VOOR ANTJES EN JANTJES^
Die „nare nieuwe juffrouw bleek
toch nog best mee te vallen
Het schaap Veronica
VOOR ONZE DAMMERS
Voor onze
bridgers
Voor onze
schakers
m
k
k
KOPPELRAADSEL
•en andere jonge klantjes)
Ai
Jip viel van
de piano
Het onbewoonde eiland
lij
ft
fff
i
ff
u
HP
jü
IS
gj
ft
Wilt Gij ONDERWIJZER worden?
Spelden
met zwarte koppen
a
Zaterdag 14 Februari 1953
gruwelijk het land aan had,
dan was het aan schoonschrijven.
En dat was nou toevallig net waar
de nieuwe juffrouw zich elke dag
weer druk over maakte. Ditty kon
het nooit goed genoeg doen. Dan
was het weer te vlug geschreven,
dan weer te slordig, en dan weer
hoorde ze: „Als je het te langzaam
doet, dan worden het allemaal bib
berige haaltjesWoedend werd
ze er van.
De oude juf had er ook haar
hoofd wel eens over geschud, maar
die zei nooit veel meer dan dat het
zonde was dat Ditty alleen hierop
haar best niet deed. maar dat ze
dat later wel zou begrijpen, als
het dan niet te laat was. En daar
lachte ze dan zo bij dat het alleen
een grapje leek.
Maar nu!
De hele ochtend was het mis ge
weest. Want de nieuwe juffrouw
ze was er pas een week had
zoveel aanmerkingen gehad op Dit
ty's schrijfkunst dat Ditty van de
weeromstuit haar hoofd niet bij het
andere werk had kunnen houden,
en daardoor nog meer standjes had
gekregen. Ze werd er helemaal op
standig van. en toen ze naar huis
liep zon ze op wraak.
„Die nare nieuwe jufzei ze
boos tegen haar moeder, maar die
was niet onder de indruk.
„Die nare nieuwe juf van jou is
nog maar pas voor de klas." zei ze.
„Dat zal haar waarempel ook niet
meevallen. met grote kinderen
meteen te beginnen, en dan kan jij
best eens extra je best doen!"
Ditty wist daar niet veel op te
zeggen, maar bij zichzelf dacht ze
dat het helemaal geen excuus was
voor de juffrouw. Dan moest ze
maar niet zo jong beginnen, en dus
zei ze alleen „Poeh.en ging na
de boterham zitten denken wat ze
nu eens kon doen.
ZE dacht heel lang, en toen kreeg
ze een idee. Ze had het wel nikt
helemaal zelf bedacht, maar dat
deed er niet toe. Het was erg leuk,
vond ze. Een van haar ooms had
haar namelijk eens verteld dat hij
vroeger op de HBS eens een viool
snaar had gespannen onder tegen
het blad van zijn bank aan, en dat
had heel lang geduurd eer ze dat
gemerkt hadden. Dat zou zij ook
kunnen doen!
Ze had wel een schuldig gevoel
toen ze naar haar vaders studeer
kamer sloop en de kast openmaakte
waar de vioolsnaren bewaard wer
den. maar ja, dat moest ze er dan
maar voor over hebben. Ze pakte
het doosje, en haalde er een mooie
dikke snaar uit. Nu maar hopen dat
vader het niet zou merken.
Ze ging eerder naar school dan
anders, en ze had geluk, want er
was nog niemand in de klas. Het
duurde even voor ze het voor
elkaar had, en er kwamen, punaises,
touwtjes en zelfs haarpennetjes aan
te pas. maar toen zat 't. Ze pro
beerde even zachtjes, en, ja, er
kwam een mooi geluid uit:
„Döngngng;;"
Net bijtijds was ze weer in de
gang, want daar kwamen de ande
ren al aan. Zou ze iets zeggen?
Misschien beter van wel. En ze ver
telde 't gauw zachtjes aan de
vriendinnetjes die voor en achter
haar zaten dat ze de nieuwe juf
frouw met iets ging plagen, en dat
ze net moesten doen of ze er niets
van hoorden. Ze vonden het een
reuze plan.
DE les begon, en Ditty zat te
popelen. Eerst kon ze het niet
zo goed. want ze moesten rekenen.
