VOOR ANTJES EN JANTJES^ Die „nare nieuwe juffrouw bleek toch nog best mee te vallen Het schaap Veronica VOOR ONZE DAMMERS Voor onze bridgers Voor onze schakers m k k KOPPELRAADSEL •en andere jonge klantjes) Ai Jip viel van de piano Het onbewoonde eiland lij ft fff i ff u HP jü IS gj ft Wilt Gij ONDERWIJZER worden? Spelden met zwarte koppen a Zaterdag 14 Februari 1953 gruwelijk het land aan had, dan was het aan schoonschrijven. En dat was nou toevallig net waar de nieuwe juffrouw zich elke dag weer druk over maakte. Ditty kon het nooit goed genoeg doen. Dan was het weer te vlug geschreven, dan weer te slordig, en dan weer hoorde ze: „Als je het te langzaam doet, dan worden het allemaal bib berige haaltjesWoedend werd ze er van. De oude juf had er ook haar hoofd wel eens over geschud, maar die zei nooit veel meer dan dat het zonde was dat Ditty alleen hierop haar best niet deed. maar dat ze dat later wel zou begrijpen, als het dan niet te laat was. En daar lachte ze dan zo bij dat het alleen een grapje leek. Maar nu! De hele ochtend was het mis ge weest. Want de nieuwe juffrouw ze was er pas een week had zoveel aanmerkingen gehad op Dit ty's schrijfkunst dat Ditty van de weeromstuit haar hoofd niet bij het andere werk had kunnen houden, en daardoor nog meer standjes had gekregen. Ze werd er helemaal op standig van. en toen ze naar huis liep zon ze op wraak. „Die nare nieuwe jufzei ze boos tegen haar moeder, maar die was niet onder de indruk. „Die nare nieuwe juf van jou is nog maar pas voor de klas." zei ze. „Dat zal haar waarempel ook niet meevallen. met grote kinderen meteen te beginnen, en dan kan jij best eens extra je best doen!" Ditty wist daar niet veel op te zeggen, maar bij zichzelf dacht ze dat het helemaal geen excuus was voor de juffrouw. Dan moest ze maar niet zo jong beginnen, en dus zei ze alleen „Poeh.en ging na de boterham zitten denken wat ze nu eens kon doen. ZE dacht heel lang, en toen kreeg ze een idee. Ze had het wel nikt helemaal zelf bedacht, maar dat deed er niet toe. Het was erg leuk, vond ze. Een van haar ooms had haar namelijk eens verteld dat hij vroeger op de HBS eens een viool snaar had gespannen onder tegen het blad van zijn bank aan, en dat had heel lang geduurd eer ze dat gemerkt hadden. Dat zou zij ook kunnen doen! Ze had wel een schuldig gevoel toen ze naar haar vaders studeer kamer sloop en de kast openmaakte waar de vioolsnaren bewaard wer den. maar ja, dat moest ze er dan maar voor over hebben. Ze pakte het doosje, en haalde er een mooie dikke snaar uit. Nu maar hopen dat vader het niet zou merken. Ze ging eerder naar school dan anders, en ze had geluk, want er was nog niemand in de klas. Het duurde even voor ze het voor elkaar had, en er kwamen, punaises, touwtjes en zelfs haarpennetjes aan te pas. maar toen zat 't. Ze pro beerde even zachtjes, en, ja, er kwam een mooi geluid uit: „Döngngng;;" Net bijtijds was ze weer in de gang, want daar kwamen de ande ren al aan. Zou ze iets zeggen? Misschien beter van wel. En ze ver telde 't gauw zachtjes aan de vriendinnetjes die voor en achter haar zaten dat ze de nieuwe juf frouw met iets ging plagen, en dat ze net moesten