Historische momenten
op
het Binnenhof
De balans
door prof. mr P. J. Oud
GESLAAGD dank zij
GESPREK MET PREMIER RENE MAYER
Zaterdag 14 Februari 1953
ELSEVIERS WEEKBLAD
ijfc Door een kwade gril van de naiuur
sloegen er galen in onze dijken. De
ontzetting van de eerste dagen ligt nu achter
ons. En zoals wij Nederlanders nu eenmaal
zijn gaan wij voorzichtig de balans op
maken.
Velen misten in de lange rede, welke de
minister-president in de Tweede Kamer
heeft gehouden, gloed en geestdrift. Dit
moge zo zijn. Nochtans hield dr W. Drees
een der beste redevoeringen van zijn gehele
leven. Want in dit langdurige betoog, waarin
stap voor stap elke daad van de overheid
en haar talrijke organen werd toegelicht en
waarin alles nog eens werd opgesomd, wat
voor hulpverlening werd verricht, hield hij
ons volk een spiegel voor. Wij mogen daarin
onszelf herkennen. Want zo is dit volk
wat verward in het eerste begin, wat traag
om op gang te komen, wat moeilijk te han
teren als het gaat om organisatie, maar per
soonlijk tot prachtig werk in staat en, een
maal gezamelijk bezigkloek, moedig en
voortvarend. Het volk, dat thans in deze
spiegel kijkt, behoeft zich voorshands niet
te schamen.
Nu wij. in het stadium van herstel en
wederopbouw zyn getreden, is het
nuttig te erkennen, dat natuurlijk
fouten zijn gemaakt. De drift, waarmede
sommigen al dadelijk die fouten van de
daken schreeuwden, was misplaatst en erger
lijk. Thans echter kan men rustig erkennen,
dat het ontbreken van helicoptères en am-
phibie-vaartuigen in onze defensie een
leemte vormt, dat bij de luchtverkenning
eerst het zwaargetroffen Schouwen werd
vergeten, dat het systeem van waarschuwen
hier en daar faalde en dat daarenboven aller
hande locale en incidentele fouten zijn be
gaan. Daarbij dient men dan nog te tellen
wat zich heeft voorgedaan aan nervositeit,
aan gebrek aan leiding, aan ijdelheid en aan
gevallen, waarin mensen de kop kwijtraak
ten. Het optellen van al deze fouten echter
kan maar In één opzicht nuttig zijndaar,
waar het strekt tot lering voor de toekomst.
Alle andere gevallen, die enkelen zo naarstig
en zo vlijtig hebben opgesomd, moet men
toeschrijven aan menselijk falen. En dit
falen van enkelen valt volkomen in het niet,
zo men het stelt tegenover de prachtige
prestaties der vele duizenden, die dagen en
nachten gingen helpen en tegenover de een
dracht, de gemeenschapszin en de bereid
heid tot offeren, welke verreweg het grootste
deel van ons volk aan de dag heeft gelegd.
Terecht heeft de regering in de verdiende
lofspraak van ons volk één uitzondering
gemaakt. Hard en bitter klaagde dr.
Drees de misselijke agitatie aan, die door
de communisten is bedreven. Ten onrechte
zou men daar verdere woorden aan ver
spillen t het Nederlandse communisme
plaatste zich buiten de Nederlandse gemeen
schap.
De hulp, welke Nederland van het buiten
land heeft ondervonden, is waarlijk in
drukwekkend.
De Verenigde Staten en Canada, Enge
land, België en Frankrijk, Australië en
Nieuw-Zeeland, West-Duitsland, Italië en
Zwitserland, de Scandinavische landen en
verscheidene andere landen boden Neder
land een millioenenhulp, waarvan de werke
lijke betekenis de waarde in geld nog verre
overtreft.
Er bestaat in de historie niet één voor
beeld van een zo spontane, algemene en
grootscheepse internationale hulpverlening
aan één getroffen land.