Maar toen de aardrijkskunde-les
kwam kreeg ze haar kans. Er moest
er een voor het bord komen terwijl
zij zaten te luisteren. De juffrouw
zei: „Wijs Wijk bij Duurstede eens
aan!" En terwijl ze wachtte op het
antwoord liet Ditty de snaar klin
ken. „Döngngng
Er giegelde iemand, en de juf
frouw keek verbaasd op, maar zag
niets.
„Nu Heerenveen," zei z;e. En weer
ging de snaar „Döngngng
„Wat is dat?" zei de juffrouw
streng, en weer ging het „Döng
döngtjong-tjong
De juffrouw werd nu werkelijk
boos. „Wie doet dat! Wat is dat
voor flauws?" Maar niemand gaf
antwoord, maar er zaten nu heel
wat kindeven te giegelen. De juf
frouw haalde haar schouders op, en
werd heel rood.
„Goed." zei ze toen. „Zo gaat 't
ook wel hoor," en ze ging verder,
terwijl Ditty om de zoveel tijd de
snaar „Döngngngliet doen.
Het was een raar half uur, want
niemand kon zijn hoofd meer bij
de les houden en telkens begon er
weer een te proesten. De juffrouw
zei niets meer er over, maar ze was
wel bleek. En Ditty voelde een
heel klein beetje berouw in zich
opkomen, al wou ze zich dat eigen
lijk niet bekennen.
O jee," zeiden de dames Groen, „wij moeten weer betalen'.
„Kijk hier in de bus ligt een belastingformulier!"
„Alweer?" zo sprak de dominee, „De drommel zal ze halen!
„Laat mij 's even kijken, dames! Wel, kijk toch 's nier."
„Belasting voor het vee, warempel, staat er bij geschreven!"
„Wij hebben toch geen vee!" zei 't schaap Veronica ontzet.
„Wel wel," zeiden de dames Groen, „wat zullen we beleven?"
„Kom mee," zo sprak de dominee, „we gaan naar het loket."
Ze gingen naar 't kantoor van de belasting met z'n allen.
„Meneer," zo sprak de dominee, „er is hier een abuis:
Wij houden helemaal geen vee. Wij hebben ook geen stallen.
„Wij wonen keurig netjes met z'n vieren in een huis."
„Meneer," zo zei de ambtenaar, „daar heb 'k niets mee te maken.
„Het staat hier genoteerd, U hebt een schaap in uw perceel
„Wacht even!" riep de dominee, met vlammend roae kaken,
Hij deed een pas naar voren en hij greep hem bij de keel
„Help!" gilde 't schaap Veronica, „er komen ongelukken!"
„Angang kreunde de ambtenaar en werd een beetje blauw
Gelukkig zagen ze nog kans, om hem weer los te rukken.
„Kom mee," zeiden de dames Groen, „we gaan naar huis en gauw!"
„We hebben nog kaneelbeschuitjes bij de chocola
„Ik ben toch echt geen vee, hé?" zei het schaap Veronica.
ANNIE M. G. SCHMIDT
NA schooltijd zorgde Ditty dat
ze zich verstopt hield in de
gang. want ze wilde haar snaar los
maken voor iemand hem kon vin
den. Ze wachtte tot ze niets meer
hoorde, en toen sloop ze op haar
tenen naar de klas. Maar wat was
dat? Daar was nog iemand. De deur
stond aan, ze luistei-de voorzichtig,
en kreeg toen in haar eentje een
kleur van schrik: het was de juf
frouw, en het hoofd van de school,
en de juffrouw huilde. Ze snikte zo
erg dat Ditty er een prop van in
haar keel kréég, en 't was allemaal
omdat de juffrouw het zo naar
vond dat de kinderen haar plaag
den terwijl ze het allemaal zo goed
met hen voorhad
Stil en vol berouw wandelde
Ditty naar huis. Dat was wel heel
erg geweest, en zo had ze het toch
eigenlijk niet bedoeld. Ze begreep
nu ineens dat het geweldig kinder
achtig van haar was geweest, en ze
begreep ook wat haar moeder haar
's middags gezegd had, van dat het
moeilijk voor de juffrouw was
Wat moest ze hieraan doen? Excuses
aanbieden, of wat?
