Onze nationale SLUITEN VAN roeping is nu: DE ZEEGATEN In ons waterland heerst groot tekort aan zoet water Vorming van reservoirs voor droge tijden noodzakelijk „Afsluiting zeegaten technisch mogelijk" Fr Prof. dr ir J. Th. Thijsse: Zaterdag 14 Februari 1953 7 >MELANO. -TEBSCHELLgtG OPPERVLAKTE ZOETWA BASIN EN TE WINtCN LAN -USSE LUEEH - NOORD HOLLAND W£ST£R°OLD£R GELDERLAND OORD ZEE HOLLAND [OPPERVLAKTE ZOETWATER. SASIN EN TE WINNEN LAND VOORNE LAND H ALTEN OVER .ANGSTRAAT TE WINNEN LA NO re WINNEN EOETWATC* SLUIZEN ZEEUW5CH rowreoENs 1900 ZWUTGNENS t»4f terwijl ook gebrek aan goed, zoet drinkwater het producerend ver mogen van het vee beïnvloedt. Waarnemingen in Friesland leer- D_ den, dat het drenken van het vee E ramp, die over Zuidwest-Nederland is gekomen, heeft de moeilyke waterstaatkundige met leidingwater een meer-op- positie van een belangrijk deel van ons land weer eens krachtig en pijnlijk onder onze ^"kg per jaar ^per^oe^be- aandacht gebracht. En het kan geen kwaad er by te bedenken, hoeveel erger die ramp nog tekende. En aan het Centraal In- geweest zou zyn, als niet op het uiterste nippertje de Schielandse Hoge Zeedijk behouden stituut voor Landbouwkundig On- had kunnen blijven, waardoor het gebied van Zuid-Holland, met zyn drie millioen inwoners, tot*de conclusie gekomen, dat 'in- zyn steden, zyn industrieën en vooral ook zyn kostbare veeteelt-, landbouw- en tuinbouwge- filtratie van het grasland tot een bieden voor overstroming bewaard gebleven zijn. Het is ook misschien wel goed en in het omstteeta 25% jou SSnen'leidS verband van hetgeen we betogen willen op zijn plaats te bedenken, wat er gebeurd zou zijn, Dat wil omgekeerd zeggen, dat een -- - -- verdere uitdroging een overeen komstige reductie te weeg zou brengen. De conclusie is dus: onze land bouw vecht tegen een watertekort. indien de grote Lelydyk, die van de Zuiderzee het IJsselmeer maakte, er nog niet was geweest, zodat men rond het Zuiderzee-gebied een herhaling had kunnen krijgen van de watersnood van 1916. En misschien zelfs meer en erger dan een herhaling. Als men al deze mogelijkheden op een kaart aangeeft blijft men niet ver af van het beeld, dat Nederland zou opleveren, indien het geen dyken bezat: een land, waarvan de kusten pas beginnen by de hogere zandgronden. En het is dus begrijpelijk, dat men tot de conclusie komt, dat de veiligheid, die men door de Zuiderzeedyk heeft kunnen verkrijgen voor de Noordelijke streken, ook geschapen moet worden voor het Westen, door het afsluiten van de zeegaten tussen de Zuidhollandse en Zeeuw se eilanden. OP deze wijze beschouwd, is het afsluiten een vrijwel zuiver waterstaatkundig probleem. Maar niet daarvoor wil ik thans Uw aandacht vragen. Althans niet in de eerste plaats. Ik zou Uw aan dacht willen vragen voor twee an dere nationale aspecten, n.l. het landbouwkundige en het algemeen planologische. Men kan niet zeggen, dat de agra rische producten een te verwaar lozen sector van het economische leven van Nederland zijn. Hun bij drage aan de nationale economie heeft tegenwoordig een waarde van omstreeks 3 milliard gulden per jaar. Rondweg is dit zowat 4 maal zo veel als jaarlijks voor de oorlog werd geproduceerd. En ook wan neer we rekening houden met de prijsstijgingen der laatste tien ja ren. blijkt toch altijd nog, dat de totale landbouwproductie dat wil dur zeggen die van landbouw, tuinbouw en veeteelt samen aan zienlijk hoger is dan vroeger. Dit is een gevolg van verschil lende oorzaken: de oppervlakte landbouwgrond is