Laatste Lekkumer vicaris was
de eerste Haagse predikant
Territoriale bevelhebber moet parate troepen
tot z'n beschikking hebben
Nederlandse auto's daveren
door Belgisch Vlaanderen
Onderzeeboot jager Friesland
gaat Zaterdag te water
DONDERDAG 19 FEBRUARI 1953
LEEUWARDER COURANT
5
Zwerftocht door de kerk
Moeilijke jaren van Michiel Adriaens
Waarom is de Harlinger Michiel Adriaens (ook: Andriesz) eigenlijk gëestelijke
geworden? Een positief antwoord is natuurlijk onmogelijk, maar wij tasten
niet te ver mis, als wij ook denken aan het grote gezin, dat Adriaen Michiels
(pl. m. 1562/3) en zijn vrouw Rinck Lieuwes (pl. m. 1583/4) tezamen vormden.
Al die kinderen moesten aan een goede betrekking geholpen worden en wat
sprak er dus meer vanzelf dan dat een of meer zoons dongen naar een prebende.
Wij willen niet zeggen, dat er geen hogere motieven hebben mee gesproken, maar
de bewaard gebleven notities wijzen toch wel op een materialistische trek, althans
in de beginne.
Toch moeten wij bij de vele proces
sen, die de Lekkumer vicaris gevoerd
heeft sinds hij de prebende van zijn
gestorven voorganger mr Marten Hen-
rici had overgekregen 1550), ook
even denken aan het ambt van zijn
vader. Deze was substituut-grietman
van Barradeel, dijkgraaf van de Vijf
Delen en eindelijk (1558) burgemeester
van Harlingen geworden. Michiels
moeder wordt in een acte Heerma ge
noemd en het kan zijn, dat de vader al
evenmin tot de lagere standen be
hoorde. In elk geval staat vast, dat
beide, man en vrouw, een vrij sterk
besef van eigenwaarde hebben gehad.
Tot zijn dood strijdt de vader voor het
gerecht om macht en invloed te be
houden en zijn weduwe zet deze tra
ditie tezamen met een andere zoon,
Tyaert, voort. In het ouderlijk huis zal
Michiel geleerd hebben, dat men zich
de kaas niet van het brood moet laten
eten en aan deze leus bleef hij trouw.
Waar twee kijven.
\\f ij twijfelen niet, dat waar twee
v kijven haast altijd ook aan beide
kanten schuld is, maar het ging in de
zestiende eeuw te Lekkum vrij vlot
met zo'n ruzie en het feit, dat men ook
steeds weer het gerecht nodig had,
wijst erop, dat het ook vrij hevig toe
ging.
Lekkum stond wat dat betreft niet
op zichzelf in het naburige Wyns
had 1580 de gewezen pastoor een
van zijn vroegere parochianen „met
baert tappen end blaw en bloedich
slaen" 40 goudguldens afgezet maar
ter verdediging van Michiel Andriesz
dient gezegd, dat ook verschillende
van zijn voorgangers bij voortduring
met gemeenteleden overhoop lagen.
Don Camillo's kleine wereld is van alle
tijden en van alle landen!
Wij verdiepen ons niet in al in deze
„injuriën", maar constateren, dat de
vijftien jaar, die Michiel Andriesz te
Lekkum sleet, allesbehalve rustig
waren. Met de mensen kop hij niet
overweg en wat dat-betreft zou het
prettig geweest zijn als onze vicaris
zich meer had toe mogen leggen op de
zielsmissen voor de doden dan op de
zielszorg voor de levenden. Zo ge
makkelijk kwam hij er echter niet af.
Hij moest en nu geven wij het woord
aan Quaetclap's-Hofs VI (136) d.d. 22
Maart 1565 „faer ouder gewoonten
op behoorlicke tijd alst van nooden
wesen sal die clocken luyden ende
deppen, die touwen van dien onder
houden, broot ende miswijn in der-
selver kercke bestellen, dieselve kercke
van de vuylickeden reijnighen, het
Lindewaet (lijnwaad) wasschen ende
suveren ofte doen suveren". Hij moest
bovendien zijn „concubine'' (waar
schijnlijk Tryntje Meyndersdochter van
Sneek) verstoten en verlaten „ende
hem draghen jegens die gemeente
sonder kiven ende vechten, als een
priester Goodts (Gods) toestaet ende
behoort te doen".
