*3^ hier in holland: Heel een volk staat borg de ramp: Geen post, maar mensen Pagina 4 Haagse Post 14 Februari 1953 Vervolg van pagina 3 over een weg een weg, die zo maar boven water stond! een auto reed; een gewone auto, met ongetwijfeld een dood gewone meneer aan het stuur; dan had men daarboven in het gierende open deurgat van de machine bijna een gevoel van ergernis: die zaak daar beneden klopte niet! Die weg had óók onder water moeten staan. Die auto had ergens als een wrak tegen een kapotte dijk moeten liggen! In de reuzenlibelle Donderdagochtend was het koud op het vliegveld Woensdrecht, maar niet te koud voor die vreemde reuzenlibellen, die de bevolking op de eilanden sinds kort als „ihelikopieters" betitelt. In de grote glazen bel (of is het plastic?) die de kop van de libel vormt, persten wij ons met zijn tweeën naast de Ameri kaanse piloot. De libel begon harder en harder te smorren, trok zichzelf en ons daarop loodrecht de lucht in en zoemde over het ongeschonden land naar de waterwoestenij in het Noordwesten. Boven mijn hoofd zag ik het verrukkelijk rhytihme van een zidh formerende phalanx van wilde ganzen, tussen mijn voeten trok het beklemmende beeld voorbij van het verlaten Stavenisse aan de waterkant, die sinds de ramp naar alle kanten waterkant is. Daarna kwam een stuk water, dat zich alleen als wer kelijk water onderscheidde van het water aan de overkant door het feit, dat er geen boerderijen te halver lijve uit staken. Even later Zierikzee en daar geen landing van een vliegtuig, maar het neer strijken van een reuzeninsect. Het snorde vlak over het stadje en liet zich toen op een kleine kade naast het dode eind van een tij-havent je zak ken: Zierikzee. Hier rondom hebben de Amerikaanse en Engelse libellen haar grote werk ge daan, ook onze enige Nederlandse heli copter van Hr. Ms. Marine, met recht „Jezebel" geheten. Van de vaste wal zijn zij onvermoeibaar af en aan gevlogen over het verdronken land. Drie mensen op een dak, ergens ver loren in de watervlakte, die land heet?... Een libel komt aangezeild, kringt even zoekend rond, zakt dan snorrend omlaag en blijft een meter of tien boven het huis met malende wieken in de lucht hangen. Een lus aan een stalen kabel wordt uit het klapwiekend dier naar beneden ge vierd, naar de ongeiukkigen op het dak. Aanpakken alsjeblieft! Kop en armen door de lus! Houwen zo! De libel draait haar spinragdraad weer in, tot het slacht offer naast haar fel gele lichaam hangt. Deurtje open. Komt u binnen! Het klinkt aardig, maar wie zal ooit weten, wat de verkleumde en half ver hongerde rampzaligen gedacht hebben, toen zij zich na zoveel ellende aan deze vliegende strohalm moesten vastklam pen? Mooier dan ooit Zierikzee is mooier dan ooit in deze dagen. Ondanks alles! In Zierikzee heeft de ramp zich niet als overstroming getoond, maar als een ware vloedgolf, die in en kele ogenblikken het oude stadje over weldigde, huizen neersloeg, straatstenen wegspoelde als los zand, en toen verder stormde, het veroordeelde land in. Nu is Zierikzee weer droog, een be bouwd eilandje midden in het water. De haven ligt vol schepen: boten voor het geredde vee; het Engelse Rijnflottille toegesneld uit Duitsland; passagiersboot jes voor de evacuatie, en scheepjes van onze Marine, die hier, zoals op zoveel plaatsen, de spits afbijt. Ja. Zierikzee is mooier dan ooit te midden van de verwoesting. De „ducks" met haar Duitse bemanningen op het plein aan de Oude Haven; de rondkrin- gende Dakota's, die in de verte zand zakken afwerpen boven een geschonden dijk; en de drukte van modern materieel langs de kade; het Lijken allemaal node loze en storende zaken in deze kleine eilandsamenleving aan de oude straatjes onder de zware gestalte van de nimmer afgebouwde kerktoren. Sneeuw en zon wisselen elkaar af in deze dagen. Het ene ogenblik loopt men in de witte be slotenheid van dwarrelende vlokken, die elk uitzicht benemen, het volgende mo ment ziet men over een zomers-blauwe watervlakte tot aan de grijze gestalte van een ander eiland in de verte. Dat Restaurant Alle modern comfort Ideale rustige