toegenomen, de intensiteit van de grondbewerking is groter geworden, men heeft plantenrassen gekweekt, die per individu en dus per hectare een grotere opbrengst gevén dan de vroeger gebruikte en men heeft wat meer getracht de gewassen te kweken, die op een bepaalde grond de beste resultaten geven. Men zou in deze richting nog rustig wat door kunnen gaan maar men begint de laatste tijd in toenemende mate een beperking van de mogelijkheden te ondervin den, doordat men gaat stuiten op een gebrek aan. voor agrarische doeleinden geschikt, zoet water. Voor ons Nederlanders, die al van de schoolbanken af zijn opge voed in de gedachte, dat Nederland een echt waterland was en dat de strijd tegen dat water, dat van alle kanten op ons aandringt, een van de belangrijkste facetten is van on ze historische ontwikkeling, doet dat op het eerste gezicht wat won derlijk aan: een watergebrek in een waterland! Een land, waar zo veel regen valt! Saldo beslissend! LATEN we ons hierin niet ver gissen. Want niet alleen de hoeveelheid water, die ons land ontvangt, is bepalend ook de hoeveelheid water, die ons land weer verliest telt mee. Immers pas het verschil tussen inkomsten en uitgaven geeft het saldo aan. En nu doet zich het merkwaardige feit voor, dat we dit saldo niet duide lijk kunnen opmaken. De moeilijk heid hiervan zit voornamelijk in de regenval. Want wel weten we hee" nauwkeurig hoeveel regen er jaar lijks valt, maar we hebben maar vage ideeën over wat we daarvan weer kwijt raken. We raken onge twijfeld regenwater kwijt door ver damping, maar toen we metingen gingen doen aan vrije wateropper vlakken, bleek aanvankelijk dat in ons land gemiddeld per jaar een waterkolom van 825 mm verdampt. Uit waarnemingen op dezelfde plaats heeft men vastgesteld, dat ei- Deze kaart geeft ongeveer de situatie weer van de kustgebie den in het Zuid-Westen en Noord- Westen van Nederland, wanneer de zeegaten van Zeeland en Zuid- Ho iland en de openingen tussen de Waddeneilanden zouden zijn afgesloten. De tegenwoordige kust lijn, die een lengte heeft van 1383 km, zou daardoor worden ver kort tot ongeveer 450 km. Welke grote sociaal-economische voorde len van nationale en regionale strekking met de uitvoering van dit werk gediend zouden zijn, zet onze medewerker dr C. van Rijsinge in nevenstaand artikel uiteen. Op andere aspecten van dit probleem zal hij nog terugkomen. V erzilting EN wat voor de hoge gebieden geldt ten aanzien van werke lijke droogte, geldt voor de lage gebieden ten aanzien van een fysio logische droogte. Wel is daar vol doende en zelfs te veel water, maar dit water wordt zouter en zouter en wordt daardoor steeds meer onbruikbaar voor land- en tuinbouw. Vooral de gevoelige tuin- bouwgewassen met hun hoge han dels- en uitvoerwaarde ondergaan die invloed ai bij nog betrekkelijk geringe zoutconcentraties. In de loop der jaren is in dit opzicht een steeds moeilijker situ atie ontstaan in het westen van ons land, waarbij de toestand op het vasteland nog weer wat anders ligt dan op de eilanden. Vóór de stichting der duinwaterleidingen was de duinstreek, zeer rijk aan zoetwater. Een belangrijk deel van het regenwater, dat in de duinen viel, werd ondergronds afgevoerd, voor een deel naar zee, maar gro tendeels naar het achter de duinen gelegen land. Zodoende had dit een belangrijke zoetwater toevoer. Maar sedert men voor een ander eminent volksbelang het duinwater naar de steden en dorpen is gaan afvoeren 5llirinkJïwt„eii:i!n rta d,U^„StlelS *lulte" - verdrongen worden door droger