Als een priester Gods
KA iohiel Andriesz was echter een
man, die op zijn stuk stond.
Zijn concubine heeft hü niet ver
laten. Of hij zich als een priester
Gods heeft gedragen mogen wij
niet beoordelen. Er kwam een
moment, dat ook de Lekkumer
vicaris voelde in de strijd dier
dagen kleur te moeten bekennen,
en aan de kant van de voort
schrijdende Hervorming ging staan.
Dit kostte hem zijn beneficie en er
zal een tijd van grote eenzaam
heid, moeite en zorg gevolgd zijn,
want de Lekkumer gemeente, die
in 1580 de verdreven Leeuwarder
priesters en kloosterlingen ver
zorgde, bleef waarschijnlijk bij het
oude geloof.
Michiel Andriesz, die had geleerd
om tegen de stroom op te roeien, deed
echter wat hij meende te moeten doen
Op een Zondag stond hij op de kansel
in de oude kerk en oredikte n
schrik! als een echte geus „in 't
•wart". Dat was in diezelfde tijd, toen
De Lekkumer kerk met stompe toren,
die Jac. Stellingwerf even na 1700
tekende, zal wel ongeveer dezelfde
vorm gehad hebben als in de tijdtoen
de Hervorming hier veld won en
Michiel Andriesz op het kleine terpje
moeilijke jaren sleet.
het ook even te Leeuwarden en elders
spookte en met 57 andere Friese pries
ters moest hij voor de consequenties
staan. In 1567, toen hij ook reeds als
hageprediker opgetreden was en mis
schien zelfs te Deventer was geweest,
waar hij zijn latere geestverwant
Caspar Coolhaes ontmoet zal hebben,
moet hij als balling 's lands naar het
„scheepken Christi", Emden. vluchten.
Daar heeft hij waarschijnlijk in grote
armoede verkeerd, „niet hebbende onj
te leven".
Steeds tegen de stroom op
Michiel Andriesz een
burgemeesterszoon was en ook. dat
de processen een familietraditie
vormden. Als het een goed zoon is,
die naar zijn vader aardt is de
vroegere vicaris een goed zoon ge
weest, want ook als hervormde
kwam hij van 't ene proces in het
andere terecht. Misschien moeten
wij nog evën langer bij deze
achtergrond stilstaan.
De meeste predikanten kwamen uit
het gewone volk. de kleine burgerij,
voort. Met him ouderlingen, die uit de
handwerkslieden en kleine nering
doenden gerecruteerd werden, hebben
zij zich solidair gevoeld in hun strijd
tegen de regentenaristocratie, bij wie
het meer om vrijheid dan om religie
ging. In de maatschappij hadden deze
Calvinisten eerst weinig in te brengen.
Des te meer probeerden zij hun kerke
lijke democratie te laten gelden.
Miohieu Andriesz had echter regenten-
bloed in de aderen en kwam zodoende
automatisch tegenover de veld
winnende stroming der meeste kerke-
lijken te staan, die in classis en synode
een tegenwicht trachtten te vormen
tegenover de politieke regering.
Wij weten, dat het gevaarlijk is ge
voelens en gedachten af te leiden uit
de plaats, die men in de maatschappij
inneemt, maar toch zouden de genealo
gen er goed aan doen, eens wat meer
licht te brengen in de grotendeels
duistere afkomst van velen onzer eerste
predikanten. Bij Michiel Andriesz
mogen wij niet aan humanistische in
vloed of intellectuele verdraagzaam^
heid denken, zoals bijvoorbeeld luf
Coornhert. P. C. Hooft en Hugo de
Groot. Zijn strijd met de Lekkumer
gemeenteleden had hem geleerd, dat
het geloof bij de gemeenteleden en
hun vertegenwoordigers al evenmin
veilig was als bij de roomse clerus. Hij
duchtte de Geneefse theocratie even
zeer als de Pauselijke hiërarchie.
Na de vlucht uit Lekkum
T erwijl wij gewoonlijk omtrent
de levens der eerste gerefor
meerde predikanten zo goed als
geen bijzonderheden kunnen ver
tellen, is dat bij Michiel Andriesz
anders. Herhaaldelijk duikt hij in
de kerkelijke acta op, want telkens
weer is er een conflict, waar hij
mee te maken heeft. Omstreeks
1571 werkt hij in Den Haag. Hij is
daar de eerste predikant.