omgeving Molenstraat 49. DEN HAAG Tel. 180933 EIGEN GARAGE eiland is het droog gebleven duingebied om Haamstede, een week geleden nog per fiets, bus of wagen te bereiken. Maar de bus ligt nu misschien ergens in het water tegen de dijk, en het paard, dat de wagen moest trekken, drijft vermoede lijk als een opgezwollen cadaver ergens op dit vele, vele water. Men leeft er Wat doet men in de getroffen gebie den? Men leeft er, zoals de mens leeft tijdens een cataslrophe. De beste en de slechtste menselijke eigenschappen komen er in deze dagen boven. Dat is natuurlijk. Dat zou overal zo zyn. Hel denmoed en Samaritaanse barmhartig heid, naast roof en ijidele lintjesjagerij. Zenuwachtige goede wil naast nuchtere doeltreffendheid. Er zijn mensen, aan wie de hele ramp voorbij lijkt te gaan en er zijn mensen, die bijna hun verstand kwijt lijken. „Ik moet een borrel kopen," zei een boer, die Zierikzee bereikt had. ,,A1 moest het mij een gulden kosten! Mijn boer derij staat onder water. Ik heb veertig duizend gulden op zak. Dat moet van avond nog op. Morgen zijn wij toch alle maal dood." Er zijn niet alleen tragedies, maar ook comedies en zelfs kluchten. En bet goede is, dat men makkelijker van de kluchten spreekt dan van de tragedies. Minister Beel, in deukhoed en keurige winterjas, uit de hemel neerzakkend per helicopter, kwam mij als een officiële engel voor. Hij heeft mij persoonlijk verzekerd geen aanspraak te maken op die qualiteit en functie, maar dat was misschien, omdat hij drie uur later weer opstijgen moest Niemand hoeft zidh in deze dagen te Met Trémerie is het begonnen. Gérard Trémerie. Die kreeg van een baas ergens in zijn Belgische vaderland de opdracht een man of twaalf, die hier of daar bij Oude Tonge op een dak zaten even te gaan bevrijden. Met een helicoptertje dat geen passagiersaccommodatie had, om het gemakkelijk te maken. En daar vloog hij boven al dat door het water verzwolgen land en begreep er niet veel van, zegt hij. Hij zag overal op de daken mensen die naar hem wuifden. Als een grote aarze lende muskiet vloog zijn toestel boven al die duizenden mensen die op dijken en daken en in bomen en overal waar het droog was met de bleke gezichten gehe ven naar hem keken. En er niets van be grepen. Evenmin als Gérard Trémerie, waarmee het allemaal begonnen is: de reusachtige hulpverlening, die eerst wat aarzelend maar aldra met een gerichte haast en een aan weer een stormvloed herinnerende kracht aanstroomde naar het land zonder dijken. En daar keerde wat er nog te keren viel en redde wat te redden viel. 31 Jaar is Gérard Trémerie, Hij is een van de piloten van de Sabena die met een helicopter, want zo modern zijn ze daar in België, de postdienst onder houdt in het binnenland. Om vier uur Zondagmiddag steeg hij op van het vlieg veld Meisbroek en twee uur later landde hij, met een hart zo zwaar dat het leek of zijn lichte toestel het niet langer zou kunnen dragen, op een eilandje droogte ergens bij Oude Tonge. Hij was eigenlijk de eerste die uit persoonlijke ervaring sprak toen hij de volgende morgen ver slag uitbracht op het vliegveld Woens drecht. Maar op dat ogenblik liep er al een enorme machine van hulpverlening op steeds hoger toeren. Toen begon in steeds groter getale van alle delen van het land een vloot van allerlei schepen en scheep jes toe te stromen. Bewegend en schom melend in de golfslag kropen de vaar tuigjes voort naar waar maar daken wa ren of stukken dijk waarop een witte schamen voor een grapje. Dat doen waarschijnlijk alleen diegenen, die niet de atmosfeer van het rampgebied heb ben ervaren. Daar is geen plaats voor valse schaamte, alleen voor feiten. Zijn die feiten dwaas, dan lacht men; zijn zij ernstig, dan zwijgt men. In het ramp gebied is men voor alles menselijk, in de beste, de slechtste, ih de meest alle daagse zin van het woord. Er. wordt ge werkt en gezwoegd door allen, die iets doen kunnen: er wordt gekankerd door de tallozen, wier goede wil geen uitlaat in daden vindt; er wordt gezwegen door hen, die geleden hebben. Maar vergis u niet. Het rampgebied is noch een schouw toneel