ERGENS HING EEN
KINDERPOPJE...
RADIO IN RAMPTIJD
Zaterdag 14 Fèbruari 1953
ÉLSËVIERS WEEKBLAD
15
ZIERIK2ÊE
door Joost de Klerk
De gemeentesecretaris had ér anderhalf
uur lang zich met zijn twee kinderèn in zijn
arm aan eeii telefoonpaal vastklemmend in
het borst-hoge kolkende water gezeten. Toen
was er redding voor hèm konien opdagen.
Het huis van de dokter was aan één zijde
volkomèn opengerukt.
Varkens en koeien
Stil en uitgestorven lag het geëvacueerde
stadje in de heldere winterzon, die inmiddels
was doorgebroken. Op de kade gilden de
biggen die werden ingeladen hartverscheu
rend en telkens kwam er een boer om dé
hoek gesneld met een klein 'varken in de
dubbele Nelson (bij staart en oor). Voort
durend dreven boeren ook het vee uit de
omliggende boerderijen hét stadje binnen.
De koeien werden in een singel aan boord
van de boten gehesen.
Er liep een man rond met een schuwe
herdershond op de voeten. Dat was het
enige, dat deze landarbeider van zijn dertig
stuks vee had overgehouden. Uit een ge
broken raam keek met grote nietszeggende
ogen een magere kat, zwart en griezelig als
uit een vertelling van Edgar Allan Poe.
Tenslotte vonden wij een militaire auto,
die dwars over het eiland naar Zierikzee
terugreed. Wij klommen naast de chauffeur
en reden de dijken over. Het was een tocht
door een spookachtig landschap. Alleen in
de droom ziet men dit alles. De dorpen
Zonnemaire en Noordgouwe waren gespaard
gebleven, maar geheel verlaten. De deuren
waren dicht, de gordijntjes hingen strak voor
de ramen, maar nergens bewoog zich een
mens. Op sommige plaatsen stond het water
over de weg, op andere plaatsen draaiden
wij met de zware wagen over griezelig smalle
dijkkruintjes. Langs de rand van het water
huppelde een grote haas met de oren in de
nek, te verbijsterd om bang te zijn. Patrijzen
dribbelden langs de dijkhelling en verderop
speelden drie honden nabij een verlaten
boerderij. Ergens midden in deze desolaat
heid passeerden wij een Engels werkteam
dat naarstig zandzakken in een dijkbreuk
legde.
Toen reden wij Zierikzee binnen. In
een zijstraatje waren planken voor een
raam gespijkerd. Iemand had er een
goedkoop katoenen popje met een punt
muts in het voorbijgaan achter geklemd.
Het was vuil en bemodderd. Het moet
een man met kinderen zijn ge\Veest, die
dat popje daar geklemd heeft.
water heeft tot boven dè dèttrên gestaan.
Dè voordeur staat ópètï. Zij zóu ftièt tè slui
ten ziin en er is daar in Stèllèndam óók nié
mand om haar voor tè sluiten.
Wij hebben ons naar het huis van de
dokter in een ijzeren vlet moeizaam een weg
moeten bomen door een barricade van
wrakstukken. Als bij een Venetiaans doge
paleis legt men aan voor de stoep en bindt
de boot zolang aan de deurknop of Spijl van
de trap vast.
Door ondergelopen straten
Wij begaven ons aan boord vaii de duck,
waarmee wij gekomen waren én gingen op
weg om samen met een aantal daar gede
tacheerde marine-mensen het nabije gat in
de dijk te peilen. Het was een vreemde,
grillige tocht door de ondergelopen straten.
Onder de wielen kraakten hekken en plan
ken, wij kwamen met een smak in kuilen in
het wegdek terecht of trokken kleine tuin
hekjes van hun plaats. De toonbank van
een kruidenierswinkeltje stond onder water.
De man was dood, maar men had in zijn
huis zeventigduizend gulden gevonden, die
netjes waren uitgeteld en geïnventariseerd.
Krakend en plonzend draaiden wij door
steegjes en kleine dorpsstraatjes. Er lag een
enorme combine van dertigduizend gulden
op zijn kant. de tractor lag een eindje ver
der. Het tonnen-zware ding was voortge
sleept als een boomblad.
Brouwershaven is een beeldig klein
plaatsje, te lief om ooit enig kwaad te be
rokkenen. Maar de zee dacht er anders
over. Met een enorme vuist had zij al het
water van de Noordzee dit nauwe keelgat
ingestampt, totdat het er aan het dichte
eind van het havenpleintje, dwars door een
paar ingedrukte huizen, er weer uit en de
polder in spoot. Er was daar in die hoek een
verschrikkelijke vernieling aangericht, zoals
alleen een paar zware bommen met ver
traagde ontsteking zouden kunnen bewerk
stelligen. Ook overal elders in het kleine
stadje waren ramen ingeslagen en kleine
woningen ingedrukt.
pe amehibie-voefcruiéen,
door W. Vogt
Wie van Rotterdam naar Hellevoetsluis
vertrekt, komt door deels wél en
deels niet ondergelopen gebieden én
langs enkele dijkpunten waarvoor de zorgen
nog bij lange na niet geweken zijn. Voor
een leek is het moeilijk de extra bedreigd-
heid van bepaalde punten te onderkennen.