doen of ze er niets van hoorden. Ze vonden het een reuze plan. DE les begon, en Ditty zat te popelen. Eerst kon ze het niet zo goed. want ze moesten rekenen. Maar toen de aardrijkskunde-les kwam kreeg ze haar kans. Er moest er een voor het bord komen terwijl zij zaten te luisteren. De juffrouw zei: „Wijs Wijk bij Duurstede eens aan!" En terwijl ze wachtte op het antwoord liet Ditty de snaar klin ken. „Döngngng Er giegelde iemand, en de juf frouw keek verbaasd op, maar zag niets. „Nu Heerenveen," zei z;e. En weer ging de snaar „Döngngng „Wat is dat?" zei de juffrouw streng, en weer ging het „Döng döngtjong-tjong De juffrouw werd nu werkelijk boos. „Wie doet dat! Wat is dat voor flauws?" Maar niemand gaf antwoord, maar er zaten nu heel wat kindeven te giegelen. De juf frouw haalde haar schouders op, en werd heel rood. „Goed." zei ze toen. „Zo gaat 't ook wel hoor," en ze ging verder, terwijl Ditty om de zoveel tijd de snaar „Döngngngliet doen. Het was een raar half uur, want niemand kon zijn hoofd meer bij de les houden en telkens begon er weer een te proesten. De juffrouw zei niets meer er over, maar ze was wel bleek. En Ditty voelde een heel klein beetje berouw in zich opkomen, al wou ze zich dat eigen lijk niet bekennen. O jee," zeiden de dames Groen, „wij moeten weer betalen'. „Kijk hier in de bus ligt een belastingformulier!" „Alweer?" zo sprak de dominee, „De drommel zal ze halen! „Laat mij 's even kijken, dames! Wel, kijk toch 's nier." „Belasting voor het vee, warempel, staat er bij geschreven!" „Wij hebben toch geen vee!" zei 't schaap Veronica ontzet. „Wel wel," zeiden de dames Groen, „wat zullen we beleven?" „Kom mee," zo sprak de dominee, „we gaan naar het loket." Ze gingen naar 't kantoor van de belasting met z'n allen. „Meneer," zo sprak de dominee, „er is hier een abuis: Wij houden helemaal geen vee. Wij hebben ook geen stallen. „Wij wonen keurig netjes met z'n vieren in een huis." „Meneer," zo zei de ambtenaar, „daar heb 'k niets mee te maken. „Het staat hier genoteerd, U hebt een schaap in uw perceel „Wacht even!" riep de dominee, met vlammend roae kaken, Hij deed een pas naar voren en hij greep hem bij de keel „Help!" gilde 't schaap Veronica, „er komen ongelukken!" „Angang kreunde de ambtenaar en werd een beetje blauw Gelukkig zagen ze nog kans, om hem weer los te rukken. „Kom mee," zeiden de dames Groen, „we gaan naar huis en gauw!" „We hebben nog kaneelbeschuitjes bij de chocola „Ik ben toch echt geen vee, hé?" zei het schaap Veronica. ANNIE M. G. SCHMIDT NA schooltijd zorgde Ditty dat ze zich verstopt hield in de gang. want ze wilde haar snaar los maken voor iemand hem kon vin den. Ze wachtte tot ze niets meer hoorde, en toen sloop ze op haar tenen naar de klas. Maar wat was dat? Daar was nog iemand. De deur stond aan, ze luistei-de voorzichtig, en kreeg toen in haar eentje een kleur van schrik: het was de juf frouw, en het hoofd van de school, en de juffrouw huilde. Ze snikte zo erg dat Ditty er een prop van in haar keel kréég, en 't was allemaal omdat de juffrouw het zo naar vond dat de kinderen haar plaag den terwijl ze het allemaal zo goed met hen voorhad Stil en vol berouw