Vier rijen dikarm in arm
als menselijke zandzakken
kt/
„Houen
bij
riep
elke
de meester
roller
De reis van HUIBERTJE KRUISSPIN
en KOOSJE HOOIWAGEN
MATTHAEUS PASSION ONDER MENGELBERG
NA VEERTIEN JAAR WEER TE HOREN
HET WONDER VAN COLIJNSPLAAT
HONDERDEN LEVENS GERED
N.C.W.B. vergadert
te Rotterdam
HET CHINEESJE
,H*
ZATERDAG 14 FEBRUARI 1953
TROUW
t
(Van onze speciale verslaggever)
*~7E zijn er in Colijnsplaat achteraf een beetje verlegen mee. Niemand
had er eigenlijk nog bij stilgestaan, dat ze die rampzalige nacht
van Zaterdag op Zondag iets bijzonders hadden gedaan. Goed, zii hadden
daar urenlang, mannetje aan mannetje in de meest letterlijke zin van het
woord tegen de razende zee staan vechten. Zij hadden, ruim honderd
mannen sterk, hun lichamen tegen de dijk geworpen als levende zand
zakken en stutbalken en zich twee uur lang schrapgezet, elke keer wan
neer de zee met daverend geweld tegen de dijk beukte en een doorbraak
trachtte te forceren. Houen", riep de bovenmeester wanneer hij een
wit schuimende roller sissend en kokend zag aanstormen. Dan plantten
hij en de andere mannen van het voorste gelid hun rauwe schouders
tegen de krakende vloedplanken en de anderen, rijen dik, drukten zich
met bovenmenselijke kracht tegen elkanders lichamen. En zo hielden zij
met hun eigen lichamen de dijk en daarmee het dorp Colijnsplaat op
Noord-Beveland en de daarachter liggende rijke polders.
daar van de haven naar de kerk loopt.
Drie nieter water zou daar gestaan heb
ben wanneer de zee de honderd vech
tende mannen had kunnen overweldi
gen en zich een weg gebaand had naar
de polders. Zij hebben gehuiverd en
niets gezegd. Maar toen 's avonds
Iemand met schorre stem zei: „Nee,
daar hebben wij weinig aan gedaan,
dat is een wonder van God geweest",
toen hebben de anderen stil voor zich
heen het hoofd gebogen.
„We hadden die Zaterdagmiddag het
nieuwe raadhuis in Kortgene in ge
bruik genomen", vertelde iemand ons
in „Colijn". Wij zouden zijn naam kun
nen noemen, maar wat heeft dat voor
zin? Namen zijn die nacht aan de dijk
ook niet belangrijk geweest. Zij ston
den daar met hun zwetende, zwoegen
de en toch verkilde lichamen als
naamlozen tegen de vloedplanken. De
hoofdonderwijzer en de polderwerker,
de slager en de secretarieambtenaar, de
dominee en de boerenknecht. Zonder
naam, zonder rang of stand stonden
zij daar en zo zullen zij in de trieste
historie van de watersnood blijven
voortleven als een lichtend symbool
van onze strijd tegen het water in het
algemeen en in die rampnacht in het
bijzonder.
„De Commissaris van de Koningin
had al vertraging door het hoge water
en toen hij met de boot van acht uur
weer naar Zuid-Beveland terugvoer,
was dat de laatste boot geweest. Het
stormde al behoorlijk en je zag het
water steeds hoger komen."
Geen verrassing
ZO kwam de stormvloed voor Co
lijnsplaat niet als een verrassing.
Die Zaterdagavond nog ging de dijk.
wacht patrouilleren, de sluisjes in de
polder werden neergelaten en toen de
dijkgraaf omstreeks één uur op de dijk
bij „Colijn" kwam waren de polder
werkers al bezig om de coupure, die
tien meter brede doorlaat in de dijk
naar de haven, te sluiten met de vloed,
planken.