van verbeten helden; noch van geslagen slachtoffers; noch van profite rende schurken en cynische toeschouwers. Het rampgebied is dat alles tegelijk. Het is ook nu nog een land van mensen, waar al wat menselijk is, voortgaat. Mag ik daarom besluiten met een ver zoek, dat dit allés illustreert? Mag ik in het aangezicht van zoveel leed. mij als een doodgewoon mens in een doodgewone tijd, met een doodgewoon verzoek wen den tot de piloot van Hr. Ms. Marine hefschroefvliegtuig Jezebel"? Beste, beste, beste meneer Idzerda, als u nu nog eens in een harde winterwind opstijgt van een akelig klein terreintje tussen bomen, huizen en lantaarnpalen, met als passagiers de commissaris van H.M. in Zeeland, De Casembroot, meneer Den Engelsen en nog een passagier, wilt u dan alsjeblieft, alsjeblieft, wanneer de „Jezebel" zich zuchtend boven Zierikzee verheft, niet weer omkeren en met zo'n afschuwelijk opgewekt gezicht zeggen: „Wij zijn te zwaar"? Dit smeekt u: LEONHARD HUIZINGA lap waaide waaronder weer donkere fi guren samengedrongen de koude van het weer trachtte te doorstaan. „Om halfvijf", zegt Jan van Bavel, die in Den Haag bij een uitgeversmaatschappij werkt, „lagen er zeven reddingsboten van loggers op vijf wagens en om halfzes die zelfde Zondagmiddag vertrok de groep. De bemanning was. samengesteld uit per soneel van de Rederij Frans Vrolijk uit Soheveningen." „We hebben daar met flinke moeilijkheden te kampen gehad", zeggen de mannen „want er waren grote stroomverschillen die er de oorzaak van waren dat we soms in bijna drie uur tijds en dan hard ploeterend maar een kilo meter of twee opschoten. Als een kind „Als een kind" zei de Koningin, „heeft het volk het hoogste gebod gevolgd van de naastenliefde ons door Christus gege ven." Het hief ons volk ineens op boven alle afscheidingen en ieder compromis der samenleving uit. Wij voelen er allen de weldadigheid van weer samen te wer ken in het streven voor een grote zaak en in ons enthousiasme werken wij door zonder er op te letten wat wij ons wel ontzeggen." Op z'n zenuwen In het ruim van de coaster „Marken" van de Amsterdamse rederij „Gruno" zegt een jongen uit Vlaard.ngen: „Bij het Rode Kruis werd er net eentje een beetje gek. We hadden soep gehad en brood en toen kwam d'r opeens een hoge van de Volks gezondheid en die wou er ons allemaal uittrappen. Jullie hebben hier geen don der te maken, zei die, jullie lopen hier maar in de weg. Dat liet dk niet op me zitten, hè. Ik zei: we zijn van de Marken, zei ik. Dan is het wat anders, zei hij. Dat is het beste evacuatieschip dat we heb ben. Jullie kennen blijven. Maar toen be gon ie tegen een knul, tegen zo'n student te razen en te tieren en die had de hele week al lijken gehaald uit de polder en nooit geslapen en die werd bekant gek; begon te gooien met de rommel en te huilen en toen was er een dokter en die stond ook al te huiien en het was een keet omdat iedereen het op z'n zenuwen had. Nou toen zijn we maar weggegaan." „Ik heb gehoord", zegt hij later, „dat er een paard en een kalfje samen dertien kilometer gezwommen hebben naar de wal. Als dat kalfje dat paard niet bij zich had gehad, was het natuurlijk verdronken, maar het is steeds bij dat paard geble ven." 's Nachts wordt het ruóm gebruikt om met een hele drom mannen in te slapen: het wordt volkslogies. Om het er een beetje uit te kunnen houden moet de kachel geweldig branden. Een klein wachtje zit de hele nacht op en roept telkens met zijn helle jongensstem: „Pas op, jö, je ligt bijna met je hax-ses in de asla", waarna de gewekte wat gromt en even gaat verliggen. Als een zeepbel In Zierikzee stond de hele bevolking, die er nog overgebleven was met nog een niet geringe menigte mensen van el ders, die de stad een aanzien verlenen van een jaarmarkt, op het marktpleintje. En daar uit een helicopter als een zeep bel kwam de Prins naar buiten klimmen. Hij zag er erg vermoeid uit en droeg zijn uniform en daarover een zwemvest. Hij klom op een zeepkistje en sprak de boeren toe voor een ineengezakt huis mid dels een microfoontje. Het was een kort speechje, waarin hij zei, dait