wandelde Ditty naar huis. Dat was wel heel erg geweest, en zo had ze het toch eigenlijk niet bedoeld. Ze begreep nu ineens dat het geweldig kinder achtig van haar was geweest, en ze begreep ook wat haar moeder haar 's middags gezegd had, van dat het moeilijk voor de juffrouw was Wat moest ze hieraan doen? Excuses aanbieden, of wat? Weet je wat. ze zou een briefje schrijven. Ja, maar als de juffrouw dat slordige handschrift van haar zag, of het misschien zelfs niet zou kunnen lezen? Nee, schrijven was ook niets. Of misschien wel op een schrijfmachine? Dat had ze wel eens met vader gedaan, en dat was dan tenminste duidelijk. Ze zou vragen aan moeder of dat mocht. DITTY'S moeder keek wel wat verbaasd toen Ditty om half vijf vroeg of ze alstjeblièft even wat op de machine mocht doen, maar toen Ditty haar verzekerde dat 't ontzet tend belangrijk was, toen mocht het, en na lang en inspannend ge zwoeg had Ditty dan tenslotte het volgende briefje klaar: „ULIEve kk) JUffro uw!%! Ik Heb VAn—Middag -~$%X MET een SNaar gespEËld enik- héb daaR reUZeveel SPIJTvan. en iK ZALHET noojt VzKVz ,MEERdoenUWBerouwvole DITty Het was wel niet hélemaal goed, dat zag Ditty ook wel, maar ze had niet de tijd om het nog eens over te doen. en in elk geval zou juf het kunnen lezen. Toevallig had ze ge zien waar ze woonde, en als ze nu gauw opschoot, dan kon ze het nog net voor het eten daar in de bus doen. Dat d^ed ze, en het luchtte haar zo op, dat ze de moed vond om 's avonds aan haar moeder op te biechten wat ze gedaan had. Die moest er heel lang haar hoofd over schudden maar ze was erg blij dat Ditty er nu ook anders over dacht, en dat ze meteen een briefje had geschreven, en daarmee was de Jip is gevallen. Helemaal van de piano. Dat is erg hoog. Maar het was zijn eigen schuld. Wie klimt er nou boven op de piano? „Ik wou rij tuigje spelen," zegt Jip, „En de piano was de bok! En toen viel ik er af." „Dat heb je van je kunsten," zegt moeder, „Je hebt een hele buil, Jip." Ja, Jip heeft een grote buil op zijn hoofd. En ook een schram. En er komt een klein beetje bloed uit. Jip heeft hele maal niet gehuild. Maar nu hij het bloed ziet, zet hij een keel op. „Woe-oe-oe!", jammert Jip. „Kom", zegt moeder, „we doen er een verband om. Een echt verband." Dan komt Janneke binnen. Ze schrikt er van. „Wat is er?", vraagt ze. En dan vertelt Jip het allemaal. „En ik heb niet gehuild," zegt hij. „Wel waar," zegt Janneke, „ik heb het door de muur heen gehoord." „Nou ja, eventjes," zegt Jip, „Ik- heb ook een buil. Wil je eens voelen hoe groot de buil is?" Janneke mag voelen. „Ik voel niks," zegt ze. „Hier, onder het verband," zegt Jip, „Voel je daar niet een heel grote bult?" „Ja," zegt' Janneke, „ik voel het." Dan is Jip heel trots. Hij voelt zich een held. Want Jan neke kijkt met veel ontzag naar hem. „Helemaal van de piano," zegt Jip, en hij wijst. De hele dag is Janneke een klein beetje jaloers op Jip. En op het grote, witte verband. „Misschien val jij ook wel eens van de piano," zegt Jip. En dat is een hele troost. zaak nu gelukkig uit, dacht Ditty. Maar de volgende ochtend was er ook post voor haar. Een brief zon der postzegel, die blijkbaar 's