geworden. De toevoer van zoetwater naar de lagere gebieden werd daardoor afgesneden. Het ge- een voldoende toevoer van zoet water langs de rivieren. En dat geldt dan waarschijnlijk alleen nog voig was. dat men om toch in dj |£a v^or Zuid-Xlïand Bij de steeds toenemende waterbehoefte Zeeuwse eilanden, die te midden van zoutwater liggen, is zonder af- van de zich intensiverende land en tuinbouw te voorzien, water moest gaan invoeren uit de rivie ren. Een ander gevolg was, dat de zoute kwel. die men in tal van geaard ,echniaus; het vraagstuk diepe polders heeft, duidelijker ppnjj hppiifprd_ Hji kwam toen tot sluiting geen redding van dit on heil. Professor Thijsse heeft, als recht- merkbaar werd. eens becijferd. Hij kwam toen tot de conclusie, dat de landbouw rondweg 2,5 milliard kubieke me ter water nodig had en dat de le- AS nu het water ui' de be- verantie daarvan moest plaats vin- Steeds verder den tussen half April en eind Schéma van de wijze waarop het Rijnwater voor verversing van onze boezemwateren en als aanvulling van de Haagse en Amster damse waterleiding wordt, resp. zal worden, gebruikt. De cijfers 1 t.m. 4 geven de gevaarlijke punten aan voor het binnendringen van zout water. W nedenloop van de rivieren - - maar voldoende zoet geweest, dan Augustus De grootste hoeveelheid was het bezwaar niet van betekenis ™°?st geleverd worden tussen half geworden. Maar dit is helaas niet Mei ®o-e! u- Vnl en.zou dan onS®" het geval. Doordat het zoete water ^eer 33o kubieke meter per seconde lichter is, zien we, dat het in de bedragen, benedenloop over het binnendrin- Als we alleen naar de gende zoute water van de zee af- gronden kijken is aan deze vraag vloeit, zodat er als het ware een we zowat te void )en, want hoe wig van zoutwater via de rivier- wel de laagste aanvoer van de Run monden ons land binnendringt. Bij ^ij Lobith omstreeks 570 m be- iedere vloed stromen grote hoe- draagt, is de aanvoer inde ge- veelheden zout. water naar binnen. Yraagde Penode toch zelden onder te groter, naarmate de riviermon- de 1000 m ^aar J;1"™I den breder en dieper zijn. En het wa°t we hebben gesteld, dat het is uit de waarnemingen gebleken, >vater, 9°^ moest ,^e"PPWa?°,5 dat de zoutwaterwig steeds verder terugdringen van het zeewater. We de benedenrivieren opkruipt. In zouden er ook nog aantoe kunnen 1908 kwam 'lie wig bij laagwater voegen, dat er voldoende_waf®r in de Nieuwe Waterweg bijvoor- de rivieren imoet bl]Jven beeld niet verder dan Maassluis, scheepvaart door te kunnen MnLblwaterVOwkbS%r?Sng™i ^Sar. laten we ons even tot de Schiedam en voorbij Rotterdam, terugdringing van het Zöute water Het is thans niet meer mogelijk bepalen. Daartoe moet op zyn bij de Parksluizen te Rotterdam aJ1®,rmlilsLft— langs f® w«vatÏ water voor Delfland in te laten. Holland 500 ra» per seconde blijven Niet ten onrechte zegt de hoofd- uitstromen, by IJmuiden mag ingenieur van de Rijkswaterstaat d}t zeker op 50 k 100 stiellein en ir Dibbits dan ook: ..Er is een toe- bij de Zuiderzeesluizen op 2 tot 400. stand ontstaan, die de grootste Aan dlYers®kl® giln so S nïKï waakzaamheid van de overheid da" nog c eJ! eist. ten einde verdere verzouting i fiSn m" Het voorkomen van zout- en zoetwater in de bodem van het Hol landse polderland Cvrij naar Faber, Landschappen) nu aan elk molecuul koolstof zes voor de hogere gronden van ons legd. Men kan dus zeggen, dat er een zeker verband bestaat tussen de oogstopbrengst en de hoeveel heid water, die de plant moet pas seren. Gestegen opbrengst