Historische momenten op het Binnenhof De balans door prof. mr P. J. Oud GESLAAGD dank zij GESPREK MET PREMIER RENE MAYER Zaterdag 14 Februari 1953 ELSEVIERS WEEKBLAD ijfc Door een kwade gril van de naiuur sloegen er galen in onze dijken. De ontzetting van de eerste dagen ligt nu achter ons. En zoals wij Nederlanders nu eenmaal zijn gaan wij voorzichtig de balans op maken. Velen misten in de lange rede, welke de minister-president in de Tweede Kamer heeft gehouden, gloed en geestdrift. Dit moge zo zijn. Nochtans hield dr W. Drees een der beste redevoeringen van zijn gehele leven. Want in dit langdurige betoog, waarin stap voor stap elke daad van de overheid en haar talrijke organen werd toegelicht en waarin alles nog eens werd opgesomd, wat voor hulpverlening werd verricht, hield hij ons volk een spiegel voor. Wij mogen daarin onszelf herkennen. Want zo is dit volk wat verward in het eerste begin, wat traag om op gang te komen, wat moeilijk te han teren als het gaat om organisatie, maar per soonlijk tot prachtig werk in staat en, een maal gezamelijk bezigkloek, moedig en voortvarend. Het volk, dat thans in deze spiegel kijkt, behoeft zich voorshands niet te schamen. Nu wij. in het stadium van herstel en wederopbouw zyn getreden, is het nuttig te erkennen, dat natuurlijk fouten zijn gemaakt. De drift, waarmede sommigen al dadelijk die fouten van de daken schreeuwden, was misplaatst en erger lijk. Thans echter kan men rustig erkennen, dat het ontbreken van helicoptères en am- phibie-vaartuigen in onze defensie een leemte vormt, dat bij de luchtverkenning eerst het zwaargetroffen Schouwen werd vergeten, dat het systeem van waarschuwen hier en daar faalde en dat daarenboven aller hande locale en incidentele fouten zijn be gaan. Daarbij dient men dan nog te tellen wat zich heeft voorgedaan aan nervositeit, aan gebrek aan leiding, aan ijdelheid en aan gevallen, waarin mensen de kop kwijtraak ten. Het optellen van al deze fouten echter kan maar In één opzicht nuttig zijndaar, waar het strekt tot lering voor de toekomst. Alle andere gevallen, die enkelen zo naarstig en zo vlijtig hebben opgesomd, moet men toeschrijven aan menselijk falen. En dit falen van enkelen valt volkomen in het niet, zo men het stelt tegenover de prachtige prestaties der vele duizenden, die dagen en nachten gingen helpen en tegenover de een dracht, de gemeenschapszin en de bereid heid tot offeren, welke verreweg het grootste deel van ons volk aan de dag heeft gelegd. Terecht heeft de regering in de verdiende lofspraak van ons volk één uitzondering gemaakt. Hard en bitter klaagde dr. Drees de misselijke agitatie aan, die door de communisten is bedreven. Ten onrechte zou men daar verdere woorden aan ver spillen t het Nederlandse communisme plaatste zich buiten de Nederlandse gemeen schap. De hulp, welke Nederland van het buiten land heeft ondervonden, is waarlijk in drukwekkend. De Verenigde Staten en Canada, Enge land, België en Frankrijk, Australië en Nieuw-Zeeland, West-Duitsland, Italië en Zwitserland, de Scandinavische landen en verscheidene andere landen boden Neder land een millioenenhulp, waarvan de werke lijke betekenis de waarde in geld nog verre overtreft. Er bestaat in de historie niet één voor beeld van een zo spontane, algemene en grootscheepse internationale hulpverlening aan één getroffen land. Deze massale hulpverlening leert, dat de saamhorigheid van het Westen een sterker realiteit is dan velen meenden. Zij leert, dat de staatkundige vormgeving achterblijft bij de gezindheid, die in vele volken warm en sterk blijkt te leven. Het is niet tragisch, dat ons uit alle landen achter het IJzeren Gordijn louter condoléance-visites van diplo maten bereikten en niet één enkele deken, niet één vliegtuig en niet één zak zand. Dit Is niet tragischdit markeert slechts het bestaan ener diepe kloof. Dit moet ons te beter de betekenis doen begrijpen van de welhaast overstelpende vloed van hulp in geld en goederen, die de vrije wereld ons heeft gezonden. Toch zal, als straks weer enige maanden zjjn verstreken, dit Nederland dat zich zo groot