Deze massale hulpverlening leert, dat de
saamhorigheid van het Westen een sterker
realiteit is dan velen meenden. Zij leert, dat
de staatkundige vormgeving achterblijft bij
de gezindheid, die in vele volken warm en
sterk blijkt te leven. Het is niet tragisch,
dat ons uit alle landen achter het IJzeren
Gordijn louter condoléance-visites van diplo
maten bereikten en niet één enkele deken,
niet één vliegtuig en niet één zak zand. Dit
Is niet tragischdit markeert slechts het
bestaan ener diepe kloof. Dit moet ons te
beter de betekenis doen begrijpen van de
welhaast overstelpende vloed van hulp in
geld en goederen, die de vrije wereld ons
heeft gezonden.
Toch zal, als straks weer enige maanden
zjjn verstreken, dit Nederland dat
zich zo groot getoond heeft in gevaar
ook de eigen kleinheid weer hervinden.
Straks begint onherroepelijk opnieuw het
kissebissen, het driftig schoonvegen van de
eigen stoep, het opblazen van kleinigheden
en het afvangen van politieke vliegen. Straks
zal men weer gaan pratenstraks zal het
aarzelen en zal het zeuren weer beginnen.
En daar is niets aan te doen. Kleine mensen
hebben kleine fouten en zij hebben kleine
driften. En wij zijn een land, waarin vele
kleine, twistzieke en verdeelde mensen
wonen. Daar is niets aan te doen.
Men kan slechts troost putten uit het
bewezen feit van het élan, de offerzin, de
eendracht en de flinkheid, van ons volk,
die zich demonstreerden toen het er op aan
kwam. W'j kunnen ons troosten met het
feit, dat onder de duizenden, die alles ver
loren en onder de tienduizenden, die zich
hebben ingespannen, noch van vals senti
ment, noch van twijfel, noch van lust tot
twisten sprake was.
Men kan slechts hopen, dat dit Nederland
telkens wanneer het er wéér op aan zal
komen, telkens wanneer het wéér voor een
beproeving staat en eveneens wanneer een
grote nationale taak verricht moet worden,
opnieuw iets zal tonen van de koppige
kracht, die het thans toch blijkt te bezitten,
De nationale ramp heeft alle sluime
rende krachten in ons volk wakker
geschud en wat in de achter ons
liggende bange dagen door officiële en
niet-officiële instanties, door ambtenaren,
militairen en particulieren is gepresteerd,
heeft, als zo dikwijls in onze vaderlandse
geschiedenis, het bewijs geleverd, dat
rampspoed de machtigste is van alle ban
den, die ons over alle politieke en andere
scheidslijnen heen verenigt."
„Voor het ogenblik vallen alle onder
scheidingen en tegenstellingen weg en is er
alleen de vurige wens, eendrachtig alle
krachten in te spannen tot afweer, tot hulp
verlening, tot wederopbouw."
Het eerste citaat is uit de redevoering
van de voorzitter der Tweede Kamer, het
tweede uit die van de minister-president,
beide uitgesproken in de vergadering der
Kamer op Dinsdag 3 Februari. Daarmede
hebben beide sprekers op voortreffelijke
wijze uitdrukking gegeven aan hetgeen bij
de overgrote meerderheid van ons volk in
deze dagen leeft en aan hetgeen thans van
regering en volksvertegenwoordiging mag
worden verwacht. Daarmede werd tevens
de herinnering wakker geroepen aan andere
historische momenten in het leven van ons
parlement.
3 Augustus 1914
Tot die historische dagen behoort dan wel
in de eerste plaats de derde Augustus 1914.
De eerste wereldoorlog was uitgebroken.
Velen waren door een paniekstemming aan
gegrepen. Ons volk was in zijn rustige rust
overvallen. Wij kunnen ons dat,in deze
tijd, nu geheel de wereld zo onrustig is,
moeilijk voorstellen, maar het was in 1914
toch eigenlijk zo, dat slechts weinigen in
ernst aan de mogelijkheid van een oorlog
in ons deel van de aardbol konden geloven.