de mensen toch werkelijk de stad moesten verlaten. Hij stond daar als een standwerker en op dié manier reageerden de boeren ook: ze keken hem zwijgend aan, slim en naden kend. Ze bleven ernstig op hun lip bijten en terwijl de Prins alweer was ingestapt en wegwiegde boven de huizen .n zijn zeepbel was uit niets op te maken welk besluit zij hadden genomen. Woningbouw en opruiming „Er zijn", meldt men op 10 Februari uit Den Haag", 143.500 woningen onder water gelopen: ze hebben niet alle grote schade geleden en veel van die schade zal te herstellen zijn. De lichte schadegeval len worden dezer dagen reeds afgewik keld; die lcohte gevallen liggen in de klasse van 1000 tot f 3000. De totale schade aan boerderijen in Zeeland wordt geraamd op 45 millioen. In Noord-Brabant staan, naar men aanneemt, 8300 woningen en boerderijen in het water." „Een geluk bij een ongeluk", zegt men in woningbouw-hygiënische kringen, „is dat men nu de gelegenheid zal hebben de krotwoningen uit deze gebieden op te ruimen. Het percentage van deze wonin gen van één of twee kamers is in de rampgebieden even hoog als in Drente en Friesland. In de zwaarst getroffen plaatsen, Stavenisse, Kortgene, Oude Tonge en Numansdorp zijn 50 pet. der wo ningen één-twee-kamerwoningen. Het bouwprogramma van 60.000 tot 65.000 nieuwe woningen zal niet dn gevaar ge bracht worden door de nu noodzakelijk geworden bouw van 5000 nieuwe wonin gen. Over schade gesproken: de globale ra. ming van de totaalschade in het rampen- gebied is 700 a 800 millioen gulden. Ver. vanging van rundvee, van landbouwwerk tuigen en cultuurrüp maken van de grond zal 100 millioen vergen. Toen Walcheren nog maar kortgeleden droog werd gelegd door het herstel van de dijk kostte dat 35 millioen gulden. Er zijn nü 60 doorbraken geweest. Water staat praat over 200 millioen voor het her stel daarvan. Dijken te laag En dan? is de vraag die iedereen bezig houdt. Als er nu ineens weer eens zo'n ramp plaats vindt? Een ongeluk komt nooit alleen, zegt een spreekwoord. „Als nou weer eens net zo'n springvloed komt of wat het ook mag zijn geweest te zamen met een storm, waarom niet, wat dan?" Dr. ar. J. v a n V e e n de hoofdinge nieur van de Rijkswaterstaat zegt: „Vrij wel alle dijken zijn eerst overspoeld en daarna doorgebroken. Met andere woor den: zij zijn eerst aan de binnenzijde weg geslagen en daarna, verzwakt als zij wa ren, doorgebroken. Ze waren dus te laag. Men verwachtte vroeger dat iets zoals thans is gebeurd slechts eens in de 500 of 350 jaar zou kunnen voorkomen. Het wa ter kwam nu dan ook hoger dan ooit te voren. De consequentie is dat men méér zal moeten doen dan vroeger. Dit is niet overal mogelijk. Vanouds zijn vele ste den gebouwd op de dijken: men kan geen stuk stad afbreken om de dijken daar onder te verhogen. Het blijft een pro bleem, dat zo lang het bestaat bij elke grote storm onrust kan veroorzaken. En een gevoel van onveiligheid. Een oplossing zou kunnen liggen in een gehele afdijking van de kust: met uitzondering van de Nieuwe Waterweg en de Schelde dient dan het hele land van de zee te worden afgescheiden." Hij zegt verder: „We hopen de dijken in het door de ramp getroffen gebied deze zomer hersteld te hebben. Na een of twee maanden kunnen de gebieden weer droog gemalen zijn: we zijn thans veel beter ge- Zie verder pagina 5 1 U alles is te rust gekeerd, bezonken, het hulpgeschrei gestild in laatsten stervenssnik herrijst het land, dien duistren nacht verdronken, bedekt met onkruid van den dood en slik. Dan zult gij, broeders, zusters, derwaarts keeren en dolen tusschen puinen en moeras van Zijp tot Ouwerkerk, van Oostkapel tot Vere waar eens Uw woning stond, Uw kostlijk bomvland was. Vrienden in nood, als ik in deemoed tracht Uw troost te zijn in rampspoed, rouw en smart 't is dat ik zelf zo vaak mijn Trooster vond in Hem Die voor ons leed en stierf, Zijn liefde geve U kracht en ook der vaderen trots, de fierheid van hun stem die spreekt in 't Zeeuwsch devies: ik worstel en ontzwem. LOUIS DE BOURBON.

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 1953 | | pagina 3