getoond heeft in gevaar ook de eigen kleinheid weer hervinden. Straks begint onherroepelijk opnieuw het kissebissen, het driftig schoonvegen van de eigen stoep, het opblazen van kleinigheden en het afvangen van politieke vliegen. Straks zal men weer gaan pratenstraks zal het aarzelen en zal het zeuren weer beginnen. En daar is niets aan te doen. Kleine mensen hebben kleine fouten en zij hebben kleine driften. En wij zijn een land, waarin vele kleine, twistzieke en verdeelde mensen wonen. Daar is niets aan te doen. Men kan slechts troost putten uit het bewezen feit van het élan, de offerzin, de eendracht en de flinkheid, van ons volk, die zich demonstreerden toen het er op aan kwam. W'j kunnen ons troosten met het feit, dat onder de duizenden, die alles ver loren en onder de tienduizenden, die zich hebben ingespannen, noch van vals senti ment, noch van twijfel, noch van lust tot twisten sprake was. Men kan slechts hopen, dat dit Nederland telkens wanneer het er wéér op aan zal komen, telkens wanneer het wéér voor een beproeving staat en eveneens wanneer een grote nationale taak verricht moet worden, opnieuw iets zal tonen van de koppige kracht, die het thans toch blijkt te bezitten, De nationale ramp heeft alle sluime rende krachten in ons volk wakker geschud en wat in de achter ons liggende bange dagen door officiële en niet-officiële instanties, door ambtenaren, militairen en particulieren is gepresteerd, heeft, als zo dikwijls in onze vaderlandse geschiedenis, het bewijs geleverd, dat rampspoed de machtigste is van alle ban den, die ons over alle politieke en andere scheidslijnen heen verenigt." „Voor het ogenblik vallen alle onder scheidingen en tegenstellingen weg en is er alleen de vurige wens, eendrachtig alle krachten in te spannen tot afweer, tot hulp verlening, tot wederopbouw." Het eerste citaat is uit de redevoering van de voorzitter der Tweede Kamer, het tweede uit die van de minister-president, beide uitgesproken in de vergadering der Kamer op Dinsdag 3 Februari. Daarmede hebben beide sprekers op voortreffelijke wijze uitdrukking gegeven aan hetgeen bij de overgrote meerderheid van ons volk in deze dagen leeft en aan hetgeen thans van regering en volksvertegenwoordiging mag worden verwacht. Daarmede werd tevens de herinnering wakker geroepen aan andere historische momenten in het leven van ons parlement. 3 Augustus 1914 Tot die historische dagen behoort dan wel in de eerste plaats de derde Augustus 1914. De eerste wereldoorlog was uitgebroken. Velen waren door een paniekstemming aan gegrepen. Ons volk was in zijn rustige rust overvallen. Wij kunnen ons dat,in deze tijd, nu geheel de wereld zo onrustig is, moeilijk voorstellen, maar het was in 1914 toch eigenlijk zo, dat slechts weinigen in ernst aan de mogelijkheid van een oorlog in ons deel van de aardbol konden geloven. Zeker, er was wel oorlogsdreiging geweest in de laatste jaren voor 1914, maar het was steeds, behalve in wat wij als de minder beschaafde delen van Europa beschouwden, bij dreiging gebleven. Dat die dreiging wer kelijkheid zou kunnen worden, dat kon men zich toch eigenlijk niet indenken. Zo min als wij ons vóór de ramp, die nu ons volk teis terde, zouden hebben kunnen indenken, dat een catastrophe als de Sint-Elizabethsvloed van 1421 zich in onze tijd zou kunnen her halen. Zo was het in 1914 met het oorlogsge vaar. En nu overviel het ons in Augustus van dat jaar plotseling. De grote mogend heden van Europa gingen elkander te lijf. Onze politiek was er wel een van neutrali teit, maar de Duitse overval op onze Bel gische buurman had ons op diezelfde derde Augustus duidelijk ge maakt aan welk een dunne draad die neu traliteit hing. De plotselinge mo bilisatie van leger en vloot had het ge hele maatschappelijke leven ontwricht. De hamsterwoede had velen volkomen in haar macht. Levensmiddelenwinkels werden bestormd. Het vertrouwen in het papieren geld was eensklaps geschokt. Het zilvergeld, om van het goud maar helemaal niet te spreken, verdween uit de omloop. En in menige winkel weigerde men te verkopen als niet in zilver werd