Zeker, er was wel oorlogsdreiging geweest
in de laatste jaren voor 1914, maar het was
steeds, behalve in wat wij als de minder
beschaafde delen van Europa beschouwden,
bij dreiging gebleven. Dat die dreiging wer
kelijkheid zou kunnen worden, dat kon men
zich toch eigenlijk niet indenken. Zo min als
wij ons vóór de ramp, die nu ons volk teis
terde, zouden hebben kunnen indenken, dat
een catastrophe als de Sint-Elizabethsvloed
van 1421 zich in onze tijd zou kunnen her
halen.
Zo was het in 1914 met het oorlogsge
vaar. En nu overviel het ons in Augustus
van dat jaar plotseling. De grote mogend
heden van Europa gingen elkander te lijf.
Onze politiek was er
wel een van neutrali
teit, maar de Duitse
overval op onze Bel
gische buurman had
ons op diezelfde derde
Augustus duidelijk ge
maakt aan welk een
dunne draad die neu
traliteit hing.
De plotselinge mo
bilisatie van leger en
vloot had het ge
hele maatschappelijke
leven ontwricht. De
hamsterwoede had
velen volkomen in
haar macht. Levensmiddelenwinkels werden
bestormd. Het vertrouwen in het papieren
geld was eensklaps geschokt. Het zilvergeld,
om van het goud maar helemaal niet te
spreken, verdween uit de omloop. En in
menige winkel weigerde men te verkopen
als niet in zilver werd betaald.
Saamhorigheid
Onder deze omstandigheden komt op
3 Augustus de Tweede Kamer bijeen. De
vergadering is één getuigenis van nationale
saamhorigheid. Er zijn in de Kamer van
die dagen drie grote groepen te onderschei
den de vrijzinnigen, de rechterzijde, de
socialisten. Het kabinet, geleid door Cort
van der Linden, is extra-parlementair, doch
het is door geestverwantschap toch nauw
met de vrijzinnigen verbonden. Zowel de
rechterzijde als de socialisten mogen in
zekere zin als oppositie worden beschouwd.
Namens alle drie groepen wordt een kort
woord gesproken. De woordvoerders zijn
alle drie mannen, wier namen in onze parle
mentaire en andere geschiedenis klinken als
een klok Bos, de vrijzinnig-democraat, die
straks met Cort van der Linden zal worden
genoemd als de man der pacificatie op het
stuk van het lager onderwijsLohman, de
bijna tachtigjarige staatsman van christelijk-
historischen huizeTroelstra, een der op
richters en sedert de oprichting de grote
leider der Sociaal Democratische Arbeiders
Partij.
Alle drie overtuigde aanhangers van
verschillende politieke beginselen, die dik
werf tegenover elkaar hebben gestaan in
felle beginselstrijd, doch alle drie in de
eerste plaats Nederlander en pas daarna lid
hunner politieke partij.
Hun redevoeringen ademen alle dezelfde
geest, die der saamhorigheid. Uit Troelstra's
mond komt het historische woord„De
nationale gedachte overheerst thans de natio
nale geschillen." Geen woord heeft zoveel
indruk gemaakt en zoveel bemoediging ge
schonken als dit woord. Begrijpelijk, want
met geen groep was in de afgelopen jaren de
politieke strijd zo heftig geweest als met de
sociaal-democraten. De herinnering aan
1903, juist in de laatste dagen der verstreken
Januarimaand van dit jaar weder opgehaald,
was nog niet verbleekt. De „rode Dins
dagen" van de kiesrechtstrijd, die de
S.D.A.P. herhaaldelijk in conflict hadden
gebracht met het in 1913 afgetreden kabinet-
Heemskerk lagen nog zeer vers in het ge
heugen. Vooral tussen Lohman en Troelstra
waren in die dagen zeer harde woorden ge
vallen. Met Bos was in de zomer van 1913,
toen de socialisten hadden geweigerd porte
feuilles te aanvaarden in een door hem te
vormen kabinet, de verhouding allesbehalve
vriendschappelijk geworden. Troelstra had
sedertdien Bos zelfs de hand niet meer wil
len reiken. Maar in Augustus 1914 worden
ook deze handen weder geschud.
