De pannekoeken van
Li-Ti, de Chinees
mm
Practische waarschuwing
van Amerikaans theoloog
ÜP
en Jan-ne-ke
Het lied van de
Pakh uis-mu izen
Het gevaar van de
Messiaanse
gedachte
:<aar, waar men
i Aid toelaat
Andersom
ZATERDAG 14 FEBRUARI 1953
HET PAROOL
XI
HEEL lang geleden woonde er in
China een man, die Li-Ti heette
Op een goede dag had Li-Ti by een
vriend pannekoeken gegeten, lekkere,
dikke pannekoeken met een bruin knap
pend randje er aan. En nu besloot Li-Ti
het pannekoeken-bakken ook te leren
Hij nodigde zijn vrienden (en dat waren
er heel wat; bij voorbaat al uit op een
pannekoekendiner, als hij de kunst van
het pannekoeken-bakken verstond.
Nu zou ieder verstandig mens na
tuurlijk beslag hebben gemaakt, en een
vuur hebben aangelegd, en eens gepro
beerd hebben, of hij van dat moeilijke
werkje iets terecht bracht. Maar zó was
Li-Ti niet.
Hij kocht zich een boekje, getiteld
,.De Pannekoek". Het was geschreven
door Wi-Lang, die kok was in het hotel
„De Draak "met de zeven hongerige
monden". Wi-Lang was beroemd om zyn
pannekoeken en heel wat mensen kwa
men m het hotel, enkel en alleen om
daar van het heerlijke, ronde gebak
te eten.
Maar juist was Li-Ti met de studie
van het boekje van Wi-Lang klaar en
zou hij er op uitgaan, om meel en
eieren en olie te kopen toen hy in de
étalage van een boekwinkel een heel dik
boek zag staan, dat ook over de kunst
van het pannekoeken-bakken handelde.
Het heette „Het Knappende Korstje",
en het was geschreven door de opperhof-
pannekoekenbaklter Sji-Kuang. Li-Ti
kocht ook dit boek, en besloot erin te
studeren, alvorens hij tot het bakken
zou overgaan. Vele avonden, weken en
maanden verdiepte Li-Ti zich in de
bladzijden. Nu begon hij pas iets van de
kunst van het pannekoeken-bakken te
begrijpen: er waren pannekoeken, die
je met olie en andere, die je met boter
moest bakken, er waren pannekoeken
mei krenten en ook met pruimen, er
waren d'kke pannekoeken, zo hard en
stevig als een houten schijf, maar er
waren cok dunne, zo soepel en doorzich
tig als een rozenblaadje. Enfin, wel
honderd soorten.
De vrienden, die met smart zaten te
wachten op het pannekoekenmaal bij
LI-Tl, vroegen hem wel eens, wanneer
ze nu eindelijk eens mochten komen
eten. Maar Li-Ti vertelde hun dan, dat
ze nog maar even geduld moesten heb
ben, want hjj was nog niet helemaal
uitgestudeerd in de pannekoekenkunde
En toen Li-Ti het boek van Sjl-Kuang
doorgewerkt had, begon hij aan de
stud'e van een nog veel uitgebreider
boek, dat ook helemaal over de kunst
eeuwen geleden had geleefd en die de
grootste pannekoeken-bakker was ge
weest, die er ooit had bestaan. Wanneer
die aan het bakken was, kwamen de
vogels van de hemel en de dieren van
het veld op de geur af, en ze zaten
vredig bij elkander, helemaal bedwelmd
door de heerlijke lucht, die er van het
baksel onsteeg.
Sommige vrienden herinnerden Li-Tl
nog wel eens aan de uitnodiging. Maar
de meesten waren die allang vergeten
Het was immers al bijna vijftien jaar
geleden, dat Li-Ti die had gedaan, en
verscheiden van de kennissen hadden
onder het wachten door al grijze vlech
ten gekregen. Maar op het laatst zou het
feestmaal dan toch zijn. Li-Ti kende de
werken van Ti-Lo-Pe van buiten, en je
icon gerust zeggen, dat er in heel China,
ja, misschien in de hele wereld niemand
was, die zoveel van pannekoeken wist
als Li-Ti.