betaald. Saamhorigheid Onder deze omstandigheden komt op 3 Augustus de Tweede Kamer bijeen. De vergadering is één getuigenis van nationale saamhorigheid. Er zijn in de Kamer van die dagen drie grote groepen te onderschei den de vrijzinnigen, de rechterzijde, de socialisten. Het kabinet, geleid door Cort van der Linden, is extra-parlementair, doch het is door geestverwantschap toch nauw met de vrijzinnigen verbonden. Zowel de rechterzijde als de socialisten mogen in zekere zin als oppositie worden beschouwd. Namens alle drie groepen wordt een kort woord gesproken. De woordvoerders zijn alle drie mannen, wier namen in onze parle mentaire en andere geschiedenis klinken als een klok Bos, de vrijzinnig-democraat, die straks met Cort van der Linden zal worden genoemd als de man der pacificatie op het stuk van het lager onderwijsLohman, de bijna tachtigjarige staatsman van christelijk- historischen huizeTroelstra, een der op richters en sedert de oprichting de grote leider der Sociaal Democratische Arbeiders Partij. Alle drie overtuigde aanhangers van verschillende politieke beginselen, die dik werf tegenover elkaar hebben gestaan in felle beginselstrijd, doch alle drie in de eerste plaats Nederlander en pas daarna lid hunner politieke partij. Hun redevoeringen ademen alle dezelfde geest, die der saamhorigheid. Uit Troelstra's mond komt het historische woord„De nationale gedachte overheerst thans de natio nale geschillen." Geen woord heeft zoveel indruk gemaakt en zoveel bemoediging ge schonken als dit woord. Begrijpelijk, want met geen groep was in de afgelopen jaren de politieke strijd zo heftig geweest als met de sociaal-democraten. De herinnering aan 1903, juist in de laatste dagen der verstreken Januarimaand van dit jaar weder opgehaald, was nog niet verbleekt. De „rode Dins dagen" van de kiesrechtstrijd, die de S.D.A.P. herhaaldelijk in conflict hadden gebracht met het in 1913 afgetreden kabinet- Heemskerk lagen nog zeer vers in het ge heugen. Vooral tussen Lohman en Troelstra waren in die dagen zeer harde woorden ge vallen. Met Bos was in de zomer van 1913, toen de socialisten hadden geweigerd porte feuilles te aanvaarden in een door hem te vormen kabinet, de verhouding allesbehalve vriendschappelijk geworden. Troelstra had sedertdien Bos zelfs de hand niet meer wil len reiken. Maar in Augustus 1914 worden ook deze handen weder geschud. Daar is in deze dagen van 1914 in het parlement geen enkele wanklank. Zo ge lukkig zijn wij bij een latere soortgelijke aangelegenheid niet geweest. Dit komt door dat in de latere jaren groepen haar intrede hebben gedaan van welke helaas niet kon worden getuigd, dat zij zich vóór alles Nederlanders voelden. Die groepen keken in de eerste plaats naar over onze grenzen. Het waren vóór de laatste oorlog de natio- naal-socialisten en de communisten, van. welke thans nog alleen de laatsten zijn overgebleven, althans in de parlementaire vertegenwoordiging. Los van het goud Als ik hier een andere herinnering mag ophalen, dan is het die aan de laatste dagen van September 1936. Op de 26ste van die maand had de regering het besluit genomen de gulden los te maken van het goud. Wij kunnen ons tegen woordig ook al weer moeilijk een voorstel ling maken van de spanning, die het mo netaire probleem in die tijd gedurende vele maanden had veroorzaakt. Toen de beslissing eenmaal ge vallen was, was niets zo noodzakelijk dan dat ons volk zijn rust en kalmte zou blijven bewaren. De minister president Colijn had daarop in een radio rede een beroep ge daan. Hij had als wachtwoord uitgegeven „niet meer blijven hangen aan het verleden, dat is voorbijge gaan, vooruitzien naar de toekomst". Op 29 September komen de beide Kamers bijeen om de door de regering genomen maatregel wettelijk te bekrachtigen. Aan beide zijden van het Binnenhof een verheu gende eensgezindheid. Er zijn echter twee Colün .toekomst. uitzonderingen. Communisten en nationaal- socialisten trachten uit het gebeurde poli tieke munt te slaan van het slechtste allooi. In de Eerste Kamer valt dan onder instem ming van alle anderen van de