avonds door iemand bezorgd was. En in die brief stond: Lieve Ditty, )DaNk JEwel VOoR jE BrIEF.iK %%"Z al bbb HEM inEEN ""—goUDen LIjstJE ZetTen. JufffroUW. „Zij hebben de boot vast ergens op de rivier verborgen," zei Jan. Op dat ogenblik gingen de lich ten in het grote huis een voor een uit." „Houd je lamp weg, stuurman", zei Jan. „Als er iemand daar uit het raam kijkt, zou hij het licht kunnen zien". Hij duwde de Zwaluw weer naar de rivier Zij dreven voort in de duisternis'. Enige tijd sprak niemand een woord. Het plan was mislukken de strooptocht was op mets uitgelo pen. Plotseling begonnen zij wat meer wind te voelen. „We necben zeker de open zee bereikt", zei kapitein Jan. „Knip nu die lantaarn maar weer aan. stuurman en probeer eens rond te kijken". Suze verlichtte met de zaklan taarn de omtrek. Er was geen riet meer te zien. Aan alle kanten was alleen maar rimpelend water. „Hela" riep Rutger, „ik zie lich ten in de verte." „De lichten van Rio", zei Jan. „We zijn buitengaats. Ik ga het zeil hijsen. Houd je lantaarn stil terwijl ik reef. Zelfs vader zei al tijd: „Je hoeft je nooit te schamen om een kleine boot in het donker te reven." „Wat moeten we doen?" zei Suze. „Aan land gaan" zei kapitein Jan. „Tenminste als we willen landen De inboorlingen slapen toch. We zullen hier blijven tot er een beetje licht is. Het zal gauw genoeg licht worden. Alleen sukkels zouden pro beren om in het donker door de eilanden heen te komen." „En Tittie dan?" vroeg Suze. „Tittie is in het kamp. Zij heeft een tent. Met haai- is het wel in orde. En met ons nu ook." Kapitein Jan was buitengewoon gelukkig. Nu het gevaar geweken was, wist hij heel goed dat zij op een haartje na toch sukkels waren geweest met dat rondvaren in het donker. En in plaats van verplet terd te zijn op een rots, lag de Zwa luw nu veilig gemeerd aan een stei ger. Waar kwam er niet op aan. Dat zouden ze wel zien als het licht •was. Suze zei: „Rutger, je kon beter gaan slapen." Er kwam geen antwoord. Rutger sliep al. Jan kwam weer in de boot. „Pas op dat je hem niet wakker maakt," zei Suze. Jan stapte zorg vuldig over de slapende jongen heen. „Er zijn nog twee dekens", zei Suze. „Ik ga niet slapen" zei Jan, ter wijl hij het zich gemakkelijk maak te onder in de boot. „Ga jij maar slapen." „Zeg Jan" fluisterde Suze een paar minuten later. Weer kwam er geen antwoord. Enige ogenblikken daarna sliep zij ook. De wind blies de wolken weg en de sterren schenen hoog boven de Zwaluw en haar slapende beman ning. Het donkere blauw van de lucht begon lichter te worden boven de Oostelijke heuvels. De eilanden voor de Riobaai werden donkere massa's, die niet langer even don ker waren als zij zelf. De kleur van het water veranderde. Het was even zwart geweest als de heuvels en de lucht en toen deze lichter kleur de, deed het meer dat ook. De ei landen werden fletsgroen en grijs en het water kreeg de kleur van een tinnen theepot. Toen Jan wakker werd was de zon nog lang niet op maar het was licht genoeg om te zeilen. Hij werd ver schrikt wakker en schaamde zich dat hij geslapen had. Hij was blij dat hij het eerste wakker was. Hij wist onmiddellijk waar zij waren, gemeerd aan de steiger van een van de kleinere eilanden aan de Noordkant van de Riobaai. (Wordt vervolgd.) De partij Ham—Bongenaar uit het DAVO-Kersttournooi werd tot en met Zwart's 18e voortzetting be handeld. De toen ontstane positie was: Zwart: 2, 3, 6—11, 13. 