De vrienden kwamen. Ze hadden voor
de gelegenheid hun fraaiste kleren aan-
van pannekoekenbakken handelde. Het getrokken en zs hadden thuis niet ge-
was geschreven door Ti-Po-Le, die zes ~",m
DOOR
C. WILKESHUIS
geten, om maar zoveel te meer panne
koeken te lusten. Li-Ti had een pot met
beslag klaar gemaakt, en hij had er,
zoals Ti-Lo-Pe in een van zijn heerlijk
ste recepten voorschreef, er een paar
blaadjes van een viooltje en een gemalen
haaienvin doorheen geroerd. Toen, in
tegenwoordigheid van zyn vrienden,
legde hjj het vuur aan en begon te
bakken. Maar... de boel brandde aan,
doordat hy vergeten had. boter in de
pan te doen. En de volgende pannekoek
mislukte, doordat hij te veel beslag op
de lepel nam. En dat ging zo maar door.
Op het laatst namen de vrienden boos en
hongerig afscheid.
Alleen Wang-Sjang, de geduldigste
van alle Chinezen, en de grootste vriend
fCT
van Li-Ti, bleef bij de pannekoeken
bakker achter. „Ik wil best geloven,
dat je van het pannekoekenbakken meer
weet dan iemand anders in het Hemelse
Rijk", zei hjj goedmoedig. „Maar... het
b&kken-zelf ken je nog niet. Dat moet
je leren door het te doén. Er is nu een
maal geen andere weg. Ik heb vroeger
wel eens pannekoeken gebakken, wan
neer Wi-Fai, mjjn vrouw, ziek was,.1
maar ik heb er nooit iets over gelezen.
Zal ik het je eens leren?"
Toen nam Wang-Sjang de lepel en hij 1
liet het beslag dunnetjes uitvloeien in
de koekepan, die hij eerst goed met
boter had ingevet. Meteen steeg er een
geur uit de schoorsteen omhoog, zó ver
rukkelijk, dat de vogels hun kleine1
koppen over de rand staken. En de,
vrienden, die reeds thuis waren, roken
de fjjne baklucht, die over de hele stad1
dreef, en ze kwamen met hongerige
magen terug en deden zich tegoed aan 1
een groot pannekoekenmaal.
„Je hebt het nu tóch geleerd", prezen
zijn vrienden en ze veegden zich de mond
af met zjjden servetten.
„Wang-Sjang is een beter meester
dan Wi-Lang en Sji-Kuang en Ti-Lo-Pe
met elkander." antwoordde Ll-Ti, „en
een pannekoekspan geeft wijzer lessen
dan alle boeken."
„Daar kon je gelijk In hebben", zeiden
de gasten tevreden. En Li-Tl gooide
een pannekoek in de lucht en ving hem
op de andere kant weer netjes op in
zjjn koekepan.
Brei-en is
heel erg
moei-lijk
TAN-NE-KE kan
al brei-en. O,
wat knap.
Hoe doe je dat,
vraagt Jip.
Kijk, zegt Jan-
ne-ke, in-ste-ken,
om-slaan, door-ha-len en af la-ten
glij-den. Maar Jip be-grijpt er niets
van.
Kijk zo, zegt Jan-ne-ke, en ze
breit een he-le toer.
Jip kan het niet uit-staan. Ik
wil het ook le-ren, zegt hij.
Dan komt Jan-ne-ke's moe-der
met twee brei-pen-nen en een bol-
le-tje wol. Ze breit een klein stuk
je om het voor te doen. Kijk Jip, in-
ste-ken, om-slaan, door-ha-len en
af la-ten glij-den.
Moei-lijk is dat, zegt Jip. Hij zit
te prut-sen met zijn tong uit de
mond. Heel moei-lijk.
Ik ben al een heel eind, zegt Jan-
ne-ke.
Jip doet zijn best. Maar het lukt
niet. Ik ga wel al-leen zit-ten, zegt
hij. En hij gaat met het brei-werlc
in een hoek-je zit-ten. In-ste-ken,
ja-wel, maar die pen is zo lang en
die an-de-re pen is nog lan-ger. De
pen-nen prik-ken in zijn wang. En
die draad doet zo gek. En het bol-
le-tje wol loopt weg. Jip wil het
vlug doen. Maar och, ar-me Jip. Hij
raakt he-le-maal verward in de
wol. Hij lijkt wel een vlieg in een
spin-ne-web. Hij kan er haast niet
meer uit-ko-men.
Als Jan-ne-ke's moe-der hem
ziet, moet ze erg la-chen. Gaat het
niet, zegt ze. Nou, het is ook geen
werk voor jon-gens.