regerings tafel het woord, dat er momenten zijn in het leven van een volk, dat alle partijschap heeft te zwijgen, dat men zich als één man heeft te scharen om de regering en dat wie dat niet doet, zioh stelt buiten de gemeen schap van het Nederlandse volk. 10 Mei 1940 Zo'n moment, onder onvergelijkelijk veel ernstiger omstandigheden, is er wederom op 10 Mei 1940. Dan zijn maar 38 van de 100 leden der Tweede Kamer aanwezig. De overigen hebben Den Haag met geen mogelijkheid meer kunnen bereiken. „In deze uren van nood en gevaar scharen wij ons eensgezind en vol vertrouwen om onze geliefde Vorstin en bidden wij Harer Majesteits regering kracht en sterkte toe." Met deze woorden geeft de voorzitter uit drukking aan hetgeen dan leeft in het hart van iedere goede Nederlander. Zo erg als in Mei 1940 is het gelukkig in Februari 1953 niet, maar toch is het ons allen gegaan als minister Drees, bij wie de radioberichten, het een al onheilspellender dan het andere, de herinnering aan die Mei dagen opriepen. Evenals in 1940 hadden wij te zamen pal te staan tegen de gevaren, die ons bedreigden. Het was daarom in de vergadering van 3 Februari seen tijd voor praten, het was nu alleen de tijd van doen, Slechts de communisten hebben dit niet begrepen. Men kan hen daarom eigenlijk alleen maar beklagen en met Vondel ver zuchten „Wat kan de blinde staatszucht brouwen, wanneer zij raast in misvertrou wen." Herstel en vernieuwing Natuurlijk kan het parlement niet blijven zwijgen. Na de tijd, dat zwijgen plicht is, komt een andere, waarin datzelfde zwijgen plichtsverzaking zou zijn-. Nu het reddings werk is verricht en het gevaar voor verdere uitbreiding van de ramp is bezworen, liggen grote problemen voor ons. Problemen, die hien zou kunnen samenvatten met de uit de eerste tijd na de oorlog zo bekende for mule van herstel en vernieuwing. Daarnaast is nodig een onderzoek naar de vraag of menselijke tekortkomingen bijgedragen heb ben tot de omvang van de ramp. Niet met de bedoeling om slachtoffers te maken, doch om te gaan doen, wat menselijkerwijze ge daan kan worden, om herhaling in de toe komst te voorkomen. Men zal op deze pun ten voor een diep- I gaande gedachtenwis- I seling tussen regering en vertegenwoordiging niet mogen terug schrikken. Het zal echter een gedachten- wisseling op hoog po litiek peil moeten zijn. j Politiek staat maar s' te dikwijls in een I kwade reuk. Toch is J zij, in juiste zin be tracht, een der belang rijkste middelen ter behartiging van de hoogste belangen van het volk. Het ernstig bedoelen om die be langen te behartigen moet het richtsnoer zijn van a'llen, die geroepen zijn er hun medewerking aan te verlenen, van de oppo sitie evenzeer als van de regeringsmeerder heid. In dagen, dat ons land werd geteisterd door een ernstige ziekte onder het vee, beeft Thorbecke eens herinnerd aan een woord in het Engelse Parlement gesproken omtrent de rundertyphus„een ramp voor het land, maar een feest voor de oppositie". Wij mogen alleen maar hopen, dat dit in ons land van de ramp van 1 Februari 1953 nimmer zal kunnen worden gezegd. Het werk, dat straks moet worden verricht, vor dert evenzeer als het onmiddellijke reddings werk een zo groot mogelijke bundeling van krachten. Drees eendracht. Bekende Schriftelijke Cursus Onder wij zersakte-H. B. S.-Mulo De datum, waarop dc uitgestelde Finale van de Bridge-drives van ELSEVIERS WEEKBLAD zal worden gespeeld, is thans vastgesteld op Zater dag 21 Maart 1953. PARIJS, Dinsdag Er is in het Hotel de Matignon, het oude palazzo aan de rue de Varenne, eens bewoond door de maréchal de Montmorency, lalcr door Talleyrand en daarna nog door enige telgen van het geslacht Orléans tot het vervolgens van ambassade van Oostenrijk na Wereld oorlog I kantoor en ambtswoning van de ministerpresident der Franse republiek is geworden, voor de journalistieke bezoe ker wel een en ander veranderd sedert de heer Pinay door René Mayer is opge volgd. De wat provinciale gezapigheid in de ver schillende bureau's heeft er plaats gemaakt voor een atmosfeer van activiteit. Men stuurt u niet meer van het