ZEEUWSE BOERINNEN tussen leven en dood Iedereen werkte 25 uur in een etmaal U vraagt maar... NIEUWE GASTVROUW IN NIEUW HUIS 26 ELSEVIERS WEEKBLAD Zaterdag 14 Februari 1953 Temidden van de golven des doods heeft meer dan één boerin van onz'è Zuidwestelijke eilanden haar kin deren gebaard. Sommigen hebben die dubbelbange ure overleefd en liggen veilig in de noodkraamkamers op het vasteland. Het is wonderlijk, na een tocht langs het geteisterde gebied, langs ambulances en groepen vluchtelingen en onder het ge ronk van de helicopters, aan een wiegje te staan in een stille schone zaal, en een klein kindje gelukkig en tevreden te zien slapen, en nog wonderlijker, de moeder te zien glimlachen in het vreemde bed, dat zo anders is dan de vertrouwde bedstee. Robbie Pieters, met levensgevaar door een Rode-Kruishelpster uit de Augusta- polder gered, weegt zeven pond en bezit een fabelachtige uitzet, die helaas niet uit moeders ladenkast komt. De kermisklanten van Amsterdam heb ben ons hier naar toe gebracht. Alle spulle- bazen, clowns, acrobaten en jongleurs uit de hoofdstad, verenigd in de Bond van Amsterdamse Kermisexploitanten, hadden hun trucks al dagen lang ter beschikking ge steld van het U.V.V. Öp een nacht reizen we mee. Om half twee inspecteren de spulle- bazen nog één keer hun wagens en passa giers. Eén verstekeling is er, een jonge M.T.S.'er, die gaat kijken of zijn moeder op Zuid-Beveland nog leeft. De maande lijkse postwissel voor zijn studie is op 1 Februari niet gekomen Daar staan we, klaar voor de wonder lijkste tournée, ooit door artisten gemaakt. De mensen van het theater Baltini, van het circus Rens, Jansen van de schiettent en weer een andere Jansen van de auto scooters, Boon van de luchtschommels, Beekveld van de vliegbom, clowns en olie bollenbakkers, de variété-artisten van Bosco, op weg naar de meest tragische voorstelling van de wereld. Allemaal bleke typisch doorleefde koppen. In hun heus niet al te warme kleren kruipen ze in en op de trucks, elke wagen twee chauffeurs, ervaren tot-en-met in het nachtelijk vervoer langs de wegen van dit land. Sommige wagens zijn buitenop met bonte voorstellingen beschilderd een paar clowns koppen grijzen ons aan in het lantaarnlicht op het Frederiksplein, vóór het U.V.V. „Variété Show Winkelman" staat er in krullende letters naast. De zwartgebaarde manager van een kijkspel, Lenaerts uit Til burg, haalt goocheltoeren uit. Lach dan, Paljas! We worden in een vrachtauto vol dekens gestoptnog een „hiero!" en een „daaro!" en dan gaat het naar Bergen op Zoom. i Scheve petten, bonte dassen De vrouw: haar werk, haar kleding met de oorijzers in bed staat klaar bij de Rode-Kruiscolonnes aan de havenplaatsen, waar de reddingboten hun vaak droeve last lossen. Heel jonge meisjes zien we er bij, maar vastberaden en met een ongelofelijk uithoudingsvermogen. We lopen langs de bedden. Er liggen meest vrouwen. De mannen zo zij in leven bleven werken al weer mee aan de dijken. Daar in het onderste van drie nood- ledikanten, ligt een vrouw van 82 jaar in een wit en blauw gestreept nachtjak, een witte slaapmuts op het dunne grijze haar. Lichtblauwe ogen in een smal doorgroefd gezicht. Zal ik haar iets durven vragen? Maar de ingevallen mond doet al het ver haal. Van vier nachten en drie dagen op de zolder van een verdrinkend huis. Van Zater dagnacht tot Woensdagmorgen. Met haar ene dochter en haar twee zoons. Haar ogen kijken mij oplettend aan, dat ik dit détail niet vergeten zal„M'n zeune stak z'n hand uit het raam om een paar drup peltjes regenwater