Weet je wat. ze zou een briefje
schrijven. Ja, maar als de juffrouw
dat slordige handschrift van haar
zag, of het misschien zelfs niet zou
kunnen lezen? Nee, schrijven was
ook niets. Of misschien wel op een
schrijfmachine? Dat had ze wel eens
met vader gedaan, en dat was dan
tenminste duidelijk. Ze zou vragen
aan moeder of dat mocht.
DITTY'S moeder keek wel wat
verbaasd toen Ditty om half vijf
vroeg of ze alstjeblièft even wat op
de machine mocht doen, maar toen
Ditty haar verzekerde dat 't ontzet
tend belangrijk was, toen mocht
het, en na lang en inspannend ge
zwoeg had Ditty dan tenslotte het
volgende briefje klaar:
„ULIEve kk) JUffro uw!%!
Ik Heb VAn—Middag -~$%X
MET een SNaar gespEËld enik-
héb daaR reUZeveel SPIJTvan.
en iK ZALHET noojt VzKVz
,MEERdoenUWBerouwvole
DITty
Het was wel niet hélemaal goed,
dat zag Ditty ook wel, maar ze had
niet de tijd om het nog eens over
te doen. en in elk geval zou juf het
kunnen lezen. Toevallig had ze ge
zien waar ze woonde, en als ze nu
gauw opschoot, dan kon ze het nog
net voor het eten daar in de bus
doen.
Dat d^ed ze, en het luchtte haar
zo op, dat ze de moed vond om
's avonds aan haar moeder op te
biechten wat ze gedaan had. Die
moest er heel lang haar hoofd over
schudden maar ze was erg blij dat
Ditty er nu ook anders over dacht,
en dat ze meteen een briefje had
geschreven, en daarmee was de
Jip is gevallen.
Helemaal van de
piano. Dat is erg
hoog. Maar het
was zijn eigen
schuld. Wie klimt
er nou boven op
de piano?
„Ik wou rij
tuigje spelen,"
zegt Jip, „En de piano was de
bok! En toen viel ik er af."
„Dat heb je van je kunsten,"
zegt moeder, „Je hebt een hele
buil, Jip."
Ja, Jip heeft een grote buil
op zijn hoofd. En ook een
schram. En er komt een klein
beetje bloed uit. Jip heeft hele
maal niet gehuild. Maar nu hij
het bloed ziet, zet hij een keel
op. „Woe-oe-oe!", jammert Jip.
„Kom", zegt moeder, „we
doen er een verband om. Een
echt verband."
Dan komt Janneke binnen.
Ze schrikt er van. „Wat is er?",
vraagt ze. En dan vertelt Jip
het allemaal. „En ik heb niet
gehuild," zegt hij. „Wel waar,"
zegt Janneke, „ik heb het door
de muur heen gehoord."
„Nou ja, eventjes," zegt Jip,
„Ik- heb ook een buil. Wil je
eens voelen hoe groot de buil
is?"
Janneke mag voelen. „Ik
voel niks," zegt ze.
„Hier, onder het verband,"
zegt Jip, „Voel je daar niet een
heel grote bult?" „Ja," zegt'
Janneke, „ik voel het."
Dan is Jip heel trots. Hij
voelt zich een held. Want Jan
neke kijkt met veel ontzag naar
hem.
„Helemaal van de piano,"
zegt Jip, en hij wijst.
De hele dag is Janneke een
klein beetje jaloers op Jip. En
op het grote, witte verband.
„Misschien val jij ook wel
eens van de piano," zegt Jip.
En dat is een hele troost.
zaak nu gelukkig uit, dacht Ditty.
Maar de volgende ochtend was er
ook post voor haar. Een brief zon
der postzegel, die blijkbaar 's avonds
door iemand bezorgd was. En in die
brief stond:
Lieve Ditty,
)DaNk JEwel VOoR jE
BrIEF.iK %%"Z al bbb HEM
inEEN ""—goUDen LIjstJE
ZetTen.
JufffroUW.
„Zij hebben de boot vast ergens
op de rivier verborgen," zei Jan.
