EENHEID EN VEELHEID
„DE STRIJDENDE KERK", 9e Jaargang, No. 188, 14 Februari 1953
3
dige verhoudingen, in de afschaffing van
het plaatsvervangersstelsel bij de militai
re dienst en in de aanvaarding van de
leerplicht gevaarlijk modernisme proef
den. Zij wisten soms niet hoe zij het had
den. Moest nu werkelijk met de aanhan
gers van Dr Kuyper worden samen
gewerkt? Was het nu wezenlijk raadzaam
bij tijden één front te maken tegen de
conservatieven? Wat voor onrust werd er
niet gezaaid door deze geestelijke, die wel
priester maar ook lekkerbek was, die
minder vrome lijdzaamheid dan vervaar
lijke agressiviteit toonde en van zichzelf
zei: „Een christen man gaat nu eenmaal
niet in een wapenrusting van kraak
porselein". Het is verklaarbaar dat som
migen smaalden: „Een man in de poëzie,
een schaap in de politiek", dat bladen,
zoals De Tijd, waaraan Schaepman vroe
ger had meegewerkt en de Maasbode zich
van hem afwendden en hem dikwijls onder
bittere artikelen bedolven; dat rooms-
katholieke Kamerleden als Bahlmann,
Haffmans en Travaglino heftige gevech
ten met hem leverden.
Iemand van kleiner formaat dan
Schaepman zou bezweken zijn onder de
vrijwillig op zich genomen last. Het is
gebeurd, dat hij in de Kamer door zijn
naaste vrienden alleen gelaten werd, dat
men hem in het bisdom Haarlem het
publiek optreden verbood, dat hij bij de
verkiezingen voor de Staten-Generaal als
enige der rooms-katholieke candidaten
niet gekozen werd. Desondanks bleek het
onmogelijk deze figuur te vellen. Pot
gieter heeft hem in zijn jeugd eens be
schreven als „groot, breed en dik boven
zijn jaren, een bleek gezicht, echt
celtisch, maar zeer dun haar, te fijn voor
zo grof een gestalte". Inderdaad was hij
een forse gestalte, kenmerkte forsheid
zijn optreden, ging hij met forse, ja
dreunende stappen door het leven. Het
monumentale, het gigantische trok hem
aan; hij voelde zichzelf Romein. Telkens,
als hij de St Pieter zag, raakte hij in ver
voering en ook bij de aanblik der Aya
Sophia werd hij door aandoeningen over
weldigd. Zelf massaal, scheen het mas
sale vooral hem te ontroeren. Nu eens
speels, dan weer hartstochtelijk, bijna
altijd bruisend van ternauwernood be
dwongen kracht, heeft hij het vaderlandse
katholicisme vooruit getrokken.
Schaepman was in hart en nieren
„rooms" een door hemzelf gebezigde uit
drukking. Nog in zijn laatste dagen heeft
hij getuigd, dat in de liefde voor de
Moederkerk al het andere vervat was,
omdat zij Christus vertegenwoordigde.
Binnen de kerk gingen zijn verering en
liefde in de eerste plaats uit naar de
paus als Gods stedehouder op aarde. In
woord en klinkdicht heeft hij onophoude
lijk herhaald, hoe de rots van Petrus als
enige in een vergankelijke wereld staat.
De Leidse hoogleraar Bolland moest
ervaren, welk een slagen de vurige be
wonderaar van Pius IX en Leo XIII, de
verdediger van het pauselijk gezag, die
Schaepman was, toebrengen kon: „Gij
hebt aan de wereld willen tonen", aldus
vaart hij uit, ..hoe vrij gij geworden waart
door Uw waarheid. Om uw waarheid te
openbaren, hebt gij de kerk belogen en
belasterd. Gij hebt haar met hoon en spot
beklad. Het slijkerigste slijk was U voor
haar te reinGij hebt die kerk niet
bestreden met wapenen op eerlijke wijze
verkregen. Uw wetenschap is een spot
woord en Uw geleerdheid een holle klank.
De ongelovigste onder de ongelovigen
vermeit zich niet meer in U, maar zal U
toeroepen: Niet met zulk een hulpe, met
zulk een bondgenoot. Uw laatste vrienden
zijn zij, die op de Goede Vrijdag Uwer
gedenken, als Gods barmhartigheid over
de dolenden wordt afgesmeekt. Nu ga".
Wanneer om een ander voorbeeld
van zijn eerbied tegenover de Heilige
Stoel te noemen Schaepman te Rome
vertoefde, was hij gewoon om onder de
voet van Petrus' standbeeld in de
St Pieter zijn hoofd te leggen, ten teken
van onderdanigheid aan de Plaatsbekle
der van Christus, iets wat hij ook Pius IX
had zien doen, een verrichting waarvan^
hij diep onder de indruk was gekomen.