„Dat ging niet zo bar makkelijk. De
planken waren sinds 1916 niet meer
gebruikt en pasten moeilijk. Maar we
kregen ze er in, aan beide kanten van
de zware stenen steunbeer in het mid
den. Toen de dijkgraaf kwam stond het
water al over de kade, zowat tegen de
planken."
Neen, ze hadden zelfs de tijd niet
gekregen in Colijnsplaat om het iets
bijzonders te vinden. Want aan de
Zuidzijde van het eiland, daar waar
niemand het ergste gevaar geducht
had, slaagde de zee wel in haar wrede
bestorming. Ze hadden er die nacht in
„Colijn" geen weet van, maar terwijl
zij hun pijnlijke, vermoeide en half
bevroren lichamen tegen de vloed,
planken drukten in een vertwijfelde
strijd om het dorp te behouden, ging
er in het zusterdorp Kortgene
grote angstschrei op. liet water sloeg
door de dijken en overviel het slapen,
de dorp en de doodstille polders. De
kleine huizen aan de Torendijk werden
van de aardbodem weggevaagd en de
droeve balans telt nu 49 doden.
„Kertjeen", zoals Kortgene op het
eiland heet, is niet meer. Er staat 2300
hectare vruchtbaar polderland onder
grauw, brak water en daarom heeft
men in Colijnsplaat, dat dezelfde bur-
gemeester heeft, eigenlijk nog geen
tijd gehad om die vreselijke nacht te
overdenken. Want de Noord-Bevelan
ders zijn geslagen, maar zegt u vooral
niet vérslagen. Precies zoals in die
nacht daar aan de dijk willen zij van
geen wijken en opgeven weten. Er
wordt hard gewerkt om de dijken te
versterken vóór de nieuwe springvloed,
er worden kadavers geborgen en het
droeve zoeken naar de doden is nog
steeds niet gestaakt. Maar daarnaast
worden er al weer plannen voor de
toekomst gemaakt. In het kleine café
aan de Voorstraat in „Colijn", waar
het noodgemeentehuis gevestigd is, ko
men 's avonds de burgemeester, de wet
houders, de dokter, de predikanten en
"andere notabelen bijeen en hoewel het
verschrikkelijke verleden niet verzwe-
gen wordt, is het toch vooral de toe
komst, die de gesprekken beheerst.
Prins ter plaatse
IETS bijzonders, die nacht? Ja toch.
Toen prins Bernhard landde met
zijn helicopter op de drooggelopen
kade in „Colijn" vroeg hij onmiddellijk
naar die plek in de dijk, waar de man
nen met hun lichamen en spieren als
enige wapens de zee hadden geweerd.
Zij hebben de Prins de plek getoond.
Die tien meter brede coupure in de
zeedijk, die normaal toegang tot de
kleine haven geeft en die sinds 1916
niet meer met de vloedplanken afge
sloten was geweest. De koninklijke be
zoeker heeft daar enige ogenblikken
zwijgend staan kijken in de ijskoude
wind en toen hebben de mannen van
Colijnsplaat iets van machtige trots in
zich voelen opkomen. Zij volgden de
blikken van de Prins en zagen nu pas
hoe breed een gat van tien meter in
een belaagde dijk wel is. En hoe akelig
dun die vloedplanken wel waren, hoe
armelijk het hoopje zandzakken, dat er
in het heetst van de strijd nog tegenaan
werd gesmeten. En toen hij zich om.
éraaide hebben zij met hem meegeke-
fcen de laag liggende Voorstraat in, die
Weerloos lag de lage Voor
straat achter de dijk van Co
lijnsplaat. Wanneer de honderd
mannen en de vloedplanken het
hadden begeven, dan was er een
grote bres voor het aanstormen
de water ontstaan. Nu is die bres
er ook recMs op de foto)doch
de bevolking is paraat om bij het
geringste alarm de opening her
metisch af te sluiten. De bak
stenen steunbeer in het midden,
die van zijn fundament werd los
geslagen. is thans met dikke
ijzeren kabels aan palen ver
ankerd.