Daar is in deze dagen van 1914 in het
parlement geen enkele wanklank. Zo ge
lukkig zijn wij bij een latere soortgelijke
aangelegenheid niet geweest. Dit komt door
dat in de latere jaren groepen haar intrede
hebben gedaan van welke helaas niet kon
worden getuigd, dat zij zich vóór alles
Nederlanders voelden. Die groepen keken in
de eerste plaats naar over onze grenzen.
Het waren vóór de laatste oorlog de natio-
naal-socialisten en de communisten, van.
welke thans nog alleen de laatsten zijn
overgebleven, althans in de parlementaire
vertegenwoordiging.
Los van het goud
Als ik hier een andere herinnering mag
ophalen, dan is het die aan de laatste dagen
van September 1936. Op de 26ste van die
maand had de regering het besluit genomen
de gulden los te maken van het goud. Wij
kunnen ons tegen
woordig ook al weer
moeilijk een voorstel
ling maken van de
spanning, die het mo
netaire probleem in
die tijd gedurende
vele maanden had
veroorzaakt. Toen de
beslissing eenmaal ge
vallen was, was niets
zo noodzakelijk dan
dat ons volk zijn rust
en kalmte zou blijven
bewaren. De minister
president Colijn had
daarop in een radio
rede een beroep ge
daan. Hij had als
wachtwoord uitgegeven „niet meer blijven
hangen aan het verleden, dat is voorbijge
gaan, vooruitzien naar de toekomst".
Op 29 September komen de beide Kamers
bijeen om de door de regering genomen
maatregel wettelijk te bekrachtigen. Aan
beide zijden van het Binnenhof een verheu
gende eensgezindheid. Er zijn echter twee
Colün
.toekomst.
uitzonderingen. Communisten en nationaal-
socialisten trachten uit het gebeurde poli
tieke munt te slaan van het slechtste allooi.
In de Eerste Kamer valt dan onder instem
ming van alle anderen van de regerings
tafel het woord, dat er momenten zijn in
het leven van een volk, dat alle partijschap
heeft te zwijgen, dat men zich als één man
heeft te scharen om de regering en dat wie
dat niet doet, zioh stelt buiten de gemeen
schap van het Nederlandse volk.
10 Mei 1940
Zo'n moment, onder onvergelijkelijk veel
ernstiger omstandigheden, is er wederom op
10 Mei 1940. Dan zijn maar 38 van de
100 leden der Tweede Kamer aanwezig.
De overigen hebben Den Haag met geen
mogelijkheid meer kunnen bereiken. „In
deze uren van nood en gevaar scharen wij
ons eensgezind en vol vertrouwen om onze
geliefde Vorstin en bidden wij Harer
Majesteits regering kracht en sterkte toe."
Met deze woorden geeft de voorzitter uit
drukking aan hetgeen dan leeft in het hart
van iedere goede Nederlander.
Zo erg als in Mei 1940 is het gelukkig
in Februari 1953 niet, maar toch is het ons
allen gegaan als minister Drees, bij wie de
radioberichten, het een al onheilspellender
dan het andere, de herinnering aan die Mei
dagen opriepen. Evenals in 1940 hadden
wij te zamen pal te staan tegen de gevaren,
die ons bedreigden. Het was daarom in de
vergadering van 3 Februari seen tijd voor
praten, het was nu alleen de tijd van doen,
Slechts de communisten hebben dit niet
begrepen. Men kan hen daarom eigenlijk
alleen maar beklagen en met Vondel ver
zuchten „Wat kan de blinde staatszucht
brouwen, wanneer zij raast in misvertrou
wen."
Herstel en vernieuwing
Natuurlijk kan het parlement niet blijven
zwijgen. Na de tijd, dat zwijgen plicht is,
komt een andere, waarin datzelfde zwijgen
plichtsverzaking zou zijn-. Nu het reddings
werk is verricht en het gevaar voor verdere
uitbreiding van de ramp is bezworen, liggen
grote problemen voor ons. Problemen, die
hien zou kunnen samenvatten met de uit
de eerste tijd na de oorlog zo bekende for
mule van herstel en vernieuwing. Daarnaast
is nodig een onderzoek naar de vraag of
menselijke tekortkomingen bijgedragen heb
ben tot de omvang van de ramp. Niet met de
bedoeling om slachtoffers te maken, doch
om te gaan doen, wat menselijkerwijze ge
daan kan worden, om herhaling in de toe
komst te voorkomen.