O nee? vraagt Jip.
Nee, het is werk voor meis-jes.
Jip legt het brei-werk neer en
gaat naar Jan-ne-ke. Ik brei niet
meer, zegt hij. Jon-gens brei-en
niet. Het is meis-jes-werk.
Je kan het lek-ker niet, zegt Jan-
ne-ke.
Ik wil het lek-ker niet, zegt Jip.
En hij gaat knik-ke-ren.
Dat is iets wat hij erg goed kan.
„"Het is kapitein Nannie, die daar op
en neer staat te springen," zei TLttie.
„Misschien danst ze van woede."
Tittie kon zich niet meer dan een
korte zijdelingse blik veroorloven. Zij
zeilde met hun boot en zy wou hun laten
zien, dat ze het kon.
De Zwaluw ging overstag voor hij bij
het eiland was. De Amazone passeerde
hem van achteren.
„Het is diep water by de uitkijkpost"
zei Jan. „Je kunt vlak bij de kant
komen. Er is daar geen wind, maar die
ST
ior
„Jawel, kapitein," zei Tittie.
De Amazones op de uitkijkpost sche
nen hen te wenken.
„Schiet op," schreeuwden zy.
Tittie zeilde tot vlak onder de plek
waar zy stonden en Jan riep cle Amazo
nes toe: „Geven jullie je over?"
Nannie Zwart riep terug: „Ja natuur
lijk geven wij ons over. Maar schiet op."
„Haast je schreeuwde Greet.
„Geen listen!" riep Jan.
„Op ons woord als zeerovers", riep
Nannie.
„Hm", zei Jan weifelend.
„Op alles wat je maar wilt", riep
Nannie. „Maar verlies nu geen tijd meer.
Kom naar de landingsplaats."
„We zullen de boot in de haven bren
gen", zed kapitein Jan.
„De landingsplaats is dichterbij."
„Wy hebben dit schip buitgemaakt",
riep Jan, „en wij zullen het naar de
haven brengen."
De Amazone was al met klapperend
zeil het beschutte water onder de uit
kijkpost gepasseerd. Nu kwam hij weer
in de wind en zeilde snel tussen het
eiland en de oostelijke oever van het
meer door.
„Waarom zouden ze zo'n haast heb
ben?" vroeg Tittie.
„Ik weet het niet", zei Jan. „We zul
len proberen om eerder by de haven te
zyn dan Suze. Die komt van de andere
kant."
Maar de Zwaluw was te ver voor.
Toen Tittie met haar schip om de rotsen
aan de zuidkant van het eiland heen
voer, was de Zwaluw daar al. Suze had
het zeil laten zakken en lag met de rie
men buiten boord voor de ingang van de
haven te wachten.
„Het is in orde", riep Jan. „Je kunt
naar binnen varen. Ze hebben zich over
gegeven. Ze hebben om de een of andere
reden verschrikkelijk veel haast. We
zullen gezamenlijk de haven binnen
varen." Suze peddelde naai' binnen.
„Laat mij de Amazone naar binnen
roeien", zei Tittie. „Ik heb hem ook gis
teravond in het donker naar buiten ge
bracht.
„Luister eens, Tittie, kun je de twee
bakens zien? De wind is precies goed.
Je kunt naar binnen zeilen. Ik zal op het
goede ogenblik het zeil laten zakken. Je
hoeft nergens aan te denken dan aan de
twee tekens."
„Ik zal het proberen", zei Tittie en zij
stuurde regelrecht naar binnen.
„Let niet op mij", zei Jan. „Zorg dat
je de twee tekens boven elkaar ziet. Op
het ogenblik dat zij tussen de rotsen
doorschoten liet hij het zeil neer en
haalde het kielzwaard op. ,.Let op de
tekens. Mooi zo. Pas op de Zwaluw. Uit
stekend!"
Juist toen de Zwaluw tegen het strand
aanvoer, gleed de Amazone naar binnen
en landde vlak naast haar.
De Amazones stonden op het strand
te wachten. Zij schenen heel vriendelijk
gestemd. Greet trok de Zwaluw op het
strand en Nannie de Amazone. Maar ka
pitein Jan nam geen enkel risico.
„Kapitein Nannie", zei hij, „welk
schip is het vlaggeschip?"