Er werden zakken zand gehaald bij
de timmerman, want het geweld
de zee nam met de minuut toe en
steeds hoger steeg het verraderlijke
water. Men onderschatte het gevaar
niet, dat handjevol mannen, dat daar
op de dijk de voorpostgevechten le
verde die nacht. Zij wisten, dat met
hoog water de massale aanval zou
men en de burgemeester en wethouder
werden gewaarschuwd. Niemand maak
te zich veel zorgen om Kortgene, dat
lag Zuidelijk en zou het niet zo zwaar
te verduren krijgen als „Colijn".
Even later klonk boven het bulderen
van de orkaan het gelui van de kerk
klok. Eerst wat beverig, maar steeds
doordringender nam liet gebeier van
de noodklok bezit van de slapende
mensen. De visventer nam zijn omroe
persbei en ging door het ineengedoken
dorp. Ook hij riep de burger te wapen
tegen het water. Zijn woorden ver
waaiden in het geloei van de storm en
de daverende klappen, waarmee de
golven tegen de dijk beukten, maar
die kleine bel in zijn hand en het lui
den van de noodklok spraken overdui
delijke taal. Toen de mannen omstreeks
drie uur als bij instinct allen naar de
dijk kwamen op hun klompen, pantof-
fels, Zondagse schoenen en in water
laarzen, was daar het titanengevecht
al begonnen.
„We hadden eerst niks in de gaten.
Het huis van de gemeentebode liep
onder water en wat mensen waren dat
aan het leeghalen. Verder dachten we,
dat de vloedplanken het wel zouden
houden, er lagen wat zandzakken tegen
aan en er waren houten en stalen stut
balken onderweg. Toen riep een van
de mannen, die bij de steunbeer ston
den te kijken, plotseling, dat die het
begaf. Dat was voor ons het alarm. De
zware, bakstenen kolos was door de
zee van zijn fundament geslagen en als
hij omviel, zou de afsluiting verloren
zijn."
„Houen!"
ER was geen andere keus. Zandzak
ken waren er niet, stutbalken
moesten nog komen. Maar daar waren
veertig mensenlichamen, veertig stel
spieren. Dan die er maar tegen aan!
Zij verdeelden zich over de gehele
breedte van de coupure. De sterksten
namen de steunbeer voor hun rekening
en het verschrikkelijke gevecht begon.
Toen de anderen kwamen plantten
zij zonder enig bevel hun schouders
in de lichamen van de voorsten. Daar
stond de lange bovenmeester. Hij keek
boven het plankier uit en waarschuwde
telkens wanneer een nieuwe roller aan
kwam stormen. „Houen!". Dan krom
den zich de ruggen van de honderd
mannen, die nu vier rijen dik stonden.
Met een klap, die boven het geraas
van de storm uit hoorbaar was, smeet
de zee een paar ton water met enorme
snelheid en kracht tegen de planken.
„Soms werden we een halve meter
aohteruitgeduwd, maar het was alsof
je van staal was. Je duwde net zo lang
terug tot de planken, die kraakten of
zij breken zouden, weer recht stonden.
Je hapte adem, verzette je voeten,
draaide je wat anders om een minder
beurse plek in je lichaam te vinden en
dan was het er weer."
Twee helse uren vochten zij daar.
Zonder een woord te zeggen. Het ijs.
koude zeewater kwam tot een paar
centimeter onder de hoogste vloed
plank en het lukte de zee bijna om die
laatste afscheiding tussen leven en
dood uit de voegen te wringen. Maar
de honderden mannen kregen de plank
weer op haar plaats.
Vermoeidheid en pijn voelden zij
niet. Nu zijn hun schouders blauw
paars. De handen van sommigen zijn
opgezwollen van het zeewater en lig
gen open. Maar die nacht merkten zij
nauwelijks, dat het water keer op keer
hun gezichten en lichamen striemde.