Toch, hoezeer aan het R.K. geloof ver
knocht, heeft Schaepman ook in anders
denkenden het oprecht belijden willen
erkennen. Toen De Savomin Lohman
hem in 1892 met zijn zilveren priester
jubileum geluk wenste, ontving hij van
„de doctor" een hartelijke dankbrief,
waarin deze verklaarde Lohman niet
voor een „ketter", maar voor „een echt
Christen in wien geen bedrog is" te
houden. Schaepman was het ook, die van
Leo XIII een zegen voor de protestanten
vroeg, omdat zij de waarheid naar hij
zeide ernstig lief hadden. De coalitie,
het samengaan der drie grote rechtse
partijgroeperingen, is voor hem meer ge
weest dan een krachttoer om zo gunstig
mogelijke uitslag bij de verkiezingen te
bereiken. Waar hij zelf een innige vroom
heid bezat zijn sterfbed is van een
roerende zuiverheid kon hij het een
voorrecht achten, dat ook buiten de
II
Men heeft in de discussie over deze
zaak in de laatste tijd meermalen opge
merkt, dat de Schrift ons geen voor
schriften geeft over meerdere en mindere
vergaderingen, over liet kerkverband en
over de zelfstandigheid der plaatselijke
kerk en haar grenzen, en dus ook niet
over de onderlinge verhouding tussen
beide. Deze opmerking is stellig juist,
wanneer men daarmee bedoelt te zeggen,
dat dit alles in zijn institutaire en organi
satorische vorm ons niet is voorgeschre
ven. Het is zeer de vraag of men in Hand.
15 van een Synode kan spreken in deze
zin en het is niet minder de vraag of in
het hele Nieuwe Testament zo iets als een
kerkeraad voorkomt.
Daarmee is echter niet alles gezegd.
Even gemakkelijk als het is, uit het
Nieuwe Testament aan te tonen, dat de
plaatselijke gemeente hoe zij nu ook
verder georganiseerd en ambtelijk-geïn-
strumenteerd moge zijn 'n zelfstandige
openbaring is van het Lichaam van Chris
tus, met evenveel duidelijkheid leert de
Schrift ons, dat er niet alleen kerken zijn,
maar ook een kerk en dat deze kerk niet
het resultaat is van de samenvoeging der
afzonderlijke kerken, maar veel meer een
originaire, oorspronkelijke grootheid is.
muren zijner kerk de ene Heer werd
gediend.
Niemand zal beweren, dat Schaepman
een heilige is geweest. Vooral in zijn
latere jaren trad hij met een zekere bars
heid op tegen diegenen uit zijn nauwere
kring van volgelingen, die van zelfstan
digheid blijk gaven. Van te tactisch op
treden mag hij niet geheel en al worden
vrijgepleit, al was zijn positie ook moei
lijk; het zegt toch wel iets dat hij zijn
correspondentie heeft laten vernietigen.
Inzonderheid voor protestanten blijft hij
iets overdadigs houden, iets wat hen niet
ligt, al moet hij van zichzelf hebben ge
tuigd, zich, indien Nederland door de
vijand zou worden bedreigd, als geus te
zullen gedragen. Daarenboven voelen de
kinderen der reformatie zich van deze
priester uiteraard gescheiden door diep
liggende verschillen terzake van belijde
nis en kerk. Maar zij willen, in navolging
van Kuyper die voor Schaepman op de
kardinaalshoed hoopte, de tol hunner be
wondering niet onthouden aan deze grote
staatsman, die voor zijn beginselen ge
vochten en bij ogenblikken geleden heeft,
wiens leven in voortdurende dienst heeft
gestaan van wat voor hem waarheid was,
die het voor christelijke staatkunde en
christelijk maatschappelijke actie heeft
opgenomen, toen deze voor het denkend
deel der natie nog een voorwerp van spot
waren. Ook de protestanten eren in
Schaepman de belijder, weten zich aan
deze priester verwant als hij in zijn stille
uren tot zichzelf inkeert en op -de genade
van de Almachtige pleit.
I. A. DIEPENHORST.
Ja, men kan verder gaan en zeggen, dat
de eenheid van de kerk in de zin van de
eenheid van alle gelovigen in het Nieuwe
Testament voorop staat. Want wat is de
kerk? Is zij, zoals men vroeger wel heeft
gezegd, éérst de samenvoeging van afzon-
derlijke gelovigen en daarna ook nog een
samenvoeging van afzonderlijke kerken?
Dit zijn denkbeelden, die uit een andere
gedachtenwereld dan die der Schrift
stammen. Want naar de Schrift is de kerk
allereerst een eenheid, een volk, een
lichaam. En zoals een lichaam niet een
latere samenvoeging is van afzonderlijke
leden en een volk niet een optelsom van
afzonderlijke mensen, zo is ook de kerk
een eenheid, die niet een secundair karak
ter draagt en achteraf tot stand gekomen
is, maar zij is als eenheid oorspronkelijk
en primair. We lezen dan ook, dat Christus
in het Nieuwe Testament eerst over de
kerk spreekt als over de eenheid van alle
gelovigen en daarna pas over de plaatse
lijke openbaring van die kerk (Matth. 16
en 18). En wie het Nieuwe Testament on
bevangen leest, kan dan ook niet op de ge
dachte komen, als zouden de plaatselijke
kerken hier en daar en ginds eigenlijk de
grond-idee van de kerk vormen. Neen, de
kerk van Christus is zeer duidelijk Zijn
éne volk, Zijn éne lichaam, waar Hij het
vergadert en waar het zich ook openbaart,