Kapitein Nannie aarzelde geen ogen
blik. „De Zwaluw. En dat is verdiend
ook. Maar schiet op. Niemand weet dat
we hier zijn. Ze denken dat we in bed
liggen. En wij moeten zorgen dat we op
tijd thuis zijn om op te staan voor het
ontbijt als we geroepen worden."
„Dat haal je nooit", zei kapitein Jan.
„Ja, dat halen we wel. De wind wordt
ieder ogenblik sterker en de zon komt
nog maar net op. Maar haast je. Laat
ons helpen de dingen te dragen. We heb
ben een heleboel te vertellen."
Tittie klom uit de Amazone en kapi
tein Nannie schudde haar de hand en
sloeg haar op de schouder. „Alle don
ders. matroos", zei zij, „ik wou dat ik
jou bij mijn bemanning had. Vanmorgen,
toen ik zag wat je helemaal in je eentje
gedaan had, had ik het anker wel door
kunnen slikken. Je deed precies wat wy
van plan waren geweest."
Suze haalde de dekens en andere din
gen uit de Zwaluw. Rutger was naar het
kamp gerend. De andere namen allemaal
iets om te dragen. Rutger kwam gauw
weer terug.
„Ze hebben een groot vuur", zei hy
„en het water kookt over."
„Wie wil er thee?" vroeg Suze,
„We hebben eigenlijk geen tijd", zei
Greet
„Kom mee, vlug", zei Nannie. j,We
hebben een heleboel te zeggen en we
kunnen de thee drinken terwijl wy het
zeggen."
De Zwaluwen en de Amazones trok
ken langs het pad naar het kamp. Hei
waren hoofdzakelijk de Amazones die
spraken.
„Het voornaamste is dit", zei kapi
tein Nannie, „we hebben toestemming
om een paar dagen op het eiland te
gaan kamperen, te beginnen met over
morgen..."
„Dat is dus morgen", zei Greet.
„Gisteravond was er thuis een feestje
en vandaag komen er mensen, zie je,
van dat soort mensen, waar je je beste
jurk voor aan moet trekken. Er zat dus
niets anders op dan om de oorlog gis
teravond uit te vechten. We kunnen
moeilyk met elkaar in oorlog zijn, als
we in hetzelfde kamp wonen. En voor
die tijd was e? geen wind. Dus was het
gisteravond of nooit. En toen heeft de
matroos ons de loef afgestoken. Het was
een kranig stukje."
„We hebben vreselijke ruzie gekregen
toen we ontdekten, da tde Amazone weg
was", viel Greet haar in de rede. „Nan
nie dacht, dat de boot weggedreven was
en toen ik zei, dat hy niet tegen de wind
kón indrijven
„Pas op, Greet", dreigde kapitein
Nannie.
„Nou, goed", zet Greet. „Je weet best
wat je zei. In ieder geval wisten we pas,
toen we ontdekten, dat de Amazone weg
Dat wil zeggen, eerst wisten we het nog
n'et, zelfs niet, toen we de boot zagen
We wisten het pas, toen matroos Tittie
overeind kwam en onze vlag neer
haalde."
„Nu", zei kapitein Nannie, „jullie
plan was uitstekend. Iedereen zou er in
gelopen zijn. Toen we jullie bil het
botenhuis zagen..."
(Wordt vervolgd
pAKHUI8-muizen zijn groot en dapper,
Pakhuis-muizen zijn vlug ter been.
Pakhuis-muizen zijn altijd knapper
dan andere muizen om ons heen.
En daarom hadden de pakhuis-muizen
beslist geen zin om te verhuizen
al hadden ze last van de lapjeskat,
ze zeiden: Komaan, toe weten wat!
Ze hebben een kattenval gezet
voor de lapjeskat Minet.
Pakhuis-muizen zijn heel geduldig,
Pakhuis-muizen doen altijd zacht.
Pakhuis-muizen zijn heel zorgvuldig
en hebben een lange tijd gewacht
en 's morgens vroeg, daar had je 't al.'
de lapjeskat zat in de val.
De pakhuis-muizen riepen: JA!
Hoera! HOERA!
Toen zei de lapjeskat bedroefd:
Ik heb nog nooit een muis geproefd!
Ik lust geen muis! 't Is een vergissing.
Ik toat aan jullie de beslissing.