Zij waren één geworden met de dijk,
een levende, lijdende barricade.
Nu is de lichamelijke pijn gekomen,
maar die tellen zij nauwelijks. Want
niet alleen kwam daar het leed van
Kortgene, doöh ook langzaam maar ze
ker de blijde wetenschap, dat zij niet
alleen de dijk behielden, maar daarmee
ook het leven van de duizenden eiland,
bewoners in het dorp en de polders.
„Nou besef je pas, dat we menselijker
wijs alle honderd verdronken en mee
gesleurd zouden zijn wanneer we het
verloren hadden. Toen dacht je daar
niet bewust aan. Je vocht maar, je
spande je spieren en beet je tanden
in je lippen. Dat duurde zo tot vijf
uur. Toen waren het hoogste water en
de ergste storm voorbij."
Bovendien kregen de honderd man
nen op het laatst, toen de uitputting
nabij was, hulp van het 107 tori meten
de beurtschip „Lead", dat in de haven
had gelegen, maar als een baksteen op
de kade werd gekwakt De tierende
golven duwden het schip half voor de
dijkcoupure en vanaf dat moment brak
de „Lead" de hevigste kracht van het
watergeweld.
„Zeg nou maar 's, dat dat geen won
der van de hemel is geweest", zeggen
ze daar in het café. Want die mannen
zelf weten het best hoe gering hun
krachten waren in de strijd tegen die
niets ontziende waterlawine. Zij ston
den daar vier rijen dik, arm in arm,
de lichamen tegen elkaar geperst. De
spieren gloeiden van de voortdurende
spanning. Eén onverzettelijke bonk
menselijke wilskracht. En toch zo nie
tig, zo gering onder de macht van zee
en storm. Zij weten zelf het best hoe
gemakkelijk zij -roggevaagd hadden
kunnen worden. Hoé zij in één klap
allen vermorzeld hadden kunnen wor
den.
OMSTREEKS vijf uur Zondagmorgen,
toen een heel vaag schijnsel over
het schuimende water de dageraad
aankondigde, was het gedaan. Versuft
wankelden de mannen, doorweekt en
versteend, weg van de vloedplanken.
Aarzelend, als wilden zij het zelf niet
geloven. Maar het was zo. De honderd
mannen hadden de dijk bij „Colijn"
behouden en de jammerlijke angst,
kreet van „Kertjeen" vond hier die
ochtend geen echo.
In verband met de door de waters
nood ontstane moeilijke reisgelegen
heid voor de afgevaardigden uit Zuid-
Holland, heeft het bondsbestuur van
de Nederlandse Christelijke Wandel
sport Bond besloten de aanvankelijk
vastgestelde plaats van samenkomst,
Leerdam, te doen vervallen.
De jaarlijkse algemene vergadering
is thans bepaald op Zaterdag 21 Fe
bruari a.s., des middags 3 uur, in de
bovenzaal van de Irenekapel, Oude
landstraat 75, te Rotterdam-Zuid. Te
bereiken van de stations Rotterdam
D.P., Beurs en Feijenoord met tram
lijn 9, richting Lange Hilleweg, tot
halte Sandelingestraat.
iiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiDiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiii^
In China, heel ver over bergen en zee,
daar woonde het jongetje Hang-Sjang-Poe-Wee.
Hij at met twee stokjes, dat dóén ze daar zo,
en als hij je groette zei hij niet „hallo",
hij maakte een buiging, zo diep als hij kon,
want dat is beleefd in het land van de zon.
Het huis, waar hij woonde, was niet zoals hier
van steen en van hout, 't was een huis van papier.
Er waren geen stoelen, Hang-Sjang-Poe-Wee zat,
wanneer hij zijn thee dronk, gewoon op een mat.
Het lijkt me wel leuk een Chineesje te zijn,
maar Hang-Sjang-Poe-Wee vond zijn schóól niet erg fijn
Je hebt in een boek over China misschien
Wel eens van die rare figuurtjes gezien?