Op dat ogenblik gingen de lich
ten in het grote huis een voor een
uit."
„Houd je lamp weg, stuurman",
zei Jan. „Als er iemand daar uit
het raam kijkt, zou hij het licht
kunnen zien".
Hij duwde de Zwaluw weer naar
de rivier Zij dreven voort in de
duisternis'.
Enige tijd sprak niemand een
woord. Het plan was mislukken de
strooptocht was op mets uitgelo
pen.
Plotseling begonnen zij wat meer
wind te voelen. „We necben zeker
de open zee bereikt", zei kapitein
Jan. „Knip nu die lantaarn maar
weer aan. stuurman en probeer eens
rond te kijken".
Suze verlichtte met de zaklan
taarn de omtrek. Er was geen riet
meer te zien. Aan alle kanten was
alleen maar rimpelend water.
„Hela" riep Rutger, „ik zie lich
ten in de verte."
„De lichten van Rio", zei Jan.
„We zijn buitengaats. Ik ga het
zeil hijsen. Houd je lantaarn stil
terwijl ik reef. Zelfs vader zei al
tijd: „Je hoeft je nooit te schamen
om een kleine boot in het donker
te reven."
„Wat moeten we doen?" zei Suze.
„Aan land gaan" zei kapitein Jan.
„Tenminste als we willen landen
De inboorlingen slapen toch. We
zullen hier blijven tot er een beetje
licht is. Het zal gauw genoeg licht
worden. Alleen sukkels zouden pro
beren om in het donker door de
eilanden heen te komen."
„En Tittie dan?" vroeg Suze.
„Tittie is in het kamp. Zij heeft
een tent. Met haai- is het wel in
orde. En met ons nu ook."
Kapitein Jan was buitengewoon
gelukkig. Nu het gevaar geweken
was, wist hij heel goed dat zij op
een haartje na toch sukkels waren
geweest met dat rondvaren in het
donker. En in plaats van verplet
terd te zijn op een rots, lag de Zwa
luw nu veilig gemeerd aan een stei
ger. Waar kwam er niet op aan. Dat
zouden ze wel zien als het licht
•was.
Suze zei: „Rutger, je kon beter
gaan slapen."
Er kwam geen antwoord. Rutger
sliep al.
Jan kwam weer in de boot.
„Pas op dat je hem niet wakker
maakt," zei Suze. Jan stapte zorg
vuldig over de slapende jongen heen.
„Er zijn nog twee dekens", zei
Suze.
„Ik ga niet slapen" zei Jan, ter
wijl hij het zich gemakkelijk maak
te onder in de boot. „Ga jij maar
slapen."
„Zeg Jan" fluisterde Suze een
paar minuten later.
Weer kwam er geen antwoord.
Enige ogenblikken daarna sliep
zij ook.
De wind blies de wolken weg en
de sterren schenen hoog boven de
Zwaluw en haar slapende beman
ning. Het donkere blauw van de
lucht begon lichter te worden boven
de Oostelijke heuvels. De eilanden
voor de Riobaai werden donkere
massa's, die niet langer even don
ker waren als zij zelf. De kleur van
het water veranderde. Het was even
zwart geweest als de heuvels en
de lucht en toen deze lichter kleur
de, deed het meer dat ook. De ei
landen werden fletsgroen en grijs
en het water kreeg de kleur van een
tinnen theepot.
Toen Jan wakker werd was de zon
nog lang niet op maar het was licht
genoeg om te zeilen. Hij werd ver
schrikt wakker en schaamde zich
dat hij geslapen had. Hij was blij
dat hij het eerste wakker was. Hij
wist onmiddellijk waar zij waren,
gemeerd aan de steiger van een
van de kleinere eilanden aan de
Noordkant van de Riobaai.
(Wordt vervolgd.)
De partij Ham—Bongenaar uit
het DAVO-Kersttournooi werd tot
en met Zwart's 18e voortzetting be
handeld. De toen ontstane positie
was:
Zwart: 2, 3, 6—11, 13. 14, 16—20,
23, 24 en 26.
Wit: 22. 25. 27, 30-33, 35—40, 42,
43. 46, 48 en 49.
Er volgde, zoals reeds aangege-,
ven:
19. 33—28, 7—12; 20. 39—34.