Als kind al riep ik bij m\j thuis:
Wat eten toe? Abah, weer muis
En muis is nog tot daar aan toe,
maar palchuis-muizen.arreboe!
dus laat mij asjeblieft weer gaan,
'k heb nimmer iemand kwaad gedaan.
Pakhuis-muizen zyn eigenaardig!
Pakhuis-muizen zyn nooit gemeen,
Pakhuis-muizen zijn heel era aardig,
ze hebben zelden een hart van steen,
maar om die poes nou los te laten,
dat was te gek om van te praten.
Dus hebben ze de poes Minet
met kooi en al op straat gezet.
En of ze nu al mauwt, en schreit:
De pakhuis-muizen zyn haar KWIJT.
ANNIE M. G. SCHMIDT
Olilllllllllillllllllllllllllllllllilllllllllllllll
lilllllillllllllllllllllllllllllllllllllllllllll!
THE Irony of American History" is
een indrukwekkend boek. Reinhold
Niebuhr is een theoloog, en zijn ge-
schiedphilosophie is doordrenkt van
christelijke gedachten; men kan zelfs
zeggen dat zij het uitvloeisel is van een
christelijke gedachte en een christelijke
stemming. Het historische proces, zoals
Niebuhr het ziet, ontspringt aan de ver
menging van geesitelijke vrijheid en
natuurlijke gebondenheid; die tweeheid
beheerst heel de positie van de mens.
Ket „Ironische" van zijn lot ls dat hy zo
licht de beperkingen die daarin gegeven
zijn, uit het oog verliest en of in de éne
of in de andere richting doorschiet met
ambities of pretenties, die hem tot zijn
verrassing of ontsteltenis in conflict
met zyn beste bedoeling of meest blijde
verwachtingen brengen. De grondge
dachte wordt in dit boek niet theore-
tisoh uitgewerkt. Zy wordt geïllustreerd
aan het bijzondere voorbeeld van Ame
rika, en het boek is veel minder de
uiteenzetting van een philosophisch
systeem dan een practische waarschu
wing aan het eigen volk in de tegen
woordige historische situatie.
Het by uitstek ironische van de Ame
rikaanse geschiedenis ligt voor Niebuhr
hierin dat zij beheerst wordt door een
idealistische, optimistische gezindheid,
die tot averechtse consequenties leiden
moet of leidt. Daar was van den beginne
de Calvinistische gedachte van een uit
verkoren volk te zyn, die, weldra gese
culariseerd, zich ongemerkt vermengde
met het Jeffersonse liberalisme. Het
zondebesef ging verloren, in de plaats
daarvan kwam een onbeperkt vertrou
wen in de mens en zyn mogelijkheden;
van de Amerikaanse mens althans.
Kostelijk zijn de uitspraken van Ame.
rikaanse predikanten of politici, die
Niebuhr aanhaalt om de naïeve zelfver
heffing te doen uitkomen, waarmee
men zich voor het onschuldige land van
vrijheid en geluk hield tegenover het
sinistere en chaotische Europa. De
„messiaanse' gedachte, de overtuiging
dat men een roeping heeft voor de ge
hele wereld, is waarlijk niet tot Amerika
beperkt gebleven; bijna alle grote vol
ken (ook het onze in zijn glorietijd)
hebben er aan toegegeven. En nu ls ze
in een terugstotende en ongekend ge
vaarlijke vorrn in het communistische
Rusland opgerezen. Het geeft de laatste
toets van „Ironie" aan de Amerikaanse
situatie, dat men zich gesteld vindt
tegenover een caricatuur, ofwel een her
haling ln het demonische, van de eigen
ideologie.
Het Marxisme is, volgens Niebuhr,
de vrudht van een variant van het Libe
rale dogma, van het geloof in de per-
feotabillteit van de mens, maar het Is
C\EN van de meest vooraan-
staande theologen in het
huidige Amerika is Reinhold
Niebuhr, die ook als filosoof,
anthropoloog en socioloog naam
heeft gemaakt. Het merkwaar-
I dige is evenwel dat zijn werk in
1 Nederland slechts in betrekke-
g lijk kleine kring bekend is on-
jg danks het feit dat professor
g Niebuhr ons land verscheidene
§j malen heeft bezocht. In de af-
g gelopen jaren zijn enkele van
g zijn boeken in het Nederlands
g vertaald, o.a. „Nature and Des-
g tiny of Man", dat onder de titel
g „Wezen en Bestemming van de
g Mens" bij ten Have (Amster-
dam) verscheen,
g In een van zijn jongste wer-
g ken houdt Niebuhr zich bezig
g met de ironie in de geschiedenis
g van Amerika. Dit boek „T h e besproken door professor P.