Dat is nu een alfabet in het Chinees.
Bij ons hier in Holland heeft Jan, Piet of Kees
de kunst van het lezen gauw onder de knie.
Maar dat gaat in China niet zo een, twee, drie!
JO KALMIJN—SPIERENBURG.
lllllllllllilllllllllllllllllllllllllllllllllllllM
imiiiiiDiiinii
HÈ!"Wie zucht daar zo?
5}AJt In een donker hoekje van de vliering, net aan
het eind van een dikke zolderbalk, rekt Huibertje Kruis
spin ziich eens flink uit.
Al die -tijd, dat het zo steenkoud was op de vliering,
heeft hij in dat hoekje weggekropen gezeten, helemaal
opgerold tot een klein, zwa'rt propje. Nu beweegt hij zijn
pootjes één voor één om ze weer lenig te maken.
De winter begint gelukkig al mooii op te schieten, denkt
hij. Kom, ik ga eens kijken, of er soms al vliegjes of
mugjes te voorschijn zijn gekomen
Kalmpjes en nog een beetje stijf wandelt Huibertje
Kruisspin langs de zolderbalk om de omgeving te ver
kennen. Hij kijkt eens hier en hij kijkt eens daar. Rustig
verzet hij zijn korte pootjes en zijn rond lijfje met het
mooiiia gouden kruis schuift verder en verder.
„Foei, foei!".... Wie zucht daar nu weer?
Precies aan het andere eind van de zolderbalk is Koosje
Hooiwagen wakker geworden. Ze heeft daar de koude
winterdagen doorgebracht tussen twee planken.
Nu richt ze zich op. Hoog staat ze op haar dunne poot
jes, die nog een beetje beverig zijn.
Kom, denkt ze, ik -moet nodig eens een beetje lichaams
beweging nemen. Ik word zo suf van ihieit zitten in dit
smalle spleetje tussen die twee planken. Ik geloof heus,
dat het voor-jaar niet zo heel ver meer is.
Daar trippelt ze al over de dikke balk. Sierlijk als een
echt nufje tilt ze de ragfijne pootjes op. Haar dun en teer
lijfje deint zachtjes op en neer als_ ze loopt.
„Goeden morgen, juffrouw Koosje Hooiwagen.zegt
iemand.
„O eh goeden morgen, meneer
Huibertje Kruisspin".
Koosje Hooiwagen wordt er heus
een beetje verlegen van, dat ze haar
buurman zo opeens op die dikke zol
derbalk ontmoet. Ze beweegt zenuw
achtig al haar pootjes tegelijk.
„Maakt u óók een morgenwandeling,
juffrouw Hooiwagen?"
„Neen ja dat is te zeggen, ik
kijk meteen eens uit naar een ander
verblijf.dat kiertje tussen die twee
planken bevalt me op den duur niet.
En eerdaags begint die vervelende
schoonmaaktijd weer. Ik word al grie
zelig als ik aan de ragebol van de
werkvrouw dénk.
Het lijkt wel of ik ga liften", lacht Koosje Hooiwagen
Huibertje Kruisspin rekt zich eens
flink uit.
„Tja, juffrouw Koosje Hooiwagen, die
schoonmaaktijd is niet prettig. Je bent
nergens meer veilig. Ik voor mij heb
nog meer afschuw van zeepsop dan
van ragebollen. Maar gelukkig kan ik
nogal vlug uit de weg komen. Ik spin
eenvoudig een lange draad, als er ge
vaar dreigt en laat me meteen vallen".
„Die kunst versta ik helaas niet. Ik
kan maar alleen héél hard weglopen
op mijn lange benen, maar zo'n rage
bol is nu hier, dan daar, ik weet nooit
welke kant ik uit moet rennen
„We moesten eigenlijk verhuizen
naar een plaats, waar geen schoon
maak wordt gehouden".
