Behandeling van de
overstroomde gronden
MINISTER MANSHOLT
BEZOCHT GETROFFEN
GEBIEDEN
Fog. 6
BOER EN TUINDER
14 Februari 1953
Dit jaar nog oogst op Zuid-Beveland en iri
West-Brabant
ALS HET WATER zakt vertonen, zich ruïnes "n puin aan ons oog. Wij zijn hier
ergens in West-Brabant. De schade is groot.
Foto: Het Zuiden, Den BosoU
Nadat de watersnood had plaats gevonden en ik enigszins
kennis had genomen van de situatie in West Brabant en Zeeuwsch
Vlaanderen, werd mijnerzijds geoordeeld, dat waarschijnlijk spoe
dig de practijk in een aantal polders voor het vraagstuk zou komen
te staan, hoe te handelen om het herstel van de gronden zo veel
mogelijk te bevorderen. Gelukkig werd mijn oordeel, dat in korte
tijd uit enige polders het binnengedrongen water afgevoerd zou
worden, bewaarheid. Het leek mij daarom dienstig om op enige
punten, die reeds aangeduid werden in het laatste nummer dieper
in te gaan.
II
Reeds werden van verscheidene plaat
sen cijfers verkregen betrekking heb
bende op het zoutgehalte van het aan
wezige overstromingswater. Een vol
ledig overzicht ontbreekt nog, maar dat
neemt niet weg, dat reeds gebleken is,
dat de veronderstelling dat de gehalten
uiteen zouden lopen, juist is gebleken.
Gehalten van 30 gram zout per liter wa
ter, zoals van het onverdunde zeewater
kwamen mij nog niet ter ore uit de pol
ders, wel van 2025 gram. Bij de over
stromingen met brakwater verder van
de kustlijnen verwijderd, werden gehal
ten aangetroffen van 4 gram zout per
liter en minder, tot zelfs beneden de 1
gram per liter ten Oosten van Geertrui-
denberg. Nu zegt het zoutcijfer van het
water op de grond nog niet veel; het
geeft aanduidingen van de zoutcijfers
van het water in de grond en daarmee
heeft de boer vooral te maken bij de
beoordeling van de vraag of cultuur in
1953 nog mogelijk zal zijn en met wel
ke gewassen hij dan zal kunnen ko
men.
Het is gebleken, dat de Rijksland-
bouwvoorlichtingsdienst met bekwame
spoed alles in het werk zal stellen om
de beschikking te krijgen over het no
dige cijfermateriaal, dat de basis zal
vormen voor het advieswerk. Op zeer
vele plaatsen zullen grondmonsters ter
bepaling van de zoutcijfers moeten wor
den verzameld, daar reeds eerder aan
het licht kwam, dat er grote verschil
len kunnen bestaan, zelfs op aan elkaar
grenzende percelen. Dat hangt mede af
van de toestand van het perceel op het
moment van de overstroming.
In een laag gelegen perceel, dat in
een ongunstige structuurstoestand ver
keerde en dat flink nat was, kan het
zoute water weinig binnengedrongen
zijn, omdat er weinig lucht, die ver
drongen kon worden, aanwezig was.
Een hooggelegen goed ontwaterd per
ceel, dat in goede structuur verkeerde
en meer lucht bevatte, zal min of
meer zout water in de bovenste laag
gekregen hebben en dat zal merkbaar
kunnen zijn bij de te bepalen zoutcij
fers.
In de korte tijd van de inundatie, in
dien de percelen nu reeds zijn droog-
gekomen, is er ook geen gelegenheid
geweest tot binnendringen van het zout
uit de waterlaag op de percelen in de
grond.
Er valt voor de practijk niets anders
te doen dan medewerken aan de opper
vlakkige afvoer van het water, door
vanaf de lage plekken naar de sloten
greppeltjes te maken zo spoedig moge
lijk na het droogkomen. Laten wij ho
pen dat er in het voorjaar nog flink
wat regen zal vallen. Dat regenwater
moet door de grond worden afgevoerd
en zal dan het opgeloste zout in de bo
venlagen kunnen meenemen. Een lage
slootwaterstan d zal bevorderen dat het
regenwater door de bovenste grondla
gen zal gaan naar de sloten. Een zo laag
mogelijke grondwaterstand na het droog
komen is van veel betekenis; het pak
ket zoutwater valt dan diep weg en er
komt zoet regenwater in de bovenlagen.
Het zout wordt afgevoerd maar boven
dien wordt dan ook reeds ingeleid de
omzetting van de z.g. natriumklei, die
na overstroming met zeewater wordt
verkregen, met zeer slechte eigenschap
pen ten aanzien van de structuur, tot
de kalkklei, die goede eigenschappen
heeft.
Uit de vroegere onderzoekingen is ge
bleken o.a. uit de verslagen van de inun
daties van de Kruininger-, Nieuw Olzen-
de en Sint Pieterspoldersfolder in 1939
en 1940, dat het doorspoelen met regen
water in dit opzicht van veel belang is.