Men zal op deze pun
ten voor een diep- I
gaande gedachtenwis- I
seling tussen regering
en vertegenwoordiging
niet mogen terug
schrikken. Het zal
echter een gedachten-
wisseling op hoog po
litiek peil moeten zijn. j
Politiek staat maar s'
te dikwijls in een I
kwade reuk. Toch is J
zij, in juiste zin be
tracht, een der belang
rijkste middelen ter
behartiging van de hoogste belangen van
het volk. Het ernstig bedoelen om die be
langen te behartigen moet het richtsnoer
zijn van a'llen, die geroepen zijn er hun
medewerking aan te verlenen, van de oppo
sitie evenzeer als van de regeringsmeerder
heid.
In dagen, dat ons land werd geteisterd
door een ernstige ziekte onder het vee, beeft
Thorbecke eens herinnerd aan een woord in
het Engelse Parlement gesproken omtrent
de rundertyphus„een ramp voor het land,
maar een feest voor de oppositie". Wij
mogen alleen maar hopen, dat dit in ons
land van de ramp van 1 Februari 1953
nimmer zal kunnen worden gezegd. Het
werk, dat straks moet worden verricht, vor
dert evenzeer als het onmiddellijke reddings
werk een zo groot mogelijke bundeling van
krachten.
Drees
eendracht.
Bekende Schriftelijke Cursus
Onder wij zersakte-H. B. S.-Mulo
De datum, waarop dc uitgestelde
Finale van de Bridge-drives van
ELSEVIERS WEEKBLAD zal worden
gespeeld, is thans vastgesteld op Zater
dag 21 Maart 1953.
PARIJS, Dinsdag
Er is in het Hotel de Matignon, het
oude palazzo aan de rue de Varenne,
eens bewoond door de maréchal de
Montmorency, lalcr door Talleyrand en
daarna nog door enige telgen van het
geslacht Orléans tot het vervolgens van
ambassade van Oostenrijk na Wereld
oorlog I kantoor en ambtswoning van de
ministerpresident der Franse republiek is
geworden, voor de journalistieke bezoe
ker wel een en ander veranderd sedert de
heer Pinay door René Mayer is opge
volgd.
De wat provinciale gezapigheid in de ver
schillende bureau's heeft er plaats gemaakt
voor een atmosfeer van activiteit. Men
stuurt u niet meer van het kastje naar de
muur en van secretaresse naar een zevende
onder-chef, „belast met" enzovoorts, enzo
voorts. Er zijn weer mensen, die zelf beslis
singen kunnen nemen en die ze dan ook wil
len nemen.
Ministerpresident René Mayer is een
vriendelijk magistraat. Hij troont thans in de
grote zaal van het Hotel de Matignon, waar
men uitzicht heeft over de heerlijke acht-
tiende-eeuwse tuin, zelfs in deze grijze
winterse dagen voor een Embarqui
pour Cythère décor. Aan dezelfde Empire-
schrijftafel, die ook zijn voorganger heeft
gebruikt. En in dezelfde kamer. Maar de
stemming is anders. Helemaal anders. Het
blad van de tafel is opgeruimd. Ten hoogste
twee of drie mappen liggen erop. Terzijde
staan op een tafeltje drie telefoons maar de
„zeef' is blijkbaar thans ook efficiënt want
gedurende de drie kwartier wordt er niet één
keer gebeld.
De president zelf (hij wordt door de leden
van. zijn kabinet „le patron" genoemd en dat
is een benaming, die eigenlijk zo voortreffe
lijk bij hem en bij zijn atmosfeer past) doet
alsof hij voor de buitenlandse bezoeker alle
tijd heeft en natuurlijk begint hij met
te vragen of deze nog nieuwe berichten uit
zijn ondergelopen vaderland heeft. Een
vraag, waarop deze gelukkig uitvoerig kan
antwoorden. Zij het dat hij de restrictie j
moet maken, helaas niet zo volledig te zijn
ingelicht dat hij alles weet.