Van zijn arbeid weten wij weinig,
maar het weinige, dat we weten, maakt
ons duidelijk, dat het niet zonder
strubbelingen verliep. Later werd er
gezegd, dat hij eigenmachtig en bru
taal in zijn optreden was, tevens weinig
nauwgezet, egoïst en kribbig
Ook als hervormde verloochende hij
zijn afkomst niet. Laat ons echter niet
vergeten, dat de eerste gemeenten heel
weinig geordend waren. De armoede
was tengevolge van de oorlogstoestand
groot en de dominees moesten zich
maar trachten te redden. De nerveuze
mentaliteit van de „displaced persons"
is de meesten onder hen met vreemd
geweest. Zij voelden zich opgejaagd.
Hoe onveilig het predik?*Ntenbestaan
toen was bleek ook tijdens Michiels
verblijf in Den Haag. In Oct. 1573
moest hij voor de Spanjaarden vlucy
ten. Hij kwam toen op de Zuidhoi-
landse en Zeeuwse eilanden terecht,
waar hij o. a. te Heenvliet en Dirks-
land stond. Hier kreeg hij zijn eerste
conflict met de kerkdijken van de
nieuwe orde, die hem onder het classi-
kaal gezag wilden plaatsen. Noch op
zijn leer noch op zijn leven waren er
aanmerkingen te maken. Waar het
hier en later steeds weer over ging
was, dat hij het classikale of synodale
gilderegiem niet kon erkennen. Deze
tucht paste niet bij zijn vrijheid
lievende aard.
De gereformeerde kerk ontwikkelde
zich echter anders dan hij en zijn
vriend Caspar Coolhaes wensten en de
politieke regering hoopte. Het ver»
draagzame standpunt paste niet in een
maatschappij, waar de mei. ;en fel
op elkaar botsten en een strijd op
leven en dood zich afspeelde. Het is
mogelijk, dat Michiel Andriesz het nog
eens in Oost-Friesland geprobeerd
heeft, maar daar was het in die dagen
al even vol als tegenwoordig en zo
keerde hij weer naar Zuid-Holland
terug. Hij kwam te Zevenhuizen te
staan, maar ook daar liep het op een
botsing uit. Hij werd geschorst en
straks door de Rotterdamse synode
afgezet (1581). En weer valt het ons
op, dat noch over zijn leer noch over
zijn zedelijk leven klachten werden in
gebracht. Aan het eind van dat jaar
(3 Sept. 1581) trachtte hij te Amers
foort vaste voet te krijgen, waarbij hij
de steun van de overheid genoot. Deze
poging liep echter op niets uit. toen
de kerkelijken naar de wapens grepen
en de stedelijke regering dwongen
Michiel Andriesz te laten vallen. Nu
duikt hij te Woubrugge op. waar de
ambachtsheer hem de hand boven het
hoofd houdt (1582/3). Als de ver
draagzame Leidse classis echter ook
moet bijdraaien wordt de g' 1 hem
te heet onder de voeten. In lt-„ J horen
wij van een poging om in Friesland,
waarschijnlijk te Leeuwarden, be
roepen te worden. Ook dit mislukt
echter.
De acta zwijgen nu verder over het
leven van de vroegere Lekkumer
vicaris. Strijdensmoe en geen kans
ziend om de vaderlandse kerk te
dienen trekt hij nog eens naar Oost-
Friesland. waar hij zeer waarschiinlii'
te Westerhusen, ten Westen van Hinta,
kwam te staan. Hier overleed hij 10
April 1593. Zijn biograaf J. Smit (vgl.
Ned. Archief v. Kerkgesch. XXÏV.
1931), die echter niet op de hoogte was
van zijn afkomst en de eerste Lekku
mer jaren, heeft hem een ..zeer twijfel
achtige figuur" genoemd. Wij geloven,
dat dit onbillijk is. Hij moet anders
dan een figuur als Camphuysen de
twist niet gemeden hebben, maar of
hij inderdaad een querulant was is niet
te zeggen. Veeleer valt er te denken
aan een voorloper van de latere remon
stranten. een der „rekkelijken". die
wij tot 1618 zo dikwijls in de kerk
aantreffen. J. J. KALMA.