De stand wordt voortdurend in
gewikkelder en interessanter. Ge
steld, dat Zwart met 2429 zou
vervolgen. Wit mag dan niet 4339
wegens winst voor Zwart door bv.
a) 16—21, 27x7, 18x27, 31x11, 6x
17, 7x18, 13x44 met winststelling.
b) 29—33, 38x29, 16—21, 27x7, 18x
47, 7x18, 13x44. 29x18, 20—24 en
later 4450 met winst.
c) 29—33, 38x29, 20—24, 29x20.
16—21, 27x7, 18x47, 7x29, 47x15 met
winststelling.
d) 20—24 (dreigt 29—33, 16—21,
etc.), wint op 2933 of? door 17
21. Óp 4944 loopt Wit vast en op
22—17 wint 2—7—11.
Wit heeft natuurlijk op 2429
(na 39—34) nog andere voortzet
tingen dan 4339. Op 4944 volgt
door 2024 een soortgelijke winst
gang als hierboven.
Wit zou derhalve gedwongen
zijn tot 30—24, 19x39. Dan geeft 43
x34 voordeel door 27 (a), 28x19,
17x28, 32x 23, 13x24, 49—44 (b)
dreigt 35—30, 23—19, 25x5; belet
9—13 met 23—19 en 29—33, 24x33
ook met 2319; dwingt dus tot
10—15. 34—30. 29—34, 30x10, 34
x45, 25x14, 15x4 met nadeel. In
deze variant moet bij b) dus niet
met 4944 worden voortgezet,
maar met 3430, 913. 30x19, 13x
24. 23x34 met positievoordeel.
Voor Zwart is derhalve beter
na 2429, 3024, etc. by a)
voort te zetten met 1015, 28x10,
15x4, 34x23, 17x19, 25x23. 18x29, ook
met gelijk aantal stukken, doch met
beter spel dan in voorgaande va
riant.
Nog eens terug: 2429, 3024,
19x39, 28x19. Nu kan Zwart ver
rassend gelijk spel maken door 14
x23, 25x5, 17x28, 43x34, 9—14, 5x19,
13x24, 34—30, 29—34, 40x20, 28—33,
38x29, 23x14. Ook kan Zwart aan
914 laten voorafgaan 2933, 38x
29 en dan 914, 5x19, 13x33 met
ingewikkeldspel.
Dat al deze mogelijkheden niet
voor het bord te berekenen zijn,
zal een ieder wel willen beamen.
Voordat de partij wordt ver
volgd, volgt hier eerst de ont
stane positie in cyferstand:
Zwart: 2, 3, 6, 8—14, 16—20, 23,
24 en 26.
Wit: 22. 25, 27, 28, 30—32, 34—38,
40, 42, 43, 46, 48 en 49.
Zwart vervolgde niet met 2429
(dat hierboven werd geanalyseerd),
doch besloot tot
20. 10—15.
Wit speelde nu de lokzet 21.
43—39!
Indien Zwart nu had laten vol-
PRACTIJKSPEL
NOORD
S: blO
H: 765
R: h2
K: al09876
ZUID:
S: av9
H: hb8
R: ab43
K: vb5
Zuid speelt 3 Sans At out. West
komt uit met harten 3; Noord
harten 5 en Oost legfcfrarten vrouw
in. Hoe moet Zuid dit spel be
handelen?
Oplossing volgende week.
W. BRUGGER
gen 16—21. 27x7, 18x27, 31x11, 6x17,
7x29, 24x44, dan had Wit een stuk
gewonnen door 3024, 19x39, 40
34, 39x30, 49x40 en later 25x34.
Tegelijkertijd wordt 2429 belet
door 30—24, etc. en 2329, 34x23,
18x29 met 39—34.
Vervolg partij:
21. 17—21, 22. 49—44, 12—17.
Schijnbaar mag nu 39—33 niet
wegens 2329, gevolgd door 1923,
altijd dam voor Zwart. Het spel
zou echter lopen: 3933, 2329, 34
xl2, 19—23, 30x10. 15x4, 25x14, 9x20,
28x19, 17x50. 12—7, 13x24, 7—1, met
elk 11 schijven over en ingewik
keld spel.