en die deed hij in m'n mond." Of hij ook gered is? Allemaal en hij is nu gaan kijken wat er nog staat van hun bedoening, daar in Stavenisse De tocht gaat verder. Overal het wit-en- blauw van de verpleegster met de broche die de kleur van haar Kruisvereniging draagt. Zij doet van alles. Ze wast en kleedt de slachtoffers, kookt eten, werkt in de noodcantines, ze bakert de baby's, ze troost waar ze kan, en, laatste barmhartigheid aan de verdrevenen, legt de doden af. Want naast de zalen, waar gevoed, ge troost, ja,' gelukkig ook weer gelachen wordt, ligt de chapelle ardente. Geïmpro viseerd. Er hangen geen rouwfloersen of zwarte kleden de kaarsen flakkeren in het schelle daglicht boven de doden. Vreemde dod^n. Een man, een vrouw, drie kinde ren een oude man, een jonge vrouw, weer een kind. En zo verder. En zo steeds maar verder. Telkens een paar ivoren engeltjes tussen de beelden der volwasse nen. Getooid met bloemen en rozenkran sen. Verstard in hun jeugd of hun grijs heid. Vreemd lachend in versierde, open dozen. Een surrealistische film. En dat zijn zij. Neen, dat zijn wij. Wij mensen, wij, alle mensen, wij levenden en w" doden zijn nu vlak bij elkaar, geïdentifi ceerd in onze ontzetting. Zusters schuifelen langs, bezoekers zenden een geluidloos ge bed op bij dit laatste schouwspel van de ramp. De officier die ons geleidt, schreit. „Ga mee", zegt hij. Maar wij blijven staan. Want wij zijn het. Warmte en voedsel Door de kier van de bijna dichtgeschoven achterwand kijken we tijdens de hele rit in het koplicht van de volgende wagen dat fel het Rode-Kruisembleem beschijnt op de motorkap. Ja, voorop het Rode Kruis, opzij de clowns, binnenin en er boven op de mensen met hun scheve pelten en bonte dassen, hun door het sjouwen geoefende spieren, hurt snelle hersens en hun gouden hart. Bedden hebben ze ingeladen, ledikan ten en meubels op' de plaats van de malle molens en de tentzeilen. De kilometers glijden, door onze lichtkier,1 in een eindeloze reep straat en asfalt, voor bij. Een grote weg, een keurige weg. We weten, waar we heen gaan. We kunnen het ons niet voorstellen, met aldoor die nette witte reep voor onsDan, waar de ANWB het niet meer vertellen kan, aan de rand van een klotsende provincie, begint i onze taak. Met de waarnemend commandant van het Rode Kruis Bergen op Zoom gaan we j het gebied van Halsteren door. Overal Hol landse, Franse en Amerikaanse legerunifor-1 men, Heilspetten, doktersjassen en zwem- vesten. En daartussen telkens het witte mutsje van de verpleegster. Zij staat paraat als de anderen de ziekenhuizen en nood ziekenhuizen liggen voleen wisselende be volking, want ernstig'e zieken zijn er op dit ogenblik en op deze plaats, niet veel. De verpleegster is voor een bovenmenselijke taak gesteld. Ze is de eerste dagen meege gaan in de boten om de mensen op te halen I «n liep somt tot haar halt ia het water. Ze Terug naar het leven. Kijken wat er ge daan wordt door onze dappere redders en redsters. Langs de grote weg naar Antwer pen, rechts de grauwe polders, links sparren en zand. Een vliegbasis van de Amerikaanse helicopters. De Rode-Kruisman aan het stuur trekt zijn baret in fatsoen. Militair gebied. Legerplaats Ossendrecht. Hier zitten minstens duizend geëvacueer- den uit Rilland Bath, Fijnaart, Zierikzee, noem maar opDe boerinnen wandelen met hun kanten kap, hun blauwe schort, hun zwart fluwelen jakken over het terrein. Ze zijn. hier liefderijk ondergebracht en •prima verzorgd. Dit militaire kamp beschikt immers over een complete inventaris voor 3500 