„Bestaat er zo'n plekje?"
„O ja, bijvoorbeeld op de zolder van
het pakhuis aan de overkant. Daar
komen nóóit ragebollen!"
„Ik wens u een goede reds", zegt
Koosje Hooiwagen treurig, „mag ik
soms even passeren op de balk?"
„Wacht eens even, juffrouw Koosje
Hooiwagen, ik bledig u toch niet, als
ik u vriendelijk vraag of u met mij
mee wilt gaan naar die pakhuiszolder?"
„Ik kan immers tóch geen draadjes
spinnen".
„Neen, maar luister eens, ik heb een
plannetjeals ik nu eens een extra
dikke, dubbele draad spin en u houdt
u daar stevig aan vast. Zou u dan niet
méé kunnen reizen?"
„Kén dat? Kan dat héüs? O, ik zal
me goed vasthouden en ik ben zo licht,
ik weeg nog minder dan een pluisje,
want ik heb pas een vermageringskuur
gedaan".
„Mooi, dat is dus afgesproken. We
moesten eigenlijk metéén maar gaan.
Er staat vandaag een flinke wind, ge
loof ik. Laten we eens bij het zolder
raampje gaan kijken".
Het treft goed, dat het zolderraampje
op een kier staat.
Huibertje Kruisspin maakt nu een.
mooie dikke draad. Tjonge, wat een.
stevige draad is het, het lijkt wel een
kabeltouw! Ze kunnen er met gemak
allebei aan hangen.
„Het lijkt wel of ik ga liften", lacht
Koosje Hooiwagen.
„Dat is toch ook zo? Nu opgepast,
goed vasthouden, daar gaan wë, een,
twee, drie.af!"
De wind blaast het hele geval de
lucht in. Koosje Hooiwagen klemt zich
met al haar pootjes aan de draad vast
Het schommelt een beetje, maar het
gaat héérlijk!
Huibertje Kruisspin stuurt regel
recht op het raampje van het grote
pakhuis aan. Dzjoep, daar zeilen ze
ai netjes naar binnen. Het is gelukt!
„Hier zijn we veilig", zegt Hui
bertje Kruisspin plechtig. Hij kijkt
meteen al rond naar een mooi hoekje
om een web te maken.
„Bent u nu niet erg blij, dat u bent
meegegaan, juffrouw Koosje Hooiwa
gen?"
„O ja, en ik dank u duizend, düïzend
keer".
ONS
BRIEVEN HOEKJE
Aardige verhaaltjes en versjes ont
ving ik van Willy van der Meer in
Slagharen en van Trijntje Oving in
Stadskanaal.
Het is. jammer, dat we niet alle
verhaaltjes en versjes een plaatsje
kunnen geven in onze Kinderhoek.
Maar ik heb ze met veel plezier ge
lezen. Het verhaal van het prinsesje
Eline is aardig verzonnen. En wat
leuk zijn de versjes over het huis
werk en de snoeken!
Hartelijk gegroet door
TANTE JO
F. C. Dondersstraat 49
Utrecht
7 7 7 7 lil' 1 i één zaalmicrofoon tot stand kwam, le-
(jeluiasbana van acht duizend meter verde dit experiment een viertal pla
ten op, die een gemiddelde geluids-
1 11 1 i 1 '11 i kwaliteit hebben welke aan de hoogste
bevatte historisch muziekdocument void«t. Belangrijker dan de ge-
luidskwaliteit, die bij een speciale
opname-uitvoering ongetwijfeld angst-
De linkerhelft van de dijkcou
pure bij Colijnsplaat heeft men
thans weer geopend. De vloed
planken liggen echter klaar om
le worden aangebracht zodra het
water gaat stijgen. De rechter
helft is dicht en stevig gebarri
cadeerd met zandzakken en stut
balken. Achter de opening ligt
het beurtschip „Lead" op de
kade gesmeten. Zijn romp brak
op het laatst van het gevecht de
kraclvt van de golven.