Om Zwart te verhinderen de stel
ling te verbreken, zette Wit voort
met
23. 38—33.
Nu was 2429 verboden wegens
33x24, 20x29, 48-^3 (a), 8—12
gedw.), 42—38, 2—7, 46—41, 3—8,
3933, wint.
(a) Het voor de hand liggende 42
38 is verrassend verloren door
14—20, 25x14, 19x10, 28x19, 17x28,
34x12 (x), 13x24, 30x19, 8x17, 32x
23, 21x45, Zwart wint (x) 32x12,
21x43, 34x23, 23x45 en 12—7 ver
liest door 13x24, 30x19, 813, 19x8,
3x1.
23. 8—12, 24. 42—38.
24—29, 33x24, 20x29 mag niet we
gens 48—43. 2—7, 46—41 en op 3—8
volgt 3933.
23—29, 34x23, 18x29 is ook ver
loren door 3934. want 1923 le
vert nu geen dam op. Zie maar:
30x10, 15x4, 33x15 met winst voor
Wit.
25. 48—43, 24—29. 26. 33x24, 20x29
(2—8). 27. 39—33, 14—20. 28. 33x24,
20x29.
Nu is de diagramstelling bereikt,
die vorige week als vraagstuk werd
gepubliceerd. Wit. die het spel vrij
wel had geforceerd, kon hier win
nen door het offer (gambiet) 25
20!!!
De varianten hiervan, alsmede
het verdere partijverloop, volgen
in de derde rubriek, die aan deze
interessante partij wordt besteed.
JOHN STEVOL
Probleem nr. 10 van M. WrobeL
(le prijs El Ajedrez Argentino)
Wit: Kg2, Ddl. Le4, Lg5. Pd4,
Ph7, pionnen c2, f2, f3 (9 stukken).
Zwart: Kh5, Tc3, Lh2, Pgl en b7,
pionnen b4, c5. d7, f4 (9 stukken).
Wit speelt en geeft mat in drie
zetten. Oplossing in de volgende
rubriek.
Oplossing probleem nr. 9 (Köhn-
lein).: mat in twee zetten door 1.
Pe6c5 enz. H. KRAMER
Vorm van elk drietal
woorden door om
wisseling der letters
één nieuw woord, dat
de naam van een dier
aangeeft. Na juiste op
lossing vormen de be
ginletters de naam van
een door boeren zeer
gevreesd insect.
HOE LUIDT DE SPREUK?
Horizontaal: 1. barometer, 9.
akker, 14. anode, 15. unie, 17.
Lire 21. de, 22. kies. 23. eb,
24. Rubens, 27. gesp, 28. al, 29.
these, 31. nu, 32. oer, 33. ket,
34. have. 36. leeuw, 41. sar,
42. la. 43. e.d., 44. zak. 47, Eem,
49. Sr.. 51. teken, 53. Aug., 55.
e.a.. 60. ree. 61. sera, 62. lade,
63. wisent, 64. tsaren.
Verticaal: 1. bal, 2. An, 3. rob,
4. ode, 5. met, 6. t.uren, 7. ent,
8. riek. 10. klasse. 11. kil, 12.
erve, 13. reebout, 16. enige, 19.
edel, 20. heester. 25. Bach, 26.
steek, 30. hr, 31. Newa, 32.
overzees, 33. kudde, 35. aga. 36.
Lea, 37. Ede. 39. elk, 40. no
maden, 41. sleeën, 45. angel, 46.
ruw, 48. Eelde. 49. stuw, .50. re,
51. thee, 52. KL, 53. adat, 54.
gala, 57. nrs, 58. er. 59. aar.
De spreuk luidt: Beter ten
halve gekeerd, dan ten hele ge
dwaald.
hal
vol
BAS
let
ven
SOM
REM
neg
pil
WAS
ruk
zee
vet
MUL
wen.
eek
ree -
aar -
tol -
las -
lid.
nee -
vee -
rog.
toe
paf
hen
wal-
oir
vee
ver.
rui -
NOP
schel
ra
ran g
gard
deels
ik
taai
na
erg
eva
vrouw
nor
zwier
kreet
wel
Advertentie I. M.)