man! Oudjes huizen in de kamers der onderofficieren ze slapen op kapokmatras sen. Hele gezinnen vinden we in de andere lokaliteiten. Warmte, veiligheid, eten. In de keuken staan batterijen enorme kookketels waarin per stuk van drie tot vijfhonderd liter stamppot gaan, stamppot die automatisch wordt geroerd. Eten in overvloed, degelijke pot, want de dijkwerkers eten 5 tot 6 maal per etmaal. Maar er wordt hier ook een menu bereid, dat nauwer luistert dan de stevige pot voor de gezonde mensen. De ploeg Groene-Kruiszusters die hier de lakens uitdeelt in letterlijke zin, is namelijk met kinderzusters en diëetzusters toegerust. Zij koken de babyvoeding voor alle vluchte baby's centraal en telkens komt een moeder een flesje halen voor haar geredde kindje. Het is prachtig hygiënisch allemaal. Niet alle deuren gaan voor ons open de doktoren znen ons liever gaan dan komen!- „Ssstfct", waarschuwt iemand, „hier slaapt een zuster, ze is in geen twee dagen uit de kleren geweest." Ieder een werkt hier 25 uur in een etmaal. Een bed, een verhaal Nog even op de ziekenzaal hierdaar lig gen de boerinnen nota bene met de gouden oorijzers aan, op bed. Haar trots, haar glorie. Een neemt de hagelwitte kap van het hoofd en laat me de goudfiligrain knoppen zien. „In de oorlog verloor ik mijn éne kap", zegt ze, „maar deze heb ik gered" twee zwart-met-zilveren vlechten vallen langs het forse gezicht. 62 is ze. Er komt be zoek. Haar man. met pet en lakense jas. Alles zijn ze kwijt. Maar ze hebben elkaar. Charmant garnituur voor Uw voorjaarstoilet Vut ln diverse kleuren is het ideale materiaal om Uw voorjaarstoilet te completeren. Hier ziet U een chic hoedje met bijpassende tas, beide van vilt. Evenals de bloemen voor de garnering is de tas met de hand genaaid. Het materiaal leent zich voor tal van fijne kleurcombinaties. Deze mode-,,tip" wordt U gaarne geboden door de fabriek van Uw hygiënisch verband Oranje 60 c. Blatiw 72 c. Lila 80 c. Bood 90 e. En als enige herinnering aan het Zeeuwse land de kanten lap met de gouden ijzers Elk bed een verhaal. Een verhaal van leven en lijden, van een moedige redding, van barmhartigheid, ja, van toekomst! Twee vrouwen kleden op een tafel een kindje aan in splinternieuw lichtblauw goed. Het spartelt en kirt. De boerinnen lachen het geredde kind de toekomst. En een Zierikzeese boer zegt, doodgewoon „Als ze nu nog dit jaar kunnen inplanten, dan hebben we andere jaar weer een oogst!" Het kwam uit een diepte van ver trouwen, grondeloos als de zee. LEA WIJNBERG Mej. J. F. v. d. V. te H.Uit Zuid- Afrika werd mij een kistje „Chincherinchee flowers" toegezonden. Ik kan. nergens iets over deze bloemen vinden. Deze bloemen zijn een Zuid-Afrikaanse soort van de bij ons voorkomende Vogelmelk, een bolgewasje dus. De Latijnse naam is Ornithogalun Thyr* sioides. Wilt u er meer van weten raad pleegt u dan een flora van Zuid-A frika in de bibliotheek van de Hortus Bota nicus te Amsterdam. M e j. J. d e H. t e M.Kunt u mij goed® lectuur opgeven over handlijnkunde? Goede literatuur over dit onderwerp le zeer schaars en dan nog mag u niet alles onvoorwaardelijk aanvaarden. En vooral niet zelf experimenteren, want het is veel ingewikkelder dan men op 't oog denkt. Er tellen zoveel factoren mee. Maar leest u het boek eens van. A. E. Hirsch. Chirologie; hand en karakter, 8.90. Mevr. C, H. te A.Indien kosten uit gegeven aan ziekte, doktersrekeningen enz. meer dan 10% van het loon bedragen mag men dit aftrekken voor de belasting. Moet ik nu het inkomen uit andere bronnen hier bij tellen? Dan