Drie militaire lessen uit de ramp
Huidige organisatie niet berekend
op strategische overval
(Van een militaire medewerker)
Nu de eerste faze van de hulpverlening aan hen, die door de waters-
bood getroffen zijn, achter de rug is. moet men zich afvragen, welke lessen
uit kj gebeurde te trekken zijn voor de militaire organisatie, die op zo onver
wat. ,e en tragische wijze op haar paraatheid is getoetst.
Alvorens echter de organistie in een beschouwing te betrekken, zij op deze
plaats vastgesteld, dat de Nederlandse soldaat zich de afgelopen twee weken van
zijn allerbeste zijde heeft laten zien. Niets is hem te veel geweest, zelfs niet bij
gevaarlijke tot zeer gevaarlijke opdrachten. Wederom is daarmee bewezen dat,
wanneer onze soldaten maar weten waarom het gaat, zij voor niets en niemand
uit de weg gaan. Een bevestiging van een overbekende wetenschap, maar die er
toch in hoge mate toe bijdraagt om het vertrouwen in het kennen en kunnen
van de uitvoerenden te versterken.
Drie staven, maar
een troep
Totaal anders echter moet het oordeel
luiden over de hogere organisatie. De
zeer plotselinge aanval van de woedende
elementen op ons land had het karakter
van een strategische overval, zoals wij
die uit de Hitlertijd kennen. Die plotse
linge agressieve acties van de Nazi's
kwamen veelal uitgezocht ook op Zater
dagavond, het moment van de week,
waarop de meeste officiële instanties
niet werken.
Thans betrof het een strategische over
val oo een deel van ons land, dat in het
bev tebied van de Nederlandse Terri-
torii. Bevelhebber, de N.T.B. valt. De
N.T.B. werd dus belast met de bestrij
ding van deze overval.
Maar ziet, die N.T.B. heeft geen troe
pen onder zijn bevel! Deze autoriteit zal
in de harde werkelijkheid alleen maar
beschikken over troepen die nog ge
mobiliseerd moeten worden!
Wat gebeurde?
Reeds herhaaldelijk is er op gewezen,
dat de N.T.B. óók over parate onder
delen moest beschikken. Deze ramp
heeft nu wel overduidelijk de ondoel
treffendheid van ons huidig systeem van
landsverdediging aangetoond.
Want wat gebeurde? De chef van de
Generale Staf stelde alle parate troepen
te velde het eerste Legerkorps
onder de bevelen van de N.T.B. Men had
moeilijk eerst de territoriale eenheden
kunnen mobiliseren.
De parate veldlegertroepen gingen dus
naar het terrein van de ramp. Zij hebben
er voortreffelijk werk gedaan.
Maar iu werkelijkheid zouden deze
parate troepen niet beschikbaar zijn ge
weest om een dergelijke strategische
aanval te bestrijden. Want dan zouden
die troepen ergens in Duitsland of in
land front Oost maken, tegen de
Van 300 naar 3000 grenspasseringen
Douane is dag en nacht in touw
op de grond oprukkende strijdkrachten
van een agressor.
Want een strategische overval op het
achterland moet altijd gepaard gaan met
een snelle en krachtige opmars op de
grond. Ditmaal konden de parate troe
pen van 't veldleger nog worden ge
bruikt om de strategische overval der
elementen te keren. In een (onver
hoopte) oorlog echter zullen zij vast en
zeker niet in het achterland kunnen
worden ingezet. En honderd tegen één
kan men aannemen dat een dergelijk
conflict met een strategische overval op
grote schaal zal beginnen.
Voor de bestrijding daarvan heeft de
N.T.B. evengoed direct beschikbare
dus parate troepen nodig, als de Com
mandant van het eerste Legerkorps, die
ze nu al heeft.
Dat is militaire les nummer één, die
uit deze ramp kan worden getrokken.
Papieren geheel
Maar er is nog meer. Daar de N.T.B.
geen troepen heeft is zijn staf maar
klein. Een staf, waar alleen maar
„papier" wordt verwerkt. Dezestaf
oefent niet met troepen. 1-Iet is een
papieren geheel. Ach .nietwaar, als
het zover is gaan wij op ons gemak
mobiliseren en komt ook de staf van
de N.T.B. op volle sterkte
Nu stond de N.T.B. echter plotseling,
dank zij deze strategische overval, voor
de harde werkelijkheid. Nu moest mei:
met een ongetrainde, veel te kleine staf
met troepen gaan werken. Om die staf
op sterkte te krijgen was versterking
van alle kanten nodig.