„Het is een ramp en ik heb", zegt René
Mayer dan, „de grootste bewondering voor
de Nederlanders." Het typerende voor hem
is dan dat hij er direct aan toevoegt
„Denkt u niet dat ik zoiets nu zeg om een
vriendelijke opmerking te maken. Ik meen
het. Wanneer men ziet hoe men uw land
na de oorlog weer heeft opgebouwd kan
men niet anders dan de grootste waar
dering hebben voor de ijver en ook voor
het zakelijk inzicht van hen, die zich voor
de wederopbouw hebben gespannen. Ik ge
loof trouwens dat Frankrijk wat het bou
wen van huizen betreft nog veel van
Nederland kan leren. Men heeft er voor
treffelijke resultaten bereikt.
Helaas is het bouwen in Frankrijk duur.
Sedert de grote crisis van 1929-1930 tot aan
de bevrijding is er in de Franse bouwvak
ken eigenlijk niet veel gedaan. Na de oor
log moest de herbouw van fabrieken vóór
gaan. Maar heden ten dage is het bouwen
van woonhuizen in Frankrijk, na onze
krachtsinspanning voor de defensie, onze
eerste sociale en politieke plicht."
„Wat beschouwt u zelf, Excellentie, als
de eerste taken, waaraan uw regering zich
thans heeft te wijden?"
„De begroting. Vóór alles. De regering
heeft zich als allereerste taak gesteld, de
debatten over en het aannemen van de be
groting zo spoedig mogelijk tot een einde
te brengen. Nu moet ik zeggen dat de volks
vertegenwoordiging ons in dezen bijzonder
terwille is geweest. Ik zou haast zeggen
aardig voor ons is geweest wanneer dat niet
zo vreemd klonk (en er tintelen lichtjes in
minister Mayers zeer donkere ogen) maar
men heeft bezuinigingen geaccepteerd en de
principes van belastinghervormingen en van
de sociale verzekering. Terzelfder tijd werkt
de regering aan maatregelen die wij willen
nemen om de uitvoer te bevorderen en om
de bouw van woningen te stimuleren. Daar
bij komt dan nog dat wij, zoals ik in de
Assemblée reeds heb aangekondigd, het
wetsontwerp voor de ratificatie van het ver
drag van de Europese Defensiegemeen
schap en voor de verdragen van Bonn aan
de Assemblée hebben gezonden. Wij werken
thans aan de „protocoles additionnels" die
wij aan de andere partijen willen voor
leggen."
„Op welke wijze wilt u de export stimu
leren?"
„Het handhaven van het prijspeil in het
binnenland is naar mijn mening de eerste
RENÉ MAYER
...optimisme...
voorwaarde en een onmisbare voor
waarde om er toe te geraken dat de
Franse producenten het nodige „fond" heb
ben om hun aandacht aan de uitvoer te
wijden. Maar het zal ongetwijfeld nodig
zijn dat wij met nog andere en dieper gaande
maatregelen komen, die hen tot uitvoeren
zullen stimuleren. Ik denk bijvoorbeeld
aan een vergemakkelijking van het bank-
crediet voor ondernemingen, die zich op de
export willen gaan toeleggen."
Natuurlijk speelt hierbij de waardevast
heid van de franc een grote, om niet te zeg
gen, alles overheersende rol. U of leden van
uw Kabinet hebben reeds enige malen ge
zegd dat een devaluatie van de Franse munt
eenheid niet in de bedoeling lag. Meestal
voegde men er dan de restrictie „a ce mo
ment" aan toe. Ik zou u daarom graag een
andere vraag willen stellenWat is uw
mening over de convertibiliteit van de
valuta's?"