Vraag dan zo spoedig mogelijk een
prospectus aan bij
HILVERSUM (Bekende schrtflelljke cursus)
Sinds meer dan 10 Jaar heeft onze „Schriftelijke Kweek»
school" ongeëvenaarde successen, leder jaar slagen tientallen cursisten voor het
Staatsexamen voor Onderwijzer.
Zeer goede opleidingen zijn ook: Staatsexamen Gymnasium en Mulo.
door Constance en Gwenyth Little
12
Mevrouw Ballinger en Rhynda
waren naar bed gegaan en Doris
en ik renden her en der met heet-
water-kruiken, vlugzout, aspirine
en ontelbare verzekeringen, dat we
alles wel zouden regelen. Toen we
die beiden hadden gekalmeerd,
renden we naar beneden om te
proberen de thee klaar te maken,
waar Amy iedere keer, dat ze ons
zag om had gevraagd.
Ik probeerde juist iets te eten en
te drinken en schaamde me" een
beetje dat ik er toe in staat,bleek,
toen Berg bij me kwam en over
de stellage begon.
„Geloof je niet, dat we O'Beirne
moeten telefoneren om het hem
te vertellen?" vrog hij.
Ik zei vermoeid: „Waarom eigen
lijk? We willen hem niet opnieuw
hier hebben en de conclusie dood
door ongeval zou er niet door ver
anderen. Ten slotte is die stellage
geen bewijs, dat er iemand naar
boven is gegaan om hem er af
te gooien."
Hij liep weg met een gekwetste
blik en ik schaamde me, dat ik het
niet met meer tact had gezegd. Ik
zuchtte en nam een ogenblik de tijd,
om te wensen, dat ik ergens was,
waar ik dag en nacht omringd werd
door personeel en zelf geen vinger
behoefde uit te steken. Ik keek om
me heen en zag dat Amy, Donald en
Richard met evenveel eetlust aten
als ik.
Berg stond voor een raam in de
verte te staren en Freda probeerde
hete thee te drinken, terwijl haar
tranen er in drupten.
Rosalie Hannahs had het hoogste
woord. Ze moet wel een heel oude
vriendin van John zijn geweest,
want ze vertelde sterk geflatteerd
overigens zijn levensgeschiedenis
van zijn jeugd af. Van tijd tot tijd
|nam ze een pauze om van het voed
sel op haar bord te nippen. Toen
iJohn achttien was verliet ik de ka
mer. omdat ik het opgejaagde ge
voel had ergens nodig te zijn. Inder
daad trof ik mevrouw Ballinger in
de bovenhal aan, in haar peignoir.
'Ze was verschrikkelijk geagiteerd
en huilde schril: „Waar ben je ge
dweest, Leigh. Ik heb steeds geroe-
pen en niemand heeft me gehoord."
Ze bibberde en huilde bijna. Ik
sloeg een arm om haar heen en
bracht haar terug naar haar kamer.
„U moet weer in bed gaan," zei ik
kalmerend, „ik zal wel voor alles
zorgen."
„Maar je hebt nietje bent
niet., er is niemand bij hem. Arme
.John. Jullie hebben hem alleen ge
laten en dat wil ik niet. Dat wil ik
niet, begrijp je!"
„Dat komt in orde, ik begrijp het.
Maar u moet weer gaan liggen." Ze
rukte zich los en schreeuwde me
bijna toe: „Neen, nee, nee! Luister
naar me, Leigh. Er moet voortdu
rend iemand bij hem zijn. Hij mag
niet alleen worden gelaten."
Er viel niets met haar te begin
nen, zodat ik ten slotte Berg ging
halen. Ik liet hem beloven bij John
te zitten en met de andere mannen
te regelen dat ze het bij toerbeurt
zouden doen. Ik ging weer naar be
neden, maar onderweg schoot me te
binnen, dat er niets voor de begra
fenis was geregeld. Ik veranderde
van richting en ging naar de tele
foon. Toen ik tenslotte weer ophing,
was het tot me doorgedrongen, dat
het huis beslist kouder was dan het
normale Ballinger-vriespunt.