Dit snel bijeengeraapte geheel nu
werd bovendien bovenop een aantal
troepen gezet, waarmede nog nooit was
samengewerkt. De N.T.B. heeft immers
in vredestijd niets te maken met de
parate troepen van het eerste Leger
korps.
Het behoeft geen verwondering te
baren, cjat dit heterogene gezelschap er
niet al te veel van terecht bracht. Het
kon ook niet anders. Alleen een tovenaar
zou van deze verzameling in korte tijd
een soepel werkende staf kunnen maken.
Officieren over
Maar het toppunt van alles was, dat
naast deze ploeterende staf van de N.T.B.
een volledige parate staf de staf var.
het eerste Legerkorps duimen zat te
draaien. Deze staf wist precies waar de
parate troepen zaten, deze staf had direct
kunnen starten. Maar ér werd geen ge
bruik van gemaakt! Hier zullen bepaalde
opvattingen toch werkelijk moeten wor
den herzien, daar er anders in geval van
werkelijkheid een catastrophe dreigt.
In de eerste plaats moeten èn de Com
mandanten Strijdkrachten te Velde èn
de Nederlandse Territoriale Bevelhebber
beiden „parate" direct beschikbare
troepen hebben. En naast de parate
staf van de Strijdkrachten te Velde moet
óók de N.T.B. een parate staf hebben.
Bij zulk een reorganisatie zal het
kan niet anders het Hoofdkwartier
van de Generale Staf aanzienlijk aan
betekenis inboeten. Immers de strijd
krachten te velde het eerste Leger
korps vormen met de Engelse en Bel
gische strijdkrachten het geallieerde
noodleger, zoals dat bij de oefening
„Holdfast" heeft geoefend.
Daarnaast zal de territoriale verdedi
ging de verdediging van het achter
land door ons zelf moeten geschie
den. De huidige Generale Staf komt
noch bij het een noch bij het ander te
pas.
Het lijkt daarom dringend gewenst,
de bevoegdheden van de Generale Staf
over Staf N.T.B. en C.-l. L.K. te ver
delen. Men krijgt zodoende niet alleen
een veel soepeler en sneller werkend
geheel, maar bovendien worden grote
hoeveelheden officieren uitgespaard.
Als men die consequentie uit de mili
taire lessen, welke uit de grote ramp zijn
te trekken, inderdaad durft aanvaarden,
is er althans op dit punt veel gewonnen.
(Van een onzer verslaggevers)
Zolang het nog schemerdonker is trapt de 22-jarige Herman Schaper het
gaspedaal wat dieper in. Nog is het rustig langs de weg. Van Breskens in
Zeeuws-Vlaanderen tot Kemzeke in België doemen slechts weinig tegenliggers
op en de jeugdige chauffeur doet er zijn voordeel mee. Hij heeft er goed aan
gedaan, want in St. Niklaas wordt het al anders. In de Plezantstraat is het druk,
erg druk zelfs en even voorbij de Onze Lieve Vrouwekerk wemelt het van de
auto's, die voornamelijk nog de bekende nummerborden dragen: wit, met rode
cijfers. Maar dan, tegen half elf in de morgen, verandert nogmaals het straat
beeld. Op de prachtige „drie-baans-autoweg" van St. Niklaas naar Antwerpen
ontmoeten wij auto na auto, voorzien van Nederlandse nummerborden. Enorme
vrachtwagens zowel als nietige personen autotootjes en al dit rollend materieel
kent maar een doel: Zeeland.
ander soort transport bijgekomen: het
normale handelsverkeer, dat eveneens
langs deze route moet gaan. Het plein
voor het douanekantoor te Wernhout.
heeft dan ook veel weg van een
parkeerplaats. Tientallen voertuigen,
variërend van zware trucks met op
legger tot bestelauto's zijn er gestation-
neerd. De eigenaren zijn in het kantoor,
dr- in de weer met velerlei documen
ts /aarvan het z.g. „kustpaspoort" wel
het belangrijkste schijnt. Maar nog
steeds heeft het vervoer voor de nood-
gebieden voorrang en voor dit transport
zijn de grenskantoren ook des nachts
geopend.