Een theoretische behandeling van deze
zaak is hier niet op zijn plaats, vol
staan kan worden met de mededeling,
dat de gewenste omzetting van de ge
noemde natriumklei tot kalkklei moet
beginnen met de afvoer van de natrium-
deeltjes (natriumionen) door het regen
water. Echter kan dit de omzetting niet
volledig tot stand brengen. Om de kalk-
klei-eigenschappen weer te krijgen zul
len kalkdeeltjes in het grondwater tot
oplossing moeten komen. Deze kalkdeel
tjes (ionen) kunnen o.a. komen van een
gipsbemesting of van koolzure kalk,
Minister S. L. Mansholt heeft tijdens
een tweedaagse inspectiereis in het ge
troffen gebied, waarbij hij zich op de
hoogte heeft gesteld van de omvang van
de ramp en zich heeft georiënteerd om
trent de mogelijkheden van het herstel
van de landbouw, de voorbereiding ter
hand genomen van de organisatie van
het herstel en van de uitvoering der
werkzaamheden. „Zo snel mogelijk be
ginnen" zal het devies zijn voor de her
stelwerkzaamheden, waarbij steun ge
vonden wordt in de wetenschap, dat be
paalde gedeelten van het getroffen ge
bied, b.v. Zuid-Beveland en grote de
len van West-Brabant, vrij snel droog
kunnen vallen en nog dit jaar een oogst
kunnen opleveren.
Daar staat tegenover, dat voor ande
re gedeelten in het getroffen gebied reke
ning moet worden gehouden met een
latere aanvang van de herstelwerkzaam
heden en met een langduriger proces
van herstel van de grond. De minister
noemde, wat dit betreft, b.v. Schouwen
en Duivleand een tweede Walcheren.
Tijdens de reis heeft minister Mans-
holt contact gehad met agrarische voor
mannen uit het getroffengebied en hij
heeft op ruime schaal overleg gepleegd
met ambtelijke deskundigen en land
bouwtechniek ook op de gebieden van
het herstel van de grond en de cultuur
techniek.
Bij het overleg zijn de richtlijnen voor
het werk aangegeven en is de eerste
phase van de voorbereiding afgesloten.
Een nieuw organisatorisch apparaat
wordt snel geschapen, waarbij gebruik
zal worden gemaakt van de Rijksdienst
voor Landbouwherstel opgedane erva
ringen en van de verdere mogelijkhe
den, die de organisatie van het minis
terie van Landbouw, Visserij en Voed
selvoorziening biedt. Ook de schaderege
ling voor de landbouw en het ontwer
pen van de verdere financiering van het
landbouwherstel zijn ter hand genomen.
TE MIDDEN VAN HET WEST-BRANTSE RAMPGEBIED LIGT FIJNAART.
De bewoners zijn vertrokken. Op het gemeentehuis is Burgemeester Ter Haar
dag en nacht in de weer. Af en aan gaan de militaire colonnes en de verkeers
politie regelt het verkeer.
Foto: Het Zuiden, Den Bosota
die tot oplossing komt doordat koolzuur
in het bodemwater aanwezig is. Eerst
moet de natuur zijn werk doen en daar
na pas kan de mens helpen, eventueel
met een gipsbemesting. Het lijkt mij
toe dat een economische aanwending
van gips nog enige tijd moet wachten.
Om hetzelfde effect te bereiken zou
den nu direct na droogkomen wel reus
achtig grote hoeveelheden gips nodig
zijn Na de uitspoeling met regenwater
is de aanwending van de noodzakelijve
hoeveelheid gips toch reeds een kostba
re zaak, waarbij het technisch gewens
te beperkt wordt door de hoge kosten.
Op zware zavel- tot lichte kleigronden
is bij een middelmatige omzetting van
kalkklei tot natriumklei na een over
stroming een hoeveelheid van 60008000
kg gips per ha nauwelijks voldoende om
de kalkklei terug te krijgen, zelfs als
men eerst gewacht heeft op de werking
van het regenwater. Vroegere gipsaan-
wending vraagt nog veel grotere hoe
veelheden, die dan oneconomisch worden
aangewend. Dat is niet te verantwoor
den. Bovendien is de hoeveelheid, die
in totaal in Nederland nodig zal zijn,
zo groot, dat een goede verdeling van
hetgeen in totaal beschikbaar zal ko
men wel nodig zal blijken.
Ir. A. M. van Vliet
Jaarvergadering Zoötechnische
Vereniging in Limburg
Op de Limburgse veeteeltdagen, die na
een rustperiode van 5 jaar weer in ere
zijn hersteld en 7, 9, 10 en 11 Februari j.L
werden gehouden, deed Ir. Th. Rijssen-
beek. directeur van het Veeteeltwezen, de
suggestie om de jaarvergadering van de
Zoötechnische Vereniging te binden aan
de Limburgse veeteeltdagen. Deze laatste
hebben niet alleen een provinciale, maar
ook een nationale betekenis, terwijl velen
buiten ons land ze met belangstelling
volgen.
De Limburgse veeteeltdagen mogen
zich steeds op een enorm bezoek ver
heugen, terwijl de jaarvergadering der
Zoötechnische vereniging soms wel met
onvoldoende bezoek en met onvoldoende
tijd te kampen heeft.
De gedachte van Ir. Rijssenbeek werd
met veel instemming begroet, terwijl de
secretaris der Zoötechnische Vereniging,
ir. Alderkamp, die ook aanwezig was,
later beloofde deze gedachte aan zijn
Bestuur in ernstige overweging te zul
len geven.