14, 16—20, 23, 24 en 26. Wit: 22. 25. 27, 30-33, 35—40, 42, 43. 46, 48 en 49. Er volgde, zoals reeds aangege-, ven: 19. 33—28, 7—12; 20. 39—34. De stand wordt voortdurend in gewikkelder en interessanter. Ge steld, dat Zwart met 2429 zou vervolgen. Wit mag dan niet 4339 wegens winst voor Zwart door bv. a) 16—21, 27x7, 18x27, 31x11, 6x 17, 7x18, 13x44 met winststelling. b) 29—33, 38x29, 16—21, 27x7, 18x 47, 7x18, 13x44. 29x18, 20—24 en later 4450 met winst. c) 29—33, 38x29, 20—24, 29x20. 16—21, 27x7, 18x47, 7x29, 47x15 met winststelling. d) 20—24 (dreigt 29—33, 16—21, etc.), wint op 2933 of? door 17 21. Óp 4944 loopt Wit vast en op 22—17 wint 2—7—11. Wit heeft natuurlijk op 2429 (na 39—34) nog andere voortzet tingen dan 4339. Op 4944 volgt door 2024 een soortgelijke winst gang als hierboven. Wit zou derhalve gedwongen zijn tot 30—24, 19x39. Dan geeft 43 x34 voordeel door 27 (a), 28x19, 17x28, 32x 23, 13x24, 49—44 (b) dreigt 35—30, 23—19, 25x5; belet 9—13 met 23—19 en 29—33, 24x33 ook met 2319; dwingt dus tot 10—15. 34—30. 29—34, 30x10, 34 x45, 25x14, 15x4 met nadeel. In deze variant moet bij b) dus niet met 4944 worden voortgezet, maar met 3430, 913. 30x19, 13x 24. 23x34 met positievoordeel. Voor Zwart is derhalve beter na 2429, 3024, etc. by a) voort te zetten met 1015, 28x10, 15x4, 34x23, 17x19, 25x23. 18x29, ook met gelijk aantal stukken, doch met beter spel dan in voorgaande va riant. Nog eens terug: 2429, 3024, 19x39, 28x19. Nu kan Zwart ver rassend gelijk spel maken door 14 x23, 25x5, 17x28, 43x34, 9—14, 5x19, 13x24, 34—30, 29—34, 40x20, 28—33, 38x29, 23x14. Ook kan Zwart aan 914 laten voorafgaan 2933, 38x 29 en dan 914, 5x19, 13x33 met ingewikkeldspel. Dat al deze mogelijkheden niet voor het bord te berekenen zijn, zal een ieder wel willen beamen. Voordat de partij wordt ver volgd, volgt hier eerst de ont stane positie in cyferstand: Zwart: 2, 3, 6, 8—14, 16—20, 23, 24 en 26. Wit: 22. 25, 27, 28, 30—32, 34—38, 40, 42, 43, 46, 48 en 49. Zwart vervolgde niet met 2429 (dat hierboven werd geanalyseerd), doch besloot tot 20. 10—15. Wit speelde nu de lokzet 21. 43—39! Indien Zwart nu had laten vol- PRACTIJKSPEL NOORD S: blO H: 765 R: h2 K: al09876 ZUID: S: av9 H: hb8 R: ab43 K: vb5 Zuid speelt 3 Sans At out. West komt uit met harten 3; Noord harten 5 en Oost legfcfrarten vrouw in. Hoe moet Zuid dit spel be handelen? Oplossing volgende week. W. BRUGGER gen 16—21. 27x7, 18x27, 31x11, 6x17, 7x29, 24x44, dan had Wit een stuk gewonnen door 3024, 19x39, 40 34, 39x30, 49x40 en later 25x34. Tegelijkertijd wordt 2429 belet door 30—24, etc. en 2329, 34x23, 18x29 met 39—34. Vervolg partij: 21. 17—21, 22. 49—44, 12—17. Schijnbaar mag nu 39—33 niet wegens 2329, gevolgd door 1923, altijd dam voor Zwart. Het spel zou echter lopen: 3933, 2329, 34 xl2, 19—23, 30x10. 15x4, 25x14, 9x20, 28x19, 17x50. 