Maar de zorgen, welke men zich voor het
Vöornse kanaal maakt, zijn heel. begrijpelijk.
De dijk daarlangs is wrak en indien deze
het begeeft, komen er weeT geheel niéuwe
gebieden op het Zuidhollandse eiland onder
te staan.
Na talloze controleposten te zijn gepas
seerd, bereikt men wanneer daarvoor
gegronde redenen bestaan Hellevoetsluis.
Dat deze waakzaamheid niet misplaatst is.
vertelde ons een brigadier van politie, die
juist terugkwam van de aflevering van een
meneer met een bijzonder lang strafblad uit
een der grote steden uit Noord-Holland.
Hij had hem toevallig in de gaten gekregen
en nadat het de man mislukt was een door-
laatpasje voor de rampgebieden te krijgen,
bemerkte de brigadier, die zijn prooi in de
gaten hield, dat deze bij de Amerikaanse
piloot van een helicopter meer succes boekte.
„Wacht even, dan haal ik mijn tas", hoorde
de politieman hem zeggen. En de brigadier
wachtte. Hij legde zijn hand op de man met
de straflijst, zowel als op diens tas en samen
reisden zij naar het politieposthuis terug.
De man werd uitgewezen, nadat hij overi
gens al sinds de "Maandagmorgen na de
ramp op stap was.
De rest is stilte.
Wanneer het veerboolje Hellevoetsluis
verlaat, laat men de geordende samenleving
achter zich. De rest is stilte. De stilte der
zee. Tot Dirksland kan men zich door be
trekkelijk droog land verplaatsen, hoewel
toch alleen de dijken een constantdroog
wegdek bieden. Daarna kan men, zoals wij,
het" geluk hebben aan boord van een door
Duitsers bestuurde Amerikaanse duck uit
Frankfort te mogen klimmen. Wij bevinden
ons dan naast de bestuurder onder het lage
voorhoofd van het monster en
dreunen en denderen over de
wegen door het verdronken pol
derland. Ook Melissant (zon
derlinge naam voor een Neder
lands boerendorp je) ligt droog.
Vandaar echter komt men weer
in een gebied, waar als men
dat zo zeggen mag het
Noodlot niets aan het toeval
heeft overgelaten. Wanneer wij
ten slotte Stellendam bereiken,
bevinden wij ons in het hart
van de vernielingen.
Stellendam is op een ver
schrikkelijke manier geteisterd.
Er zijn reeds 27 stoffelijke over
schotten geborgen, doch het
staat vast dat het aantal doden
60 bedraagi. De Burgerlijke
Stand is geheel verspoeld. De
burgemeester. J. baron van
Knobbelsdorff, wiens woning
eigenlijk in het verderop gele
gen Goedereede staat, is hier
gebleven, evenals de ploeg van
de vrijwillige brandweer onder
zijn kordate commandant, de
boer L. Visser. Voorts zijn er
noe enkele mannen, die voor
lopig onontbeerlijk zijn, en voor
wier lichamelijk welzijn dokter
L. L. Kreling waakt. Maar zijn
huis is maar een droeve wacht
post. Met vrouw en kind be
woont hij de bovenverdieping
en hij ontvangt ons gastvrij
met wat men aan gered bestek
en aardewerk had Kunnen vin
den. De kachel brandt daar
boven lekker en het is er wel
uit te houden. Maar wanneer
men met dokter Kreling voor
het weggaan nog eens de par
terre rondgaat, dan wordt men
stil. Moge de vogelvluchtweer-
gave van deze ramp indrukwek
kend zijn, sprekender nog is de
microkosmos van menselijke
belangen, die ten onder is ge
gaan.
Een prachtig boekenbezit zit
vastgezwollen tussen de plan
ken, alles met een dikke laag
slib bedekt. Het gehele instru
mentarium is in die week van
kabbelend zeewater dik ver
roest. De apotheek ligt aan
puin, al het glaswerk is verbrij
zeld, alle medicamenten zijn
waardeloos geworden. Met
Het scheen op 1 Februari, in Hilver
sum, in het gebouw van de radio
nieuwsdienst, een gewone radio-
Zondagmorgen te zullen worden. Saai,
en voor de nieuwsredacteur van de vroeg
dienst, wat moeilijk, om voor het bulletin
van 8 uur, passende stof te vinden. De
polsslag van de wereld is in het week
einde wat traag; en de oogst van de
nacht is op het telex-vel mager. Des
ondanks was de „vraagdienst" een half
uur eerder op zijn post dan gewoonlijk.
Men kon, na de waarschuwing van de
Bilt, om 6 uur 's avonds van de 31ste
Januari „Gevaar voor hoog water", niet
weten wat er gebeurd was!