„Al in het begin van 1948, toen ik minis
ter van Financiën was, heb ik gezegd hoe
ik het voor de economische ontwikkeling
en voor de nauwere aaneensluiting van de
vrije wereld in eerste instantie nodig achtte
dat. men terugkeerde naar de inwisselbaar
heid van de valuta's, Tk heb toen dat doel
trachten te bereiken door de rigoureusheid
van de controle op de wisselkoersen en op
de buitenlandse handel te verzachtenalle
opeenvolgende Franse regeringen zijn op die
ingeslagen weg voortgegaan en zijn hebben
ook steeds alle steun verleend aan de pogiu-
gen van de O.E.E.C. om te komen tot libe
ralisatie van de valuta's. Slechts tegen zijn
zin en gedwongen door de inflationistische
gevolgen van de oorlog in Korea is Frank
rijk het vorige jaar tijdelijk moeten terug
keren tot beperkende maatregelen.
Maar het doel is nog onveranderd dat
is nog steeds een werkelijke convertibiliteit
van de valuta's. En wanneer ik hierbij het
woord „werkelijk" gebruik dan is dat
omdat de convertibiliteit, die wij moeten
nastreven, die moet zijn, welke dank zij de
mogelijkheid van de inwisselbaarheid van
de valuta's een grotere vrijheid zal geven
aan de uitwisseling van goederen."
„Men heeft, toen u uw regering aan het
vormen was, vooral ook in de dagbladen
veel gesproken van „een nieuwe koers van
de Franse buitenlandse politiek". Streeft u
die inderdaad na en zo ja welke?"
„Hoeksteen van de Franse buitenlandse
politiek blijft de opbouw van een verenigd
Europa. Dat wil dus zeggen dat de huidige
regering trouw blijft aan het werk van
haar voorgangsters. Ik heb dat trouwens
uitdrukkelijk in de Assemblée gezegd maar
het lijkt wel of men dat niet heeft geloofd."
,Hoe zal uw houding zijn ten opzichte
van de beide protectoraten Tunis en
Marokko?"
„Volgens traditie is Frankrijk de vriend
van de Mohammedaanse wereld en van de
volkeren in Afrika. Wij beschouwen het als
onze missie, de bevolkingen van Tunis en
van Marokko te brengen naar een punt,
waarop zij zelf hun eigen zaken kunnen
leiden, in overeenstemming met hun vor
sten en binnen het kader van de verdragen,
door welke zij met ons zijn verbonden. Wil
die missie slagen dan is een van de voor
waarden dat men elkanders belangen respec
teert. Zowel te Tunis als te Rabat moeten
de onderhandelingen weer worden hervat
in een atmosfeer van rust en van weder
zijds begrijpen."
De toegemeten tijd loopt ten einde en na
tuurlijk komt het gesprek nog terecht op de
toestand in Indo-China en op de enorme
verplichtingen, welke Frankrijk daar heeft.
„Wij zullen", zo zegt de president, „onze
taak daar nooit veronachtzamen. De poli
tiek van de Franse regering ten opzichte
van Vietnam bestaat erin dat wij het land
en het volk zullen helpen een eigen, natio
naal leger te vormen dat weerstand kan
bieden aan de bedreiging door de Vietminh.
De Verenigde Staten hebben ons een ruime
hulp verleend. Natuurlijk zouden uitbreiding
en opvoering van het tempo ervan ons zeer
te stade komen. Onze taak in Indo-China
is een zware belasting van ons potentieel.
Maar ik geloof dat er reden is onze toe
komst met een eerlijk optimisme te be
schouwen. In zeven jaar tijds hebben wij
vrijwel alle verwoestingen van Wereld
oorlog II opgeruimd en onze uitrusting
herbouwd. Onze industrie heeft haar pro
ductie ten opzichte van die van voor de
oorlog met 50% verhoogd. Ons leger
vecht aan de voorposten van de Westerse
beschaving terwijl daarhij onze militaire
uitgaven in Europa voor onze volkshuis
houding een belasting zijn als wij nooit
tevoren hebben gekend. Toch vraagt
Frankrijk noch aanmoediging noch com
plimenten. Het vraagt alleen maar vertrou
wen. Het meent namelijk dat het dit
verdient."
A. GLAVIMANS