zijn de kosten n.l. minder dan 10%. Inderdaad wordt hier gedacht aan het totaal inkomen. Wij maken u er nog op attent mede namens de afd. Loonbe lasting dal slechts bij de inkomstenbe lasting restitutie mogelijk is, indien directe reclame resultaat oplevert. Mevr. A. G.A. J. t e 's G.Om mijn haar mooi glanzend te krijgen gebruikte ik vroeger een mengsel van cognac, ei ea castorolie, maar ik ben de verhouding ver geten. Weet u het, of weet u een beter middel? Een veel eenvoudiger middel, waar u een goed resultaat mee bereikt is een wassing met twee geklutste eidooiers. U maakt uw haar nat en masseert wat van het eidooier in uw haar. Goed spoelen en opnieuw masseren. Even- in laten, trekken en grondig spoelen. Aan de laatste spoeling voegt u een scheutje azün toe. Voor uw andere problemen hier niet genoemd doet u het beste een kapper in de arm te nemen. Bezoek aan mevrouw M. A. Beyen-Lubinka In de vijftiger jaren van de vorige eeuw liep de Noordgrens van bebouwd 's-Gravenhage ter hoogte van de tegen woordige Javastraat Toen een landweg die naar de aldaar aanwezige herberg Schuddegeest heette. Tussen deze en het deel van de Hooge Wal dat later omge doopt werd in Mauritskade lag het Wil lemspark, oorspronkelijk een weiland^ dat de uitloper was van de koninklijke tuinen, die behoorden bij het Paleis aan de Kneu terdijk, de geliefde residentie van koning Willem II. Na diens dood verkochten de erfgenamen de tuinen zich uitstrekkend tussen het Noordeinde en het Nachtegaals pad, de latere Parkstraat aan de ge meente 's-Gravenhage. die de hier geboden gelegenheid tot sfadsuitbreiding meteen energiek tér hand nam. Bouwmeester J. D. Zocher. o.a. bekend door zijn aanleg van het Amsterdamse Vondelpark, ontving de opdracht een plan te maken voor straat- aanleg en bebouwing van het. Willemspark het latere Plein 1813 met omliggende lanen. Het enige gebouw dat er reeds stond was de Willemskerk, toen echter nog in haar oorspronkelijke gedaante van konink lijke manege! De geest" die uit de plannen spreekt doet zeer modern aan er werd gestreefd naar een ontwerp uit één stuk, naar aesthetische harmonie der te verrijzen gebouwen en naar een zo groot mogelijke eenheid in de aanleg der diverse tuinen, kortom een greep naar „town-planning". Op een van de mooiste punten van het Plein 1813, nl. in de Zuidoosthoek, werd in 1857 voor de totale som van 35.330.de grond die in erf pacht 4 cent per vierkante el kostte in begrepen het huis gebouwd dat thans in gebruik is als ambtswoning van de minister van Buitenlandse Zaken. Bijna 60 jaar lang was het in het bezit van één en dezelfde familie, nl. van 8 M"aart 1865. toen de Haagse wethouder Jan van Stralen zich er vestigde, tot 1924, het jaar waarin zijn weduwe mevrouw Van StralenDe Fréméry er overleed. De kin deren hielden het huis niet aan en het ging enige keren in andere handen over zo was voor de oorlog de Japanse legatie er gevestigd tot de Nederlandse regering het als ambtswoning bestemde voor haar minister van Buitenlandse Zaken, een der stijlvolste bestemmingen wellicht die zulk een deftig, ouderwets huis in de tegen woordige tijd ten deel kunnen vallen. MEVROUW M. A. BEVEN—LUBINKA ...verandering niet in uiterlijke dingen ledikanten hip laat x van de mallemolen Kortgeleden heeft het huis nu wéér een verandering meegemaaktde oude bewo ners vertrokken naar Londen, de nieuwe kwamen uit Washington. En toen de ver huizing voltooid was, mochten wij de nieuwe gastvrouw, mevrouw M. A. Beyen Lubinka, een bezoek brengen. Heel tenger, met een kroon van hoog blond