kastje naar de muur en van secretaresse naar een zevende onder-chef, „belast met" enzovoorts, enzo voorts. Er zijn weer mensen, die zelf beslis singen kunnen nemen en die ze dan ook wil len nemen. Ministerpresident René Mayer is een vriendelijk magistraat. Hij troont thans in de grote zaal van het Hotel de Matignon, waar men uitzicht heeft over de heerlijke acht- tiende-eeuwse tuin, zelfs in deze grijze winterse dagen voor een Embarqui pour Cythère décor. Aan dezelfde Empire- schrijftafel, die ook zijn voorganger heeft gebruikt. En in dezelfde kamer. Maar de stemming is anders. Helemaal anders. Het blad van de tafel is opgeruimd. Ten hoogste twee of drie mappen liggen erop. Terzijde staan op een tafeltje drie telefoons maar de „zeef' is blijkbaar thans ook efficiënt want gedurende de drie kwartier wordt er niet één keer gebeld. De president zelf (hij wordt door de leden van. zijn kabinet „le patron" genoemd en dat is een benaming, die eigenlijk zo voortreffe lijk bij hem en bij zijn atmosfeer past) doet alsof hij voor de buitenlandse bezoeker alle tijd heeft en natuurlijk begint hij met te vragen of deze nog nieuwe berichten uit zijn ondergelopen vaderland heeft. Een vraag, waarop deze gelukkig uitvoerig kan antwoorden. Zij het dat hij de restrictie j moet maken, helaas niet zo volledig te zijn ingelicht dat hij alles weet. „Het is een ramp en ik heb", zegt René Mayer dan, „de grootste bewondering voor de Nederlanders." Het typerende voor hem is dan dat hij er direct aan toevoegt „Denkt u niet dat ik zoiets nu zeg om een vriendelijke opmerking te maken. Ik meen het. Wanneer men ziet hoe men uw land na de oorlog weer heeft opgebouwd kan men niet anders dan de grootste waar dering hebben voor de ijver en ook voor het zakelijk inzicht van hen, die zich voor de wederopbouw hebben gespannen. Ik ge loof trouwens dat Frankrijk wat het bou wen van huizen betreft nog veel van Nederland kan leren. Men heeft er voor treffelijke resultaten bereikt. Helaas is het bouwen in Frankrijk duur. Sedert de grote crisis van 1929-1930 tot aan de bevrijding is er in de Franse bouwvak ken eigenlijk niet veel gedaan. Na de oor log moest de herbouw van fabrieken vóór gaan. Maar heden ten dage is het bouwen van woonhuizen in Frankrijk, na onze krachtsinspanning voor de defensie, onze eerste sociale en politieke plicht." „Wat beschouwt u zelf, Excellentie, als de eerste taken, waaraan uw regering zich thans heeft te wijden?" „De begroting. Vóór alles. De regering heeft zich als allereerste taak gesteld, de debatten over en het aannemen van de be groting zo spoedig mogelijk tot een einde te brengen. Nu moet ik zeggen dat de volks vertegenwoordiging ons in dezen bijzonder terwille is geweest. Ik zou haast zeggen aardig voor ons is geweest wanneer dat niet zo vreemd klonk (en er tintelen lichtjes in minister Mayers zeer donkere ogen) maar men heeft bezuinigingen geaccepteerd en de principes van belastinghervormingen en van de sociale verzekering. Terzelfder tijd werkt de regering aan maatregelen die wij willen nemen om de uitvoer te bevorderen en om de bouw van woningen te stimuleren. Daar bij komt dan nog dat wij, zoals ik in de Assemblée reeds heb aangekondigd, het wetsontwerp voor de ratificatie van het ver drag van de Europese Defensiegemeen schap en voor de verdragen van Bonn aan de Assemblée hebben gezonden. Wij werken thans aan de „protocoles additionnels" die wij aan de andere partijen willen voor leggen." „Op welke wijze wilt u de export stimu leren?" „Het handhaven van het prijspeil in het binnenland is naar mijn mening de eerste RENÉ MAYER ...optimisme... voorwaarde en een onmisbare voor waarde om er toe te geraken dat de Franse producenten het nodige „fond" heb ben om hun aandacht aan de uitvoer te wijden. Maar het zal ongetwijfeld nodig zijn dat wij met nog andere en dieper gaande maatregelen komen, die hen tot uitvoeren zullen stimuleren. Ik denk bijvoorbeeld aan een vergemakkelijking van het bank- crediet voor ondernemingen, die zich op de export willen gaan toeleggen." Natuurlijk speelt hierbij de waardevast heid van de