PROFESSOR Dewez uit Wage- ningen heeft daar eens een urn urt, aardig voorbeeld van gegeven. Hij brr iaar 760 mm valt en dat houdt vergeleek toen de productie van per jaar 760 mm valt en dat noudt een tarweIan(1 in West-Brabant in 1750 met die van onze tijd. Om- hoeveelheid van 1100 h 1500 Rijnwater nodig heeft (de land- inderdaad - maar hoe ia ditje btmwbjhggto meegerekend,. -at de werkelijk benodigde hoe veelheid groter zal zijn maar ook als dit onjuist is staan we hier toch voor het feit. dat er normaal al een tekort is en in droge tijden dus persé een aanzienlijk tekort aan Rijnwater zal zijn. We kunnen dit probleem dus nooit oplossen van de Nederlandse binnenwateren te voorkomen." Inderdaad voorkomen? Een enkele blik op het bijgevoegde kaartje zal U laten dat zien hoe ernstig de situatie is. Rivierwater -i u„„i nu aan eiK muiecuui jluuisluj. iea vuur ue uvgue giuuucu «au regenval. Wan,, wel veten we heel mojecuien water worden vastge- land van betekenis is. aangezien T ATEN we nu nog even recapi- p. innr. daar dit tekon niet worden tuleren. de hoge gronden vra- aangevuld uit een grondwatervoor- gen 200 mm water per jaar extra, r------ - raad, die in de winter opspaart, de lage gronden vragen verdringing door afleiding van het m de zo wat zomers verbruikt kan worden, van het door de zeegaten binnen- Maar hoe dit alles ook precies mo- dringende zoute water. Aangezien ge zijn, vast staat, dat het voor we het niet 200 mm per jaar meer onze landbouw een levensnoodzaak kunnen laten regenen, zal de ge- is, dat dit tekort wordt opgeheven, vraagde waterhoeveelheid slechts Indien dit niet geschiedt, zal in de ontleed kunnen worden aan onze toekomst de productie onherroepe- rivieren en dat wil dan in hoofd- lijk achteruitgaan. En dat dit niet zaak zeggen aan de Rijn. De Maas alleen de akker- en tuinbouw geldt, is van niet veel betekenis en de Rijn groot is en 2000 rn per se- maar ook de veeteelt, zal eveneens Schelde komt ons land alleen maar conde of meer bedraagt. En er zyn van uuze nju. um- duidelijk zijn. Immers ook grassen binnen om hat direct te verlaten, goed beschouwd maar drie gebie- streeks 1750 bracht zo'n land per lijden onder watergebrek en leve- En het zoute water kan alleen maar den. die voor een dergelijke voor hectare aan droge stof ongeveer ren minder voedsel voor het vee, zolang we de zeegaten riiet af- raadvorming in aanmerking komen, mermaanden stromende rivierwater. Reserve-vorming is dus maar één werkelijk afdoende oplossing: het vor men van watervoorraden in de tij den, dat do wateraanvoer van de JT- af dus in, dat het saldo bruikbaar re genwater negatief zou zijn! Nu weten we, dat dit niet zo is, en we kunnen ook direct zeggen waardoor: in het algemeen heeft de verdamping niet aan een vrij oppervlak plaats. Het water, dat op de grond valt. vloeit voor een deel bovengronds af, maar dringt voor een meestal belangrijk deel in de grond. Daar verdampt een deel, wordt een deel gebonden aan de organische bestanddelen en vloeit een deel weer af naar beken en rivieren. Het in de grond vast gehouden deel kan nu de planten groei ten goede komen en aange zien ons land in hoofdzaak in cul- 3500 kg op. Tegenwoordig is dit gestegen tot omstreeks 8500 kg. Het zal duidelijk zijn, dat het mogelijk moet zijn hieruit te berekenen, hoe veel water voor deze productie no dig is geweest. Als men dit doet, komt men voor 1750 tot een hoe veelheid, die overeenkomt met 122 mm regenval, voor 1950 met onge veer 300. Op het eerste gezicht lijkt dit nogal bevredigend