12—7, 13x24, 7—1, met elk 11 schijven over en ingewik keld spel. Om Zwart te verhinderen de stel ling te verbreken, zette Wit voort met 23. 38—33. Nu was 2429 verboden wegens 33x24, 20x29, 48-^3 (a), 8—12 gedw.), 42—38, 2—7, 46—41, 3—8, 3933, wint. (a) Het voor de hand liggende 42 38 is verrassend verloren door 14—20, 25x14, 19x10, 28x19, 17x28, 34x12 (x), 13x24, 30x19, 8x17, 32x 23, 21x45, Zwart wint (x) 32x12, 21x43, 34x23, 23x45 en 12—7 ver liest door 13x24, 30x19, 813, 19x8, 3x1. 23. 8—12, 24. 42—38. 24—29, 33x24, 20x29 mag niet we gens 48—43. 2—7, 46—41 en op 3—8 volgt 3933. 23—29, 34x23, 18x29 is ook ver loren door 3934. want 1923 le vert nu geen dam op. Zie maar: 30x10, 15x4, 33x15 met winst voor Wit. 25. 48—43, 24—29. 26. 33x24, 20x29 (2—8). 27. 39—33, 14—20. 28. 33x24, 20x29. Nu is de diagramstelling bereikt, die vorige week als vraagstuk werd gepubliceerd. Wit. die het spel vrij wel had geforceerd, kon hier win nen door het offer (gambiet) 25 20!!! De varianten hiervan, alsmede het verdere partijverloop, volgen in de derde rubriek, die aan deze interessante partij wordt besteed. JOHN STEVOL Probleem nr. 10 van M. WrobeL (le prijs El Ajedrez Argentino) Wit: Kg2, Ddl. Le4, Lg5. Pd4, Ph7, pionnen c2, f2, f3 (9 stukken). Zwart: Kh5, Tc3, Lh2, Pgl en b7, pionnen b4, c5. d7, f4 (9 stukken). Wit speelt en geeft mat in drie zetten. Oplossing in de volgende rubriek. Oplossing probleem nr. 9 (Köhn- lein).: mat in twee zetten door 1. Pe6c5 enz. H. KRAMER Vorm van elk drietal woorden door om wisseling der letters één nieuw woord, dat de naam van een dier aangeeft. Na juiste op lossing vormen de be ginletters de naam van een door boeren zeer gevreesd insect. HOE LUIDT DE SPREUK? Horizontaal: 1. barometer, 9. akker, 14. anode, 15. unie, 17. Lire 21. de, 22. kies. 23. eb, 24. Rubens, 27. gesp, 28. al, 29. these, 31. nu, 32. oer, 33. ket, 34. have. 36. leeuw, 41. sar, 42. la. 43. e.d., 44. zak. 47, Eem, 49. Sr.. 51. teken, 53. Aug., 55. e.a.. 60. ree. 61. sera, 62. lade, 63. wisent, 64. tsaren. Verticaal: 1. bal, 2. An, 3. rob, 4. ode, 5. met, 6. t.uren, 7. ent, 8. riek. 10. klasse. 11. kil, 12. erve, 13. reebout, 16. enige, 19. edel, 20. heester. 25. Bach, 26. steek, 30. hr, 31. Newa, 32. overzees, 33. kudde, 35. aga. 36. Lea, 37. Ede. 39. elk, 40. no maden, 41. sleeën, 45. angel, 46. ruw, 48. Eelde. 49. stuw, .50. re, 51. thee, 52. KL, 53. adat, 54. gala, 57. nrs, 58. er. 59. aar. De spreuk luidt: Beter ten halve gekeerd, dan ten hele ge dwaald. hal vol BAS let ven SOM REM neg pil WAS ruk zee vet MUL wen. eek ree - aar - tol - las - lid. nee - vee - rog. toe paf hen wal- oir vee ver. rui - NOP schel ra ran g gard deels ik taai na erg eva vrouw nor zwier kreet wel Advertentie I. M.) Vraag dan zo spoedig mogelijk een prospectus aan bij HILVERSUM (Bekende schrtflelljke cursus) Sinds meer dan 10 Jaar heeft onze „Schriftelijke Kweek» school" ongeëvenaarde successen, leder jaar slagen tientallen cursisten voor het Staatsexamen voor Onderwijzer. Zeer goede opleidingen zijn ook: Staatsexamen Gymnasium en Mulo. door Constance en Gwenyth Little 12 Mevrouw Ballinger en Rhynda waren naar bed gegaan en Doris en ik renden her en der met heet- water-kruiken, vlugzout, aspirine en