In Kapellebrug is de normale
zetting (een douanebeambte, een
marechaussee) versterkt tot drie man
van elk onderdeel en dat is niet over
bodig. „We zijn van 300 tot 3000 grens
passeringen per dag overgesprongen'
merkt één hunner op en dit mag dan een
ruwe schatting zijn, veel zal het met de
werkelijkheid niet verschillen.
Het davert door dit deel van België, door
het ook bij de Zeeuwen zo geliefde Oost-
Vlaanderen en Brabant, van de Neder
landse voei'tuigen en op de Bredabaan
in Antwerpen en in de Scheldetunnel
kunt ge ze ontmoeten, de auto's van be
kende Nederlandse ondernemingen, de
bussen van de Nederlandse Spoorwegen
en de vele particuliere wagens, met
nummerborden uit alle provincies.
En de Belgen?
Soepel, behulpzaam en voorkomend.
Desnoods betaalt ge de passage voor de
Scheldetunnel met Nederlandse munt en
d( elgische douanier bij Kapellebrug
vro„gt bevestigend: „Niks bezonders
zeker?".
Honderden, neen duizenden kilometers
hebben ontelbare voertuigen sinds
Maandag 2 Februari gulzig weggevreten
van de noodroute Holland-België-Zee-
land. Met achter het stuur kerels, even
taai als onze 22-jarige Rotterdammer, die
de avond tevoren om tien uur uit Rotter
dam vertrok: om zeven uur 's morgens
via Utrecht, Den Bosch, Breda en Ant
werpen in Vlissingen arriveerd' 'n met
de boot van 7.55 weer oversu, naar
Breskens voor de terugtocht van weer
ruim 300 kilometer.
Zijn zwarte haardos ligt verward over
zijn schedel, z'n gezicht ziet bleek, maar
z'n baas een transportondernemer
en de getroffen Zeeuwen kunnen op hem
bouwen. „Als de koffie maar goed is",
spotlacht hij, en in het staminee aan de
Belgisch-Brabantse grens bij Wuestwezel
en Wemhout laat hij zich het brouwsel
goed smaken.
Aan de grens
Is er nog een grens?
Speciaal loket
Ja, er is nog een grens en die zal
er voorlopig wel blijven ook. Maar
de slagbomen zwaaien in deze dagen
vlotter en sneller omhoog, dan vóór
de rampnacht van 31 Januari op 1
Februari. In het moderne grens-
kantoor terzijde van de weg worden
de formaliteiten met bewonderens
waardige souplesse afgehandeld. Er
is een speciaal loket geopend: „Aan
gifte goederen voor de- noodge-
bieden" staat er boven en sinds
enkele dagen kunnen degenen, die
Zeeland te hulp snellen hier terecht.
„De eerste dagen lieten alles
rijden", vertelt ons een douanebeambte.
Nood brak ook hier wet en zonder enige
belemmering konden de colonnes auto's,
beladen met boten, hout, draglines,
kleding, voedsel en wat al niet. pas
seren. Zowel hier, als aan de Belgisch-
Zeeuwse grens te Kapellebrug en elders
in Zeeuws-Vlaanderen. dag en nacht,
met of zonder wegenbelastingkaart,
met of zonder nationaliteitsbewijs, „rijen
maar", was het parool, ook van de
douaniers van beide landen.
Of er geen profiteurs bij geweest zijn?
De in het grijsgroen geklede mannen
halen berustend de schouders op
„Wat was nou belangrijker", schijnen
zij te willen zeggen, „snelle hulpver
lening, of die anderhalve smokkelaar,
die er misschien doorgeglipt is".
Druk
Intussen is er naast het vervoer van
goederen naar de noodgebieden nog een
Amsterdam helpt
Schouwen en Duiveland
B. en W. van Amsterdam hebben
overleg gepleegd met de Gedeputeerde
Staten van Zeeland, in het bijzonder
met het lid van dit college, dat speciaal
belast zal zijn met de zorg voor de op
bouw van Schouwen en Duiveland. In
dit overleg is de algemene hulp van
Amsterdam aan Schouwen en Duive
land aangeboden en in principe gaarne
aanvaard. Nadere besprekingen zullen
volgen. Almelo heeft Zierikzee hulp
toegezegd en naar verluidt zal Velsen
zich de belangen van Dreischor aan
trekken.