g Ironyof AmericanHis- Geyl, de bekende Utrechtse hïs-
g t o r y", wordt voor ons blad toricus.
fïllllllll!l!llll!llllll!ll!lllll!IIIIIIIIIIII!lll!ll!IIIIIII!ll!!!!ill!lllllllllllllllllllllllll!!l!lll!li!III|||||
OOK DIT
D^vraag naar doorzicht in het godde
lijk mysterie beroert velen in deze
weken met verhevigde felheid. Dit
vragen behoort uiteraard niet speciaal
bij de ramp, die ons zo vervult. Het is er
altijd en overal, maar nu minder ver
borgen dan anders.
Wat is in een ramp als de watersnood
Gods wil? Wat is ueberhaupt in
het lot en leven van mensen: Gods wil?
Is hier een antwoord op te geven Rond
om mij heen hoor ik op vele wijzen en
bij voortduring antwoorden, die het on
doorzichtige van Gods handelen door
zichtig trachten te maken. Het ondoor
zichtige is voor velen ondragelijk. Zy
kunnen het niet rymen met het beeld van
God, dat zy zich gevormd hebben. „Hij
is toch liefde?" En maakt liefde niet
alle dingen doorzichtig?
Wij zullen ons nimmer met God kun
nen verstaan, noch Zyn wil aanvaarden,
wanneer wij niet Zijn heiligheid vóór
alles erkennen ook vóór Zyn liefde.
Hy is de Heilige. Dit betekent naar onze
ervaring: de Andere, de Vreemde. En is
alles wat vreemd is niet, om te beginnen,
ondoorgrondelijk Wie in deze "weken
opnieuw puzzelt over het goddelijk
mysterie van dood en leven en door de
vragen, welke daarbij behoren wordt
verontrust (Wat is de zin van al deze
ellende? Waarom deze vernietiging?
Waarom moeten juist deze mensen lijden
en niet anderen?), moet beginnen met
de vreemdheid te aanvaarden van de
God, die hy achter alles zoekt. Deze
vreemdheid is een facet van Zijn heilig
heid, Zijn wezen. Wie deze vreemdheid
niet verdraagt, noch aanvaarden wil.
verdraagt noch aanvaardt dat God Gód
Vreemdheid en ondoorzichtigheid
geven ook altijd de indruk van verwij
dering. De vreemde staat ver van*ons af.
Tussen ons en de ander is een brede en
onoverzichtelijke kloof. Zo klagen wij:
God is vér weg. Wy bedoelen dan: God
is ons een vreemde. Inderdaad het is
niet anders. Hij is de Heilige.
Soms willen wij het bewust, dat God
„er buiten blijft". Laat Hy maar ver weg
zyn. Dat is wel rustig. Maar in de nood
moet Hij helpen en nabij zijn. In ramp
spoed is Zijn mysterie echter ondoor-
grondelyker dan ooit. Zijn vreemdheid
krijgt iets wreeds. Hij de Heilige
is zeer ver weg, naar ons gevoel. Dit
verwijten wy God. Hy moest nü juist
nabij zijn! Hier ligt het kardinale mis
verstand. God is God. Hij is niet „ineens
anders"! Hij is immer dezelfde, de hei
lige. Zo is Hij altijd en overal. Hij is niet
werkelijk ver. Hij is uitsluitend de
Vreemde en Ondoorzichtige. Hij is echter
ook nü zéér nabij. Zijn mysterie is dicht
rondom ons heen en Hij is in dit ontoe
gankelijk licht.
Een 'wyze Rabbi vroeg eens aan zijn
vrienden: „Waar woont God?" Zij lach
ten hem uit om deze vraag. Hij beant
woordde zyn vraag toen zelf; „God
woont daar, waar men Hem toelaat".
Dit is zeer waar. Wy denken en zeggen
God is ver, omdat wij Hem niet begrii-
nen. Wij begrijpen Hem niet, omdat wij
Zijn heiligheid en vreemdheid niet vóór
alles erkennen. Doen wij dat wel maar
het kóst grote moeite dan blïikt Hy
overal te zyn, waar wij Hem in Zyn vol
strekte heiligheid tot ons toelaten. Hij
maakt dan Zelf doorzichtig, wat wil" on
doorzichtig vinden. Hy geeft ons name
lijk de vrede, die alle verstand te boven
gaat.