krulhaar, kwam zij ons tegemoet in de salon met de groen-velours canape's en de kristallen luchters. Het gesprek begon met het huis en hoe kan dat ook anders, als men pas in een nieuw huis en in een nieuw land is komen wonen? Mevrouw Beyen, die Oostenrijkse van geboorte is, heeft met haar man altijd in Engeland en Amerika gewoond en Nederland kende zij alleen van een jaarlijks bezoek van enkele weken. „Dit is een heerlijk huis, groot genoeg om er te ontvangen het is erg onprettig voor een gastvrouw om te merken dat je huis een soort „bottleneck" is, waar de gasten op een ontvangst niet meer voor- of achteruit kunnen en toch niet te groot om je er niet thuis te kunnen voelen. In Amerika vinden alle ontvangsten in hotels plaats, wat er dikwijls een onpersoonlijk karakter aan geeft, want iedereen heeft het gevoel verloren te gaan in de menigte." Mevrouw Beyen spreekt een voorzich tig, doch bijna foutloos Nederlands en slechts zelden hoeft zij naar een woord te zoeken. Onze verbazing en bewondering laten zich dan ook maar niet moeite ver bergen, als blijkt dat zij vier maanden ge leden nog geen woord van onze taal ken de. Tot dusverre bestond daartoe immers geen directe aanleiding, omdat zij niet in Nederland woonde. „Wij spraken altijd Engels, maar nu mijn man hier minister is, vind ik het eenvoudig mijn plicht zo gauw en zo goed mogelijk de taal van het land te leren." Heel ener giek heeft zij het aangepakttwee keer per week les en geen andere lectuur dan Ne derlands. Heel Tolstoi's Anna Karenina werd ia onze taal uitgespeld ea, na een keer in het Duits1 en'een keer in het Engels, voor de derde keer gelezen. Onze blik glijdt door de drie ineen- lopende vertrekken, waar de begrippen ambtswoning en particulier woonhuis zo gelukkig tot één versmolten zijn. Merk waardig hoe dit huis, dat als ambtswoning reeds gedeeltelijk gemeubileerd is, onder de hand van de nieuwe bewoonster een nieuw karakter heeft aangenomen. Het ligt misschien niet in de uiterlijke dingen, een geschilderd portret, een landschap van De Momper. de ikonenverzameling van de heer des huizes het is een kwestie van persoonlijkheid, van de sfeer die deze Nederlandse van buitenlandse afkomst meebracht uit haar verre vaderland, uit Zwitserland, waar zij Jaren woonde en ook wellicht van over de Oceaan. Évenals met het huis, betoont mevrouw Beyen zich ook ingenomen met Den Haag als woonplaats. Het doet haar denken aan badplaatsen in het buitenland, als Baden- Baden of Wiesbaden, „Tn de aanleg,be doel ik", vult zij aan, „met de ruime stra ten, de mooie huizen en de grote helder heid en zindelijkheid overal. Misschien treft dit mij zo omdat ik ingesteld was op de drukte van een stad als Washington." Nu de inrichting achtef de rug is. is er ook meer tijd om van het stadsschoon, de musea en de zee te genieten. Voor het echter zover was, was er héél wat te doen, want de Haagse embal- leur, die de verhuizing uit Amerika uit pakte, had de handen van ontzetting in elkaar geslagen toen hij ontdekte hoe zijn collega's daarginds ikonen, Dresdener porselein en broze, antieke meubels had den verpaktzwaar beschadigd kwam het uit de kisten. „Nu is het gerepareerd", zegt mevrouw Beyen, „maar helemaal zo als vroeger wordt het natuurlijk niet meer. Eerst ben ik er echt verdrietig over geweest, maar wie een oorlog heeft mee gemaakt, heeft de betrekkelijkheid van net materiële leren kennen en.het geluk ligt immers niet in een stuk onbe schadigd porselein?" Ar. Sck f

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 1953 | | pagina 10