franc een grote, om niet te zeg gen, alles overheersende rol. U of leden van uw Kabinet hebben reeds enige malen ge zegd dat een devaluatie van de Franse munt eenheid niet in de bedoeling lag. Meestal voegde men er dan de restrictie „a ce mo ment" aan toe. Ik zou u daarom graag een andere vraag willen stellenWat is uw mening over de convertibiliteit van de valuta's?" „Al in het begin van 1948, toen ik minis ter van Financiën was, heb ik gezegd hoe ik het voor de economische ontwikkeling en voor de nauwere aaneensluiting van de vrije wereld in eerste instantie nodig achtte dat. men terugkeerde naar de inwisselbaar heid van de valuta's, Tk heb toen dat doel trachten te bereiken door de rigoureusheid van de controle op de wisselkoersen en op de buitenlandse handel te verzachtenalle opeenvolgende Franse regeringen zijn op die ingeslagen weg voortgegaan en zijn hebben ook steeds alle steun verleend aan de pogiu- gen van de O.E.E.C. om te komen tot libe ralisatie van de valuta's. Slechts tegen zijn zin en gedwongen door de inflationistische gevolgen van de oorlog in Korea is Frank rijk het vorige jaar tijdelijk moeten terug keren tot beperkende maatregelen. Maar het doel is nog onveranderd dat is nog steeds een werkelijke convertibiliteit van de valuta's. En wanneer ik hierbij het woord „werkelijk" gebruik dan is dat omdat de convertibiliteit, die wij moeten nastreven, die moet zijn, welke dank zij de mogelijkheid van de inwisselbaarheid van de valuta's een grotere vrijheid zal geven aan de uitwisseling van goederen." „Men heeft, toen u uw regering aan het vormen was, vooral ook in de dagbladen veel gesproken van „een nieuwe koers van de Franse buitenlandse politiek". Streeft u die inderdaad na en zo ja welke?" „Hoeksteen van de Franse buitenlandse politiek blijft de opbouw van een verenigd Europa. Dat wil dus zeggen dat de huidige regering trouw blijft aan het werk van haar voorgangsters. Ik heb dat trouwens uitdrukkelijk in de Assemblée gezegd maar het lijkt wel of men dat niet heeft geloofd." ,Hoe zal uw houding zijn ten opzichte van de beide protectoraten Tunis en Marokko?" „Volgens traditie is Frankrijk de vriend van de Mohammedaanse wereld en van de volkeren in Afrika. Wij beschouwen het als onze missie, de bevolkingen van Tunis en van Marokko te brengen naar een punt, waarop zij zelf hun eigen zaken kunnen leiden, in overeenstemming met hun vor sten en binnen het kader van de verdragen, door welke zij met ons zijn verbonden. Wil die missie slagen dan is een van de voor waarden dat men elkanders belangen respec teert. Zowel te Tunis als te Rabat moeten de onderhandelingen weer worden hervat in een atmosfeer van rust en van weder zijds begrijpen." De toegemeten tijd loopt ten einde en na tuurlijk komt het gesprek nog terecht op de toestand in Indo-China en op de enorme verplichtingen, welke Frankrijk daar heeft. „Wij zullen", zo zegt de president, „onze taak daar nooit veronachtzamen. De poli tiek van de Franse regering ten opzichte van Vietnam bestaat erin dat wij het land en het volk zullen helpen een eigen, natio naal leger te vormen dat weerstand kan bieden aan de bedreiging door de Vietminh. De Verenigde Staten hebben ons een ruime hulp verleend. Natuurlijk zouden uitbreiding en opvoering van het tempo ervan ons zeer te stade komen. Onze taak in Indo-China is een zware belasting van ons potentieel. Maar ik geloof dat er reden is onze toe komst met een eerlijk optimisme te be schouwen. In zeven jaar tijds hebben wij vrijwel alle verwoestingen van Wereld oorlog II opgeruimd en onze uitrusting herbouwd. Onze industrie heeft haar pro ductie ten opzichte van die van voor de oorlog met 50% verhoogd. Ons leger vecht aan de voorposten van de Westerse beschaving terwijl daarhij onze militaire uitgaven in Europa voor onze volkshuis houding een belasting zijn als wij nooit tevoren hebben gekend. Toch vraagt Frankrijk noch aanmoediging noch com plimenten. Het vraagt alleen maar vertrou wen. Het meent namelijk dat het dit verdient." A. GLAVIMANS

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 1953 | | pagina 2