N. VAN GELDER
v'rulenter, omdat het een klasse, onder
uitverkoren leiding, met het monopolie
van macht bekleedt. In de Amerikaanse
denkwijzen zijn echter tal van parallellen
aan te wijzen. De vergoding van mate
riële welvaart; de overspanning van de
aandacht voor het technische; de nei
ging van psychologen en sociale theo
retici om te geloven dat de mens of de
sariienlevlng geheel gekend en geheel
onder controle gebracht kur.nen wor
den. De uitschakeling, met andere
woorden, van de eerbied voor het
mysterie of van de bescheidenheid. En
de Amerikaanse mens, die zolang in een
besef van onschuld aan deze eigenaar
digheden heeft kunnen toegeven, be
vindt nu dat zijn materiële voorspoed
gevoelens van nijd, zo niet van hoog
hartige verachting tegen hem oproept,
en beschikt tegelijk over een macht, die
noch met geluk nocih met onschuld ver
enigbaar blykt. Ook nu zyn eenvoudige
oplossingen, uitgaande van absolute mo
rele tegenstellingen, onmogelijk. Zij
zouden immorele consequenties mee
brengen. De pretentie van volstrekte
deugd ls even aanstotelijk voor God,
aldus Niebuhr, als die van onbeperkte
macht.
Theorie en practijk
ALS hy zo de tendenties van de Ame
rikaanse geschiedenis vergelijkt met
die van liet Russische communisme,
maakt hij echter niet alleen tussen de
ideologie het onderscheid dat ik al aan
gaf, hij legt er de nadruk op dat ln
Amerika de practijk altijd veel schap-
pelyker is geweest dan de theorie. Daar
heeft altijd een grote mate van gezond
verstand speelruimte gelhad, dank zij de
democratische instellingen die nog dag
tekenen uit de tijd dat het geloof ln
's mensen zondigheid krachtig genoeg
was om waarborgen te verlangen voor
machtsmisbruik. Hoe dat zy, Niebuhr
vermaant zijn landgenoten, dat „ons
succes in de wereldpolitiek een verloo
chening eist van de pretentieuze ele
menten ln onze oorspronkelijke droom
en een erkenning van de waarden en
deugden die op onvoorspelbare wijzen in
de geschiedenis dringen, de logicia ten
spijt, waaraan liberale of Marxistische
plannenmakers haar hebben willen
onderwerpen."
Dat ook die geest van religieuze be
scheidenheid niet zonder wortels in de
Amerikaanse geschiedenis is, blijkt als
Niebuhr zioh beroepen kan op de wijze
en altijd weer ontroerende uitspraken
van Lincoln in de Burgeroorlog. „De
Almachtige heeft zijn eigen oogmer
ken... Wij moeten sterk staan in het
recht zoals God ons toelaat het te zien.
Maar laat ons niet oordelen, opdat wij
niet geoordeeld worden." Het commu
nistische Rusland vormt zeker een
ander geval dan het Amerikaanse Zui
den, waarmee Lincoln strijd voerde.
Maar Lincoln's voorbeeld, zegt Niebuhr,
maant ons toch de rechtvaardigheid van
onze zaak niet te willen bewijzen met
eentonige herhalingen over de voortref
felijkheden van de Vrijheid tegenover
de euvels der Tyrannie. Laat het ten
dele. zo zyn. Maar de vergelijking helpt
niet tot een inzicht te geraken in de
gebreken der vrijheid aan onze zijde,
noch in de wonderlijke aantrekkings
kracht van het communisme in een
chaotische en verarmde wereld.
Het boek, en de ontvangst ervan, zyn
een teken van de gedachtenstrrjd die in
Amerika gestreden wordt en die in het
op zoveel manieren boeiende en verbijs
terende beeld dat het land oplevert, de
aantrekkelijkste en bemoedlgendste trek
vormen. Zullen de nieuwe President en
het nieuwe Congres het oor lenen aan
de waarschuwing van Niebuhr? Steven
son zou ze zeker beter verstaan. Maar
laat ons ook hier de scheidslijnen niet
te absoluut maken. Het gezond verstand
en de nederigheid, die Niebuhr aanprijst
boven dogmatisme, pretentieusheid, ge
loof in macht, zijn niet het monopolie
van één man of van één party.