ontelbare verzekeringen, dat we alles wel zouden regelen. Toen we die beiden hadden gekalmeerd, renden we naar beneden om te proberen de thee klaar te maken, waar Amy iedere keer, dat ze ons zag om had gevraagd. Ik probeerde juist iets te eten en te drinken en schaamde me" een beetje dat ik er toe in staat,bleek, toen Berg bij me kwam en over de stellage begon. „Geloof je niet, dat we O'Beirne moeten telefoneren om het hem te vertellen?" vrog hij. Ik zei vermoeid: „Waarom eigen lijk? We willen hem niet opnieuw hier hebben en de conclusie dood door ongeval zou er niet door ver anderen. Ten slotte is die stellage geen bewijs, dat er iemand naar boven is gegaan om hem er af te gooien." Hij liep weg met een gekwetste blik en ik schaamde me, dat ik het niet met meer tact had gezegd. Ik zuchtte en nam een ogenblik de tijd, om te wensen, dat ik ergens was, waar ik dag en nacht omringd werd door personeel en zelf geen vinger behoefde uit te steken. Ik keek om me heen en zag dat Amy, Donald en Richard met evenveel eetlust aten als ik. Berg stond voor een raam in de verte te staren en Freda probeerde hete thee te drinken, terwijl haar tranen er in drupten. Rosalie Hannahs had het hoogste woord. Ze moet wel een heel oude vriendin van John zijn geweest, want ze vertelde sterk geflatteerd overigens zijn levensgeschiedenis van zijn jeugd af. Van tijd tot tijd |nam ze een pauze om van het voed sel op haar bord te nippen. Toen iJohn achttien was verliet ik de ka mer. omdat ik het opgejaagde ge voel had ergens nodig te zijn. Inder daad trof ik mevrouw Ballinger in de bovenhal aan, in haar peignoir. 'Ze was verschrikkelijk geagiteerd en huilde schril: „Waar ben je ge dweest, Leigh. Ik heb steeds geroe- pen en niemand heeft me gehoord." Ze bibberde en huilde bijna. Ik sloeg een arm om haar heen en bracht haar terug naar haar kamer. „U moet weer in bed gaan," zei ik kalmerend, „ik zal wel voor alles zorgen." „Maar je hebt nietje bent niet., er is niemand bij hem. Arme .John. Jullie hebben hem alleen ge laten en dat wil ik niet. Dat wil ik niet, begrijp je!" „Dat komt in orde, ik begrijp het. Maar u moet weer gaan liggen." Ze rukte zich los en schreeuwde me bijna toe: „Neen, nee, nee! Luister naar me, Leigh. Er moet voortdu rend iemand bij hem zijn. Hij mag niet alleen worden gelaten." Er viel niets met haar te begin nen, zodat ik ten slotte Berg ging halen. Ik liet hem beloven bij John te zitten en met de andere mannen te regelen dat ze het bij toerbeurt zouden doen. Ik ging weer naar be neden, maar onderweg schoot me te binnen, dat er niets voor de begra fenis was geregeld. Ik veranderde van richting en ging naar de tele foon. Toen ik tenslotte weer ophing, was het tot me doorgedrongen, dat het huis beslist kouder was dan het normale Ballinger-vriespunt. Ik hoorde het knetteren van een haardvuur uit de zitkamer en wist, dat de anderen het voorlopig dus niet zouden merken, maar er viel geen tijd te verliezen. Ik kreunde en rende naar de keuken, waar Doris alleen maar vragend een wenk brauw optrok. „Verwarming," zei ik kort en liep door naar de kelder. Ze volgde me en in vrees en beven keken we naar de verwarmingsketel. Het