Van de mededelingen op het nachtelijk
telex-vel, werd hel vólgende bericht ge
ëxtraheerd
„In verscheidene plaatsen in het Wes
ten van het land is een noodtoestand
ontstaan, door abnormaal hoge water
stand. Mededelingen hierover, van uit
eenlopende ernst, bereikten ons tot nu
toe uit Zwijndrecht, DordrechtRotter
dam, Maassluis, Willemstad, Kadzand,
Melissant, Kruiningen, Texel...."
Deze berichten waren aanleiding om de
gehele radio-nieuwsdienst te alarmeren en
zich te zetten aan de samenstelling van het
bulletin van acht uurHet bulletin, dat
geheel Nederland' zou opschrikken uit zijn
Zondagmorgenrust en dat ontsteltenis en
mededogen zou verwekken in duizenden
gemoederen op hetzelfde ogenblik. Dat is
de machtige potentie van de radio. Het ge
vaar van een onheilsbode is niet zijn verslag
der gebeurtenissen, dat altijd de kleur draagt
van zijn verbeelding en dat bewogen is door
de ontroering van het eigen hart, het gevaar
ligtin het gerucht, dat hij wieken geeften
dat zich voortplant van mond tot mond. Tot
onherkenbaarheid in het eind. De radio-
nieuwsdienst is van professie éen voorzich
tige bode. Hij kent, beroepshalve, het ge
wicht van de eerste formulering van de
inhoud ener onheilstijding.
De klokken luiden
Daar is het eerste bericht van de telex,
daar komen weldra de telefoonberichten
van burgemeesters, van marechaussee
commandanten, van particulieren„het
water slaat over de ringdijk", „om half vijf
is de noodtoestand afgekondigd", „de
kerkklokken luiden, de fabriekssirenen
loeien" maar ook „dè dijk houdt het nog
er zijn geen gaten in geslagen, zoals van
ochtend eerst werd gemeld", „het water
schijnt intussèti al weer te zakken, maar de
toestand is nóg onoverzichtelijk."
Om acht uur 's morgens gaat dan het
zorgvuldig opgestelde eerste bericht uit. Wat
nu bereikt wordt, is hei geheim, de macht,
die alleen de radio en alleen zy, bezit Het
vermogen van de verbreiding van basis
informatie in gelijke vorm, aan iedereen,
gelijktijdig. Het gerucht heeft geen kansen
uit te waaien en angstvormen te verwekken,
die verlammend en noodlottig kunnen zijn
het weten van zovelen is daarvoor een doel
treffende belemmering. Er is geen sterker
impuls, voor het wekken van de juiste daad
en voor het bewaren der zelfbeheersing,
dan het weten. En door dit gelijktijdige
weten, bij duizenden, kreeg de ontsteltenis
en de ontroering, die prachtige gelijk
gerichtheid, die zowel schoon was als doel-
treffend. En toen de gebeurtenissen zich
gingen ontrollen in haar grimmige droef
heid, vonden de nieuwslezers zich opge
wassen tegen de hoogheid van hun taak.
Hun stemmen brachten het
nieuws over zij getuigden van
ernst en zelfverloochening. De
emoties in eigen persoonlijkheid
van de spreker mengden zich
nimmer storend in dat edele
en tere gebeuren in het gemoed
van de luisteraar, wanneer een
onheilstijding zich een weg
baant van zijn hoofd tot zijn
hart. Het ondergaan van een
ontroering, die het mededogen
wekt in een menselijk gemoed,
is een schoon en edel beleven
het gelijktijdig oproepen van die
ontroering, in de zielen van de
leden van een geheel volk, is
een wonder en een kracht. Deze
potentie bezit de radioen zij
heeft haar op een schone wijze
gebruikt. Deze lof heeft zij niet
gezocht, doch verdiend.
De radio-programma's wor
den uiteengegooid èn de
Nieuwsdienst krijgt" carte
blanche. De reportage-ploegen,
met hare goed uitgeruste appa-
ratenwagens, zwermen uit. Eén
wordt er, zó van een kerk
dienst, naar het overstroomde
gebied gedirigeerd. Behalve de
reportagewagens trekken repor
ters er op uit met hun zgn.
Maihaks, kleine geluidsregis-
treertoestellen, die op plaatsen
kunnen worden gebruikt waar
geen electrische energie be
schikbaar is. In Bergen op
Zoom en Rotterdam worden de
grootste reportagewagens ge-
stationneerd, als een soort
„moederschepen" van waaruit
de klankenoogst der reporters
wordt gedistribueerd naar Hil
versum.
De radio maakte heel Ne
derland, eensklaps, tot een
diep bewogen saamhorigheid,
aan wier handelen, door de
radio gewekt, richting werd
gegeven en die in een sterke
bundeling van een licht der
barmhartigheid uitscheen over
dat wijde, troosteloos over
spoelde, land, dat zoveel
rampspoed te zien geeft en
misschien meer nog onder zijn
foivta bedek*.
t
4