P. GEYL
U zult deze week bijzonder nauwkeurig moeten zijn met het invullen
van deze kruiswoord-puzzle. Want voor de variatie moeten dit keer de
woorden van achter naar voren worden ingevuld. U mag bij het inzenden
de gevonden woorden zowel van voren naar achteren als van achteren naar
voren vermelden.
Tot en met 22 Februari kunnen de oplossingen op een briefkaart worden
gezonden naar de Puzzle-redactie van „Het Parool", N.Z. Voorburgwal 225,
Amsterdam-C.
De omschrijvingen zijn;
Horizontaal: 1. deel van een boom;
4. brommen, pruttelen; 9. lyrisch lof
dicht; 11. rivier in Italië; 13. harde
steen; 14. tegen; 17. voertuig; 18.
snijdend koud; 20. slot, afloop; 22.
vlaktemaat; 24. zoogdier; 26. goed
keuring; 27. zwemvogels; 29. een der
Shetlandeilanden; 30. adellijke titel
op Java; 31. geroutineerd; 33. snelle
toeloop; 34. rijgsnoer; 36. grond-
nootje; 38. lidwoord; 39. zitplaats;
40. echtgenoot; 41. ongenoemde; 42.
lichaamsdeel; 45. in de oudste tijden
cle voornaamste godheid der Indiërs;
47. ontkenning; 48. hemelbestormers;
51. Turkse titel; 53. meisjesnaam; 55.
kwaad; 56. afstammeling; 57. glans-
zijde; 59. platvis; 60. zilverpopulier;
61. hemellichaam; 62. waterplas; 63.
Ind. dakbedekking; 64. kunstwerk;
66. vliegenlarve; 68. gc
69. rapport; 70. griezeli;
Verticaal: 2. onder andere; 3, voor
treffelijk; 4. geestdrift; 5. ter plaat
se; 6. zeevis; 7. boksterm; 8. harig,
ruw; 9. onderscheidingsteken; 10. ten
bedrage van; 12. trots; 15. talmer; 16.
loot; 19. kalmte; 21. metalen bind
middel; 22. klein hert; 23. toespijs;
25. startplaats; 27. voor waar hou
den; 28. rivier met beroemde water
val; 31. getal; 32. deel van een klim-
werktuig; 35. voedsel; 37. naaldboom;
43. restauratie in kazernes; 44. be
dekking van boerderij of landhuis; 46.
Javaans orkest; 47. snijwond; 49. me
taalsoort; 50. gat in ijs; 52. dagteke
ningen; 54. uiting van gedachten; 56.
bewerkt meel; 58. doorzichtig weef
sel: 60. heel wat; 63. ex professo; 64.
de lezer heil; 65. Zangnoot; 67. maan
stand.
Het „Eierboertje" van 31 Januari leverde de volgende winnaars op:
L. de Jong, Korteweghof 2011, Amsterdam (tien gulden). W. A. A. Kok,
S 26Wezep (Gld.) en N. J. Vos, 2e Oosterparkstr. 150II, Amsterdam (elk
vijf gulden).
De oplossing was:
Verticaal: 1. bal; 2. An: 3. rob; 4. ode;
5. met; 6. turen: 7. ent: 8. riek: 10. klas
se: 11. kil; 12. erve: 13. reebout; 16.
enige; 19. edel: 20. heester; 25. Bach; 26.
steek: 30. hr; 31. Newa; 32. overzees: S3,
kudde; 35. aga; 36. Lea; 37, Ede; 39. elk;
40. nomaden; 41. sleeën; 45. angel; 46.
ruw; 48. Eelde; 49. stuw; 50. re: 51. thee:
52. KL; 53. adat; 54. gala; 57. nrs.58. er;
59. aar.
Horizontaal: 1. barometer; 9. akker; 14.
anode; 15. unie; 17. Lire: 21. de; 22. kies;
23. eb; 24. Rubens 27. gesp; 2S. al: 29.
these; 31. nu; 32. oer; 33. ket: 34. have;
36. leeuw; 41. sar; 42. la; 43. e.d.; 44.
zak47. Een:49. Sr.51. leken53. Aug.
55. e.a.; 60. ree; 61. sera; ,62. lade; 63.
wisent: 64. tsaren.
De spreuk luidde: Beter ten halve ge
keerd, dan ten hele gedwaald.