immers onze jaarlijkse regenval ligt ergens om de 700 mm. Maar zo is het toch tuur gebrachte gronden heeft, zijn niet want die hoeveelheid wa- we hiermee bij de landbouw te- ter is nodig in de groeiperiode van recht gekomen. het gewas, dat wil zeggen tussen Onze cultuurplanten zijn in het April en Augustus. En in die groei- algemeen nogal grote waterverbrui- periode bedraagt de regenval slechts kers. doordat ze meestal op open akkers aan zon en wind zijn bloot gesteld 'en daardoor in een tamelijk ongunstige positie verkeren, wat verdamping betreft. Maar aan de andere kant is die sterke verdam ping belangrijk, omdat al dit ver omstreeks 240 mm. Dat wil zeggen, dat, zelfs zonder dat we reke ning houden met oppervlakkige en ondergrondse afvloeiing en ver damping er al een aanzienlijk wa tertekort in de vegetatieperiode op treedt: 60 mm, dat wil zeggen dampingswater uit de bodem door 600.000 liter per hectare. En als we de plant trekt en dit bodemwater rekening houden met de afvloeiing de minerale bestanddelen bevat, die en verdamping kunnen we dit ge- een belangrijk onderdeel van de tal wel verdubbelen. Voor sommige voeding van de plant uitmaken, gewassen wordt dit tekort nog gro- Een deel van het doorgaande water ter. zoals bijvoorbeeld voor suiker- wordt bovendien in d< plant vast- bieten, die een regenval van 350— gelegd. Als we even zetmeel als 400 mm nodig hebben, voorbeeld nemen dat immers De directeur van de Cultuur- kwantitatief een hoofdproduct voor technische Dienst heeft een paar onze voeding is: aardappelen, peul- jaar geleden globaal berekend, dat "ruchten, granen! zien we, dat gemiddeld per seizoen een tekort 'it ontstaat, doordat de plant kool- van 200 mm water bestaat. Het uurgas opneemt uit de lucht en zal duidelijk zijn, dat dit vooral LINKS: Het zoutgehalte van het water in Nederland (naar Redeke). 1. Zoetwater, 2. enigszins brak water, 3. brak water, 4. zeewater. BOVEN: Indien er geen dijken langs zee en rivieren waren zou 38 van onze bodem bij hoge vloeden (zwart gedeelte) of hoge rivierstanden (gearceerd gedeelte) onder water komen. (Van onze correspondent) NEW l'ORK. Hoewel ik telefonisch met Nederland in verbin ding heb gestaan, zou ik niet precies kunnen zeggen wat men van mij verwacht". Dit antwoord gaf prof. ir. J. Th. Thijsse toen wij hem t» Annarbor op de universiteit van Michigan opbelden, waar hij de laat ste toebereidselen trof voor een overhaast vertrek. Prof. Thijsse, oprich- te, en directeur van het Waterloopkundig Laboratorium te Delft, zal, naai men weet, op verzoek van de regering zijn verblijf in de V. S. on derbreken en Maandag in Nederland terugkeren. zullen zijn, meest van economische maar ook van politieke aard. De Zuiderzee verloor zijn bete kenis voor de haringvangst. Zo zou Ierseke voor de oestercultuur ver loren gaan. Dat noem ik als Voor beeld van kleinere belangen. De grotere zijn de gevolgen, die de uitvoering zou hebben voor Rotter dam en Antwerpen. Nog geen keuze Mijn terugroeping betekent beslist niet, dat men in Nederland reeds zijn keuze zou hebben gedaan ten opzichte van een der plannen, maar dat men mij wil betrekken in het overleg over wat er moet gebeuren na het sluiten der laatste gaten. Misschien is er een tussenweg mo gelijk. dat weet ik niet. Hoe lang het onderzoek naar de beste oplossing kan duren? Dat is moeilijk te zeggen maanden, een jaar. twee jaar. Het eist intensieve studie. En wat betreft een mogelij ke herhaling van de ramp tijdens de jaren van uitvoering die daarop volgen, die