Wat er over bleef van de Gloster-meteor, welke bij Oldenzaal een noodlanding
maakte. De inzittende sergeant-vlieger bleef ongedeerd.
Een schip, dat 66 km
per uur loopt
(Van een medewerker)
Zondag zal bij de Nederlandse Dok
en Scheepsbouw-Maatschappij te Am
sterdam de onderzeebootjager „Fries
land" te water worden gelaten. Dit
schip is de eerste van de twaalf jagers,
die bij de Nederlandse werven in aan
bouw zijn voor de Koninklijke Marine
en die genoemd zullen worden naar
provincies en grote steden.
In de laatste oorlog is gebleken, hoe
belangrijk enhoe kwetsbaar de ver
bindingen over zee zijn. Duitse onder
zeeboten boorden toen bij tientallen de
schepen in de grond, die voor de ge
allieerden voeren. Als tegenwapen
met het doel de handelsvloot te bescher
men heeft men een nieuw type schip
ontworpen, de „onderzeeboot-jager",
dat uitgerust is om de vijandelijke
onderzeeërs op te sporen en aan te vallen.
De duikboten kunnen op verre afstand
worden gesignaleerd, dank zij de elec-
tronisdhe apparaten en de jager kan met
een vaart van 36 mijl dat is 66 kilo
meter! per uur als een harddraver-
te-waiter op zijn prooi afstormen om die
met grimmige raketwapens te lijf te
gaan.
De onderzeebootjager „Friesland"die
116 meter lang is en binnenkort 260
koppen aan boord krijgt, heeft een
standaardwaterverplaatsing van 3150
ton. De turbines van het dubbelschroef-
turbinesehip ontwikkelen een vermogen
van 60.000 pk.
Arabieren bevreesd voor
Amerikaanse steun aan Israel
De diplomatieke vertegenwoordigers van
Egypte, Syrië, Libanon, Jordanië, Irak,
Saoedië-Arabië en Yemen hebben gisteren
bij de V. S. geprotesteert tegen het verle
nen van „verdere hulp van welke aard
ook" aan Israel, „opdat de veiligheid in
het midden-C osten niet in gevaar wordt
gebracht".
Israel heeft de vorige week, nadat de
Sovjet-Unie de diplomatieke betrekkingen
had verbroken, gevraagd om „morele en
materiële hulp" van de V. S.
Met de nieuwe kruisers, onderzee
boot] agers en onderzeeboten breekt voor
de Koninklijke Marine een nieuw tijd
perk aan. Deze schepen zullen ons land
in staat stellen, met succes de plaats in
te nemen, die het is toebedacht in het
kader van de verdediging van West-
Europa en zij zullen daar kunnen be
wijzen, op welk een hoog peil de Neder
landse scheepsbouw en industrie staan.
„Koningin Juliana
ISederland'
Prinses Marijke ontving gisteren uit
de Verenigde Staten een verjaardags
kaartje van een Amerikaans meisje,
dat even oud is als zij en waarin een
dollar gevouwen was. „Wilt u dit be
stemmen voor de watersnood in Neder
land?'' was er bij geschreven.
Zo komen er dagelijks tientallen
brieven op Soestdijk, gericht aan de
koningin, met giften voor de ramp.
Kleine bedragen vaak, zoals de 100
francs van een weduwe uit Frankrijk,
die dit bedrag van haar zeer kleine
pensioen afstond maar ook giften van
grotere omvang zoals een cheque van
10.000 lire uit Italië en 5000 dollar
van een Amerikaan. Alle worden door
gezonden naar het Nationaal Rampen
fonds.
Overweldigend is de belangstelling
die de koninklijke familie in deze
dagen uit het buitenland ontvangt.
Men stuurt naar „de koningin der
Nederlanden", de personificatie van
Nederland in de wereld. Particulieren
uit Engeland, Italië, Duitsland. Zuid-
Amerika. Frankrijk, Canada. Zwitser
land en ook uit ons land schrijven en
zenden. Zoals gezegd, kleine bedragen
vaak, maar de bijgaande brieven ge
tuigen van een ontroerend medeleven
en grote opofferingsgezindheid: brie
ven van kinderen die hun zakgeld af
gestaan hebben, van Nederlanders die
tientallen jaren geleden reeds gs-
emïgreerd zijn en thans eigenlijk nog
maar een adres in Nederland kennen:
„Koningin Juliana. Nederland".