en materiële hulp" van de V. S. Met de nieuwe kruisers, onderzee boot] agers en onderzeeboten breekt voor de Koninklijke Marine een nieuw tijd perk aan. Deze schepen zullen ons land in staat stellen, met succes de plaats in te nemen, die het is toebedacht in het kader van de verdediging van West- Europa en zij zullen daar kunnen be wijzen, op welk een hoog peil de Neder landse scheepsbouw en industrie staan. „Koningin Juliana ISederland' Prinses Marijke ontving gisteren uit de Verenigde Staten een verjaardags kaartje van een Amerikaans meisje, dat even oud is als zij en waarin een dollar gevouwen was. „Wilt u dit be stemmen voor de watersnood in Neder land?'' was er bij geschreven. Zo komen er dagelijks tientallen brieven op Soestdijk, gericht aan de koningin, met giften voor de ramp. Kleine bedragen vaak, zoals de 100 francs van een weduwe uit Frankrijk, die dit bedrag van haar zeer kleine pensioen afstond maar ook giften van grotere omvang zoals een cheque van 10.000 lire uit Italië en 5000 dollar van een Amerikaan. Alle worden door gezonden naar het Nationaal Rampen fonds. Overweldigend is de belangstelling die de koninklijke familie in deze dagen uit het buitenland ontvangt. Men stuurt naar „de koningin der Nederlanden", de personificatie van Nederland in de wereld. Particulieren uit Engeland, Italië, Duitsland. Zuid- Amerika. Frankrijk, Canada. Zwitser land en ook uit ons land schrijven en zenden. Zoals gezegd, kleine bedragen vaak, maar de bijgaande brieven ge tuigen van een ontroerend medeleven en grote opofferingsgezindheid: brie ven van kinderen die hun zakgeld af gestaan hebben, van Nederlanders die tientallen jaren geleden reeds gs- emïgreerd zijn en thans eigenlijk nog maar een adres in Nederland kennen: „Koningin Juliana. Nederland".

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 1953 | | pagina 3