Een van de meeat opzienbarende discografische gebeurtenissen van de
laatste tijd is de uitgave van de Matthaeus Passion-opname die Philips vast
legde op vier langspeelplaten met een totale speelduur van ongeveer drie uur.
Deze opname stelt de gramofoonbezitter nl. in staat de uitvoering van de
Matthaeus Passion te horen zoals die in het Amsterdamse Concertgebouw op
Palmzondog 1939 heeft geklonken onder leiding van Willem Mengelberg.
Technisch was dit mogelijk omdat
Philips Eindhoven nog in het bezit was
van een vastlegging van deze uitvoe
ring op een zg. Miller-band. Deze ge
luidsband, met een totale lengte van
acht km(!), werd in 1952 overgedra
gen aan Philips Phonographische In
dustrie te Baarn, die wilde proberen
het geluid van deze band over te dra
gen op langspeelplaten. Daarvoor was
een „tussenopname" op magnetofoon-
band noodzakelijk. Meter voor meter
hebben de technici van Philips de gra
fisch vastgelegde klanken van Bach's
meesterwerk op de magnetische ge
luidsband getransporteerd. Daarna kon
de normale procedure, volgens welke
het vervaardigen van gramofoonpla-
ten verloopt, worden gevolgd.
Dank zij de bekwaamheid waarmede
deze geluids-technisohe precisie-arbeid
werd verricht, dank zij ookde voor
treffelijke kwaliteit van de oude Mil-
Ler-opname, die nota bene met slechts
valliger verzorgd, maar ook minder
realistisch zou zijn, (men hoort hier
o.a. de tikjes van Mengelberg's diri
geerstok op de lessenaar en het kuchen
van de toehoorders), is de documen
taire waarde van deze platen.
Traditie
Want de jaarlijkse uitvoering in het
Concertgebouw van de Matthaeus Pas
sion onder Mengelberg was, hoe men
over de stilistische kant van deze ver
tolkingen ook mag denken, een van
de schitterendste facetten van ons mu
ziekleven in de eerste veertig jaar van
deze eeuw.
Een traditie van dertig jaar had deze
Palmzondag-uitvoeringen, door de vol
strekt persoonlijke opvatting van Men
gelberg, tot een laatste grandioze
uiting van de romantische Bach-inter-
pretatie doen uitgroeien. Het enorme
uitvoeringsapparaat, de felle dynami
sche schakeringen, de radicale verkor
ting van het tweede deel, kortom de
overheersing van het klankzinnelijke
gevoelselement in deze ingetogen li
turgische muziek, het was allemaal in
strijd met het langzamerhand veld
winnende streven naar een historisch
zuiverder Bach-interpretatie. Maar on
danks alles gaf men zich gewonnen
aan de gloed en de overtuiging van
dit musiceren, dat onder de allesbe
heersende leiding van een geniaal di
rigent een volmaaktheid bereikte die
na zijn heengaan nimmer werd ge
ëvenaard.
Bij het luisteren naar de thans ver
sohenen gramofoonopnamen ondergaat
men weer de betovering van deze vol
maakte koorklank, van dit orkestspel.
Men hoort de onovertroffen Evange
listen-vertolking van Karl Erb, de in
drukwekkende Christus-partij van Ra-
velli, men hoort Jo Vincent, Ilona Du-
rigo, Louis van Tu'lder en Herman
Schey op het hoogtepunt van hun ar
tistiek kunnen en men beseft, dat deze
opname ook in dit opzicht een his
torisch document is dat nog aan waar
de zal winnen naarmate ons muziek
leven, door het gemis aan waarlijk
grote figuren, meer naar de middelma-
ligheid zal afzakken.
R. N. D.
Tot mede-directeur van het staats
drukkerij- en uitgeversbedrijf is be
noemd de heer Th. H. Oltheten, tot
dusver adjunct-directeur van dit be-
dryf.