Ik hoorde het knetteren van een
haardvuur uit de zitkamer en wist,
dat de anderen het voorlopig dus
niet zouden merken, maar er viel
geen tijd te verliezen. Ik kreunde en
rende naar de keuken, waar Doris
alleen maar vragend een wenk
brauw optrok.
„Verwarming," zei ik kort en liep
door naar de kelder. Ze volgde me
en in vrees en beven keken we naar
de verwarmingsketel. Het vuur was
pot-uit. We vloekten vrijuit en ter
wijl zij de dove kolen begon uit te
halen ging ik papier en aanmaak-
hout halen.
Het was een enorme kachel en het
aansteken was zwaar werk. We wa
ren zowat halverwege transpire
rend en in grimmig stilzwijgen
toen Richard Jones aan de trap ver
scheen.
„Ik dacht dat je met vacantie was
gegaan, Smithy," zei hij. „Iedereen
boven zoekt je."
„Ze kunnen naar de hel lopen," zei
ik kwaad.
Hij kwam bij ons en nam Doris
de kolenschop af.
„Ga naar boven en was je gezicht,
allebei. Die verwarming is mijn
werk zolang ik hier ben. Ik wH jul
lie hier geen van beiden meer zien."
We dankten hem, bijna in tranen,
en gingen naar boven. Ik bemerkte
dat Johns stellage onder de trap was
geborgen. Ik zag het gebroken
koord, dat hem zijn leven had ge
kost en huiverde onbehaaglijk.
Amy bleek me het hardst te héb
ben gezocht. Ze zei boos dat er geen
warm water meer was. Ik legde
haar uit, dat het reservoir was ver
bonden met de verwarming, die al
enige tijd uit was en dat er waar
schijnlijk binnen twee uur weer wa
ter zou zijn, tenzij ze zelf naar de
keuken wilde gaan om water op te
zetten.
Ze schonk me een boze blik en
stelde voor. dat ik emmers heet wa
ter naar de logeerkamers zou bren
gen, daar ik de verwarming had la
ten uitgaan. Ik zei dat ik dat dol
graag zou doen, maar dat dit niet bij
mijn werk hoorde en ik dus last zou
krijgen met de vakvereniging van
huispersoneel als ik het deed. Ik
ging naar de zitkamer, waar Freda
alleen bij het vuur zat te breien.
Ik stond er even te denken wat ik
moest doen. maar toen mij niets
dringends te binnen schoot, ging ik
op de punt van een stoel zitten en
strekte mijn koude handen uit naar
het vuur. Freda snoot haar neus en
begon me fluisterend een lang ver
haal te vertellen, van vrienden van
haar, millionnairs of bijna. Ik ving
er maar enkele fragmenten van op
iets over een huis dat zij bezaten,
met een dak, waarvan het onmoge
lijk was, af te vallen.
Ik was bijna in slaap, ofschoon
Freda snel de ontknoping van haar
verhaal naderde, toen me plotseling
iets duidelijk werd. dat al een poosje
aan mijn geest had geknaagd.
Dat koord aan die stellage van
John, waar ik een glimp van had ge
zien, toen ik de kelder verliet
Het uiteinde was niet gerafeld of
afgebroken. Het was doorgesneden!
Ik sprong uit de stoel en holde de
kamer uit, terwijl .Freda, die mid
den in een zin was, me met open
mond nakeek. Ik ging naar de kel
der, knipte het ljcht aan en rende
de trappen af. Onder de trap geko
men bleef ik stokstijf staan. De stel
lage was er niet meer.
HOOFDSTUK 6
Ik stond daar een ogenblik, geïn
trigeerd en niet op mijn gemak, tu
rende in de stoffige ruimte waar de
stellage had gelegen.
Maar er viel niet aan te twijfelen,
hij was verdwenen.
Ik keek de kelder een beetje rond
maar was me te zeer bewust van de
waarschijnlijke aanwezigheid van
ratten, om erg grondig te zoeken.
Ik gaf het op voor ik goed en wel
was begonnen en ging naar boven
om Berg te zoeken. In de keuken
liep ik Richard Jones tegen het lijf.
Hij staarde me aan en vroeg achter
dochtig: „Ben je weer aan mijn vuur
geweest?" (Wordt vervolgd.)