vuur was pot-uit. We vloekten vrijuit en ter wijl zij de dove kolen begon uit te halen ging ik papier en aanmaak- hout halen. Het was een enorme kachel en het aansteken was zwaar werk. We wa ren zowat halverwege transpire rend en in grimmig stilzwijgen toen Richard Jones aan de trap ver scheen. „Ik dacht dat je met vacantie was gegaan, Smithy," zei hij. „Iedereen boven zoekt je." „Ze kunnen naar de hel lopen," zei ik kwaad. Hij kwam bij ons en nam Doris de kolenschop af. „Ga naar boven en was je gezicht, allebei. Die verwarming is mijn werk zolang ik hier ben. Ik wH jul lie hier geen van beiden meer zien." We dankten hem, bijna in tranen, en gingen naar boven. Ik bemerkte dat Johns stellage onder de trap was geborgen. Ik zag het gebroken koord, dat hem zijn leven had ge kost en huiverde onbehaaglijk. Amy bleek me het hardst te héb ben gezocht. Ze zei boos dat er geen warm water meer was. Ik legde haar uit, dat het reservoir was ver bonden met de verwarming, die al enige tijd uit was en dat er waar schijnlijk binnen twee uur weer wa ter zou zijn, tenzij ze zelf naar de keuken wilde gaan om water op te zetten. Ze schonk me een boze blik en stelde voor. dat ik emmers heet wa ter naar de logeerkamers zou bren gen, daar ik de verwarming had la ten uitgaan. Ik zei dat ik dat dol graag zou doen, maar dat dit niet bij mijn werk hoorde en ik dus last zou krijgen met de vakvereniging van huispersoneel als ik het deed. Ik ging naar de zitkamer, waar Freda alleen bij het vuur zat te breien. Ik stond er even te denken wat ik moest doen. maar toen mij niets dringends te binnen schoot, ging ik op de punt van een stoel zitten en strekte mijn koude handen uit naar het vuur. Freda snoot haar neus en begon me fluisterend een lang ver haal te vertellen, van vrienden van haar, millionnairs of bijna. Ik ving er maar enkele fragmenten van op iets over een huis dat zij bezaten, met een dak, waarvan het onmoge lijk was, af te vallen. Ik was bijna in slaap, ofschoon Freda snel de ontknoping van haar verhaal naderde, toen me plotseling iets duidelijk werd. dat al een poosje aan mijn geest had geknaagd. Dat koord aan die stellage van John, waar ik een glimp van had ge zien, toen ik de kelder verliet Het uiteinde was niet gerafeld of afgebroken. Het was doorgesneden! Ik sprong uit de stoel en holde de kamer uit, terwijl .Freda, die mid den in een zin was, me met open mond nakeek. Ik ging naar de kel der, knipte het ljcht aan en rende de trappen af. Onder de trap geko men bleef ik stokstijf staan. De stel lage was er niet meer. HOOFDSTUK 6 Ik stond daar een ogenblik, geïn trigeerd en niet op mijn gemak, tu rende in de stoffige ruimte waar de stellage had gelegen. Maar er viel niet aan te twijfelen, hij was verdwenen. Ik keek de kelder een beetje rond maar was me te zeer bewust van de waarschijnlijke aanwezigheid van ratten, om erg grondig te zoeken. Ik gaf het op voor ik goed en wel was begonnen en ging naar boven om Berg te zoeken. In de keuken liep ik Richard Jones tegen het lijf. Hij staarde me aan en vroeg achter dochtig: „Ben je weer aan mijn vuur geweest?" (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 1953 | | pagina 1