mogelijkheid acht ik gering. Een samenloop van omstan digheden zoals nu komt hoogstens eens in de drie, vier eeuwen voor. „Het reddingswerk heb ik gemist, evenals de eerste maatregelen voor het dichten der gaten," zei prof. Thijsse. „Ik vermoed, dat men mijn medewerking wenst voor uitwer king van een der plannen om her haling van de ramp te voorkomen. Men heeft de keus tussen twee mogelijkheden: ophoging van alle dijken dus over een lengte van 800 a 900 km of een soortgelijke actie als na de ramp van 1916: een afsluitdijk als voor de Zuiderzee, die Noord-Holland ditmaal behoed de voor het lot dat nu Zeeland en een deel van Zuid-Holland trof. Het eerst nodige is een onderzoek of zulks mogelijk istechnisch acht ik het uitvoerbaar. Op kleine schaal zijn al proeven genomen en juist voor mijn vertrek naar Ame rika, in Januari, werden uitvoerige besprekingen gevoerd om te onder zoeken hoe die proeven uit te brei den tot de Oosterschelde De vraag die nog moet worden beantwoord is of het plan ook eco nomisch te verwezenlijken is. Ik denk daarbij niet in de eerste plaats aan de kosten maar aan de vele kleine en grote bedragen, die met de verwezenlijking gemoeid en dat aan de behoeften van Noord en Oost-Nederland kan voldoen. De afsluiting van de zeegaten tussen de zuidelijke eilanden zal dan ten eerste de eilanden-zelf van de zoutplaag bevrijden en ten twee de als waterreservoir voor de zui delijke hoge gronden kunnen dienst doen. Alleen op deze wijze zal het mogelijk zijn Nederland op den duur bewoonbaar te houden, veilig, niet alleen uit een waterstaatkun dig oogpunt, maar ook uit een oog punt van landbouweconomie. Dat dit niet mogelijk zal zijn. zonder ook allerlei voorzieningen te treffen aan onze rivieren, is ze ker en ook dit heeft meerdere as pecten. Maar zo ooit ergens, dan mogen hier de woorden van Thor- becke worden aangehaald, die hij sprak over de plannen voor de aanleg van de Nieuwe Waterweg, waarvan hij ronduit toegaf, dat niemand kon zeggen, of het plan zou slagen. Maar. zei hij, we moe ten het toch beginnen, immers „blijvende, die wij zijn, zijn wij bedorven". Daarom moeten we de sluiting van de zeegaten op de kortst-moge- lijke termijn zien als een nationale roeping, als het enige middel, om ons volksbestaan voor de toekomst te verzekeren. Er kan geen sprake meer zijn van de vraag of het mo gelijk is het moet mogelijk wor den. Hier geldt het oude Neder landse scheepsdevies: pompen of verdrinken. Professor Thijsse schat te een jaar of twee geleden de kos ten van dit enorme werk op een paar milliard en misschien leek dit heel veel. Het is ook heel veeL Maar wij moeten het meten aan twee andere bedragen: de een of meer milliard schade, die wij nu hebben en de anderhalf milliard voor defensie, die zinloos worden voor een land, dat op den duur toch aan de verarming en het ver lies van zijn lage streken zou zijn prijsgegeven. n.l. het IJselmeer, de Waddenzee en de zeegaten der Zuid-Hollandse en Zeeuwse eilanden. Het IJselmeer bestaat al maar zal natuurlijk kleiner worden, wan neer de totale inpoldering is uit gevoerd. De voorraad water, die hierin opgeslagen kan worden is dus beperkt en zeker niet voldoen de om het gehele land van het nodige landbouwwater te voorzien. Maar bij de uitvoering van een af sluiting, zoals in de bijgaande af beelding is aangegeven, zal men een IJsel- en een Waddenmeer kun nen maken, dat een oppervlakte van omstreeks 2000 km» zal hebben Advertentie I.M.)

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 1953 | | pagina 1